Ik weet ook niet goed hoe ik dingen moet schrijven. Heb al een paar dagen dat het me niet zo goed gaat. Misschien ken je zo een dagen wel. Je staat op en je weet dat het er tegen zit. Bij alles wat je doet springen de tranen in je ogen. (ok indien u een mannelijk lezer bent zal u die tranen wel niet kennen/toegeven) Ze vragen dan wel eens "waarom ben je dan down?" Ja waarom? ik weet het zelf niet. het is er gewoon. Eigenlijk stom he dat je dat dan niet van jezelf weet. Allé eigenlijk ook dom om er een ander mee lastig te vallen Mjah het verwoord het wel denk ik
Ik probeer te lachen, lief te hebben en vreugde te delen Ik probeer te dansen in de regen Ik probeer te zeggen wat ik bedoel Ik probeer te voelen wat ik voel..
Proberen zal je moeten, om te zien of iets lukt en als dat zo is dan heb je geluk als het mislukt voel ik me meteen niet goed genoeg.. Maar misschien was het gewoon te vroeg..
Proberen, al is het alleen om te zien hoe ver je kan komen al is het alleen om duidelijk te maken waarover je wil dromen Proberen, al is het alleen om fouten te maken Proberen, al is het alleen om de lust niet kwijt te raken.
Ik probeer, zo goed als ik kan! Soms kun je niet voorkomen dat je valt soms is er geen weg meer terug dan moet je het af maken, en vlug..
Ik probeer, en dat zal ik wel moeten ook proberen te leven, tot aan mijn dood proberen mijn uiterste best te doen ookal is zelfs dat soms niet genoeg Ik moet wel, het is zwemmen of verzuipen als je niet kan lopen, dan moet je kruipen..
Proberen zoals iedereen dat doet proberen op te zwemmen tegen de springvloed proberen te ontsnappen van de naderende pijn in stilte protest voeren, maar van buiten tevreden zijn.
Ik probeer, maar ooit zal ik het op geven en naar die tijd moet ik streven.. sorry dat ik je hiermee heb lastiggevallen
Het was lente en fris. Ondanks een helblauwe lucht en een rijpe zon was het bijzonder kil en koud. Vanuit het noordoosten blies een gure, snokkende wind nu en dan recht en vinnig het kerkportaal binnen. Ruisend zocht hij zijn weg boven de aanschuivende menigte en verdreef als een vreemde geest de geur van wierook en tranen. De nog brandende kaarsen flakkerden even op van consternatie. Waar tot voor kort de kist had gestaan was het nu leeg en troosteloos. Alleen vier hoge koperen kandelaars markeerden als statige, trouwe wachters de hoeken van de intieme plek die voor zovele katholieken de voorlaatste halte is in hun aardse bestaan...
Er hing een stilte in de kerk die je enkel in gebedshuizen aantreft: het geluid van ontzag, nietigheid, devotie. De stilte van bezinning en machteloosheid ook. Hier en daar pinkte iemand een traan weg of verjoeg manhaftig de krop in zijn keel met een ingehouden kuch. Zakdoeken werden voorzichtig opgediept en weer weggestopt. Het schuifelen van schoenzolen over de oude arduin deed me denken aan het zachte knerpen van wandelaars op een nieuw, zanderig trottoir. Een ingetogen sniffen begeleidde de slinkende mensenmassa, die zich geduldig en devoot door de middengang naar de sobere, bruinhouten kist in het voorportaal wurmde. Iedereen wilde immers nog een laatste groet brengen aan de man die veel te jong gestorven was...
