Mijn laatste dag is nog goed gevuld. Eerst postzegels gaan kopen voor mijn vader. Ik weet intussen dat er in de buurt van mijn hotel een postkantoor is en aan de deur hangt een grote poster met reklame voor postzegelverzamelaars: 'het is nooit te laat om te beginnen' staat er in koeien van letters op. Toch ben ik op mijn hoede. Ik heb voor alle zekerheid een hele voormiddag uitgetrokken voor deze expeditie. En het was van dat. 'Ja, wij hebben zo'n acties, maar ik heb die postzegels hier niet, zegt de postbediende poeslief. En als volleerde postmadam geeft ze me een folder met de adressen van ALLE postkantoren van Quito. Een heel blad vol, maar ja er wonen dan ook 13 mln mensen in de hoofdstad. Ze duidt me aan waar het hoofdkantoor is. Uiteraard helemaal aan de andere kant van de stad. Ik ben een uur onderweg geweest. 'Juist' zeggen ze me daar 'maar dat was tot twee maand geleden. Je moet daarvoor op een ander adres zijn'. Ik vraag hem of hij het zeker weet en of we misschien toch best eerst even bellen om me de rit te besparen. No, no de seguro. Goed ikke weer op pad. Ik vind postkantoor nummer drie binnen het uur. Daar zeggen ze 'Juist, maar dat was tot vorige maand. Je moet 3 'cuadras' (straatblokken) verder zijn. We gaan er op vooruit. Het wordt warmer en warmer, dacht ik. Ik welgezind drie straten verder. Maar ik vind niets. Ik klamp iemand aan waarvan ik het gevoel heb dat hij een verzamelaar was: ik bedoel zo'n fijn persoontje - geen bouwvakker of sumoworstelaar. En bingo, het was er een postzegelverzamelaar. Die man gaat met mij op weg en samen belanden we uiteindelijk .... terug in postkantoor nr 3. De hele uitleg opnieuw. Dan bleek dat ik het woord 'cuadras' verward had met 'cuartos'. En cuartos zijn huizen. Mijn fout uiteraard. Ik vat opnieuw moed en sta binnen de 3 seconden voor het bewuste huis. Maar aan de deur hangt een papier: 'wij zijn verhuisd, gelieve u te wenden tot het postkantoor ..... nummer 1! Dan voel ik de grond onder mijn voeten wegzakken. Het was intussen 11.10u geworden en ik zag het gebeuren: binnen 50 minuten gaan de kantoren dicht tot vanavond 17u. Maar dan ben ik onderweg naar de luchthaven. Plots merk ik, door het gefumeerd glas heen, enige beweging binnen. Ik duw tegen de deur en die gaat vanzelf open. En het wonder geschiedt opnieuw: binnenin floreert een volledig uitgerust Postkantoor Eerste Klasse. Het enige verschil met een normaal kantoor zijn de vele kartonnen dozen. Ze waren de verhuis aan het voorbereiden, maar ze hadden 'een beetje' vertraging. Net voor sluitingsuur sta ik terug op straat mét postzegels! Oef.
Dan terug naar het antieke stadscentrum voor de laatste punten van het programma. Een ervan is nog wat fotootjes te trekken. Ik doe dat de laatste dag. Foto's trekken in een stad is so wie so immers erg moeilijk, omdat men de stad onvoldoende kent om te weten waar je de meest representatieve kiekjes kan maken. Om dat te omzeilen, ga ik tijdens de vorige dagen in de klassieke toeristische kijkboeken loeren welke foto's ze daar gepubliceerd hebben. Als je al enkele dagen in de stad rondloopt, kan je zo achterhalen vanuit welke straat en hoek ze de foto genomen hebben. En met dat lijstje trek ik er dan op uit. Alles verliep prima en sneller dan ik gepland had.
Dan nog even gaan eten in 'La casa de mi abuela' met de huisbazin die zo graag een klapke doet. Het was weer van dat. Ik was de enige klant, ik moest gaan zitten en alle verhalen vertellen. Pas na een half uur kwam de menukaart en de vraag wat ik wilde eten. Het was intussen 14u en ik moest dan nog beginnen met de bestelling. Enfin om 15.30u ben ik, na een heerlijke maaltijd, een digestiefje en een handkus, zonder kleerscheuren buiten geraakt. Dan met slepende voeten naar mijn Hostal La Rábida om in te pakken en van alle personeel afscheid te nemen.
Mijn gids verscheen op tijd om afscheid te nemen. Op zijn vraag of alles OK was, antwoordde ik 'neen. Ik vind dat je me gisteren teveel hebt laten betalen voor de trip naar de veemarkt'. Ik rekende even voor en kwam tot de slotsom dat ik 40 $ teveel betaald had (in de hoop er 20$ effectief te krijgen). Na wat luchtverplaatsing vond mijn gids plots een mooi compromis: we delen het verschil in twee. Na wat gezucht en gesteun heb ik dan gedaan alsof ik de ziel van mijn moeder verkocht en ik heb toegegeven. Na een bezoek aan een geldautomaat (want geen enkele ecuadoriaan heeft meer dan 10 $ op zak), was de zaak beklonken. Hij fier en ik tevreden. Dan heb ik hem nog mijn Footprints reisboek verkocht voor 20$. In de luchthaven moest ik tot slot nog 47$ luchthaventaks betalen om het land te mogen verlaten. Ik was het eigenlijk rats vergeten na 5 weken rondtoeren. Met 10$ aan wisselgeld dat ik als volleerde Ecuadoriaan op zak had en het geld dat ik net had terugverdiend, kon ik mijn laatste betaling doen.
