Inhoud blog
  • Korte weergave verloop Katrol
  • Algemene evaluatie
  • Checklist nummer 14/15
  • Checklist nummer 13
  • Checklist nummer 12
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Stage diversiteit semester 4
    Thuisbegeleiding Katrol
    22-05-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Korte weergave verloop Katrol

    Katrol is voor mij een open deur geweest naar de leefwereld van mogelijke leerlingen dat ik later zelf les aan zal moeten geven. Wat betreft de echte diversiteit, was het voor mij niet echt nodig om in een gezin terecht te komen met echte economische of sociale problemen. Wat zelf ben ik opgegroeid in een eenoudergezin en uiteindelijk in een samengesteld gezin en daarna terug in een eenoudergezin. Ik ben al zelfstandig vanaf mijn 20 jaar, dus ik weet hoe het is om het moeilijk te hebben en beperkte mogelijkheden te hebben om te studeren.

    Deze persoonlijke ervaringen heb ik dan meegenomen in mijn katrol, gewoon met de visie als ik ergens een kind kan helpen in zijn studies en zijn leven wat te vergemakkelijken en gewoon een extra steun en toeverlaat te hebben. Persoonlijk vond ik het wel moeilijk toen de ouders mij er mee confronteerden dat ze hun kind naar een Bijzonder Onderwijs wilden zenden en dat ze bij deze keuze mijn opinie als toekomstig leerkracht wilden horen. Ik wou hier dan zeker mijn eigen opinie niet te veel laten doordringen, de keuze moet namelijk nog steeds aan de ouders blijven. Het enige dat ik hier mogelijk wou bereiken was de ouders proberen extra te informeren over hoe het CLB te werk zal gaan met onderzoeken naar de leerstoornissen van hun kind.

    Wat ik zeker zal meenemen naar andere stages of zelfs later naar het geven van mijn lessen is dat iedere leerlingen zijn eigen achtergrond heeft en dat je als leerkracht hier zoveel mogelijk rekening mee moet proberen te houden en hier dan ook een extra steun in te kunnen zijn voor je leerlingen.

    22-05-2011 om 20:49 geschreven door Ricko Vantorre  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Algemene evaluatie

    Toen ik begon aan mijn katrol had ik als einddoel voor ogen om mijn toegewezen familie, hun kind(eren) met een mogelijk leerprobleem vooruit te helpen/ Tevens wou ik ook kijken of er mogelijke problemen bestonden tussen het kind en de ouders en hier dan in de mate van het mogelijke proberen deze problemen te verhelpen.

    Eenmaal begonnen aan mijn katrol bleek dat mijn gezin geen familiale problemen had, de opvoeding verliep normaal. In de mate van het mogelijk met de huidige gezinssituatie (overleden vader en moeder met nieuwe partner). Het bleek later echter wel dat de nieuwe partner zich iets intenser bezig hield met de studies van de kinderen. Ik vond dit zelf geen probleem, ik probeerde wel telkens de moeder iets meer vertrouwd te doen raken met wat er allemaal gebeurde tijdens de katrol momenten en wat ze kon doen om haar zoon verder te helpen in zijn studies.

    Ik probeerde ook bij iedere katrolmoment dat ik had om er achter te komen wat ze nog precies verwachte van hun zoon en welk toekomstbeeld ze nog hadden met hun zoon. Hieruit bleek dat ze wel zeer down to earth ingesteld waren, ze begrepen dat hun kind niet de slimste van de klas zou worden maar ze zien hem wel graag nog verder studeren in een normale school. Zelf hadden ze er kort over getwijfeld om hun zoon naar een Bijzonder Lageronderwijs te zenden, dit omdat Torhout hier een speciale school voor heeft. Toen ik dit melde bij Katrol werd er mij aangeraden om de ouders zeer voorzichtig inderdaad in die richting te sturen, maar hier nog steeds de keuze aan hun laten. Ik kan namelijk niemand iets opleggen of verplichten om iets te doen.

    Toen ik begon aan mijn katrol wist ik al dat de zoon problemen had met zijn lezen en rekenen, ik zag in het begin hier geen beginnen aan. Dit hoofdzakelijk omdat ik geen leerkracht lageronderwijs ben, net om deze reden ben ik naar een andere lagere school gegaan waar ik de leerkrachten persoonlijk ken. Dit gewoon om mij te informeren van welke niveaus er normaal moeten behaald worden in het lezen en met welke oefeningen ze zich normaal al bezighouden op school. Ik had hier enkele sites gekregen die mij uiteindelijk nog verder geholpen hebben in mijn begeleiding. Ik merkte dat de begeleiding in het begin wat stroef verliep, dit omdat ik misschien te veel wou doen in de korte tijd dat ik maar telkens had. Om deze reden begon ik mij dan telkens met de dag afwisselend bezig te houden met enerzijds het lezen en anderzijds het rekenen. Ik merkte dat dit toch na verloop van tijd zijn vruchten afwierp en hij geleidelijk aan beter begon te lezen en te rekenen.

    22-05-2011 om 20:48 geschreven door Ricko Vantorre  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Checklist nummer 14/15

    Checklist nr 14/15

    De Katrol


    Naam student: Ricko Vantorre....................................................................................................

    Voornaam Kind: Julian...............................................................................................................

    Datum en duur van bezoek: 07/04/2011 -  duur 4,5h....................................................................

     

    1. Wie was er thuis?

    Julian, Naomi, Mama en Lara (+2 kinderen van Lara)....................................................................

    ..................................................................................................................................................


    2. Verloop
    a. Wat had je gepland en waarom?

    Ik had er voor gekomen om samen met Julian een uurtje te spelen en daarna iets samen te bakken met de kinderen..................................................................................................................................................

    b. Heb je dit kunnen uitvoeren? Was er mogelijkheid om de studieondersteuning te realiseren? (intentionaliteit – wederkerigheid)
    JA: Hoe is dit verlopen?

    Ja, ik heb samen met de 4 kinderen naar een buurtspeeltuin geweest en mij met alle 4 de kinderen bezig gehouden. Dit heb ik een goeie uur en half gedaan en hierna zijn we terug naar huis gegaan om de cake klaar te maken. Hier had ik er voor gekeken dat Julian alles moest voorlezen en dat de rest van de kinderen gelijk verdeelt aantal taken hadden om de cake te maken............................................................................................................................

    NEE: Waarom niet? Wat was volgens jou de oorzaak?

    /................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................
    Hoe heb je het ondersteuningsmoment dan ingevuld?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    3. Waren de ouders betrokken bij de studieondersteuning? (onderwijsgerichtheid)
    Ja? Op welke manier werd dit geuit?

    Ik heb samen met de ouders na het bereiden van de cake besproken hoe mijn begeleiding van Julian verlopen was en hoe ik mij bij deze begeleiding gevoeld had. Tevens ook bespreking van waar Julian nu ongeveer staat met zijn lezen en rekenen en tevens nog kort proberen een toekomst schets te verkrijgen van wat ze met Julian zouden willen bereiken en doen..........................................................................................................................................

    Zo niet? Wat was volgens jou de oorzaak?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    Indien geen tot weinig betrokkenheid, hoe wil je ervoor zorgen dat de ouders toch betrokken raken?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    4. Heb je als ‘mediator’ kunnen optreden in verband met de studieondersteuning? (transcendentie – zingeving)

    (vb.: Tijdens de studieondersteuning help je het kind met rekenen. Je trekt het begrip open en gaat samen met het kind kijken waarom rekenen belangrijk is. Om bijvoorbeeld later rekeningen te betalen, snoep te kopen,… enz…)

    Ja? Hoe?