Vanuit de zijgang schoof ik de mensenslang in. Ritsen heet dat op de autosnelweg. Voordien had ik even het interieur van dit kleine west vlaamse parochiekerkje gemonsterd. Een mooi kerkje is het, goed onderhouden en aangekleed met heel veel echte bloemen in opvallende paaskleuren. In een zeer streng katholieke geloofsgemeenschap kan dat, beter gezegd moet dat. Het zou een ware dorpsschande zijn als dat niet het geval was. Nee, het kerkje was kraaknet, alsof het onlangs een grote beurt had gehad. Jawel, ik was er al eerder eens geweest, ook naar aanleiding van een begrafenisdienst, maar nu pas nam ik de tijd om de schoonheid even te bewonderen. In een amerijtje sloop ik rond, al beken ik dat het in de eerste plaats was om mijn opwellende emoties te bedwingen...
Mooie schilderijen hangen er van mensen die lang geleden geleefd hebben en nu wellicht als plaatselijke heilige vereerd worden. Was het Landrada, Amelberga of Amor die me vanuit de hoogte gadesloegen? Of waren het andere grootheden die een stukje lokale geschiedenis schreven? Ik moet het eens aan Geert vragen. Die kent immers West Vlaanderen en zijn geschiedenis als geen ander ...
Aan het sculptuur van de Heilige Familie (met een H) brandden twee noveenkaarsen, wellicht van gelovige dorpsbewoners die een of andere gunst wilden bekomen. Ja, dat is het voordeel van een echte katholiek: hij kan bidden tot zijn God of zijn heiligen en hem gezondheid en geluk afsmeken ... maar hij kan hem ook de schuld geven als het fout gaat en in dat geval zelfs verwijten dat hij zich niet vertoonde of niet ingreep. Gods wegen zijn - net als die van zijn mannelijken schepsels - ondoorgrondelijk zegt men ...
In de reliekenkast stond aardig wat zilverwerk als kristal te schitteren in het kleurrijke zonlicht dat door de glasramen viel. Op het oksaal was het opvallend stil geworden. Het oude pijporgel zweeg, de banken waren verlaten. Vermoedelijk hadden de koorleden zich na hun taak ook bij de afscheidnemende massa gevoegd. Een CD met gepaste, zachte achtergrond muziek verving hen en sloot de mooie maar droevige plechtigheid op een waardige manier af. Sentimenteel als ik ben liet ik mijn emoties de vrije loop bij het naderen van de uitgang. Onderdrukken had geen zin. Stilletjes wenend bracht ik een laatse groet aan de lieve bescheiden gast, die voor zijn gezin een hele grote kerel was. In voorspoed en tegenspoed stond hij er, zolang hij kon, zolang zijn gezondheid het toeliet. Groots in kleine dingen was hij tot twee dagen voor zijn 30 ste verjaardag ...
In het kerkportaal vormden zijn naasten heel toepasselijk een erehaag: zijn echtgenote, zijn onbegrijpende kinderen, zijn broers en zussen, ouders, en schoonfamilie... De grijze, opgewolde knuffel van zoontje Robin bungelde losjes in zijn linkerhandje. Uit herkenning glimlachte het kereltje me heel even toe, niet beseffend dat hij voor het laatst in zijn leven op nauwelijks twee meter van zijn stoere papa, zijn 'paps' stond. Toen ik iedereen gegroet had en buitenkwam huilde ik van diepe ontroering.