Bij de inscheping vroeg ik natuurlijk naar een zitplaats aan de nooduitgang. Geen probleem, ze gingen daar voor zorgen. Het was Lista 19 (rij 19). Ik mocht zelfs nog kiezen waar ik wilde zitten. Ik zei 'naast het wandelpad'. Alles leek ok, maar het was zo niet. Bleek dat er ter hoogte van de vleugels 2 nooduitgangen waren: rij 19 én rij 20. Rij 19 had wel een nooddeur maar geen extra beenruimte. Dat kwam omdat ervoor een extra toilet gebouwd was. Rij 20 daarentegen had wel extra beenruimte. Ik zat op rij 19 en met de wand voor mij was ik nog slechter af dan op een gewone rijstoel, want ik kon mijn voeten niet onder de zetel van mijn voorganger steken. Ik ben dan maar gaan bidden en smeken bij de kleinste airhostess. En zie, het wonder gebeurde weer: ik kreeg een plaats op rij 20 in het midden van het vliegtuig. Zoals ik vreesde duurde mijn geluk maar even, want daar verscheen plots de passagier met een ticket voor de stoel van rij 20. Die man ziet mij zitten, aarzelt en gaat ervan uit dat ik geen Spaans versta. Hij draait zich om, om hulp te vragen aan een air hostess: het kleintje! Ze deed haar job perfect en wekte in haar mooiste Spaans zijn medelijden op voor mijn ongelOOOOOfelijk lange benen. Ik heb die nacht relatief goed geslapen.
Laatste volledige dag in Ecuador. Om het ritme erin te houden vanmorgen om 5u opgestaan. Dan was ik op tijd voor de veemarkt in Sangolquí. In de vijf weken rondreizen was ik namelijk telkens op de verkeerde dag op de goede plaats. Ofwel had de markt gisteren plaats gehad of ging ze morgen doorgaan, maar nooit op de dag dat ik daar was. Dit was mijn laatste kans. Alles verliep (redelijk) vlot en om 7 uur was ik ter plaatse. Het was een markt zoals ik me kan inbeelden dat zij bij ons 100 jaar geleden ook doorging: alle beesten gestresseerd omdat ze uit hun stal gehaald waren en met veel kloppen, duwen en stampen op en af de camionettes gesleurd werden. En dat alles op een modderige wei. In de kortste keren was dat een brij van stalmest, urine en slijk. Jongens, jongens toch. Gaia zou dit niet overleven.
Daarna met de Teleferico naar 4.100 m hoogte met een winderig en mooi zicht op Quito. Uiteraard is het geen teleferiek om een hoogteverschil van 4.100m te overbruggen. Want Quito (begane grond) ligt al op 2.800 m hoogte. Desalniettemin toch serieus hoogteverschil van 1.300 m om zo bom knots te overbruggen. Maar geen probleem alles ging goed en het zicht was prachtig.
Vanavond ga ik met Emilia eten: Zij is de vrouw die me het reisagentschap aan de hand gedaan heeft waarmee ik de reis georganiseerd heb.
Dat was het. Ik kan niet geloven dat 5 weken voorbij zijn.
Gisterenqvond 29 mei kwam na alle warmwaterperikelen terug aan in mijn vertrouwd hotelletje in Quito, mijn hub zo te zeggen. Een heel gezellig familie hotel, waar al het personeel mij intussen al goed kent. Ik kreeg deze maal kamer 7. Net als in Perú is het eerste wat ik doe, de warmwaterkraan open draaien. Ten eerste omdat je nooit weet welke kraan warm en welke koud water zal geven. Er staat mestal niets opde kranen aangeduid en al ser toch iets aangeduid is, wild at niet zeggen dat de loodgieter de connecties correct heeft gemaakt. Het is maw al verschillende malen gebeurd dat na enig zoekwerk (zie verder) de warmwaterkraan koud water produceert en omgekeerd. Bovendien moet er altijd enkele minuten (wat een waterverspilling) water lopen om te weten welke kraan warm em welke koud water levert: in het begin leveren ze beiden immers koud water. Om zo weinig mogelijk water en tijd te verliezen, draai ik steeds beide kranen tegelijk open. Als ik na zo´n 5 minuten terugkom en 1 van beide kranen dicht draai weet ik onmiddellijk hoe de buizen in die kamer zijn aangesloten. Wreed ingewikkeld, maar zo gaat dat hier.