    Ik heb hier er speciaal voor gekeken dat Julian de benodigde ingrediënten las en tevens ook met de gewichten werkte van de ingrediënten. Dit allemaal als training voor zijn lees en reken problemen................................

    ..................................................................................................................................................

    Neen? Hoe kwam het dat dit niet lukte?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    5. In het kader van ‘beïnvloeding’: heb je ook contact gehad met de andere kinderen van het gezin/de omgeving? (systeem beïnvloeden – sociaal netwerk)

    Ja? Met wie?

    Ja, met Naomi en de 2 kinderen van Lara....................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    Heb je die persoon betrokken in het ondersteuningsmoment?
    JA: hoe?

    Ik heb samen met de 4 kinderen naar een speeltuin geweest en tevens samen met de 4 kinderen een cake gebakken en ze actief laten meewerken in dit proces......................................................

    NEE: waarom niet?

    ......................................................................................................................................

    ......................................................................................................................................

    Neen? Wat zie je als hinderpaal?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    6. Heb je de ouder(s) kunnen ondersteunen bij het ‘opvoeden’?
    Ja? Op welke manier heb je dit gedaan?

    Ik vind dat de ouders wel weten hoe ze hun kind moeten opvoeden, maar ze kunnen het niet in praktijk om te zetten. Ik probeer momenteel nu om die opdracht op mij te nemen, maar telkens door bespreking probeer ik ze duidelijk te maken hoe ze het uiteindelijk zelf zullen moeten doen..........................................................................

     

    In het kader van de ijkpunten:

     

    1. Heb je een gevoel/situatie van (on)veiligheid opgemerkt?

    -Onder de ouders: Neen, de ouders zijn zeer vriendelijke en zeer open mensen.........................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    -Naar de kinderen toe: Neen, de kinderen bevinden zich in een zeer veilige situatie. Ze zijn graag       

    gezien door beide de ouders en hebben genoeg speelgoed om een veilig en sereen gevoel te ...

    hebben......................................................................................................................................

    -Naar de student toe: Neen, ik voelde mij zeer veilig in het gezien. Ik werd warm ontvangen......

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    -Naar de gezinscontext toe:/......................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    2. Hoe loopt de communicatie tussen de gezinsleden onderling?
    - Verbaal: Er is een normale communicatie, als de moeder(s) iets vragen aan de zaal zal deze dit .

    ook uitvoeren............................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................  
    - Non-verbaal: Dit verloopt tevens ook normaal, er zijn geen tekenen waaruit blijkt dat dit enigszins anders zou zijn  

    ..................................................................................................................................................
    - Gezinsleden onderling/context: Er worden alledaagse gezinsdingen besproken met elkaar.......

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................
    - Naar de student toe: Er was vooral een communicatie rond de studieproblemen van het kind...

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    3. Wat zijn de gave gebieden binnen het gezin? (Wat loopt er goed?)

    Er is een goede omgang in het gezin en tevens een goede omgang van ouders - school...............

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    4. Is er een evolutie binnen de studieondersteuning met betrekking tot de ouders/de kinderen?

    - Betrokkenheid van de ouder(s) bij het huiswerk: De ouders beseffen dat er problemen zijn met het leergedrag van hun kind, maar weten niet hoe hier mee om te gaan.........................................................................

    ..................................................................................................................................................
    - Betrokkenheid van de ouder(s) bij contacten met de school: De ouders hadden al een zeer goede band met de school..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................
    - Positieve houding en verwachtingen van ouder(s) ten aanzien van het leren van het kind: De ouders zijn “Down to earth”, ze staan met hun voeten op de grond. Ze beseffen namelijk dat hun zoon geen genie zal worden, maar graag zouden ze hun zoon op het “normale” leerniveau willen krijgen..................................................................

    - Hoe het kind zelf omgaat met huiswerk en school (motivatie): Julian is niet echt gemotiveerd om zijn huiswerk te maken, als hij een rekenopdracht heeft zal hij de eerste opdrachten met volle zin maken. Maar eenmaal deze opgelost zijn verliest hij al snel zijn concentratie. Hij heeft tevens ook geen interesse in lezen, wat natuurlijk de vooruitgang wat bemoeilijkt..................................................................................................................................................

    - Creëren van een gunstig studieklimaat door de ouder(s): De ouders zullen er telkens voor zorgen dat de televisies uit gaan wanneer ik bezig ben met mijn studiebegeleiding en Julian kan zich afzonderen in de keuken    

     

    5. Heb je directe bemerkingen?

    Idem aan vorige.........................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    6. Heb je vragen voor het team van De Katrol/De Ankerfiguur?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

     

    Tweewekelijks in te vullen:

     

    1. Was er een vorm van weerstand en/of medewerkzaamheid aanwezig van de ouders bij moeilijkheden rond bijvoorbeeld:

    - contacten met de school;

    - gedrag van de kinderen;

    22-05-2011 om 20:46 geschreven door Ricko Vantorre  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Checklist nummer 13

    Checklist nr 13

    De Katrol


    Naam student: Ricko Vantorre....................................................................................................

    Voornaam Kind: Julian...............................................................................................................

    Datum en duur van bezoek: 07/04/2011 -  duur 1,5h....................................................................

     

    1. Wie was er thuis?

    Julian, Mama en Lara..................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................


    2. Verloop
    a. Wat had je gepland en waarom?

    Ik had voor Julian een leesopdracht voorzien en hierbij een korte schrijfopdracht. In het begin vond hij dit natuurlijk niet zo aangenaam, maar uiteindelijk heeft hij toch nog goed meegewerkt aan zijn opdrachten.............

    b. Heb je dit kunnen uitvoeren? Was er mogelijkheid om de studieondersteuning te realiseren? (intentionaliteit – wederkerigheid)
    JA: Hoe is dit verlopen?

    Ja, ik heb hem laten lezen uit een groot leesboek dat hij thuis liggen had. Ik had hem zelf de keuze gelaten voor een boek, zodat het iets was dat hij zelf wou lezen en hem dus ook interesseerde......................................

    NEE: Waarom niet? Wat was volgens jou de oorzaak?

    /................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................
    Hoe heb je het ondersteuningsmoment dan ingevuld?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    3. Waren de ouders betrokken bij de studieondersteuning? (onderwijsgerichtheid)
    Ja? Op welke manier werd dit geuit?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    Zo niet? Wat was volgens jou de oorzaak?

    Het contact met de ouders was hier terug miniem, ik heb wel na de begeleiding terug een bespreking gedaan van wat we gedaan hadden en teven eens afspraak gemaakt van wat we de volgende week zouden doen (ik wou hier toestemming vragen om mijn laatste 2h in 1x te doen).....................................................................................

    Indien geen tot weinig betrokkenheid, hoe wil je ervoor zorgen dat de ouders toch betrokken raken?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    4. Heb je als ‘mediator’ kunnen optreden in verband met de studieondersteuning? (transcendentie – zingeving)

    (vb.: Tijdens de studieondersteuning help je het kind met rekenen. Je trekt het begrip open en gaat samen met het kind kijken waarom rekenen belangrijk is. Om bijvoorbeeld later rekeningen te betalen, snoep te kopen,… enz…)

    Ja? Hoe?

    Idem aan vorige.........................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    Neen? Hoe kwam het dat dit niet lukte?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    5. In het kader van ‘beïnvloeding’: heb je ook contact gehad met de andere kinderen van het gezin/de omgeving? (systeem beïnvloeden – sociaal netwerk)

    Ja? Met wie?