Het gaat niet zo super. Vandaag even gaan shoppen in Antwerpen. Eigenlijk niets gevonden. 't is raar maar het shoppen vrolijkte me dit keer totaal niet op. Het gefrustreerde gevoel in het pashokje zal er wel voor iets tussen zitten. Ken je dat gevoel dat je door een winkel draaft, eigenlijk totaal tegen je zin. Je bent op zoek naar iets basics (in mijn geval een wit hemd), en het lijkt net of alle witte hemden van de aardbodem zijn verdwenen. Terwijl je denkt zoiets basics ja dat moeten ze toch zeker hebben. Dan zie je daar 2 barbie pop achtige verkoopstertjes T shirts opvouwen vergezeld van de nodige showbizz roddels uit de flair(denk aan de lange zorgvuldig gemanicuurde nageltjes met valse tips), je kucht, opent je mond en spreekt een simpel zinnetje uit "kan iemand me zeggen waar ik een wit overhemd kan vinden?" op zich een eenvoudige vraag lijkt me. Maar neen fout gedacht. Men moet dan stoppen met roddelen, de T shirt loslaten en eens diep zuchten. Waar o waar liggen die dingen. Of beter hangen ze? "Ja mevrouw dat is niet meer in de mode als ze er nog zijn dan zouden ze misschien achteraan kunnen hangen." Je draaft naar achteren kamt de afdeling badmode, de afdeling lingerie en de afdeling voor bruidsmode uit. Ja deze 3 liggen vanachter. en je vind niks. Je gaat opnieuw naar Barbie en Skipper en zegt dat je niets hebt gevonden. Weeral een diepe zucht (ja klanten ze zijn zo dom meneer) en krijgt dan als geweldig antwoord op je vraag dat de groene bermudakes tegenwoordig helemaal in zijn. Nu snap ik het verband niet echt tussen de bermuda en het hemd (ok misschien kan je deze heel goed combineren). en mijn frustratie begint dan al redelijk grote proporties aan te nemen.
Bij gebrek aan een wit hemd dan maar op jacht achter een zwarte jeans. Op zich toch ook iets zeer basics. Helaas geen zwarte jeans (wel een bruine, een grijze, een groene zelfs een blauwe, maar geen zwarte). de frustratie stijgt. argh dan maar een grijze. Je graait uit het rek met de grijze jeansen 2 exemplaren die vermoedelijk rond jouw maat liggen. Je waggelt richting de pashokjes en mag aanschuiven. Want ... daar staat weer een dom blondje met bijhorende gemanicuurde klauwtjes die het aantal kledingstukken moet tellen dat jij richting het pashokje meezeult. Joepie tot 2 tellen lukt nog net. En dan sta je in het pashokje met een geweldige jeans. Ze zit je als gegoten. maar ze heeft wel roze bloemekes opzij. Argh!!! Dan maar terug uit met die jeans. Terug richting dom gemanicuurd blondje dat moet tellen of je wel echt 2 kledingstukken terug mee naar buiten draagt. Richting mannenafdeling. (mannenjeans heeft geen roze borduursels). En daar ... whiii zwarte jeans broeken.
Op dat moment zou ik een man willen zijn.
maar goed je loopt richting kassa en rekent met gepast geld af (anders moet Barbie nog meer rekensommetjes maken om je het juiste bedrag terug te kunnen geven).
Terug buiten, slenter je op je dode gemakje over de Meir. Je probeert in gedachten de afstand te schatten van je vertrekpunt tot aan de plaatselijke Ben&Jerry's want je vindt van jezelf dat je een milk shake nu wel echt hebt verdient.
Het water loopt je al in de mond en met iedere stap die je zet kom je een stap dichter bij je beloning Argh een heerlijk koude milk shake.
En dan plots uit het niets duikt er een dame op die op het eerste zicht is ontsnapt uit 1 of andere goedkope soap en die je een aantal vraagjes wilt stellen over Danone. Je hebt medelijden met die dame omdat je weet hoe het is om enquetes af te nemen (heb het een maand telefonisch mogen doen als vakantiejob) dus met de glimlach wacht je op de eerste vraag. helaas kan het interview niet op straat doorgaan, je mag mee naar een geweldig gezellig lokaaltje op de 3de verdieping. Je sleept je vermoeide lijf 3 verdiepingen naar omhoog en neemt hijgend plaats op een veel te harde stoel. Laat de dessertjes maar komen. Helaas gedurende 25 minuten krijg je allerhande radiospots van Danone te horen. Steeds als je de klik van het brekende potje hoort moet je op een knopje duwen, spannend toch?
25 minuten aandachtig luisteren, dat verdient toch een beloning? Helaas na 25 minuten krijg je een handdruk en mag je opkrassen.