Heel de uitleg om te zeggen dat ik na 5 min nog steeds ijskoud water had. Ik draai een kraan dicht en wat blijkt? Er kwam helemaal geen water uit de warmwaterkraan. In Zuid Amerika zucht je hiervoor niet. Ik dacht alleen : he, we gaan erop vooruit. Want nu kunnen ze me aan de receptie niet vertellen dat het koud water wel warm is. Dit wordt spannend.Aan de receptie even vriendelijk als altijd. Ze gingen onmiddellijk iemand sturen om dat te regelen. Terug naar de kamer, nieuwe test, zelfde resultaat : geen water. Ikke terug naar de receptie. Toen was het groot alarm. Alle troepen, inclusief de grote baas van het etablissement (maar niet de loodgieter uiteraard), werden gemobiliseerd. Een Spaanse luchtverplaatsing van jewelste. Ik kreeg er geen woord tussen, maar zij kregen ook geen water uit de warmwaterkraan. Ik dacht bij mezelf: als er alleen in mijn kamer water uit de koudwaterkraan komt en niet uit de warmwaterkraan, wil dat zeggen dat er ergens in mijn kamer een dienstkraan per ongeluk is dicht gedraaid door een overijverige poetsvrouw. Mar ik ga die kraan niet zoeken. Wait and see. Toen de zuurstof in de lucht van mijn kamer was opgebruikt, viel de discussie stil, zoals een balon die leeg loopt. El dueño schraapte zijn keel en besliste dat ik een upgrade kreeg. Iedereen tevreden, ook de kranen in kamer 7.
Vanmorgen de stad Quito ingetrokken met behulp van het openbaar vervoer. Het werkt hier verdorie beter dan in België en een standaardrit kost maar 0,25 dollarcent. Daar kunnen ze in België nog een puntje aan zuigen. Nog wat musea gedaan en dan tegen 13.30u terug want om 14u ging het gebeuren: maistos. Gisteren had de kokkin nog geprobeerd om er 15u van te maken, maar ik vond dat nogal laat voor een middagmaal en bovendien kwam ik daarna in tijdnood want de musea sluiten hier om 16.30u. Dus akkoord voor 14u. Alles lijkt OK, maar niets minder dan dat. Ik verschijn daar om 13.30u en stel vast dat in de keuken geen levende ziel te bespeuren valt. Om 14u ook niet. Ik ga bij de receptie poolshoogte nemen. Het antwoord is no te preocupes (maak je geen zorgen), de kokkin komt zo en zij heeft alles al bereid. De kokkin is opgedaagd om 14.15u alsof er geen vuiltje aan de lucht was. Binnen de 30 min zou alles klaar zijn. Ik hoor in de keuken heel veel lawaai (da´s hier een goed teken, maar dat betekent ookwel dat ze nog moet beginnen koken!). Intussen tikt de klok en ik zie mijn dagprogramma weg smelten. Vragen hoever ze ermee staat, helpt niet. Ze antwoordt gewoon: in enkele luttele minuutjes is het klaar. Hoeveel seconden er hier in een minuut zitten, zal ik nooit verstaan, maar pas tegen 15.10u verschijnt de maaltijd. Alle stress verdwijnt echter op slag. Ze verschijnt met een bord met daarop twee opengevouwen bladeren (iets als kleine bananenbladeren) in de vorm van bootjes met in elk een vis die drijft in een dikke smeuïge pap van banaan en van geheime dinges (ze wil me niet vertellen wat) en een potje wreed pikante saus. Ik heb die twee bootjes opgesmikkeld. Meer kreeg ik niet binnen. Het was immers stevige kost (pesado zoals ze hier zeggen). Daarna vliegensvlug terug naar de oude stad naar mijn museum. Ik had weer geluk. De openingsuren waren verlaat. Alles viel weer op zijn pootjes. No te preocupes.
Achteraf bekeken, had ik me laten vangen aan de kokkin. Ik dacht dat ik haar schema had doen opschuiven van 15u naar 14u. Neen, zij nam mij gewoon in het ootje. Voor haar bleef de etenstijd 15u en daar wilde zij niets veranderen. Om mij gerust te stellen, maakte ze een akkoord voor 14 u, maar dat was dan om met de kokkerellen te beginnen!
Vanmorgen nog steeds geen warm water. Intussen was de houtkachel ook uit gegaan. Stif koet dus. Ik heb dan maar beperkt tot een kattewas. Bij de receptie vroegen ze me met een serieus gezicht of het water nu warmer was. Ik heb hem geantwoord dat ik me beperkt heb tot een lavada de gato (een kattewas). Ze konden ermeelachen.
