2001 Kabul
Aan de telefoon
kreeg ik tot mijn grote verrassing Khan te horen. De vriend van Baba. Hij zei
dat ik dringend moest komen. Voor hem zou ik alles doen. Ik vertrok dus
inmiddels richting Pakistan waar Khan op mij zat te wachten. Daar vertelde hij
mij dat mijn vriend dood was. Ik moest bijna wenen. De rebellen hadden hem te
pakken genomen omdat hij een Hazara was, ze doodden hem en zijn vrouw. Maar hij
had nog een zoon, vertelde mij Khan, die ze genomen hadden als dienaar. Ik wou
eerst niet naar een gebied in oorlog gaan om een kind te redden die ik zelf
niet kende. Maar Khan had mij nog andere dingen te vertellen. Blijkbaar was
mijn vriend mijn zoon. Baba zou op een nacht in bed geweest met de vrouw van
zijn dienaar, die negen maanden later een kindje op de wereld bracht. Als dat
zo was, maar Khan mag je altijd geloven, betekende het dat de zoon van mijn
vriend mijn neefje was. Toen besliste ik hem te redden. Het was niet
gemakkelijk geweest om tot de herberg te rijden waar hij gavangen was genomen te
rijden zonder gepakt te worden door de rebellen. Eens daar aangekomen vroeg ik
om te mogen praten met de baas van de herberg. Dat bleek Assef te zijn. Mijn hart
bonkte nog harder. Ik had hem gevraagd om alleen met hem in een kamer te mogen
onderhandelen. Hij accepteerde. Maar hij wou mij mijn neefje niet geven. De spanning
tussen ons steeg en we begonnen te vechten. Zijn dienaren hoorden het eerst
niet omdat Assef muziek had opgezet, maar wanneer de muziek stopte hoorden zijn
dienaren al het kabaal. Wanneer ze de kamer openden was ik al weg mat mijn
neef. Ze schoten nog achter de auto waarmee ik tot de herberg was gekomen maar
ze waren te laat, ik was al weg.
Ik heb dus mijn
neefje tot hier gebracht in Fermont waar ik hem als mijn eigen zoon opvoed. Het
is niet gemakkelijk maar ik weet dat we ooit een sterke familie zullen zijn.
Ik hoop dat we nog
lang en gelukkig zullen leven
|