    /................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    Heb je die persoon betrokken in het ondersteuningsmoment?
    JA: hoe?

    ......................................................................................................................................

    ......................................................................................................................................

    ......................................................................................................................................

    NEE: waarom niet?

    ......................................................................................................................................

    ......................................................................................................................................

    ......................................................................................................................................

    Neen? Wat zie je als hinderpaal?

    Naomi zie ik niet meer, dit omdat ze er speciaal voor gekeken hebben om de donderdag te komen i.p.v. de woensdag. Dit zodat Naomi op school kan blijven ondertussen dat ik bezig ben met Julian te begeleiden...........

     

    6. Heb je de ouder(s) kunnen ondersteunen bij het ‘opvoeden’?
    Ja? Op welke manier heb je dit gedaan?

    Ik vind dat de ouders wel weten hoe ze hun kind moeten opvoeden, maar ze kunnen het niet in praktijk om te zetten. Ik probeer momenteel nu om die opdracht op mij te nemen, maar telkens door bespreking probeer ik ze duidelijk te maken hoe ze het uiteindelijk zelf zullen moeten doen..........................................................................

     

    In het kader van de ijkpunten:

     

    1. Heb je een gevoel/situatie van (on)veiligheid opgemerkt?

    -Onder de ouders: Neen, de ouders zijn zeer vriendelijke en zeer open mensen.........................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    -Naar de kinderen toe: Neen, de kinderen bevinden zich in een zeer veilige situatie. Ze zijn graag       

    gezien door beide de ouders en hebben genoeg speelgoed om een veilig en sereen gevoel te ...

    hebben......................................................................................................................................

    -Naar de student toe: Neen, ik voelde mij zeer veilig in het gezien. Ik werd warm ontvangen......

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    -Naar de gezinscontext toe:/......................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    2. Hoe loopt de communicatie tussen de gezinsleden onderling?
    - Verbaal: Er is een normale communicatie, als de moeder(s) iets vragen aan de zaal zal deze dit .

    ook uitvoeren............................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................  
    - Non-verbaal: Dit verloopt tevens ook normaal, er zijn geen tekenen waaruit blijkt dat dit enigszins anders zou zijn  

    ..................................................................................................................................................
    - Gezinsleden onderling/context: Er worden alledaagse gezinsdingen besproken met elkaar.......

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................
    - Naar de student toe: Er was vooral een communicatie rond de studieproblemen van het kind...

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    3. Wat zijn de gave gebieden binnen het gezin? (Wat loopt er goed?)

    Er is een goede omgang in het gezin en tevens een goede omgang van ouders - school...............

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    4. Is er een evolutie binnen de studieondersteuning met betrekking tot de ouders/de kinderen?

    - Betrokkenheid van de ouder(s) bij het huiswerk: De ouders beseffen dat er problemen zijn met het leergedrag van hun kind, maar weten niet hoe hier mee om te gaan.........................................................................

    ..................................................................................................................................................
    - Betrokkenheid van de ouder(s) bij contacten met de school: De ouders hadden al een zeer goede band met de school..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................
    - Positieve houding en verwachtingen van ouder(s) ten aanzien van het leren van het kind: De ouders zijn “Down to earth”, ze staan met hun voeten op de grond. Ze beseffen namelijk dat hun zoon geen genie zal worden, maar graag zouden ze hun zoon op het “normale” leerniveau willen krijgen..................................................................

    - Hoe het kind zelf omgaat met huiswerk en school (motivatie): Julian is niet echt gemotiveerd om zijn huiswerk te maken, als hij een rekenopdracht heeft zal hij de eerste opdrachten met volle zin maken. Maar eenmaal deze opgelost zijn verliest hij al snel zijn concentratie. Hij heeft tevens ook geen interesse in lezen, wat natuurlijk de vooruitgang wat bemoeilijkt..................................................................................................................................................

    - Creëren van een gunstig studieklimaat door de ouder(s): De ouders zullen er telkens voor zorgen dat de televisies uit gaan wanneer ik bezig ben met mijn studiebegeleiding en Julian kan zich afzonderen in de keuken    

     

    5. Heb je directe bemerkingen?

    Idem aan vorige.........................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    6. Heb je vragen voor het team van De Katrol/De Ankerfiguur?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................


    22-05-2011 om 20:44 geschreven door Ricko Vantorre  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Checklist nummer 12

    Checklist nr 12

    De Katrol


    Naam student: Ricko Vantorre....................................................................................................

    Voornaam Kind: Julian...............................................................................................................

    Datum en duur van bezoek: 31/03/2011 -  duur 1h.......................................................................

     

    1. Wie was er thuis?

    Julian, Mama en Lara..................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................


    2. Verloop
    a. Wat had je gepland en waarom?

    Ik had terug rekensommen en een lees en tevens schrijfopdracht voorzien voor Julian. De lees/schrijfopdracht bestond uit het schrijven van het alfabet, dit om zijn schoonschrift te oefenen. Want het blijkt dat hij dit toch nog nodig heeft.   

    b. Heb je dit kunnen uitvoeren? Was er mogelijkheid om de studieondersteuning te realiseren? (intentionaliteit – wederkerigheid)
    JA: Hoe is dit verlopen?

    Ik heb samen met Julian enkele rekensommen onder tijdsdruk gemaakt, hierna heb ik nog wat geoefend op zijn schrijven..................................................................................................................................................

    NEE: Waarom niet? Wat was volgens jou de oorzaak?

    /................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................
    Hoe heb je het ondersteuningsmoment dan ingevuld?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    3. Waren de ouders betrokken bij de studieondersteuning? (onderwijsgerichtheid)
    Ja? Op welke manier werd dit geuit?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    Zo niet? Wat was volgens jou de oorzaak?

    Het contact met de ouders was hier terug miniem, ik heb wel na de begeleiding terug een bespreking gedaan van wat we gedaan hadden en wat hij tegen maandag moest doen voor mij

    ..................................................................................................................................................

    Indien geen tot weinig betrokkenheid, hoe wil je ervoor zorgen dat de ouders toch betrokken raken?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    4. Heb je als ‘mediator’ kunnen optreden in verband met de studieondersteuning? (transcendentie – zingeving)

    (vb.: Tijdens de studieondersteuning help je het kind met rekenen. Je trekt het begrip open en gaat samen met het kind kijken waarom rekenen belangrijk is. Om bijvoorbeeld later rekeningen te betalen, snoep te kopen,… enz…)

    Ja? Hoe?

    Idem aan vorige.........................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    Neen? Hoe kwam het dat dit niet lukte?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    5. In het kader van ‘beïnvloeding’: heb je ook contact gehad met de andere kinderen van het gezin/de omgeving? (systeem beïnvloeden – sociaal netwerk)

    Ja? Met wie?

    /................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    Heb je die persoon betrokken in het ondersteuningsmoment?
    JA: hoe?

    ......................................................................................................................................

    ......................................................................................................................................

    ......................................................................................................................................

    NEE: waarom niet?

    ......................................................................................................................................

    ......................................................................................................................................

    ......................................................................................................................................

    Neen? Wat zie je als hinderpaal?

    Naomi zie ik niet meer, dit omdat ze er speciaal voor gekeken hebben om de donderdag te komen i.p.v. de woensdag. Dit zodat Naomi op school kan blijven ondertussen dat ik bezig ben met Julian te begeleiden...........

     

    6. Heb je de ouder(s) kunnen ondersteunen bij het ‘opvoeden’?
    Ja? Op welke manier heb je dit gedaan?

    Ik vind dat de ouders wel weten hoe ze hun kind moeten opvoeden, maar ze kunnen het niet in praktijk om te zetten. Ik probeer momenteel nu om die opdracht op mij te nemen, maar telkens door bespreking probeer ik ze duidelijk te maken hoe ze het uiteindelijk zelf zullen moeten doen..........................................................................