Daarna nog verder naar het Noorden gereden naar Tulcán, op 25 km van de grens met Colombia. Dat ik de grens aan het naderen was, bleek duidelijk uit het aantal militairen dat ik tegenkwam en de veelvuldige wegcontroles (om de drugssmokkel tegen te gaan). Maar ik had geen probleem, ik zag er ondanks alles proper en braaf uit en ik mocht altijd zonder problemen door. Tulcán is bekend om zijn kerkhof. In plaats van de plaatselijke cypressplantjes klein te houden en te knippen als kleine en grotere haagjes, heeft ene Jose Franco in 1936 het idee opgevat om deze snel groeiende haagsoort te laten uitgroeien tot echte bomen van meerdere meters hoog en/of breed en ze dan te snoeien in alle mogelijke vormen en in bas-reliëf: vogels, mensen, triomfbogen enz. Een heel kerkhof vol. Heel mooi gedaan. Omdat de haagsoort snel groeit, betekent dat een eindeloos snoeiwerk. Ze hebben daar dan ook wat mensen in dienst. De verantwoordelijke van het hele gedoe is de zoon van.
Vanaf rijden we terug naar Quito. Onderweg heb ik verschillende vrachtwagens gezien met enorme opliggers, meters hoog en lang volgestapeld met enorme boomstammen. Als zo´n lading ooit loskomt, staat dat de volgende morgen in de krant. Want dan zullen er tientallen auto´s gewoon platgewalst zijn. Telkens als ik zo´n transport zie, bloedt mijn hart omdat ik dan met de neus op de harde realiteit wordt gedrukt. Ecuador vernietigt zonder stoppen al 25 jaar zijn oerwoudrijkdom. Eerst voor de bomen (waardoor het oerwoud op de noordwestelijke kust intussen al ongeveer helemaal opgesoupeerd is. Intussen hebben de multinationals nu ook ontdekt dat de ondergrond van het oerwoud vol met kostbare mineralen en olie zit. Kortom het zit er bovenarms op mety sommige indianenstammen. En wij in de Westerse wereld maar consumeren en weggooien. Ik word er mottig van.
Het laatste typische gerecht van Ecuador maitos heb ik nog niet kunnen eten. Het gaat om vis met banaan en kruiden in lekker geurende bladeren gewikkeld (een beetje zoals alu folie, maar beter). Ik had een adres gekregenwaar ik het in Quito zou kunnen eten. Toen ik er ´s avonds met een taxi naar toe wilde, zei de taximan mij (nadat we al goed op weg waren uiteraard), dat die wijk wel erg gevaarlijk was en dat hij het me ten stelligste afraadde. Ik ben maar teruggedraaid en de man zo betaald. Ik heb in het hotel mijn verhaal verteld. De kokkin (een lieve grote negerin) heeft me beloofd om het morgenmiddag voor mij alleen (daarom in het geniep ´s middags) klaar te maken. Wat Spaans allemaal kan doen. We zullen morgen zien wat er van komt, want intussen heeft de bazin van het hotel door dat er onorthodoxe dingen staan te gebeuren
Verder doorgereden naar het Noorden van Ecuador, naar Reserva Ecológica El Angel. Dat reservaat ligt op 3.400 4.700 m hoogte en is nu nog zo´n 18.000 ha groot. Honderd jaar geleden was dat 60.000 ha., maar toen was het nog gen reservaat. Het is in feite een grote spons die enorme hoeveelheden water absorbeert en vasthoudt. De grond krijg je dan ook amper te zien. Alles is bedekt om een heel dikke sponsachtige groene moslaag. Bij elke stap zak je daar makkelijk 10 cm diep in. Als je achterom kijkt, zijn je voetsporen zo verdwenen: de spons neemt terug zijn initiële vorm aan. Daarom krijg je daar een paar rubberen laarzen. Ze hadden zelfs mijn maat!
Er groeien dan ook speciale planten die men nergens anders vindt. Zoals de Frailejón. Een sort vetplant met lange smalle bladeren die met zachte fluweel bedekt zijn. Naarmate ze groeien sterven de onderste bladeren af en ontstaat geleidelijk een stam zoals van een palmboom. Ik heb exemplaren gezien van 3 meter hoog. Er groeien ook polylepsis bomen. Die verversen hun schors continu om te vermijden dat epiphieten, zoals bromelia´s, en zwammen op hun takken zouden kunnen gedijen. Zelf groeien de bomen heel traag: als ze jong zijn 5 mm per jaar, als ze ouder worden de helft. Ze groeien op twee manieren: zoals een klassieke boom door groter en dikker te worden en ook door vanuit de moederwortel nieuwe takken te laten opschieten die na verloop van vele eeuwen eruit zien als nieuwe bomen. Maar de verbinding met de moederwortel blijft duidelijk te zien: over de grond lopen de zijtakken die makkelijk 30 cm dik zijn. Ik heb hier bomen zien staan met een moederstam van een meter omtrek en een totale grondoppervlakte van 30 x 30 m. Volgens de plaatselijke gids zijn de dikste en grootste bomen meer dan 1000 jaar oud. Hier groeien ook grote cuchupallas planten. Een soort bromelia maar met venijnige stekels op de bladeren. In het hart groeit een enorme bloemensteel van 20 cm diameter en 2m hoog. Als de bloem uitgebloeid is, komt de bosbeer langs. Die is verzot op het hart van de bromelia omdat het zo zoet is. De stelen heb ik gezien, de bloemknoppen ook, maar een bloem niet. De gaat pas open in juli.