Je staat terug op straat en het beeld van een overheerlijke milk shake verschijnt weer op je netvlies. Ben&Jerry's we komen er aan. Stap stap stap. "Goede dag mevrouw wij zijn 2 studenten van de Lessius Hogeschool Antwerpen en in het kader van ons eindproject moeten wij...blablabla... mogen wij een kort interview van u afnemen?" Je hele lijf schreeuwt om een milk shake, maar toch studenten in nood...je beslist om je dagelijkse goede daad te doen en ze uit de nood te helpen. Ok mannen kom maar op met u vragen. "Mogen we dat filmen?" slik, dit had je niet verwacht. Maar ok de kans dat dit de media haalt is zo goed als uitgesloten. (als we de sites als You tube en zo even vergeten).
"Heeft u ooit gehoord van Xander?"Xander, welke Xander? Xander van 15 jaar met leukemie? Shit je hebt er al van gehoord. en ja je voelt het al aankomen. "Heeft u de laatste week het nieuws gevolgd omtrent zijn overlijden?" ja dat heb je. "Euthanasie wat vindt u daarvan?" slik... je hebt er een mening over. maar wil je die mening wel delen? ben ik de juiste persoon om daarover nog een mening te formuleren? En wil ik daar wel over praten? Euthanasie is iets wat elk voor zich moet uitmaken een ander kan daar niet over oordelen. "Wat vond u van de reactie van kardinaal Leonard?" Alleen al bij het horen van die naam begint je bloed te koken. Wat kon ik zeggen? Steek die kerel een vuurpijl in zijn gat en schiet hem naar de maan? Steek een stuk tuinslang in zijn mond duw het tot in zijn maag en prop hem vol met kankercellen? Neen het moet kuis blijven. Die kerel zijn uitlatingen hebben me boos gemaakt. Echt ik voel woede. Waar haal je het lef vandaan om over een ander te oordelen vraag ik me dan af. 't is niet omdat je er bij mag lopen als een sinterklaas van de witte producten met mijter en staf dat je je daarom meer mag voelen dan een mens. Dat je je samen met die o zo bejubbelde god op een troontje mag plaatsen en aan hevig machtsvertoon mag gaan doen.
Is het een heldendaad om iemand te laten creperen? Is het een heldendaad om elk voorbehoedsmiddel te verbieden en zo nog meer armoede te creeëren? Is het een heldendaad om een persoon figuurlijk neer te knuppelen die niet de man vrouw liefde bedrijft?
Het maakt me boos.
Interview is eindelijk afgelopen. Je hebt geen zin meer in milk shake. Je wil naar huis. Je neemt de trein en ineens overvalt je het "alleen op de wereld gevoel". Niemand begrijpt je. Je probeert je het voor te stellen. Hoe je de laatste keer je eigen kamer zal zien, de laatste maal je knuffelbeer zal strelen, nog eens kijken naar je posters. de deur achter je dicht trekt en naar beneden gaat. Zou M. het voelen dat het de laatste keer zal zijn dat ik hem zal aaien?
Je wacht op de taxi die je richting ziekenhuis zal brengen. Moet je nog iets meenemen naar het ziekenhuis of is dat stom. Want die avond of ten laatste de volgende ochtend zal je toch sterven. Je hebt dan eigenlijk geen 5 onderbroeken en paar sokken meer nodig.
Wat zal er door je hoofd gaan als je die taxi instapt? Zou die rit die in theorie 35 minuten duurt ook 35 minuten aanvoelen?
Zal je nog praten met de chauffeur van die taxi?
Je gaat voor de laatste keer naar je dokter. en tekent opnieuw de documenten en krijgt het tijdstip te horen waarop je executie gepland staat.
Je krijgt een kamer toegewezen die speciaal is voorzien om mensen te laten sterven. een soort van executieruimte dus. Je vult in wat je wenst als je laatste maaltijd, je galgenmaal. En dan maar afwachten. Zou die tijd lang vallen? wat zal je gedurende die tijd nog doen?
En dan 15 minuten voordat je executie gepland is komen je 3 beulen binnen. Je mag plaats nemen op je sterfbed. voor de laatste maal je mouw opstropen en wachten op de laatste kleine venijnige prik. Een lijn die wordt aangebracht in een hoofdader. Voor de laatste maal teken je een document. De inhoud van de eerste spuit wordt je aderen ingeramd. Waaraan zal je dan gaan denken? Zou het kloppen dat je leven dan nog snel aan je voorbij flitst? Zou je bang worden? Stel dat je het ineens niet meer wilt, zou je het dan nog kunnen stoppen?
Hij had het goed voorbereid. Elke zin, elk detail, van begin tot eind. Hij wist wat ze gingen zeggen, hoe ze zouden reageren op zijn stem. Lange uren had hij gespendeerd aan het nauwgezet uitlijnen van alle mogelijke conversaties. Wat had hij anders te doen? Krassen op de muren? Dat deed iedereen. Ook hij had niet aan die verleiding kunnen weerstaan. Och, het was kinderlijk, maar het luchtte op om zijn stem te voegen bij die van zijn voorgangers. Wie zou morgen nog aan hem denken? Niemand. Op 2 personen na. Daar zou hij voor zorgen. Door de tralies van zijn cel keek hij uit op de troosteloze muren van een andere cel. De veroordeelde die daar sliep kende hij niet. Hij kende eigenlijk niemand in dit hol. Hij zou het moeten vervloeken maar dat deed hij niet. Het had hem tot rust gebracht. Nu pas zag hij de dingen zoals ze echt waren. Alle onbelangrijke, menselijke details werden weg gefilterd door de koele bril van de doodstraf waar hij door keek. Op zijn bed liggend kon hij zich concentreren op de geluiden van de gevangenis. Niet dat hij iets hoorde, maar het ordende zijn gedachten, scherpte zijn geest. Soms liep er een bewaker voorbij. Aan het ritme herkende hij de man. Niet bij naam, maar enkel gezichten, scheldwoorden, de snelheid van een knuppel. Zijn tijd was gekomen. Elke veroordeelde heeft recht op een laatste wens, dat was al honderden jaren zo. Nog steeds vroegen bewakers aan veroordeelden of ze een laatste verzoek hadden. De meeste waren tevreden met eenvoudige, alledaagse dingen die hen ontnomen waren: eten, een film, muziek die hen terugbracht naar gelukkiger tijden. Hij niet. Gedane zaken nemen geen keer. Niets uit zijn korte leven was het herinneren waard. Zijn wens was een telefoontje. Zestig minuten had hij gekregen. Een uur lang, waarvan hij elke seconde al nauwgezet had gepland. Het was voldoende. Vandaag zou men hem komen halen, dan kreeg hij zijn wens en dan zou hij eindelijk sterven. Hij had gekozen voor ophanging. Om nog even te zweven, om even los te komen van de grond. Eventjes te voelen hoe het moest zijn om zorgeloos te zijn. Had hij dat wel verdiend. Hoogstwaarschijnlijk niet, maar niemand op deze wereld had daarover iets te zeggen. De mijmeringen van een ter dood veroordeelde werden bruusk onderbroken door het klikken van het slot. Dat was het dus, dacht hij. Nog eenmaal keek hij rond in de cel die even z'n thuis was geweest. Een betere thuis had hij nooit gehad, bedacht hij. Hij werd in een vreemd, achthoekig vertrek geleid. In het midden stond een tafeltje met een telefoontoestel. Op het toestel knipperde in grote letters "60:00", zijn beltijd. De hoorn ging van