     

    In het kader van de ijkpunten:

     

    1. Heb je een gevoel/situatie van (on)veiligheid opgemerkt?

    -Onder de ouders: Neen, de ouders zijn zeer vriendelijke en zeer open mensen.........................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    -Naar de kinderen toe: Neen, de kinderen bevinden zich in een zeer veilige situatie. Ze zijn graag       

    gezien door beide de ouders en hebben genoeg speelgoed om een veilig en sereen gevoel te ...

    hebben......................................................................................................................................

    -Naar de student toe: Neen, ik voelde mij zeer veilig in het gezien. Ik werd warm ontvangen......

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    -Naar de gezinscontext toe:/......................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    2. Hoe loopt de communicatie tussen de gezinsleden onderling?
    - Verbaal: Er is een normale communicatie, als de moeder(s) iets vragen aan de zaal zal deze dit .

    ook uitvoeren............................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................  
    - Non-verbaal: Dit verloopt tevens ook normaal, er zijn geen tekenen waaruit blijkt dat dit enigszins anders zou zijn  

    ..................................................................................................................................................
    - Gezinsleden onderling/context: Er worden alledaagse gezinsdingen besproken met elkaar.......

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................
    - Naar de student toe: Er was vooral een communicatie rond de studieproblemen van het kind...

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    3. Wat zijn de gave gebieden binnen het gezin? (Wat loopt er goed?)

    Er is een goede omgang in het gezin en tevens een goede omgang van ouders - school...............

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    4. Is er een evolutie binnen de studieondersteuning met betrekking tot de ouders/de kinderen?

    - Betrokkenheid van de ouder(s) bij het huiswerk: De ouders beseffen dat er problemen zijn met het leergedrag van hun kind, maar weten niet hoe hier mee om te gaan.........................................................................

    ..................................................................................................................................................
    - Betrokkenheid van de ouder(s) bij contacten met de school: De ouders hadden al een zeer goede band met de school..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................
    - Positieve houding en verwachtingen van ouder(s) ten aanzien van het leren van het kind: De ouders zijn “Down to earth”, ze staan met hun voeten op de grond. Ze beseffen namelijk dat hun zoon geen genie zal worden, maar graag zouden ze hun zoon op het “normale” leerniveau willen krijgen..................................................................

    - Hoe het kind zelf omgaat met huiswerk en school (motivatie): Julian is niet echt gemotiveerd om zijn huiswerk te maken, als hij een rekenopdracht heeft zal hij de eerste opdrachten met volle zin maken. Maar eenmaal deze opgelost zijn verliest hij al snel zijn concentratie. Hij heeft tevens ook geen interesse in lezen, wat natuurlijk de vooruitgang wat bemoeilijkt..................................................................................................................................................

    - Creëren van een gunstig studieklimaat door de ouder(s): De ouders zullen er telkens voor zorgen dat de televisies uit gaan wanneer ik bezig ben met mijn studiebegeleiding en Julian kan zich afzonderen in de keuken    

     

    5. Heb je directe bemerkingen?

    Idem aan vorige.........................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    6. Heb je vragen voor het team van De Katrol/De Ankerfiguur?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    22-05-2011 om 20:43 geschreven door Ricko Vantorre  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Checklist nummer 11

    Checklist nr 11

    De Katrol


    Naam student: Ricko Vantorre....................................................................................................

    Voornaam Kind: Julian...............................................................................................................

    Datum en duur van bezoek: 28/03/2011 -  duur 1h.......................................................................

     

    1. Wie was er thuis?

    Julian, Mama en Lara..................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................


    2. Verloop
    a. Wat had je gepland en waarom?

    Ik had terug rekensommen en een lees en tevens schrijfopdracht voorzien voor Julian. De lees/schrijfopdracht bestond uit het schrijven van het alfabet, dit om zijn schoonschrift te oefenen. Want het blijkt dat hij dit toch nog nodig heeft.   

    b. Heb je dit kunnen uitvoeren? Was er mogelijkheid om de studieondersteuning te realiseren? (intentionaliteit – wederkerigheid)
    JA: Hoe is dit verlopen?

    Ik heb samen met Julian enkele rekensommen onder tijdsdruk gemaakt, hierna heb ik nog wat geoefend op zijn schrijven..................................................................................................................................................

    NEE: Waarom niet? Wat was volgens jou de oorzaak?

    /................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................
    Hoe heb je het ondersteuningsmoment dan ingevuld?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    3. Waren de ouders betrokken bij de studieondersteuning? (onderwijsgerichtheid)
    Ja? Op welke manier werd dit geuit?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    Zo niet? Wat was volgens jou de oorzaak?

    Het contact met de ouders was hier terug miniem, ik heb wel na de begeleiding terug een bespreking gedaan van wat we gedaan hadden en wat hij tegen maandag moest doen voor mij

    ..................................................................................................................................................

    Indien geen tot weinig betrokkenheid, hoe wil je ervoor zorgen dat de ouders toch betrokken raken?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    4. Heb je als ‘mediator’ kunnen optreden in verband met de studieondersteuning? (transcendentie – zingeving)

    (vb.: Tijdens de studieondersteuning help je het kind met rekenen. Je trekt het begrip open en gaat samen met het kind kijken waarom rekenen belangrijk is. Om bijvoorbeeld later rekeningen te betalen, snoep te kopen,… enz…)

    Ja? Hoe?

    Idem aan vorige.........................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    Neen? Hoe kwam het dat dit niet lukte?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    5. In het kader van ‘beïnvloeding’: heb je ook contact gehad met de andere kinderen van het gezin/de omgeving? (systeem beïnvloeden – sociaal netwerk)

    Ja? Met wie?

    /................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    Heb je die persoon betrokken in het ondersteuningsmoment?
    JA: hoe?

    ......................................................................................................................................

    ......................................................................................................................................

    ......................................................................................................................................

    NEE: waarom niet?

    ......................................................................................................................................

    ......................................................................................................................................

    ......................................................................................................................................

    Neen? Wat zie je als hinderpaal?

    Naomi zie ik niet meer, dit omdat ze er speciaal voor gekeken hebben om de donderdag te komen i.p.v. de woensdag. Dit zodat Naomi op school kan blijven ondertussen dat ik bezig ben met Julian te begeleiden...........

     

    6. Heb je de ouder(s) kunnen ondersteunen bij het ‘opvoeden’?
    Ja? Op welke manier heb je dit gedaan?

    Ik vind dat de ouders wel weten hoe ze hun kind moeten opvoeden, maar ze kunnen het niet in praktijk om te zetten. Ik probeer momenteel nu om die opdracht op mij te nemen, maar telkens door bespreking probeer ik ze duidelijk te maken hoe ze het uiteindelijk zelf zullen moeten doen..........................................................................

     

    In het kader van de ijkpunten:

     

    1. Heb je een gevoel/situatie van (on)veiligheid opgemerkt?

    -Onder de ouders: Neen, de ouders zijn zeer vriendelijke en zeer open mensen.........................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    -Naar de kinderen toe: Neen, de kinderen bevinden zich in een zeer veilige situatie. Ze zijn graag       

    gezien door beide de ouders en hebben genoeg speelgoed om een veilig en sereen gevoel te ...

    hebben......................................................................................................................................

    -Naar de student toe: Neen, ik voelde mij zeer veilig in het gezien. Ik werd warm ontvangen......