Veel foto´s heb ik hier echter niet kunnen nemen. Na een uurtje wandelen begon me dat door te gieten (logisch waarvoor dienen die sponzen anders). Ik dierf zelfs mijn klein fototoestelletje niet boven halen. De wandeling was nog maar half gedaan en er was geen weg terug, we moisten vooruit. De trektocht verdronk letterlijk. Gelukkig had ik de aangepaste hulpmiddelen bij: mijn regenjas hield goed stand, geen druppel kwam er door. Het rugzakje met extra hoes was amper voldoende. Toen we de Lodge terug bereikten, droop mijn jeans alsof ik in de Schelde gevallen was. Veel foto´s heb ik daar dan ook niet kunnen trekken.
Mijn idyllische cabana (dikke stenen muren en een rieten dakje) verloor echter bij nader toezien enkele sterren: het was er ijskoud (wat wil je op die hoogte), de deur sloot niet en overal spleten voor een goede verluchting. Er stond wel een aftands houtkacheltje met een kramikkige schouwpijp. Maar in de badkamer stond er wel een jacuzzi!Hout was er in overvloed, maar ik had nooit kunnen denken dat ik op deze reis lucifers zou nodig hebben. Wel dus. Ik heb er gevonden bij de huisbaas en met wat papier van de handleiding van mijn fototoestel heb ik de zaak in gang gekregen. Ik heb dat beestje gloeiend rood gestookt, om mijn jeans droog te krijgen tegen de volgende dag en om een bad te kunnen nemen in de uiteraard ook niet verwarmde badkamer ernaast. Ik begon een deja vu gevoel te krijgen. Het riet van het dak was niet dik genoeg, de regen lekte er door. Gelkukkig alleen ter hoogte van het kacheltje. Elke druppel water verdamte dan ook met luid gekissss. En toen ik de warm waterkraan van de jacuzzi open draaide, kwam de bevestiging van mijn vrees. Heet water had hier, net als in Perú, een andere definitie. Ik schat dat het 30 graden warm was. Ben gaan reclameren, de man ging er wat aan doen, maar alles bleef bij het oude. Geen bad dus, laat staan een jacuzzi in water van 30 graden, want ik wilde niet onderkoeld geraken zoals in Perú. Ik had nl. ook opgemerkt dat de lakens en dekens niet lang genoeg waren: ik kon dus kiezen welk deel van mijn arm lijfje zou bevriezen van de kou. Ik heb ondanks alles ´s nachts toch kunnen slapen in die ijskelder dankzij het thermisch ondergoed en het laatste hulpmiddel in mijn bagage dat ik nog niet had aangesproken: noorse sokken.
De cabana naast de mijne logeerde een militair met zijn novio. Vermits er niet de minste isolatie was tussen de cabana´s, kon ik niet anders dan vaststellen dat zowel hij als zij in een bewonderingswaardige conditie waren en over een uitstekend uithoudingsvermogen beschikten, zoel in de namiddag als in de ochtend. Kou hadden ze duidelijk niet. Ik heb haar alleen luidop horen klappertanden toen zij een douche nam .
Verder doorgereden naar het Noorden van Ecuador, naar Reserva Ecológica El Angel. Dat reservaat ligt op 3.400 4.700 m hoogte en is nu nog zo´n 18.000 ha groot. Honderd jaar geleden was dat 60.000 ha., maar toen was het nog gen reservaat. Het is in feite een grote spons die enorme hoeveelheden water absorbeert en vasthoudt. De grond krijg je dan ook amper te zien. Alles is bedekt om een heel dikke sponsachtige groene moslaag. Bij elke stap zak je daar makkelijk 10 cm diep in. Als je achterom kijkt, zijn je voetsporen zo verdwenen: de spons neemt terug zijn initiële vorm aan. Daarom krijg je daar een paar rubberen laarzen. Ze hadden zelfs mijn maat!
Er groeien dan ook speciale planten die men nergens anders vindt. Zoals de Frailejón. Een soort vetplant met lange smalle bladeren die met zachte fluweel bedekt zijn. Naarmate ze groeien sterven de onderste bladeren af en ontstaat geleidelijk een stam zoals van een palmboom. Ik heb exemplaren gezien van 3 meter hoog. Er groeien ook polylepsis bomen. Die verversen hun schors continu om te vermijden dat epiphieten, zoals bromelia´s, en zwammen op hun takken zouden kunnen gedijen. Zelf groeien de bomen heel traag: als ze jong zijn 5 mm per jaar, als ze ouder worden de helft. Ze groeien op twee manieren: zoals een klassieke boom door groter en dikker te worden en ook door vanuit de moederwortel nieuwe takken te laten opschieten die na verloop van vele eeuwen eruit zien als nieuwe bomen. Maar de verbinding met de moederwortel blijft duidelijk te zien: over de grond lopen de zijtakken die makkelijk 30 cm dik zijn. Ik heb hier bomen zien staan met een moederstam van een meter omtrek en een totale grondoppervlakte van 30 x 30 m. Volgens de plaatselijke gids zijn de dikste en grootste bomen meer dan 1000 jaar oud. Hier groeien ook grote cuchupallas planten. Een soort bromelia maar met venijnige stekels op de bladeren. In het hart groeit een enorme bloemensteel van 20 cm diameter en 2m hoog. Als de bloem uitgebloeid is, komt de bosbeer langs. Die is verzot op het hart van de bromelia omdat het zo zoet is. De stelen heb ik gezien, de bloemknoppen ook, maar een bloem niet. De gaat pas open in juli.
