Gimnásia artística heet dat hier, olîmpisch turnen. Anna-Lucia is één van de twee vierjarigen in club Hytasa, maar even groot als de zesjarigen. Vorige maand nam ze deel aan haar eerste turncompetitie, net echt. Klik hieronder voor het filmpje van haar optreden. Let vooral op de vlotte uitspraak in het Spaans van haar familienaam...
Een zekere ochtend vraagt een zoon uit een afgelegen Andalusisch dorp aan zijn padre wat geluk betekent. "Stel die moeilijk vraag maar aan de oude wijze man in zijn kasteel buiten het dorp". Badend in zout zweet bereikt de muchacho de kasteeldeur en treft er een volle wachtzaal wachtenden. Er zijn veel zoekenden tegenwoordig, blijkbaar. In de late middag is hij aan de beurt en vraagt de lokale Merlijn wat geluk is. "Hier is een theelepel met 2 druppels olijolie. Verken het kasteel een paar uur en kom dan terug, mét de olie. Wanneer de knul weer verschijnt vraagt de grijsaard hem of hij de prachtige schilderijen en tapijten gezien heeft. Niet dus. "Maar ik heb wel mij olijfdrupjes nog?!" - "Ga nog maar 2 uurtjes wandelen". Bij valavond en de derde ontmoeting vertelt de knaap uitgebreid over de schatten van het kasteel. "Waar is je smeerolie naartoe? Dwaas. Anda! Wandelen maar. Gelukkig zijn je visites gedekt door de sociale zekerheid, of je zou moeten afwassen om je rekening te kunnen vereffenen." Bij nachte komt ie nogmaals terug, met een volle lepel en een rugzak fantastische verhalen over wat hij gezien heeft. "Tijd om naar huis te gaan, chico. Je hebt het antwoord al lang op zak". (Naar P. Coelho)
"Zie je wel, één Sevillaans paard zoals die voor onze koets weegt slechts 350 kilo, terwijl een Vlaams koebeest doorgaans meer dan 500 kilo haalt, de koetsier heeft het mij net bevestigd, en hij zal het wel weten, zeker?" zo weet een 'dame' met hoorbaar oostvlaams accent en bijbehorende plattelandskledij. Ik ontvlucht de discussie die volgt wegens te boeiend. 's Avonds tref ik mezelf ongepland aan in een van de openluchtdancings langs de oever van de Quadalquivir. Ik raak in gesprek met een Sevillana. Terwijl we kletsen over zij die flamenco dansen en zij die flamenco spreken, voelen we ons heel even verbonden. "Belgica? Mijn zus woont in Zottegem, haar geliefde gevolgd naar zijn geboortedorp. En ik ga ze binnenkort bezoeken." Na een portie nachtelijke churros slef ik naar huis. Door een acuut gebrek aan Balegemse jenever als afsluiter van de avond slaap ik die nacht onrustig. Een visioen vertelt me dat een kudde ex-collega's spoorslags per koets op weg is naar Sevilla, met de missie mijn heimwee te verdrijven. Bij aankomst verschalken de ruiters het veiligheidssysteem van mijn kantoorgebouw en komen mijn 'oficina' binnengereden. Zonder verpinken word ik meegesleurd naar de lokale Progrès, waar de lunch geruisloos overgaat in het avondeten, tot we 's nachts de deur uit vliegen. Wat nadien gebeurt, wordt onderbroken door de gallo de Triana die mij plots wekt uit een diepe slaap. Thuis is heel dichtbij, herinner ik mij. Met een flesje Balegemse zou ie nog dichter zijn.
Tot driemaal toe had ik laatst dezelfde droom. Ik was ingedommeld in de schuur van een oude Vlaamse boerderij, en werd telkens veel te vroeg gewekt door het gekeukel van een ijverige haan. Of was het door de geur van warme mest? Ik had de droom al die tijd onbewust verdrongen. Tot ik op een middag in het dakzwembad lig te weken, en plots de roep van een haan weerklinkt. Na wat ongedurig speuren aan de horizon verklapt het edele dier zijn schuilplaats. Op verdieping 4 van een aanpalend flatgebouw blijkt een kleine boerderij neergepoot. Vol met kippen, el gallo natuurlijk, en nog wat ander onduidelijk kleinvee. Als hier ooit een zondvloed uitbreekt - wat gezien de regenstatistieken niet erg waarschijnlijk is - worden er minstens 20 legkippen gered. Dit moet het werk van Noah zijn. Het dak van de fermette is bezaaid met de antennes van de flatbewoners. De grasgroene schuur vormt een bedenkelijke stedenbouwkundige harmonie met de eenvormig witte flatgebouwen in de buurt. Dit kan alleen in de wijk Triana. Net de Sevillaanse marollen. Weer een reden om me hier iets meer thuis te voelen. Ik duik terug in het zwembad met een tevreden glimlach.
Zondag. De laatste zomerdag van augustus. De eerste dag deze maand zonder bezoek. Ik geniet van mijn eerste spaanse boek (origineel is braziliaans van Paulo Coelho), op een binnenpleintje dat niet typsch spaanser kan. El Alquimista. Over een Andalusische kerel die zijn 'Leyenda Personal', zijn eigen pad in het leven probeert te volgen, op zoek naar het ware geluk. Een van zijn geheimen is af en toe naar boven kijken, om te zien wat de lucht hem te vertellen heeft. Hoofdstuk 2 en 3 worden onderbroken door een grijterige gil van bovenaf. Ik kijk naar boven. Een bejaarde tante overschouwt het plein vanop haar balkon op de 3de verdieping, en zoekt de aandacht van het bijna lege plein. Mogelijks houdt ze mij al uren in de gaten. Dat komt ervan als je niet af en toe naar boven kijkt. Weer een gil, zwaarder nu, en van beneden. Plots begint het te regenen. Toch niet. De oma van niveau 3 probeert met haar gieter de camareros van de terrasjes beneden nat te gieten. De camareros zijn blij met wat verstrooiing, want klanten zijn er niet. Dat lijkt hen geen zier te kunnen schelen. Oma blijft maar gieten, en de camareros lopen als kinderen over het plein. Terwijl ik mijn ogen terug naar mijn boek wend, bedenk ik dat ik vrij dicht bij het pad van mijn Leyenda Personal ben. Ik neem mij voor om es vaker naar boven te kijken.