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    -Naar de gezinscontext toe:/......................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    2. Hoe loopt de communicatie tussen de gezinsleden onderling?
    - Verbaal: Er is een normale communicatie, als de moeder(s) iets vragen aan de zaal zal deze dit .

    ook uitvoeren............................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................  
    - Non-verbaal: Dit verloopt tevens ook normaal, er zijn geen tekenen waaruit blijkt dat dit enigszins anders zou zijn  

    ..................................................................................................................................................
    - Gezinsleden onderling/context: Er worden alledaagse gezinsdingen besproken met elkaar.......

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................
    - Naar de student toe: Er was vooral een communicatie rond de studieproblemen van het kind...

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    3. Wat zijn de gave gebieden binnen het gezin? (Wat loopt er goed?)

    Er is een goede omgang in het gezin en tevens een goede omgang van ouders - school...............

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    4. Is er een evolutie binnen de studieondersteuning met betrekking tot de ouders/de kinderen?

    - Betrokkenheid van de ouder(s) bij het huiswerk: De ouders beseffen dat er problemen zijn met het leergedrag van hun kind, maar weten niet hoe hier mee om te gaan.........................................................................

    ..................................................................................................................................................
    - Betrokkenheid van de ouder(s) bij contacten met de school: De ouders hadden al een zeer goede band met de school..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................
    - Positieve houding en verwachtingen van ouder(s) ten aanzien van het leren van het kind: De ouders zijn “Down to earth”, ze staan met hun voeten op de grond. Ze beseffen namelijk dat hun zoon geen genie zal worden, maar graag zouden ze hun zoon op het “normale” leerniveau willen krijgen..................................................................

    - Hoe het kind zelf omgaat met huiswerk en school (motivatie): Julian is niet echt gemotiveerd om zijn huiswerk te maken, als hij een rekenopdracht heeft zal hij de eerste opdrachten met volle zin maken. Maar eenmaal deze opgelost zijn verliest hij al snel zijn concentratie. Hij heeft tevens ook geen interesse in lezen, wat natuurlijk de vooruitgang wat bemoeilijkt..................................................................................................................................................

    - Creëren van een gunstig studieklimaat door de ouder(s): De ouders zullen er telkens voor zorgen dat de televisies uit gaan wanneer ik bezig ben met mijn studiebegeleiding en Julian kan zich afzonderen in de keuken    

     

    5. Heb je directe bemerkingen?

    Idem aan vorige.........................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    6. Heb je vragen voor het team van De Katrol/De Ankerfiguur?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    22-05-2011 om 20:41 geschreven door Ricko Vantorre  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Checklist nummer 10

    Checklist nr 10

    De Katrol


    Naam student: Ricko Vantorre....................................................................................................

    Voornaam Kind: Julian...............................................................................................................

    Datum en duur van bezoek: 28/03/2011 -  duur 1h.......................................................................

     

    1. Wie was er thuis?

    Julian, Mama en Lara..................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................


    2. Verloop
    a. Wat had je gepland en waarom?

    Ik had terug rekensommen en een lees en tevens schrijfopdracht voorzien voor Julian. De lees/schrijfopdracht bestond uit een gedicht dat ik op het internet gevonden had. Ik heb hem dit laten lezen en vertellen wat hij net gelezen had, nadien moest hij dit gedicht ook overschrijven.......................................................................................

    b. Heb je dit kunnen uitvoeren? Was er mogelijkheid om de studieondersteuning te realiseren? (intentionaliteit – wederkerigheid)
    JA: Hoe is dit verlopen?

    Ik heb samen met Julian enkele rekensommen onder tijdsdruk gemaakt, hierna heb ik nog wat geoefend op zijn schrijven en lezen.....................................................................................................................................

    NEE: Waarom niet? Wat was volgens jou de oorzaak?

    /................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................
    Hoe heb je het ondersteuningsmoment dan ingevuld?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    3. Waren de ouders betrokken bij de studieondersteuning? (onderwijsgerichtheid)
    Ja? Op welke manier werd dit geuit?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    Zo niet? Wat was volgens jou de oorzaak?

    Ik heb deze keer terug weinig contact gehad met de ouders, deze waren namelijk bezig met hun keukentafel in de oude slaapruimte te plaatsen. Ze hadden namelijk net hun slaapkamer terug naar boven verplaatst, tijdens het verplaatsen hadden ze er ook voor gekozen om de zitting van de stoelen te vernieuwen. Dit waren ze dan ook aan het doen ondertussen dat ik Julian aan het begeleiden was.......................................................................

    Indien geen tot weinig betrokkenheid, hoe wil je ervoor zorgen dat de ouders toch betrokken raken?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    4. Heb je als ‘mediator’ kunnen optreden in verband met de studieondersteuning? (transcendentie – zingeving)

    (vb.: Tijdens de studieondersteuning help je het kind met rekenen. Je trekt het begrip open en gaat samen met het kind kijken waarom rekenen belangrijk is. Om bijvoorbeeld later rekeningen te betalen, snoep te kopen,… enz…)

    Ja? Hoe?

    Idem aan vorige.........................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    Neen? Hoe kwam het dat dit niet lukte?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    5. In het kader van ‘beïnvloeding’: heb je ook contact gehad met de andere kinderen van het gezin/de omgeving? (systeem beïnvloeden – sociaal netwerk)

    Ja? Met wie?

    /................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    Heb je die persoon betrokken in het ondersteuningsmoment?
    JA: hoe?

    ......................................................................................................................................

    ......................................................................................................................................

    ......................................................................................................................................

    NEE: waarom niet?

    ......................................................................................................................................

    ......................................................................................................................................

    ......................................................................................................................................

    Neen? Wat zie je als hinderpaal?

    Naomi zie ik niet meer, dit omdat ze er speciaal voor gekeken hebben om de donderdag te komen i.p.v. de woensdag. Dit zodat Naomi op school kan blijven ondertussen dat ik bezig ben met Julian te begeleiden...........

     

    6. Heb je de ouder(s) kunnen ondersteunen bij het ‘opvoeden’?
    Ja? Op welke manier heb je dit gedaan?

    Ik vind dat de ouders wel weten hoe ze hun kind moeten opvoeden, maar ze kunnen het niet in praktijk om te zetten. Ik probeer momenteel nu om die opdracht op mij te nemen, maar telkens door bespreking probeer ik ze duidelijk te maken hoe ze het uiteindelijk zelf zullen moeten doen..........................................................................

     

    In het kader van de ijkpunten:

     

    1. Heb je een gevoel/situatie van (on)veiligheid opgemerkt?

    -Onder de ouders: Neen, de ouders zijn zeer vriendelijke en zeer open mensen.........................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    -Naar de kinderen toe: Neen, de kinderen bevinden zich in een zeer veilige situatie. Ze zijn graag       

    gezien door beide de ouders en hebben genoeg speelgoed om een veilig en sereen gevoel te ...

    hebben......................................................................................................................................

    -Naar de student toe: Neen, ik voelde mij zeer veilig in het gezien. Ik werd warm ontvangen......

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    -Naar de gezinscontext toe:/......................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    2. Hoe loopt de communicatie tussen de gezinsleden onderling?
    - Verbaal: Er is een normale communicatie, als de moeder(s) iets vragen aan de zaal zal deze dit .

    ook uitvoeren............................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................  
    - Non-verbaal: Dit verloopt tevens ook normaal, er zijn geen tekenen waaruit blijkt dat dit enigszins anders zou zijn  

    ..................................................................................................................................................
    - Gezinsleden onderling/context: Er worden alledaagse gezinsdingen besproken met elkaar.......