Veel foto´s heb ik hier echter niet kunnen nemen. Na een uurtje wandelen begon me dat door te gieten (logisch waarvoor dienen die sponzen anders). Ik dierf zelfs mijn klein fototoestelletje niet boven halen. De wandeling was nog maar half gedaan en er was geen weg terug, we moesten vooruit. De trektocht verdronk letterlijk. Gelukkig had ik de aangepaste hulpmiddelen bij: mijn regenjas hield goed stand, geen druppel kwam er door. Het rugzakje met extra hoes was echter amper voldoende. Maar fototoestellen bleven nog net droog. Toen we de Lodge terug bereikten, droop mijn jeans alsof ik in de Schelde gevallen was. Veel foto´s heb ik daar dan ook niet kunnen trekken.
Mijn idyllische cabana (dikke stenen muren en een rieten dakje) verloor bij nader toezien onmiddellijk alle sterren: het was er ijskoud (wat wil je op die hoogte), de deur sloot niet en overal waren er spleten voorzien voor een goede verluchting. Er stond wel een aftands houtkacheltje met een kramikkige schouwpijp. Maar in de badkamer stond er wel een Jacuzzi!Hout was er in overvloed, maar ik had nooit kunnen denken dat ik op deze reis lucifers zou nodig hebben. Wel dus. Ik heb er gevonden bij de huisbaas en met wat papier van de handleiding van mijn fototoestel heb ik de zaak in gang gekregen. Ik heb dat beestje gloeiend rood gestookt (de rook moest ik voor lief nemen), om mijn jeans droog te krijgen tegen de volgende dag en om een bad te kunnen nemen in de niet verwarmde badkamer ernaast. Ik begon een dejá vu (sorry ik vind de e-accent niet) gevoel te krijgen. Het riet van het dak was niet dik genoeg, de regen lekte er door. Gelukkig alleen ter hoogte van het kacheltje. Elke druppel water verdamte dan ook met luid gekissss. En toen ik de warm waterkraan van de jacuzzi open draaide, kwam de bevestiging van mijn vrees. Heet water had hier, net als in Huancayo in Perú, een andere definitie. Ik schat dat het 30 graden warm was. Ben gaan reclameren, de man ging er wat aan doen, maar alles bleef bij het oude. Geen bad dus, want ik wilde niet meer onderkoeld geraken zoals in Perú. Ik had nl. ook opgemerkt dat de lakens en dekens niet lang genoeg waren: ik kon dus kiezen welk deel zou bevriezen van de kou. Ik heb ondanks alles ´s nachts toch kunnen slapen in die ijskelder dankzij het thermisch ondergoed en het laatste hulpmiddel in mijn bagage dat ik nog niet had aangesproken: noorse sokken.
De cabana naast de mijne logeerde een militair met zijn novio. Die twee bleken echter niet gekomen te zijn voor de buitennatuur. Vermits er niet de minste isolatie was tussen de cabana´s, kon ik niet anders dan vaststellen dat zowel hij als zij in een bewonderingswaardige conditie waren en over een uitstekend uithoudingsvermogen beschikten. Kou hadden ze duidelijk niet. Ik heb haar alleen luidop horen klappertanden toen zij een douche nam .
Op het programma staat een bezoek aan Otovalo. Een echte toeristenmarkt, had ik intussen van andere toeristen vernomen. Maar een paar straten verder was er een groentenmarkt voor de indígenas (inboorlingen). Die leek me heel wat interessanter. Ik heb weer heel wat groenten en fruit en gerechten gezien waarvan ik nog nooit gehoord had: churo ( kleine karakollen), pepino dulce, yerbas met aloe, mortiño, granadillo, maracuya.
Daarna naar Peguche, naar een muziekinstrumenten bouwer. Ik heb gezien hoe ze van een gordeldier een charanga maken, en hoe ze in enkele minuten tijd een panfluit in elkaar steken en stemmen. Die indiaan zat dat allemaal rustig uit te leggen, gezeten op een stoeltje van amper 20 cm hoog.
Peguche ligt ook midden in de textielstreek. Het is duidelijk een lonende arbeid want de mensen lopen er hier allemaal vrij proper en verzorgd bij. De vrouwen dragen mooi geborduurde bloezen en erg dure halskettingen. De regel is : hoe meer hoe beter. De vrouwen houden zich tot op heden aan de traditionele klederdracht. De mannen niet. Ik versta ook een beetje waarom. Hun klassieke klederdracht is een witte halflange broek, een wit hemd en daarover een zware dubbelgeweven poncho. Het maken van zo´n poncho vergt maanden werk (omdat hij zo dik geweven wordt). De vrouwen zagen en klagen bovendien omdat zij de broeken en hemdem zoveel moeten wassen en dat gebeurt allemaal nog met de hand (ik heb het gezien). En de mannen klagen omdat die poncho´s wel warm zijn, maar niet handig tijdens het werk.