Ben op de terugweg van Tarifa, na een surfdag 'de puta madre', een steengoeie dag zeg maar, met veel wind en lekkere golven. Ik heb haast want zometeen begint de voetbalmatch van de eeuw, toch voor de spanjaarden. In 88 jaar hebben ze hier niet meer gewonnen van de Italianen. De gretigheid is groot. Maar ook de twijfel. Het ongeloof dat het kan. Dit kan ik niet missen. Net nu loopt de temperatuur van de motor verdacht hoog op. Olie bijgieten. Dop zit vast, en bijna onbereikbaar. Ik haal mijn hele surfremorque leeg op zoek naar allerhande gereedschap en bezet 4 parkeerplaatsen met al mijn spullen. Gelukt. Als de bliksem weg hier. Net op tijd aan de kroeg, waar mijn collega's de match volgen. Ik mag niet binnen, want volzet. Eerste helft dan maar in een ongezellig cafetaria. Vanaf deel 2 mag ik binnen en gooi ik mij in de massa. Gedrapeerd in spaanse vlaggen volgen we de match. Spanje is gretig, maar scoort niet. De penalties ontladen de spanning en het land kan eindelijk weer ademen. Intussen zorgt de victorie al dagen voor 'chistes', flauwe grappen tussen Spanjaarden en Itialianen. Prachtig, deze zuiderse rivaliteit. Ik voel mij een spanjaard, en doe gretig mee met de chistes.
Het is zondag en ik ben op zoek naar een MTB. Ideaal om te fietsen in de gele zonnebloemvelden en bruine weiden met witte en zwarte paarden. Eén adres: de 'vroeg'markt van La Cartuja, een verlaten parkeerterrein aan de Expo 92 volgestouwd met alle koopwaar die je nodig hebt, toch volgens de verkopers. Een openlucht Carrefour zeg maar. Meloenen, moto's, grasmachienen, stoffen, antiek, auto's, kleren, sexvideo's aan 3 voor 5 euro, winkelkarren, hamers,... Geen fietsen te bespeuren. Bijgevolg koop ik 2 kerstomatenplantjes, 2 voor 1 euro. Wanneer ik later die dag opnieuw aan dit plein passeer lijkt een orkaan gepasseerd. Zowat half de koopwaar is achtergelaten, maar geen klant of verkoper meer te zien. Wel een leger oranje vuilnissers. Tijd voor een koffie in Faro de Triana. De barman vraagt of hij die marihuanaplantjes mag kopen. Ik weiger resoluut en breng ze naar mij patio, waar er eentje na een dag reeds verslenst geraakt wegens watergebrek. Ik reanimeer mijn halve kweektuin net op tijd, en bedenk dat sanseverias kweken toch iets makkelijker gaat. Bueno, over 3 maand maar ik kerstomaatsla, biologisch en van eigen kweek. Als alles goed gaat.
Vorige zondag verdwaald in de stad. Bij valavond - nou ja, nog steeds 35 graden - bots ik op de achterkant van de plaza de toros. Het steekspel is net aan de gang. De duurste plaatsen zijn die in de schaduw, de goedkoopste in de zon. Maar ik heb de beste plaats van allemaal. Aan de uitgang van poort 16, helemaal achteraan de plaza de toros, is de hoofdingang voor de torero's, die te paard de arena binnenrijden. Minutenlang trappelen de paarden in rondjes, nerveus voor het gevecht. Ik word vergezeld van een Amerikaans koppel dat uitvoerig commentaar geeft op de barbaarse gebruiken van dit steekspel. De poort naar de zandbak gaat open en onder luid gejuich stormt de torero naar binnen. Net voor de eerste steek gaat de poort weert dicht. Gelukkig maar, de rest hoef ik niet te zien. 's Avonds dwing ik mezelf tot een tapita de cola de torro, een bordje stierestaart. Hij ziet eruit als osso bucco. Niet mijn favoriete gerecht. Maar bon, een man die niet in het leger geweest is moet hier op zijn minst eens stierestaart gegeten hebben. Dus vanaf nu ben ik een echte man.
De middagzon doet denken aan de gloed van de warmelichtoven wanneer je de pizaa uithaalt en met je gezicht net te dicht boven de deuropening hangt. Ik breng het papier naar de contenedor de papel net voor de deur en het zweet breekt mij uit van de inspanning. Dit wordt noodzakelijk een trage dag. Kinderen springen in de Quadalquivir. Hele families hangen onder straatkranen en fonteinen. 'Miauw miauw. Chic chic'. Een vrouw roept mij na om de aandacht te trekken. Ik voel het steeds warmer worden. Ik zoek verkoeling in een duistere bar. Een ober klapt een flamencoritme. De salmorejo (soort gazpacho) smaakt ijskoud. Een etalage vol 'abanicos' kruist mijn pad. 'Handwaaiers' zijn hier een essentieel vrouwenaccesoire. Na lang wikken en wegen over de juiste kleur koop ik de mooiste als geschenk voor de nakende komst van mijn vrouwen. Nu ben ik het zeker. De zomer is begonnen.