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................
    - Naar de student toe: Er was vooral een communicatie rond de studieproblemen van het kind...

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    3. Wat zijn de gave gebieden binnen het gezin? (Wat loopt er goed?)

    Er is een goede omgang in het gezin en tevens een goede omgang van ouders - school...............

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    4. Is er een evolutie binnen de studieondersteuning met betrekking tot de ouders/de kinderen?

    - Betrokkenheid van de ouder(s) bij het huiswerk: De ouders beseffen dat er problemen zijn met het leergedrag van hun kind, maar weten niet hoe hier mee om te gaan.........................................................................

    ..................................................................................................................................................
    - Betrokkenheid van de ouder(s) bij contacten met de school: De ouders hadden al een zeer goede band met de school..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................
    - Positieve houding en verwachtingen van ouder(s) ten aanzien van het leren van het kind: De ouders zijn “Down to earth”, ze staan met hun voeten op de grond. Ze beseffen namelijk dat hun zoon geen genie zal worden, maar graag zouden ze hun zoon op het “normale” leerniveau willen krijgen..................................................................

    - Hoe het kind zelf omgaat met huiswerk en school (motivatie): Julian is niet echt gemotiveerd om zijn huiswerk te maken, als hij een rekenopdracht heeft zal hij de eerste opdrachten met volle zin maken. Maar eenmaal deze opgelost zijn verliest hij al snel zijn concentratie. Hij heeft tevens ook geen interesse in lezen, wat natuurlijk de vooruitgang wat bemoeilijkt..................................................................................................................................................

    - Creëren van een gunstig studieklimaat door de ouder(s): De ouders zullen er telkens voor zorgen dat de televisies uit gaan wanneer ik bezig ben met mijn studiebegeleiding en Julian kan zich afzonderen in de keuken    

     

    5. Heb je directe bemerkingen?

    Idem aan vorige.........................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    6. Heb je vragen voor het team van De Katrol/De Ankerfiguur?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    22-05-2011 om 20:39 geschreven door Ricko Vantorre  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Checklist nummer 9

    Checklist nr 9

    De Katrol


    Naam student: Ricko Vantorre....................................................................................................

    Voornaam Kind: Julian...............................................................................................................

    Datum en duur van bezoek: 24/03/2011 -  duur 1,5h....................................................................

     

     

    1. Wie was er thuis?

    Julian, Mama en Lara..................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................


    2. Verloop
    a. Wat had je gepland en waarom?

    Ik had hier terug rekensommen voorzien, dit omdat ik bij de vorige begeleiding merkte dat Julian wel de kennis heeft maar gewoon de zin niet heeft en hierdoor vaker begint te gokken.....................................................

    b. Heb je dit kunnen uitvoeren? Was er mogelijkheid om de studieondersteuning te realiseren? (intentionaliteit – wederkerigheid)
    JA: Hoe is dit verlopen?

    Ik heb samen met Julian enkele rekensommen onder tijdsdruk gemaakt, hierna heb ik nog wat geoefend op zijn schrijven ook............................................................................................................................................

    NEE: Waarom niet? Wat was volgens jou de oorzaak?

    /................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................
    Hoe heb je het ondersteuningsmoment dan ingevuld?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    3. Waren de ouders betrokken bij de studieondersteuning? (onderwijsgerichtheid)
    Ja? Op welke manier werd dit geuit?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    Zo niet? Wat was volgens jou de oorzaak?

    Ik heb na mijn begeleiding de ouders betrokken, door hun te zeggen welke opdrachten in Julian gegeven had voor de dagen dat ik niet aanwezig was voor begeleiding. Ondertussen ook nog korte bespreking over hun mening rond Julian zijn schooltoestand..........................................................................................................................

    Indien geen tot weinig betrokkenheid, hoe wil je ervoor zorgen dat de ouders toch betrokken raken?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    4. Heb je als ‘mediator’ kunnen optreden in verband met de studieondersteuning? (transcendentie – zingeving)

    (vb.: Tijdens de studieondersteuning help je het kind met rekenen. Je trekt het begrip open en gaat samen met het kind kijken waarom rekenen belangrijk is. Om bijvoorbeeld later rekeningen te betalen, snoep te kopen,… enz…)

    Ja? Hoe?

    Idem aan vorige.........................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    Neen? Hoe kwam het dat dit niet lukte?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    5. In het kader van ‘beïnvloeding’: heb je ook contact gehad met de andere kinderen van het gezin/de omgeving? (systeem beïnvloeden – sociaal netwerk)

    Ja? Met wie?

    /................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    Heb je die persoon betrokken in het ondersteuningsmoment?
    JA: hoe?

    ......................................................................................................................................

    ......................................................................................................................................

    ......................................................................................................................................

    NEE: waarom niet?

    ......................................................................................................................................

    ......................................................................................................................................

    ......................................................................................................................................

    Neen? Wat zie je als hinderpaal?

    Naomi zie ik niet meer, dit omdat ze er speciaal voor gekeken hebben om de donderdag te komen i.p.v. de woensdag. Dit zodat Naomi op school kan blijven ondertussen dat ik bezig ben met Julian te begeleiden...........

     

    6. Heb je de ouder(s) kunnen ondersteunen bij het ‘opvoeden’?
    Ja? Op welke manier heb je dit gedaan?

    Ik vind dat de ouders wel weten hoe ze hun kind moeten opvoeden, maar ze kunnen het niet in praktijk om te zetten. Ik probeer momenteel nu om die opdracht op mij te nemen, maar telkens door bespreking probeer ik ze duidelijk te maken hoe ze het uiteindelijk zelf zullen moeten doen..........................................................................

     

    In het kader van de ijkpunten:

     

    1. Heb je een gevoel/situatie van (on)veiligheid opgemerkt?

    -Onder de ouders: Neen, de ouders zijn zeer vriendelijke en zeer open mensen.........................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    -Naar de kinderen toe: Neen, de kinderen bevinden zich in een zeer veilige situatie. Ze zijn graag       

    gezien door beide de ouders en hebben genoeg speelgoed om een veilig en sereen gevoel te ...

    hebben......................................................................................................................................

    -Naar de student toe: Neen, ik voelde mij zeer veilig in het gezien. Ik werd warm ontvangen......

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    -Naar de gezinscontext toe:/......................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    2. Hoe loopt de communicatie tussen de gezinsleden onderling?
    - Verbaal: Er is een normale communicatie, als de moeder(s) iets vragen aan de zaal zal deze dit .

    ook uitvoeren............................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................  
    - Non-verbaal: Dit verloopt tevens ook normaal, er zijn geen tekenen waaruit blijkt dat dit enigszins anders zou zijn  

    ..................................................................................................................................................
    - Gezinsleden onderling/context: Er worden alledaagse gezinsdingen besproken met elkaar.......

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................
    - Naar de student toe: Er was vooral een communicatie rond de studieproblemen van het kind...

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    3. Wat zijn de gave gebieden binnen het gezin? (Wat loopt er goed?)

    Er is een goede omgang in het gezin en tevens een goede omgang van ouders - school...............

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    4. Is er een evolutie binnen de studieondersteuning met betrekking tot de ouders/de kinderen?

    - Betrokkenheid van de ouder(s) bij het huiswerk: De ouders beseffen dat er problemen zijn met het leergedrag van hun kind, maar weten niet hoe hier mee om te gaan.........................................................................