Ben ook eens gaan kijken hoe ze het weefwerk op zo´n indiaans portable weefgetouw uitvoeren. Het gebeurt net zoals op de tekeningen van de Spanjaarden. De vrouw zit op de grond tussen het weefgetouw en spant met haar rug de draden aan. Fysisch een erg zware job, waar veel trekwerk aan te pas komt. Ik heb ook gezien hoe ze hun wol met natuurlijke kleurstoffen kleuren. Purper komt bv van de cochinillo luis. Als je die plet geeft ze een donker purpere kleur af. Doe je er wat citroensap bij, dan krijg je rood, met nog wat meer citroensap ontstaat oranje.
´s Middags gaan eten de in de nog sjiekere Hacienda San Cosuin. Ik ken die want die staat in mijn boek met de 1000 dingen in de wereld die je moet gezien hebben. Het is hacienda van 1675. Prachtig ingericht, zoals de Paradores in Spanje en de Pousadas in Portugal. D eetzaal hangt vol met Vlaamse wandtapijten. Op de terreinen hebben ze heel mooie landhuisjes gebouwd voor rijke renteniers. Een ervan blijkt eigendom te zijn van een Duitser!
Terug op de hacienda nog net tijd voor een uurtje paardrijden. Net als vorige maal vind ik het zalig om over velden en weilanden te draven en te galopperen (dat doet wel wat pijn aan de heupen). Het terrein was nogal ruw, met rotspartijen, riviertjes enz. Plots struikelt mijn paard aan de voorpoot-aandrijving. De voorkant van het paard gaat steil naar beneden. Ik schrik me een breuk en in een flits zie ik me al in de plaaster terug naar huis vliegen, want onder mij liggen allemaal keien en rotsjes. Van de schrik trek ik onbewust heel hard aan de teugels, de paardenkop (sorry -hoofd) wordt terug zichtbaar en het beestje komt terug overeind. Mijn gids, die het zag gebeuren, kon niet geloven dat ik nog nooit lessen gevolgd had (raar, mijn begeleider van 3 weken geleden, stelde me dezelfde vraag). De laatste zei me nu dat mijn reactie de enig juiste was, anders had het paard en ik tegen de keien gegaan. Ik heb hem gezegd dat ik destijds goed naar cowboy films gekeken had. Die ruiters trokken altijd heel hard aan de teugels als hun paard dreigde te vallen. Enfin, ik ben zonder brokken terug op de hacienda geraakt. Het eerste uur stapte ik (en voelde ik me) als John Wayne.
Eerst naar Mita del Mundo geweest: het midden van de aarde.Al jaren vraag ik me af waarom ze dat punt precies het midden noemen, want alle plaatsen die op de evenaar liggen kunnen volgens mij toch aanspraak maken op die benaming. Ik heb mijn vraag der vragen kunnen stellen en ik weet nu waarom dat zo is. Jullie mogen allemaal raden. Ik heb me nu ook gerealiseerd dat je alleen op de evenaar de sterren van het Noordelijk en het Zuidelijk halfrond tegelijk kunt zien: dus bv zowel de Grote Beer als het Zuiderkruis.
Daarna laguna Cuicocha bezocht. Maar maar ik heb een déjà vu gevoel. Maar ik heb daar een wandelende stok (zo´n diertje dat op een stokje gelijkt) betrapt terwijl het aan het vrijen was met een ander stokje. Het ging er wat stijfjes en houterig aan toe moet ik toegeven. Maar wel uniek.
Daarna stond een bezoek aan een lederwarencentrum op het programma. Ik heb dat geannuleerd en gevraagd om me direct naar de volgende overnachtingsplaats te rijden: de poepsjieke hacienda Haciende Pinsaquí (van 1790). Dat was een goede beslissing. Ik was goed op tijd ( dus voldoende licht) om het gebouw eens grondig te bekijken en te bewonderen. Het blijkt een wreed groot complex te zijn met flink wat gebouwen en kamers. De mooiste zijn duidelijk bestemd voor de superrijken (Simon Bolivar heeft er nog gelogeerd, Frieda Callo ook), prachtige minihacienda´s voor de iets minder rijken en voor de armsten der aarde zijn er mooie en comfortabele bijhuisjes. Om geen misverstand te laten ontstaan, ik slaap in zo´n bijhuisje. Maar het avondeten is wel in de grote diningroom. Ik heb voor de gelegenheid mijn Galápagos T-shirt aangetrokken, dan val ik wat minder uit de toon.
Gedaan met het oerwoud. Vandaag terug naar de bewoonde wereld.Rap gezegd, maar dat is een hele ondernemimg. Om 7u vertrokken voor 2u kano varen (met roeispanen) door de mangroves. Dan overstappen op een amazone pauw met motor, ditmaal voor 2,5 u. Net op tijd aangekomen om de iets meer geciviliseerde wereld om een rammelbus te halen. 2,5 goed schokken en net op tijd voor mijn vliegtuig van 15u. Onderweg is de bus nog 10 min blijven wachten op een klant die via zijn gsm bevraagd even te wachten. Hij ging wat later zijn! Mar opnieuw: hier gebeuren elke dag mirakels. Toen ik ´s avonds in Quito mijn rugzak opmaakte stelde ik vast dat de voorzak van de rugzak niet bestand blijkt te zijn tegen wat amazone water. Ik geef toe, het water kwam van boven en van beneden tegelijk en de amazone boten hebben geen dak.
´s Avonds gaan eten in een restaurant waar ik 4 weken geleden gegeten had. De uitbaatster (la dueña zeggen ze hier) had toen gevraagd om na mijn tour door Ecuador nog eens langs te komen. Ik had dat beloofd (want haar Lomo steak is heerlijk)en toen ik mijn kop binnestak herkende die señora me op slag (hoe zou dat nu komen). Ik kreeg onmiddellijk de tafel met de hogere poten (want vorige keer kon ik met mijn piernas niet onder haar andere tafels onder). Eerst moest ik het hele verhaal van mijn reis doen (en ik maar honger lijden). Dan de lovende commentaar over de vooruitgang van mijn spaans (en ik maar honger lijden). Toen ik haar opsomde wat ik van nationale gerechten nog niet gegeten had, gaf ze me prompt het adres van een ander restaurant op waar ik een ervan kon gaan eten (en ik maar honger lijden). Pas dan kwam de menukaart boven.
Weer een hoofdstuk afgesloten. Morgen begin aan het laatste hoofdstuk van de reis: het noorden van Ecuador. Hoe kan dat nu? Ik ben precies net op dreef aan het komen. Dat betekent opnieuw de hoogte in (boven de 3.500m). Dus opnieuw slapen met een dikke pijama.
Heel vroeg naar een uitkijkhut getrokken, 50 m hoog in een Ceibo boom. Prachtige apen gezien (telkens een andere soort wel te verstaan) en toekans. Plots merkte ik dat in de Ceibo boom op die hoogte orchideeën bloeien. Op de terugweg veel uitleg gekregen over medicinale toepassingen van planten en bomen. Terloops wees mijn indianengids op allerlei grote insecten, alof hjij ze uit zijn mouw schudde: een duizendpoot van een handpalm lang en een duim dik, spinnen enz. Hij toonde me ook de vrucht van een slingerplant. Het ziet eruit als een witte kokosnoot met binnen in platte schijven van zo´n, 5 cm diameter. De indianen lieten die vroeger (voor er elekriciteit was) drogen en gebruikten ze als verlichting. Zo een schijfje brandt nl. een hele nacht. Sommige bomen hebben rode wortels. Dat komt omdat er veel ijzer in de grond zit. Ook een echte rubberboom gezien, Hevea genaamd. Het was een echte want in zijn schors zag ik nog de littekens van de vroegere insneden die ze gemaakt hadden om natuurlijke rrubber te oogsten. Henri Ford had destijds grote volumes rubber nodig voor zijn autofabrieken en hij heeft daarom in de jaren 20 van vorige eeuw 100.000 hecatoren oerwoud laten omhakken om er allemaal rubberbomen aan te planten. Het is op een fiasco uitgedraaid: die Hevea bomen gedijen namelijk alleen in vochtige schaduw. Ze zijn bijgevolg allemaal gesneuveld en ook dat stuk verloren oerwoud heft onze Henri op zijn geweten.
De indiaanse gids wilde ook even mijn oriëntatievermogen testen en vroeg me, nadat we een uur kronkelend hadden gevaren tussen magroves en dan wat slingerpadjes gevolgd,of ik nog wist in welke richting we mosten gaan om het hotel terug te vinden. Gelukkig scheen de zon. Het was dus poepsimpel. Ik zat meteen juist. Hij was onderde indruk: hij beweerde dat ik zijn eerste klant was in zijn7 jaren carriere die het correcte antwoord kon geven.
Om 16.30u onder een snikhete zon mijn thermisch ondergoed aangetrokken voor een nachtelijke kanovaart door de mangroves Het was opnieuw een groot succes: de zigzag heron, apen, slangen, een mooi specht (carpintero genaamd hier) en vleermuizen die over het water scheren en met hun pootjes vissen vangen, enz.Mijn thermisch ondergoed heeft goed dienst gedaan. De muskieten roken me, maar konden me niet raken. Mijn handen, nek en hals bespoot ik om de 30 min met deet. Straf spul want het Plexiglas van mijn uurwerk is erdoor aangetast! Slechts een muggebeet: in mijn baard.
Eigenlijk maak ik hier de reis van een VIP: ik heb altijd een prive gids van de bovenste kwaliteit. Het moet gezegd.