de haak en met verassend rustige vingers toetste hij het eerste nummer in... "Hallo? Met wie spreek ik?" Ondanks het gekraak van de gsm riep de stem herinneringen op. Zoveel kleuren, gevoelens. Zoveel pijn. "Vader?" "Jongen! Maar je wordt vandaag " "Ja vader, teveel vragen, te weinig tijd. Ik denk, vader, dat wij veel te bespreken hebben. Maar dat kan niet. Niet meer. Er is enorm veel met me gebeurd." Zijn vader antwoordde niet. Gek. "Ik wil je wat zeggen over m'n leven bij jullie. Bij jou en moeder." "Ja." Heel even volgde een stilte. De stilte was z'n wapen, zijn kracht. Een fluistering wordt een schreeuw als stilte volgt. "Jullie hebben mij kapotgemaakt." Bam. Het was eruit. Maar zijn vader reageerde helemaal anders dan gehoopt. "Ik weet het, mijn jongen, ik weet het maar al te goed." Hij wilde schrééuwen in de telefoon, de angst, de frustratie, de pijn vertellen. Hij voelde het kind weer, dat wegkroop onder blik van zijn vader. Het kind dat opgesloten werd door zijn moeder. Het kind schreeuwde. "Waarom wou je mij niet in huis vader? Ik hield van jullie, ondanks alles. Ik hield godverdomme van jullie! En geen van jullie beiden wou voor mij zorgen na die scheiding. Weet je hoe dat voelt, vader?" Het kind begon te huilen. Het vocht om naar buiten te komen. Hij stond recht en ging tegen het raam leunen. Op de binnenplaats van de gevangenis stond een eenzame veger, die vocht tegen de dansende herfstbladeren. "Neen, dat weet je niet." "Jongen, ik " "Ik heb toen gezworen vader, gezworen dat ik jullie zou kapotmaken. Verpletteren. Hou je van me, vader? Na alles?" Zijn stem kraakte. Het kind was er weer, sterker dan ooit. Het moest stoppen, het werd teveel. "Ja." "Wil je mij, een moordenaar, als zoon?" Het kind wervelde binnenin hem, lachend. "Neen." "Dat zei ze ook, weet je dat, toen ik dat mes tegen haar keel zette." "Jongen, maak dit niet moeilijker dan het al is." "Wist je dat, toen je me dronken het huis uitzette, dat ik haar zou doden? Of laat maar. Er is niks dat kan goedmaken wat er is gebeurd. Ik moet boeten." Hoorde hij daar geen bekend geluid op de achtergrond? Het gekraak van de gsm was lastig. "Ik ", probeerde z'n vader nog. "Laat maar vader. Vaarwel." "Tot gauw jongen, tot gauw." Klik. Nog 21 minuten bleven er op de teller staan. Het telefoontje smaakte zuur. Zo had het niet moeten gaan. Maar zijn plan ging door, de radertjes waren in beweging gezet. Het spel werd ruw gespeeld en de koningin was aan zet. Uit zijn broekzak, helemaal onderin een voering gemoffeld, haalde hij een papiertje. Het nummer erop was oud, en vergeeld. Dat papiertje had hij al tijden goed verborgen. Het was zijn testament, zijn laatste krachttoer. Schichtig keek hij om zich heen. Er was niemand in de kamer. De lijn werd vast afgeluisterd, maar hier in de kamer was hij alleen. Buiten hoorde hij de vegende man. Het was het enige geluid dat hij kon horen. Deze keer, terwijl hij het nummer intoetste, trilden zijn vingers wel, hevig. Ook het kind in hem was nerveus. Maar het was warm nerveus, net alsof je gaat slapen en 's ochtends ga je naar het pretpark. Of als je aan je verjaardag denkt. Neen. Concentratie. Het kind moest weg. Nog even.
Aan de andere kant van de lijn wachtte een ijskoude, toonloze stem. "Hallo." "Hallo, Moeder." Op het woord moeder legde hij een vreemd, onwerelds accent. "Het is tijd moeder, ik ga dood." Hij kon zijn lach nauwelijks bedwingen. "Ik weet het jongen. Hoe stelt je vader het?" Nog steeds was de stem koud, maar ergens was er een ondertoontje plezier in te bespeuren. "Woont hij nog steeds op het oude adres?" "Ja." Hij had een enorm brede lach op zijn gezicht. In de gang klonken gehaaste stappen. Steeds dichterbij. Stemmen. Hij lachte hardop. Hij won zijn spel, er was niets meer aan te doen. "Laat hem lijden, alsjeblieft." Het slot rammelde. "Natuurlijk, je zal ervan genieten. Schat."
Met de klik van het slot legde hij de hoorn op de haak. Cipiers stormden binnen. Een kolk van kleuren raasde om hem heen. Hij had gewonnen. Wraak, na 10 jaar. Ze voerden hem mee naar zijn cel, sloegen hem overhoop. Pijn overal. Maar wat was pijn? Een kleur tussen de andere. Bloed raasde door zijn aderen als vuur, als duizend zwarte hengsten op een eindeloze vlakte. In zijn laatste uren voelde hij wat léven was. Het voelde nog beter dan toen hij zijn moeder had verlost. Het mes door haar keel had gehaald. Toen had hij geschreeuwd als een beest. Nu was hij meer dan een beest. Hij was het summum van perfectie, het eindproduct van de evolutie. Hij was de winnaar, de poppenspeler, het eeuwige, eeuwige einde. Het kind wervelde, het was vrij. Het danste in de regen, van plas naar plas.
Op zijn gammele bed lag hij, te wachten op zijn executie. In gang klonken de stappen weer. Maar anders. De kleuren werden plots weggetrokken, het kind spitste de oren en verdween. Dit was geen bewaker die hij kende, het was zijn beul. Het traliewerk schoof open met een piepend geluid. De kleuren bleven weg. De man stapte onbekend. Hij kende alle stappen, van alle bewakers. Deze was nieuw, anders. Maar toch bekend. Zijn geheugen raasde. Er was iets, iets verkeerds. Hij volgende de man met de kap naar een verrassend kleine ruimte. Geen raam, niks. Enkel een strop. Dat was het dus, het einde. Dan man hielp hem de strop aandoen. Hij protesteerde niet. De kleuren bleven weg. Wat was er verkeerd? Het kind was weg. Hij stond weer alleen, als vroeger. De man ging aan de kant staan, bij een zwart toestelletje. Plots voelde de bijna dode zich bang en klein. Hij keek op, van zijn voeten naar de beul. Recht in diens ogen. Ogen die zo goed geleken op de zijne
Vandaag een rotdag. Zo een dag dat je opstaat en al alles tegenzit. Een dag vol bloedneuzen, gal en buikkrampen. Ben boos. Op alles en iedereen. Heb het gevoel dat heel de wereld tegen me is. Dat iedereen express net die dingen doet die mij zo veel mogelijk tegen werken. Mjah mister psychotherapeut vind me onredelijk. Denk dat hij in de spiegel aan't kijken was. Als er iemand onredelijk is, dan is hij het wel. Mjah hij heeft in zijn haast om mij buiten te werken niet gezien dat ik zijn geleende schelp nog vasthad. GRRRRR ik ben boos boos boos boos boos boos
Er was eens een héél klein vlindermeisje. Nu denk je waarschijnlijk vlindermeisjes, bestaan die wel? Nu kan ik je vertellen dat ze echt wel bestaan, maar ze zijn zo klein dat wij mensen ze amper met het blote oog kunnen zien. Dat vlindermeisjes zo klein zijn is ergens niet meer dan logisch, want moesten ze groter zijn zou elke mens, buiten jij en ik, ze ook kunnen zien en ze eventueel vangen. Daar is het vlindervolkje heel erg bang voor. Het idee alleen al dat een mens hen in een glazen kastje zou stoppen en hen tentoon zou stellen in een museum was voor hen een nachtmerrie.
Op een dag was het vlindermeisje buiten aan het spelen. Helemaal alleen.
Normaal gezien spelen vlinderkindjes altijd samen, maar vandaag niet want al de andere vlinderkindjes zaten die dag thuis met buikpijn omdat ze gisteren te veel honing uit de bloemen hadden gesnoept. Het vlindermeisje was buiten met een bijtje aan het verstoppertje spelen. Ze verstopte zich achter een blaadje weegbree. Hier zou het bijtje haar vast niet vlug vinden. Ze zette zich met haar rug tegen de stengel, leunde een beetje achterover en probeerde een zonnestraal op te vangen. Mmmm wat gaf de zon warmte. Het vlindermeisje sloot haar ogen en dacht aan al haar vrienden en vriendinnetjes. Wat had ze er veel. Ze dacht aan Miserabelle met wie ze elke dag tikkertje speelde, aan Honingvlokje met wie ze soms danste in de dauwdruppels. Terwijl vlindermeisje zo aan het mijmeren was, was bijtje ijverig op zoek naar haar. Vlindermeisje was bijtje alweer helemaal vergeten. Ineens werd Vlindermeisje heel triest. Ze dacht terug aan gisteren.Toen waren al haar vlindervriendjes samen op honingjacht gegaan. Elk vlinderkindje was erbij, behalve Vlindermeisje. Zij zat gisteren haar vlindermama te helpen met meeldraden in te maken voor de strenge winter die weldra zou komen.
Geen enkel van haar vlindervriendjes was haar komen halen. Dikke tranen rolden over haar wangen. Wat voelde ze zich alleen. Ze was zo in gedachten verzonken dat ze het lichte gezoem niet had opgemerkt. Het was Bijtje die haar gevonden had.
Hier ben je Vlindermeisje. Eindelijk heb ik je gevonden zei Bijtje. Ey, waarom huil je vlindermeisje? Pfff Bijtje dat begrijp jij toch niet, zuchtte Vlindermeisje. Ik voel me zo alleen. Niemand ziet me graag, zelfs mijn vrienden zien me niet staan als ze op honingjacht gaan.
Bijtje zette zich op het blaadje naast Vlindermeisje en zei Oh jawel, dat begrijp ik heel goed. Ik mocht vroeger ook nooit meespelen met Jobbe en Flubber de wespen. Vlindermeisje keek Bijtje vol ongeloof aan. Maar weet je zo erg vind ik dat nu niet meer. Je kan andere vrienden maken. Vrienden waarvan je dacht dat het er eerst geen konden zijn. Denk je? vroeg vlindermeisje. Ik weet het zeker, zei Bijtje. En met haar borstelig lijfje veegde Bijtje de laatste traan van Vlindermeisjes linkerwang.
Had ik maar een vriend. Geen vriend in de betekenis van een lief, maar in de betekenis van een doodgewone vriend. Hing hij maar aan een hanger in mijn kleerkast. dan zou ik hem tevoorschijn kunnen halen wanneer ik maar wilde. En als ik hem niet nodig had kon ik er gewoon een jurkje of zo over hangen. Ik zou hem dan als ik hem nodig had voorzichtig uit de kast halen, hem met zijn poep op mijn bureau zetten, hem een glas water of desnoods een blikje cola in zijn handen duwen en wachten tot hij knikt. Veel moet hij niet kunnen, gewoon zitten, naar mij kijken met een zachte blik en luisteren naar mij. Hij moet geen oplossingen bedenken, geen oordeel vellen, geen "aah's" "ooh's" en "mjah's" uiten. Gewoon maar zitten en luisteren. En als ik tranen heb mij twee papieren zakdoeken geven. Want 1 zakdoek is zo stom en veel te weinig, en 3 zakdoeken is dan weer te veel verspilling. Hij moet niet knap of slim zijn. Geen ingenier zijn of advocaat. Nee hij moet gewoon zichzelf zijn en bruine ogen hebben die warm zijn. Geen koude kille blik. Maar hij bestaat enkel in mijn dromen denk ik.