    ..................................................................................................................................................
    - Betrokkenheid van de ouder(s) bij contacten met de school: De ouders hadden al een zeer goede band met de school..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................
    - Positieve houding en verwachtingen van ouder(s) ten aanzien van het leren van het kind: De ouders zijn “Down to earth”, ze staan met hun voeten op de grond. Ze beseffen namelijk dat hun zoon geen genie zal worden, maar graag zouden ze hun zoon op het “normale” leerniveau willen krijgen..................................................................

    - Hoe het kind zelf omgaat met huiswerk en school (motivatie): Julian is niet echt gemotiveerd om zijn huiswerk te maken, als hij een rekenopdracht heeft zal hij de eerste opdrachten met volle zin maken. Maar eenmaal deze opgelost zijn verliest hij al snel zijn concentratie. Hij heeft tevens ook geen interesse in lezen, wat natuurlijk de vooruitgang wat bemoeilijkt..................................................................................................................................................

    - Creëren van een gunstig studieklimaat door de ouder(s): De ouders zullen er telkens voor zorgen dat de televisies uit gaan wanneer ik bezig ben met mijn studiebegeleiding en Julian kan zich afzonderen in de keuken    

     

    5. Heb je directe bemerkingen?

    Idem aan vorige.........................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    6. Heb je vragen voor het team van De Katrol/De Ankerfiguur?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    22-05-2011 om 20:35 geschreven door Ricko Vantorre  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Checklist nummer 8

    Checklist nr 8

    De Katrol


    Naam student: Ricko Vantorre....................................................................................................

    Voornaam Kind: Julian...............................................................................................................

    Datum en duur van bezoek: 21/03/2011 -  duur 1h.......................................................................

     

     

    1. Wie was er thuis?

    Julian, Mama en Lara..................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................


    2. Verloop
    a. Wat had je gepland en waarom?

    Ik had gepland om mij bezig te houden met Julian zijn rekenen, dit omdat ik toch nog steeds merk dat hij problemen heeft met het uitvoeren van rekensommen........................................................................................

    b. Heb je dit kunnen uitvoeren? Was er mogelijkheid om de studieondersteuning te realiseren? (intentionaliteit – wederkerigheid)
    JA: Hoe is dit verlopen?

    Ik heb samen met Julian enkele rekensommen gemaakt onder tijd, dit om te controleren of hij al beter zijn sommen kent en dit zoals ze het ook op school testen. Toen ik merkte dat zijn rekensommen nog niet echt dat waren, heb ik er voor gekeken om nog extra te oefenen via zijn rekendoos.................................................................

    NEE: Waarom niet? Wat was volgens jou de oorzaak?

    /................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................
    Hoe heb je het ondersteuningsmoment dan ingevuld?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    3. Waren de ouders betrokken bij de studieondersteuning? (onderwijsgerichtheid)
    Ja? Op welke manier werd dit geuit?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    Zo niet? Wat was volgens jou de oorzaak?

    Ik heb na mijn begeleiding de ouders betrokken, door hun te zeggen welke opdrachten in Julian gegeven had voor de dagen dat ik niet aanwezig was voor begeleiding. Ondertussen ook nog korte bespreking over hun mening rond Julian zijn schooltoestand..........................................................................................................................

    Indien geen tot weinig betrokkenheid, hoe wil je ervoor zorgen dat de ouders toch betrokken raken?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    4. Heb je als ‘mediator’ kunnen optreden in verband met de studieondersteuning? (transcendentie – zingeving)

    (vb.: Tijdens de studieondersteuning help je het kind met rekenen. Je trekt het begrip open en gaat samen met het kind kijken waarom rekenen belangrijk is. Om bijvoorbeeld later rekeningen te betalen, snoep te kopen,… enz…)

    Ja? Hoe?

    Idem aan vorige.........................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    Neen? Hoe kwam het dat dit niet lukte?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    5. In het kader van ‘beïnvloeding’: heb je ook contact gehad met de andere kinderen van het gezin/de omgeving? (systeem beïnvloeden – sociaal netwerk)

    Ja? Met wie?

    /................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    Heb je die persoon betrokken in het ondersteuningsmoment?
    JA: hoe?

    ......................................................................................................................................

    ......................................................................................................................................

    ......................................................................................................................................

    NEE: waarom niet?

    ......................................................................................................................................

    ......................................................................................................................................

    ......................................................................................................................................

    Neen? Wat zie je als hinderpaal?

    Naomi zie ik niet meer, dit omdat ze er speciaal voor gekeken hebben om de donderdag te komen i.p.v. de woensdag. Dit zodat Naomi op school kan blijven ondertussen dat ik bezig ben met Julian te begeleiden...........

     

    6. Heb je de ouder(s) kunnen ondersteunen bij het ‘opvoeden’?
    Ja? Op welke manier heb je dit gedaan?

    Ik vind dat de ouders wel weten hoe ze hun kind moeten opvoeden, maar ze kunnen het niet in praktijk om te zetten. Ik probeer momenteel nu om die opdracht op mij te nemen, maar telkens door bespreking probeer ik ze duidelijk te maken hoe ze het uiteindelijk zelf zullen moeten doen..........................................................................

     

    In het kader van de ijkpunten:

     

    1. Heb je een gevoel/situatie van (on)veiligheid opgemerkt?

    -Onder de ouders: Neen, de ouders zijn zeer vriendelijke en zeer open mensen.........................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    -Naar de kinderen toe: Neen, de kinderen bevinden zich in een zeer veilige situatie. Ze zijn graag       

    gezien door beide de ouders en hebben genoeg speelgoed om een veilig en sereen gevoel te ...

    hebben......................................................................................................................................

    -Naar de student toe: Neen, ik voelde mij zeer veilig in het gezien. Ik werd warm ontvangen......

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    -Naar de gezinscontext toe:/......................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    2. Hoe loopt de communicatie tussen de gezinsleden onderling?
    - Verbaal: Er is een normale communicatie, als de moeder(s) iets vragen aan de zaal zal deze dit .

    ook uitvoeren............................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................  
    - Non-verbaal: Dit verloopt tevens ook normaal, er zijn geen tekenen waaruit blijkt dat dit enigszins anders zou zijn  

    ..................................................................................................................................................
    - Gezinsleden onderling/context: Er worden alledaagse gezinsdingen besproken met elkaar.......

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................
    - Naar de student toe: Er was vooral een communicatie rond de studieproblemen van het kind...

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    3. Wat zijn de gave gebieden binnen het gezin? (Wat loopt er goed?)

    Er is een goede omgang in het gezin en tevens een goede omgang van ouders - school...............

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    4. Is er een evolutie binnen de studieondersteuning met betrekking tot de ouders/de kinderen?

    - Betrokkenheid van de ouder(s) bij het huiswerk: De ouders beseffen dat er problemen zijn met het leergedrag van hun kind, maar weten niet hoe hier mee om te gaan.........................................................................

    ..................................................................................................................................................
    - Betrokkenheid van de ouder(s) bij contacten met de school: De ouders hadden al een zeer goede band met de school..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................
    - Positieve houding en verwachtingen van ouder(s) ten aanzien van het leren van het kind: De ouders zijn “Down to earth”, ze staan met hun voeten op de grond. Ze beseffen namelijk dat hun zoon geen genie zal worden, maar graag zouden ze hun zoon op het “normale” leerniveau willen krijgen..................................................................

    - Hoe het kind zelf omgaat met huiswerk en school (motivatie): Julian is niet echt gemotiveerd om zijn huiswerk te maken, als hij een rekenopdracht heeft zal hij de eerste opdrachten met volle zin maken. Maar eenmaal deze opgelost zijn verliest hij al snel zijn concentratie. Hij heeft tevens ook geen interesse in lezen, wat natuurlijk de vooruitgang wat bemoeilijkt..................................................................................................................................................

