Algemene kenmerken van de vlinder.
De vlinder of de Lepidoptera (vleugels met schubben) zijn een van de mooiste insecten. Dit komt door hun mooi gekleurde vleugels.
Er zijn 160.000 verschillende soorten beschreven vlinders.
We kunnen de vlinders indelen in twee groepen. Enerzijds de nachtvlinders, anderzijds de dagvlinders. Er zijn ongeveer een 25.000
dagvlinders.
Een dagvlinder erken je aan zijn kleurrijke vleugels en aan het knotsje op zijn antennes. Een nachtvlinder is somber van kleur, vliegt niet
overdag en heeft geen knotsje op zijn antennes.
Vlinders leven in uiteenlopende biotopen. Maar de meeste vlinders leven in tropische en subtropische gebieden.
Omwille van het feit dat ze zo kleurrijk zijn, niet steken of bijten zijn de vlinders de meest geliefde insecten bij de mensen. Ze hebben haast
allen dezelfde lichaamsbouw. Nochtans zijn er enkele uitzonderingen. Er zijn ongevleugelde soorten vlinders en er zijn vlinders die niet
beschikken over de zo kenmerkende roltong.
Het lijf:
Zoals bij alle insecten bestaat het lijf van een vlinder uit drie delen. De kop, het borststuk en het achterlijf. Naargelang de soort kunnen
de vlinders sterk van elkaar verschillen in grootte. De kleinste soorten hebben een vleugelwijdte van nauwelijks enkele millimeters.
De Atlasvlinder, één van de grootste soorten, heeft een vleugelwijdte van 25 à 30 centimeter.
De kop:
Het kopje van de vlinder is relatief klein, als je het vergelijkt met de kop van andere insecten. Voor het overige zijn alle andere kenmerken
van insecten aanwezig, zoals de twee samengestelde ogen (facetogen) aan de beide kanten van het kopje en de twee enkelvoudige oogjes
(ocelli) aan de bovenzijde. Deze laatste zijn minder merkbaar omdat ze wat aan het zicht zijn ontrokken door de lichte beharing van de
vlinder.
De antennes:
Voor de vlinders zijn de antennes of voelsprieten van zeer groot belang. Door zijn antennes kan de vlinder zijn evenwicht behouden en
is het tevens een zeer goed tastorgaan. Bovendien doen de antennes eveneens dienst als reukorgaan.
Aan de vorm van de antennes kan men ook het onderscheid maken tussen een dagvlinder en een nachtvlinder. De antennes van een
dagvlinder zijn altijd draadvormig en aan het uiteinde bevindt zich steeds een bolletje of een knotsje. Bij de nachtvlinder hebben de
antennes eerder de vorm van een kammetje of een veertje.
Het reukvermogen van sommige vlinders is zeer groot. Hoe groter het oppervlak van de antennes, hoe groter het reukvermogen.
Sommige nachtvlinders hebben het grootste reukvermogen in het dierenrijk. Ze kunnen soms een vrouwtje ruiken tot op
kilometers afstand.
- Antennes van de vlinder behouden evenwicht.
- Antennes van de vlinder zijn een zeer goed tastorgaan.
- Antennes van de vlinder zijn een zeer goed reukorgaan.
De ogen:
Een vlinder heeft twee grote facetogen. Facetogen zijn samengestelde ogen, bestaande uit honderden tot soms duizenden kleine
zeshoekige oogjes. Die oogjes noemen we de facetten. Door die oogjes kunnen zij alles snel waarnemen, zodat ze mogelijke
vijanden steeds te snel af zijn.
Vlinders zijn door die facetogen in staat zeer goed kleuren waar te nemen, wat hen goed van pas komt wanneer ze bloemen naar
kleur moeten zoeken die ze nodig hebben om in hun voeding te voorzien.
De roltong:
Een heel opvallend kenmerk van de vlinder is zijn roltong. Omdat de vlinder over geen kaken beschikt waarmee hij zijn voedsel
zou kunnen bijten of kauwen, heeft hij een vernuftig systeem om toch aan voedsel te geraken. Met zijn roltong kan hij vloeibaar
voedsel opzuigen. Voor zijn voedsel is hij aangewezen op nectar, rottend fruit en andere vloeibare bestanddelen.
De roltong bij de vlinder is ontstaan uit twee monddelen die met elkaar zijn versmolten. De twee monddelen vormden samen een
lang buisje, die als een veertje kan worden opgerold.
Het borststuk:
Net zoals bij alle andere insecten bestaat jet borststuk van de vlinder uit drie in elkaar versmolten segmenten. De borststukken zijn
bij de vlinders vrijwel altijd behaard.
De vleugels:
Een vlinder behoort tot de gevleugelde insecten en heeft vier vleugels. De voorvleugels en de achtervleugels. Aan het middelste
borststuksegment zijn de twee voorvleugels bevestigd, aan het achterste borststuksegment zijn de twee achtervleugels bevestigd.
Men kan dagvlinders meestal onderscheiden van nachtvlinders door de kleur van hun vleugels. Dagvlinders hebben heldere kleuren
en zijn overdag actief. Nachtvlinders daarentegen zijn somber van kleur en zijn s'nachts actief.
In ruststand zijn de vleugels van de dagvlinder dichtgeklapt. In ruststand zijn die bij de nachtvlinders opengeklapt.
Dagvlinders hebben grotere vleugels dan nachtvlinders. de vleugels van de dagvlinder zijn breed en bewegen traag in verhouding
met de smalle en snel bewegende vleugels van de nachtvlinder.
De poten:
Zoals aal insecten heeft de vlinder zes poten. De pootjes bestaan uit vijf deeltjes of geledingen. We hebben eerst de heup,
vervolgens de trochanter, de dij, het scheen en vervolgens de voet of tarsus. bevindt zich de pretarsus. Aan de pretarsus zijn haakjes
en kussentjes bevestigd. De vlinder gebruikt de pretarsus om zich vast te houdenaan de ondergrond.
Van eitje tot vlinder.
Van eitje tot vlinder moet de volwassen vlinder eerst vier fases doorlopen.
Vooraleer een volwassen vlinder te worden ondergaat hij eerst vier gedaanteverwisselingen (metamorfose).
Eerst is hij een eitje (inactief stadium), dan een rups* (actief stadium), vervolgens een pop (inactief stadium) om uiteindelijk vlinder
(actief stadium) te worden.
Zoals je kunt merken wisselt bij een gedaanteverwisseling een inactief stadium af met een actief stadium.
Bij de laatste gedaanteverwisseling kruipt het "imago" of de volwassen vlinder uit de pop, blaast de vleugels op en vliegt weg.
Bij veel soorten is de levensduur van een volwassen vlinder minder lang dan de periode toen ze zich nog in het larvenstadium bevond.
* Tijdens de groei wordt de rups 20 keer langer en duizend keer zwaarder
18-10-2010, 13:12 geschreven door ECAB 
|