    - Creëren van een gunstig studieklimaat door de ouder(s): De ouders zullen er telkens voor zorgen dat de televisies uit gaan wanneer ik bezig ben met mijn studiebegeleiding en Julian kan zich afzonderen in de keuken    

     

    5. Heb je directe bemerkingen?

    Idem aan vorige.........................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    6. Heb je vragen voor het team van De Katrol/De Ankerfiguur?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................


    22-05-2011 om 20:33 geschreven door Ricko Vantorre  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Checklist nummer 7

    Checklist nr 7

    De Katrol


    Naam student: Ricko Vantorre....................................................................................................

    Voornaam Kind: Julian...............................................................................................................

    Datum en duur van bezoek: 17/03/2011 -  duur 1h.......................................................................

     

    1. Wie was er thuis?

    Julian, Mama en Lara..................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................


    2. Verloop
    a. Wat had je gepland en waarom?
    Ik wou vandaag mij bezighouden met Julian zijn lezen, ik had hiertoe een animatiefilm meegenomen en deze met Nederlandse ondertitel afgespeeld. Ik pauzeerde deze bij iedere zin zodanig dat hij alles goed mee kon lezen.            

    b. Heb je dit kunnen uitvoeren? Was er mogelijkheid om de studieondersteuning te realiseren? (intentionaliteit – wederkerigheid)
    JA: Hoe is dit verlopen?

    Julian had terug zijn huiswerk niet mee, dus heb ik hem gewoon eerst enkele rekensommen gegeven dat ik zelf voorzien had. Hierna heb ik mijn laptop opgestart en de film getoond, dit verveelde hem ook al terug zeer rap..            

    NEE: Waarom niet? Wat was volgens jou de oorzaak?

    /................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................
    Hoe heb je het ondersteuningsmoment dan ingevuld?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    3. Waren de ouders betrokken bij de studieondersteuning? (onderwijsgerichtheid)
    Ja? Op welke manier werd dit geuit?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    Zo niet? Wat was volgens jou de oorzaak?

    De ouders waren hier terug niet echt in betrokken, zij waren zelf constant bezig met telefoontjes te plegen en constant weg en weer te lopen................................................................................................................

    Indien geen tot weinig betrokkenheid, hoe wil je ervoor zorgen dat de ouders toch betrokken raken?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    4. Heb je als ‘mediator’ kunnen optreden in verband met de studieondersteuning? (transcendentie – zingeving)

    (vb.: Tijdens de studieondersteuning help je het kind met rekenen. Je trekt het begrip open en gaat samen met het kind kijken waarom rekenen belangrijk is. Om bijvoorbeeld later rekeningen te betalen, snoep te kopen,… enz…)

    Ja? Hoe?

    Idem aan vorige.........................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    Neen? Hoe kwam het dat dit niet lukte?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    5. In het kader van ‘beïnvloeding’: heb je ook contact gehad met de andere kinderen van het gezin/de omgeving? (systeem beïnvloeden – sociaal netwerk)

    Ja? Met wie?

    /................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    Heb je die persoon betrokken in het ondersteuningsmoment?
    JA: hoe?

    ......................................................................................................................................

    ......................................................................................................................................

    ......................................................................................................................................

    NEE: waarom niet?

    ......................................................................................................................................

    ......................................................................................................................................

    ......................................................................................................................................

    Neen? Wat zie je als hinderpaal?

    Naomi zie ik niet meer, dit omdat ze er speciaal voor gekeken hebben om dat ik de donderdag zou komen i.p.v. de woensdag. Dit zodat Naomi op school kan blijven ondertussen dat ik bezig ben met Julian te begeleiden.       

     

    6. Heb je de ouder(s) kunnen ondersteunen bij het ‘opvoeden’?
    Ja? Op welke manier heb je dit gedaan?

    Ik vind dat de ouders wel weten hoe ze hun kind moeten opvoeden, maar ze kunnen het niet in praktijk om te zetten. Ik probeer momenteel nu om die opdracht op mij te nemen, maar telkens door bespreking probeer ik ze duidelijk te maken hoe ze het uiteindelijk zelf zullen moeten doen..........................................................................

     

    In het kader van de ijkpunten:

     

    1. Heb je een gevoel/situatie van (on)veiligheid opgemerkt?

    -Onder de ouders: Neen, de ouders zijn zeer vriendelijke en zeer open mensen.........................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    -Naar de kinderen toe: Neen, de kinderen bevinden zich in een zeer veilige situatie. Ze zijn graag       

    gezien door beide de ouders en hebben genoeg speelgoed om een veilig en sereen gevoel te ...

    hebben......................................................................................................................................

    -Naar de student toe: Neen, ik voelde mij zeer veilig in het gezien. Ik werd warm ontvangen......

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    -Naar de gezinscontext toe:/......................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    2. Hoe loopt de communicatie tussen de gezinsleden onderling?
    - Verbaal: Er is een normale communicatie, als de moeder(s) iets vragen aan de zaal zal deze dit .

    ook uitvoeren............................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................  
    - Non-verbaal: Dit verloopt tevens ook normaal, er zijn geen tekenen waaruit blijkt dat dit enigszins anders zou zijn  

    ..................................................................................................................................................
    - Gezinsleden onderling/context: Er worden alledaagse gezinsdingen besproken met elkaar.......

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................
    - Naar de student toe: Er was vooral een communicatie rond de studieproblemen van het kind...

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    3. Wat zijn de gave gebieden binnen het gezin? (Wat loopt er goed?)

    Er is een goede omgang in het gezin en tevens een goede omgang van ouders - school...............

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    4. Is er een evolutie binnen de studieondersteuning met betrekking tot de ouders/de kinderen?

    - Betrokkenheid van de ouder(s) bij het huiswerk: De ouders beseffen dat er problemen zijn met het leergedrag van hun kind, maar weten niet hoe hier mee om te gaan.........................................................................

    ..................................................................................................................................................
    - Betrokkenheid van de ouder(s) bij contacten met de school: De ouders hadden al een zeer goede band met de school..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................
    - Positieve houding en verwachtingen van ouder(s) ten aanzien van het leren van het kind: De ouders zijn “Down to earth”, ze staan met hun voeten op de grond. Ze beseffen namelijk dat hun zoon geen genie zal worden, maar graag zouden ze hun zoon op het “normale” leerniveau willen krijgen..................................................................

    - Hoe het kind zelf omgaat met huiswerk en school (motivatie): Julian is niet echt gemotiveerd om zijn huiswerk te maken, als hij een rekenopdracht heeft zal hij de eerste opdrachten met volle zin maken. Maar eenmaal deze opgelost zijn verliest hij al snel zijn concentratie. Hij heeft tevens ook geen interesse in lezen, wat natuurlijk de vooruitgang wat bemoeilijkt..................................................................................................................................................

    - Creëren van een gunstig studieklimaat door de ouder(s): De ouders zullen er telkens voor zorgen dat de televisies uit gaan wanneer ik bezig ben met mijn studiebegeleiding en Julian kan zich afzonderen in de keuken    

     

    5. Heb je directe bemerkingen?

    Idem aan vorige.........................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

    6. Heb je vragen voor het team van De Katrol/De Ankerfiguur?

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

    ..................................................................................................................................................

     

     

    Tweewekelijks in te vullen:

     

    1. Was er een vorm van weerstand en/of medewerkzaam

    22-05-2011 om 20:30 geschreven door Ricko Vantorre  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (1 Stemmen)


    Archief per week
  • 16/05-22/05 2011

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs