Katrol is voor mij een open deur geweest naar de leefwereld
van mogelijke leerlingen dat ik later zelf les aan zal moeten geven. Wat
betreft de echte diversiteit, was het voor mij niet echt nodig om in een gezin
terecht te komen met echte economische of sociale problemen. Wat zelf ben ik
opgegroeid in een eenoudergezin en uiteindelijk in een samengesteld gezin en
daarna terug in een eenoudergezin. Ik ben al zelfstandig vanaf mijn 20 jaar,
dus ik weet hoe het is om het moeilijk te hebben en beperkte mogelijkheden te
hebben om te studeren.
Deze persoonlijke ervaringen heb ik dan meegenomen in mijn
katrol, gewoon met de visie als ik ergens een kind kan helpen in zijn studies
en zijn leven wat te vergemakkelijken en gewoon een extra steun en toeverlaat
te hebben. Persoonlijk vond ik het wel moeilijk toen de ouders mij er mee
confronteerden dat ze hun kind naar een Bijzonder Onderwijs wilden zenden en
dat ze bij deze keuze mijn opinie als toekomstig leerkracht wilden horen. Ik
wou hier dan zeker mijn eigen opinie niet te veel laten doordringen, de keuze
moet namelijk nog steeds aan de ouders blijven. Het enige dat ik hier mogelijk
wou bereiken was de ouders proberen extra te informeren over hoe het CLB te
werk zal gaan met onderzoeken naar de leerstoornissen van hun kind.
Wat ik zeker zal meenemen naar andere stages of zelfs later
naar het geven van mijn lessen is dat iedere leerlingen zijn eigen achtergrond
heeft en dat je als leerkracht hier zoveel mogelijk rekening mee moet proberen
te houden en hier dan ook een extra steun in te kunnen zijn voor je leerlingen.
Toen ik begon aan mijn katrol had ik als einddoel voor ogen
om mijn toegewezen familie, hun kind(eren) met een mogelijk leerprobleem
vooruit te helpen/ Tevens wou ik ook kijken of er mogelijke problemen bestonden
tussen het kind en de ouders en hier dan in de mate van het mogelijke proberen
deze problemen te verhelpen.
Eenmaal begonnen aan mijn katrol bleek dat mijn gezin geen
familiale problemen had, de opvoeding verliep normaal. In de mate van het
mogelijk met de huidige gezinssituatie (overleden vader en moeder met nieuwe
partner). Het bleek later echter wel dat de nieuwe partner zich iets intenser
bezig hield met de studies van de kinderen. Ik vond dit zelf geen probleem, ik
probeerde wel telkens de moeder iets meer vertrouwd te doen raken met wat er allemaal
gebeurde tijdens de katrol momenten en wat ze kon doen om haar zoon verder te
helpen in zijn studies.
Ik probeerde ook bij iedere katrolmoment dat ik had om er
achter te komen wat ze nog precies verwachte van hun zoon en welk toekomstbeeld
ze nog hadden met hun zoon. Hieruit bleek dat ze wel zeer down to earth
ingesteld waren, ze begrepen dat hun kind niet de slimste van de klas zou
worden maar ze zien hem wel graag nog verder studeren in een normale school.
Zelf hadden ze er kort over getwijfeld om hun zoon naar een Bijzonder
Lageronderwijs te zenden, dit omdat Torhout hier een speciale school voor
heeft. Toen ik dit melde bij Katrol werd er mij aangeraden om de ouders zeer
voorzichtig inderdaad in die richting te sturen, maar hier nog steeds de keuze
aan hun laten. Ik kan namelijk niemand iets opleggen of verplichten om iets te
doen.
Toen ik begon aan mijn katrol wist ik al dat de zoon
problemen had met zijn lezen en rekenen, ik zag in het begin hier geen beginnen
aan. Dit hoofdzakelijk omdat ik geen leerkracht lageronderwijs ben, net om deze
reden ben ik naar een andere lagere school gegaan waar ik de leerkrachten
persoonlijk ken. Dit gewoon om mij te informeren van welke niveaus er normaal
moeten behaald worden in het lezen en met welke oefeningen ze zich normaal al
bezighouden op school. Ik had hier enkele sites gekregen die mij uiteindelijk
nog verder geholpen hebben in mijn begeleiding. Ik merkte dat de begeleiding in
het begin wat stroef verliep, dit omdat ik misschien te veel wou doen in de korte
tijd dat ik maar telkens had. Om deze reden begon ik mij dan telkens met de dag
afwisselend bezig te houden met enerzijds het lezen en anderzijds het rekenen.
Ik merkte dat dit toch na verloop van tijd zijn vruchten afwierp en hij
geleidelijk aan beter begon te lezen en te rekenen.
Ik had
er voor gekomen om samen met Julian een uurtje te spelen en daarna iets samen
te bakken met de kinderen..................................................................................................................................................
b. Heb
je dit kunnen uitvoeren? Was er mogelijkheid om de studieondersteuning te
realiseren? (intentionaliteit wederkerigheid)
JA: Hoe is dit verlopen?
Ja, ik
heb samen met de 4 kinderen naar een buurtspeeltuin geweest en mij met alle 4
de kinderen bezig gehouden. Dit heb ik een goeie uur en half gedaan en hierna
zijn we terug naar huis gegaan om de cake klaar te maken. Hier had ik er voor
gekeken dat Julian alles moest voorlezen en dat de rest van de kinderen gelijk
verdeelt aantal taken hadden om de cake te maken............................................................................................................................
..................................................................................................................................................
Hoe heb je het ondersteuningsmoment dan ingevuld?
3.
Waren de ouders betrokken bij de studieondersteuning? (onderwijsgerichtheid)
Ja? Op welke manier werd dit geuit?
Ik heb
samen met de ouders na het bereiden van de cake besproken hoe mijn begeleiding
van Julian verlopen was en hoe ik mij bij deze begeleiding gevoeld had. Tevens
ook bespreking van waar Julian nu ongeveer staat met zijn lezen en rekenen en
tevens nog kort proberen een toekomst schets te verkrijgen van wat ze met
Julian zouden willen bereiken en doen..........................................................................................................................................
4. Heb
je als mediator kunnen optreden in verband met de studieondersteuning?
(transcendentie zingeving)
(vb.:
Tijdens de studieondersteuning help je het kind met rekenen. Je trekt het
begrip open en gaat samen met het kind kijken waarom rekenen belangrijk is. Om
bijvoorbeeld later rekeningen te betalen, snoep te kopen, enz )
Ja?
Hoe?
Ik heb
hier er speciaal voor gekeken dat Julian de benodigde ingrediënten las en
tevens ook met de gewichten werkte van de ingrediënten. Dit allemaal als
training voor zijn lees en reken problemen................................
Heb je
die persoon betrokken in het ondersteuningsmoment?
JA: hoe?
Ik heb
samen met de 4 kinderen naar een speeltuin geweest en tevens samen met de 4
kinderen een cake gebakken en ze actief laten meewerken in dit proces......................................................
6. Heb
je de ouder(s) kunnen ondersteunen bij het opvoeden?
Ja? Op welke manier heb je dit gedaan?
Ik
vind dat de ouders wel weten hoe ze hun kind moeten opvoeden, maar ze kunnen
het niet in praktijk om te zetten. Ik probeer momenteel nu om die opdracht op
mij te nemen, maar telkens door bespreking probeer ik ze duidelijk te maken hoe
ze het uiteindelijk zelf zullen moeten doen..........................................................................
In het kader van de ijkpunten:
1. Heb
je een gevoel/situatie van (on)veiligheid opgemerkt?
-Onder
de ouders: Neen, de ouders zijn zeer vriendelijke en zeer open mensen.........................
2. Hoe
loopt de communicatie tussen de gezinsleden onderling?
- Verbaal: Er is een normale communicatie, als de moeder(s) iets vragen aan de
zaal zal deze dit .
ook
uitvoeren............................................................................................................................
..................................................................................................................................................
- Non-verbaal: Dit verloopt tevens ook normaal, er zijn geen tekenen waaruit
blijkt dat dit enigszins anders zou zijn
..................................................................................................................................................
- Gezinsleden onderling/context: Er worden alledaagse gezinsdingen besproken
met elkaar.......
..................................................................................................................................................
- Naar de student toe: Er was vooral een communicatie rond de studieproblemen
van het kind...
4. Is
er een evolutie binnen de studieondersteuning met betrekking tot de ouders/de
kinderen?
- Betrokkenheid
van de ouder(s) bij het huiswerk: De ouders beseffen dat er problemen zijn met
het leergedrag van hun kind, maar weten niet hoe hier mee om te gaan.........................................................................
..................................................................................................................................................
- Betrokkenheid van de ouder(s) bij contacten met de school: De ouders hadden
al een zeer goede band met de school..................................................................................................................................................
..................................................................................................................................................
- Positieve houding en verwachtingen van ouder(s) ten aanzien van het leren van
het kind: De ouders zijn Down to earth, ze staan met hun voeten op de grond.
Ze beseffen namelijk dat hun zoon geen genie zal worden, maar graag zouden ze
hun zoon op het normale leerniveau willen krijgen..................................................................
- Hoe
het kind zelf omgaat met huiswerk en school (motivatie): Julian is niet echt
gemotiveerd om zijn huiswerk te maken, als hij een rekenopdracht heeft zal hij
de eerste opdrachten met volle zin maken. Maar eenmaal deze opgelost zijn
verliest hij al snel zijn concentratie. Hij heeft tevens ook geen interesse in
lezen, wat natuurlijk de vooruitgang wat bemoeilijkt..................................................................................................................................................
- Creëren
van een gunstig studieklimaat door de ouder(s): De ouders zullen er telkens
voor zorgen dat de televisies uit gaan wanneer ik bezig ben met mijn
studiebegeleiding en Julian kan zich afzonderen in de keuken
5. Heb
je directe bemerkingen?
Idem
aan vorige.........................................................................................................................
Ik had
voor Julian een leesopdracht voorzien en hierbij een korte schrijfopdracht. In
het begin vond hij dit natuurlijk niet zo aangenaam, maar uiteindelijk heeft
hij toch nog goed meegewerkt aan zijn opdrachten.............
b. Heb
je dit kunnen uitvoeren? Was er mogelijkheid om de studieondersteuning te
realiseren? (intentionaliteit wederkerigheid)
JA: Hoe is dit verlopen?
Ja, ik
heb hem laten lezen uit een groot leesboek dat hij thuis liggen had. Ik had hem
zelf de keuze gelaten voor een boek, zodat het iets was dat hij zelf wou lezen
en hem dus ook interesseerde......................................
..................................................................................................................................................
Hoe heb je het ondersteuningsmoment dan ingevuld?
Het
contact met de ouders was hier terug miniem, ik heb wel na de begeleiding terug
een bespreking gedaan van wat we gedaan hadden en teven eens afspraak gemaakt
van wat we de volgende week zouden doen (ik wou hier toestemming vragen om mijn
laatste 2h in 1x te doen).....................................................................................
Indien geen tot weinig betrokkenheid, hoe wil je ervoor zorgen dat de ouders
toch betrokken raken?
4. Heb
je als mediator kunnen optreden in verband met de studieondersteuning? (transcendentie
zingeving)
(vb.:
Tijdens de studieondersteuning help je het kind met rekenen. Je trekt het
begrip open en gaat samen met het kind kijken waarom rekenen belangrijk is. Om
bijvoorbeeld later rekeningen te betalen, snoep te kopen, enz )
Ja?
Hoe?
Idem
aan vorige.........................................................................................................................
Naomi
zie ik niet meer, dit omdat ze er speciaal voor gekeken hebben om de donderdag
te komen i.p.v. de woensdag. Dit zodat Naomi op school kan blijven ondertussen
dat ik bezig ben met Julian te begeleiden...........
6. Heb
je de ouder(s) kunnen ondersteunen bij het opvoeden?
Ja? Op welke manier heb je dit gedaan?
Ik
vind dat de ouders wel weten hoe ze hun kind moeten opvoeden, maar ze kunnen het
niet in praktijk om te zetten. Ik probeer momenteel nu om die opdracht op mij
te nemen, maar telkens door bespreking probeer ik ze duidelijk te maken hoe ze
het uiteindelijk zelf zullen moeten doen..........................................................................
In het kader van de ijkpunten:
1. Heb
je een gevoel/situatie van (on)veiligheid opgemerkt?
-Onder
de ouders: Neen, de ouders zijn zeer vriendelijke en zeer open mensen.........................
2. Hoe
loopt de communicatie tussen de gezinsleden onderling?
- Verbaal: Er is een normale communicatie, als de moeder(s) iets vragen aan de
zaal zal deze dit .
ook
uitvoeren............................................................................................................................
..................................................................................................................................................
- Non-verbaal: Dit verloopt tevens ook normaal, er zijn geen tekenen waaruit
blijkt dat dit enigszins anders zou zijn
..................................................................................................................................................
- Gezinsleden onderling/context: Er worden alledaagse gezinsdingen besproken
met elkaar.......
..................................................................................................................................................
- Naar de student toe: Er was vooral een communicatie rond de studieproblemen
van het kind...
4. Is
er een evolutie binnen de studieondersteuning met betrekking tot de ouders/de
kinderen?
- Betrokkenheid
van de ouder(s) bij het huiswerk: De ouders beseffen dat er problemen zijn met
het leergedrag van hun kind, maar weten niet hoe hier mee om te gaan.........................................................................
..................................................................................................................................................
- Betrokkenheid van de ouder(s) bij contacten met de school: De ouders hadden
al een zeer goede band met de school..................................................................................................................................................
..................................................................................................................................................
- Positieve houding en verwachtingen van ouder(s) ten aanzien van het leren van
het kind: De ouders zijn Down to earth, ze staan met hun voeten op de grond.
Ze beseffen namelijk dat hun zoon geen genie zal worden, maar graag zouden ze
hun zoon op het normale leerniveau willen krijgen..................................................................
- Hoe
het kind zelf omgaat met huiswerk en school (motivatie): Julian is niet echt
gemotiveerd om zijn huiswerk te maken, als hij een rekenopdracht heeft zal hij
de eerste opdrachten met volle zin maken. Maar eenmaal deze opgelost zijn
verliest hij al snel zijn concentratie. Hij heeft tevens ook geen interesse in
lezen, wat natuurlijk de vooruitgang wat bemoeilijkt..................................................................................................................................................
- Creëren
van een gunstig studieklimaat door de ouder(s): De ouders zullen er telkens
voor zorgen dat de televisies uit gaan wanneer ik bezig ben met mijn
studiebegeleiding en Julian kan zich afzonderen in de keuken
5. Heb
je directe bemerkingen?
Idem
aan vorige.........................................................................................................................
Ik had
terug rekensommen en een lees en tevens schrijfopdracht voorzien voor Julian.
De lees/schrijfopdracht bestond uit het schrijven van het alfabet, dit om zijn
schoonschrift te oefenen. Want het blijkt dat hij dit toch nog nodig heeft.
b. Heb
je dit kunnen uitvoeren? Was er mogelijkheid om de studieondersteuning te
realiseren? (intentionaliteit wederkerigheid)
JA: Hoe is dit verlopen?
Ik heb
samen met Julian enkele rekensommen onder tijdsdruk gemaakt, hierna heb ik nog
wat geoefend op zijn schrijven..................................................................................................................................................
..................................................................................................................................................
Hoe heb je het ondersteuningsmoment dan ingevuld?
Het
contact met de ouders was hier terug miniem, ik heb wel na de begeleiding terug
een bespreking gedaan van wat we gedaan hadden en wat hij tegen maandag moest
doen voor mij
4. Heb
je als mediator kunnen optreden in verband met de studieondersteuning?
(transcendentie zingeving)
(vb.:
Tijdens de studieondersteuning help je het kind met rekenen. Je trekt het
begrip open en gaat samen met het kind kijken waarom rekenen belangrijk is. Om
bijvoorbeeld later rekeningen te betalen, snoep te kopen, enz )
Ja?
Hoe?
Idem
aan vorige.........................................................................................................................
Naomi
zie ik niet meer, dit omdat ze er speciaal voor gekeken hebben om de donderdag
te komen i.p.v. de woensdag. Dit zodat Naomi op school kan blijven ondertussen
dat ik bezig ben met Julian te begeleiden...........
6. Heb
je de ouder(s) kunnen ondersteunen bij het opvoeden?
Ja? Op welke manier heb je dit gedaan?
Ik
vind dat de ouders wel weten hoe ze hun kind moeten opvoeden, maar ze kunnen
het niet in praktijk om te zetten. Ik probeer momenteel nu om die opdracht op
mij te nemen, maar telkens door bespreking probeer ik ze duidelijk te maken hoe
ze het uiteindelijk zelf zullen moeten doen..........................................................................
In het kader van de ijkpunten:
1. Heb
je een gevoel/situatie van (on)veiligheid opgemerkt?
-Onder
de ouders: Neen, de ouders zijn zeer vriendelijke en zeer open mensen.........................
2. Hoe
loopt de communicatie tussen de gezinsleden onderling?
- Verbaal: Er is een normale communicatie, als de moeder(s) iets vragen aan de
zaal zal deze dit .
ook
uitvoeren............................................................................................................................
..................................................................................................................................................
- Non-verbaal: Dit verloopt tevens ook normaal, er zijn geen tekenen waaruit
blijkt dat dit enigszins anders zou zijn
..................................................................................................................................................
- Gezinsleden onderling/context: Er worden alledaagse gezinsdingen besproken
met elkaar.......
..................................................................................................................................................
- Naar de student toe: Er was vooral een communicatie rond de studieproblemen
van het kind...
4. Is
er een evolutie binnen de studieondersteuning met betrekking tot de ouders/de
kinderen?
- Betrokkenheid
van de ouder(s) bij het huiswerk: De ouders beseffen dat er problemen zijn met
het leergedrag van hun kind, maar weten niet hoe hier mee om te gaan.........................................................................
..................................................................................................................................................
- Betrokkenheid van de ouder(s) bij contacten met de school: De ouders hadden
al een zeer goede band met de school..................................................................................................................................................
..................................................................................................................................................
- Positieve houding en verwachtingen van ouder(s) ten aanzien van het leren van
het kind: De ouders zijn Down to earth, ze staan met hun voeten op de grond.
Ze beseffen namelijk dat hun zoon geen genie zal worden, maar graag zouden ze
hun zoon op het normale leerniveau willen krijgen..................................................................
- Hoe
het kind zelf omgaat met huiswerk en school (motivatie): Julian is niet echt
gemotiveerd om zijn huiswerk te maken, als hij een rekenopdracht heeft zal hij
de eerste opdrachten met volle zin maken. Maar eenmaal deze opgelost zijn
verliest hij al snel zijn concentratie. Hij heeft tevens ook geen interesse in
lezen, wat natuurlijk de vooruitgang wat bemoeilijkt..................................................................................................................................................
- Creëren
van een gunstig studieklimaat door de ouder(s): De ouders zullen er telkens
voor zorgen dat de televisies uit gaan wanneer ik bezig ben met mijn
studiebegeleiding en Julian kan zich afzonderen in de keuken
5. Heb
je directe bemerkingen?
Idem
aan vorige.........................................................................................................................
Ik had
terug rekensommen en een lees en tevens schrijfopdracht voorzien voor Julian.
De lees/schrijfopdracht bestond uit het schrijven van het alfabet, dit om zijn
schoonschrift te oefenen. Want het blijkt dat hij dit toch nog nodig heeft.
b. Heb
je dit kunnen uitvoeren? Was er mogelijkheid om de studieondersteuning te
realiseren? (intentionaliteit wederkerigheid)
JA: Hoe is dit verlopen?
Ik heb
samen met Julian enkele rekensommen onder tijdsdruk gemaakt, hierna heb ik nog
wat geoefend op zijn schrijven..................................................................................................................................................
..................................................................................................................................................
Hoe heb je het ondersteuningsmoment dan ingevuld?
Het
contact met de ouders was hier terug miniem, ik heb wel na de begeleiding terug
een bespreking gedaan van wat we gedaan hadden en wat hij tegen maandag moest
doen voor mij
4. Heb
je als mediator kunnen optreden in verband met de studieondersteuning?
(transcendentie zingeving)
(vb.:
Tijdens de studieondersteuning help je het kind met rekenen. Je trekt het
begrip open en gaat samen met het kind kijken waarom rekenen belangrijk is. Om
bijvoorbeeld later rekeningen te betalen, snoep te kopen, enz )
Ja?
Hoe?
Idem
aan vorige.........................................................................................................................
Naomi
zie ik niet meer, dit omdat ze er speciaal voor gekeken hebben om de donderdag
te komen i.p.v. de woensdag. Dit zodat Naomi op school kan blijven ondertussen
dat ik bezig ben met Julian te begeleiden...........
6. Heb
je de ouder(s) kunnen ondersteunen bij het opvoeden?
Ja? Op welke manier heb je dit gedaan?
Ik
vind dat de ouders wel weten hoe ze hun kind moeten opvoeden, maar ze kunnen
het niet in praktijk om te zetten. Ik probeer momenteel nu om die opdracht op
mij te nemen, maar telkens door bespreking probeer ik ze duidelijk te maken hoe
ze het uiteindelijk zelf zullen moeten doen..........................................................................
In het kader van de ijkpunten:
1. Heb
je een gevoel/situatie van (on)veiligheid opgemerkt?
-Onder
de ouders: Neen, de ouders zijn zeer vriendelijke en zeer open mensen.........................
2. Hoe
loopt de communicatie tussen de gezinsleden onderling?
- Verbaal: Er is een normale communicatie, als de moeder(s) iets vragen aan de
zaal zal deze dit .
ook
uitvoeren............................................................................................................................
..................................................................................................................................................
- Non-verbaal: Dit verloopt tevens ook normaal, er zijn geen tekenen waaruit
blijkt dat dit enigszins anders zou zijn
..................................................................................................................................................
- Gezinsleden onderling/context: Er worden alledaagse gezinsdingen besproken
met elkaar.......
..................................................................................................................................................
- Naar de student toe: Er was vooral een communicatie rond de studieproblemen
van het kind...
4. Is
er een evolutie binnen de studieondersteuning met betrekking tot de ouders/de
kinderen?
- Betrokkenheid
van de ouder(s) bij het huiswerk: De ouders beseffen dat er problemen zijn met
het leergedrag van hun kind, maar weten niet hoe hier mee om te gaan.........................................................................
..................................................................................................................................................
- Betrokkenheid van de ouder(s) bij contacten met de school: De ouders hadden
al een zeer goede band met de school..................................................................................................................................................
..................................................................................................................................................
- Positieve houding en verwachtingen van ouder(s) ten aanzien van het leren van
het kind: De ouders zijn Down to earth, ze staan met hun voeten op de grond.
Ze beseffen namelijk dat hun zoon geen genie zal worden, maar graag zouden ze
hun zoon op het normale leerniveau willen krijgen..................................................................
- Hoe
het kind zelf omgaat met huiswerk en school (motivatie): Julian is niet echt
gemotiveerd om zijn huiswerk te maken, als hij een rekenopdracht heeft zal hij
de eerste opdrachten met volle zin maken. Maar eenmaal deze opgelost zijn
verliest hij al snel zijn concentratie. Hij heeft tevens ook geen interesse in
lezen, wat natuurlijk de vooruitgang wat bemoeilijkt..................................................................................................................................................
- Creëren
van een gunstig studieklimaat door de ouder(s): De ouders zullen er telkens
voor zorgen dat de televisies uit gaan wanneer ik bezig ben met mijn
studiebegeleiding en Julian kan zich afzonderen in de keuken
5. Heb
je directe bemerkingen?
Idem
aan vorige.........................................................................................................................
Ik had
terug rekensommen en een lees en tevens schrijfopdracht voorzien voor Julian.
De lees/schrijfopdracht bestond uit een gedicht dat ik op het internet gevonden
had. Ik heb hem dit laten lezen en vertellen wat hij net gelezen had, nadien
moest hij dit gedicht ook overschrijven.......................................................................................
b. Heb
je dit kunnen uitvoeren? Was er mogelijkheid om de studieondersteuning te
realiseren? (intentionaliteit wederkerigheid)
JA: Hoe is dit verlopen?
Ik heb
samen met Julian enkele rekensommen onder tijdsdruk gemaakt, hierna heb ik nog
wat geoefend op zijn schrijven en lezen.....................................................................................................................................
..................................................................................................................................................
Hoe heb je het ondersteuningsmoment dan ingevuld?
Ik heb
deze keer terug weinig contact gehad met de ouders, deze waren namelijk bezig
met hun keukentafel in de oude slaapruimte te plaatsen. Ze hadden namelijk net
hun slaapkamer terug naar boven verplaatst, tijdens het verplaatsen hadden ze
er ook voor gekozen om de zitting van de stoelen te vernieuwen. Dit waren ze
dan ook aan het doen ondertussen dat ik Julian aan het begeleiden was.......................................................................
Indien geen tot weinig betrokkenheid, hoe wil je ervoor zorgen dat de ouders toch
betrokken raken?
4. Heb
je als mediator kunnen optreden in verband met de studieondersteuning?
(transcendentie zingeving)
(vb.:
Tijdens de studieondersteuning help je het kind met rekenen. Je trekt het
begrip open en gaat samen met het kind kijken waarom rekenen belangrijk is. Om
bijvoorbeeld later rekeningen te betalen, snoep te kopen, enz )
Ja?
Hoe?
Idem
aan vorige.........................................................................................................................
Naomi
zie ik niet meer, dit omdat ze er speciaal voor gekeken hebben om de donderdag
te komen i.p.v. de woensdag. Dit zodat Naomi op school kan blijven ondertussen
dat ik bezig ben met Julian te begeleiden...........
6. Heb
je de ouder(s) kunnen ondersteunen bij het opvoeden?
Ja? Op welke manier heb je dit gedaan?
Ik
vind dat de ouders wel weten hoe ze hun kind moeten opvoeden, maar ze kunnen
het niet in praktijk om te zetten. Ik probeer momenteel nu om die opdracht op
mij te nemen, maar telkens door bespreking probeer ik ze duidelijk te maken hoe
ze het uiteindelijk zelf zullen moeten doen..........................................................................
In het kader van de ijkpunten:
1. Heb
je een gevoel/situatie van (on)veiligheid opgemerkt?
-Onder
de ouders: Neen, de ouders zijn zeer vriendelijke en zeer open mensen.........................
2. Hoe
loopt de communicatie tussen de gezinsleden onderling?
- Verbaal: Er is een normale communicatie, als de moeder(s) iets vragen aan de
zaal zal deze dit .
ook
uitvoeren............................................................................................................................
..................................................................................................................................................
- Non-verbaal: Dit verloopt tevens ook normaal, er zijn geen tekenen waaruit
blijkt dat dit enigszins anders zou zijn
..................................................................................................................................................
- Gezinsleden onderling/context: Er worden alledaagse gezinsdingen besproken
met elkaar.......
..................................................................................................................................................
- Naar de student toe: Er was vooral een communicatie rond de studieproblemen
van het kind...
4. Is
er een evolutie binnen de studieondersteuning met betrekking tot de ouders/de
kinderen?
- Betrokkenheid
van de ouder(s) bij het huiswerk: De ouders beseffen dat er problemen zijn met
het leergedrag van hun kind, maar weten niet hoe hier mee om te gaan.........................................................................
..................................................................................................................................................
- Betrokkenheid van de ouder(s) bij contacten met de school: De ouders hadden
al een zeer goede band met de school..................................................................................................................................................
..................................................................................................................................................
- Positieve houding en verwachtingen van ouder(s) ten aanzien van het leren van
het kind: De ouders zijn Down to earth, ze staan met hun voeten op de grond.
Ze beseffen namelijk dat hun zoon geen genie zal worden, maar graag zouden ze
hun zoon op het normale leerniveau willen krijgen..................................................................
- Hoe
het kind zelf omgaat met huiswerk en school (motivatie): Julian is niet echt
gemotiveerd om zijn huiswerk te maken, als hij een rekenopdracht heeft zal hij
de eerste opdrachten met volle zin maken. Maar eenmaal deze opgelost zijn
verliest hij al snel zijn concentratie. Hij heeft tevens ook geen interesse in
lezen, wat natuurlijk de vooruitgang wat bemoeilijkt..................................................................................................................................................
- Creëren
van een gunstig studieklimaat door de ouder(s): De ouders zullen er telkens
voor zorgen dat de televisies uit gaan wanneer ik bezig ben met mijn
studiebegeleiding en Julian kan zich afzonderen in de keuken
5. Heb
je directe bemerkingen?
Idem
aan vorige.........................................................................................................................
Ik had
hier terug rekensommen voorzien, dit omdat ik bij de vorige begeleiding merkte
dat Julian wel de kennis heeft maar gewoon de zin niet heeft en hierdoor vaker
begint te gokken.....................................................
b. Heb
je dit kunnen uitvoeren? Was er mogelijkheid om de studieondersteuning te
realiseren? (intentionaliteit wederkerigheid)
JA: Hoe is dit verlopen?
Ik heb
samen met Julian enkele rekensommen onder tijdsdruk gemaakt, hierna heb ik nog
wat geoefend op zijn schrijven ook............................................................................................................................................
..................................................................................................................................................
Hoe heb je het ondersteuningsmoment dan ingevuld?
Ik heb
na mijn begeleiding de ouders betrokken, door hun te zeggen welke opdrachten in
Julian gegeven had voor de dagen dat ik niet aanwezig was voor begeleiding.
Ondertussen ook nog korte bespreking over hun mening rond Julian zijn
schooltoestand..........................................................................................................................
Indien geen tot weinig betrokkenheid, hoe wil je ervoor zorgen dat de ouders
toch betrokken raken?
4. Heb
je als mediator kunnen optreden in verband met de studieondersteuning?
(transcendentie zingeving)
(vb.:
Tijdens de studieondersteuning help je het kind met rekenen. Je trekt het
begrip open en gaat samen met het kind kijken waarom rekenen belangrijk is. Om
bijvoorbeeld later rekeningen te betalen, snoep te kopen, enz )
Ja?
Hoe?
Idem
aan vorige.........................................................................................................................
Naomi
zie ik niet meer, dit omdat ze er speciaal voor gekeken hebben om de donderdag
te komen i.p.v. de woensdag. Dit zodat Naomi op school kan blijven ondertussen
dat ik bezig ben met Julian te begeleiden...........
6. Heb
je de ouder(s) kunnen ondersteunen bij het opvoeden?
Ja? Op welke manier heb je dit gedaan?
Ik
vind dat de ouders wel weten hoe ze hun kind moeten opvoeden, maar ze kunnen
het niet in praktijk om te zetten. Ik probeer momenteel nu om die opdracht op
mij te nemen, maar telkens door bespreking probeer ik ze duidelijk te maken hoe
ze het uiteindelijk zelf zullen moeten doen..........................................................................
In het kader van de ijkpunten:
1. Heb
je een gevoel/situatie van (on)veiligheid opgemerkt?
-Onder
de ouders: Neen, de ouders zijn zeer vriendelijke en zeer open mensen.........................
2. Hoe
loopt de communicatie tussen de gezinsleden onderling?
- Verbaal: Er is een normale communicatie, als de moeder(s) iets vragen aan de
zaal zal deze dit .
ook
uitvoeren............................................................................................................................
..................................................................................................................................................
- Non-verbaal: Dit verloopt tevens ook normaal, er zijn geen tekenen waaruit
blijkt dat dit enigszins anders zou zijn
..................................................................................................................................................
- Gezinsleden onderling/context: Er worden alledaagse gezinsdingen besproken
met elkaar.......
..................................................................................................................................................
- Naar de student toe: Er was vooral een communicatie rond de studieproblemen
van het kind...
4. Is
er een evolutie binnen de studieondersteuning met betrekking tot de ouders/de
kinderen?
- Betrokkenheid
van de ouder(s) bij het huiswerk: De ouders beseffen dat er problemen zijn met
het leergedrag van hun kind, maar weten niet hoe hier mee om te gaan.........................................................................
..................................................................................................................................................
- Betrokkenheid van de ouder(s) bij contacten met de school: De ouders hadden
al een zeer goede band met de school..................................................................................................................................................
..................................................................................................................................................
- Positieve houding en verwachtingen van ouder(s) ten aanzien van het leren van
het kind: De ouders zijn Down to earth, ze staan met hun voeten op de grond.
Ze beseffen namelijk dat hun zoon geen genie zal worden, maar graag zouden ze
hun zoon op het normale leerniveau willen krijgen..................................................................
- Hoe
het kind zelf omgaat met huiswerk en school (motivatie): Julian is niet echt
gemotiveerd om zijn huiswerk te maken, als hij een rekenopdracht heeft zal hij
de eerste opdrachten met volle zin maken. Maar eenmaal deze opgelost zijn
verliest hij al snel zijn concentratie. Hij heeft tevens ook geen interesse in
lezen, wat natuurlijk de vooruitgang wat bemoeilijkt..................................................................................................................................................
- Creëren
van een gunstig studieklimaat door de ouder(s): De ouders zullen er telkens
voor zorgen dat de televisies uit gaan wanneer ik bezig ben met mijn
studiebegeleiding en Julian kan zich afzonderen in de keuken
5. Heb
je directe bemerkingen?
Idem
aan vorige.........................................................................................................................
Ik had
gepland om mij bezig te houden met Julian zijn rekenen, dit omdat ik toch nog
steeds merk dat hij problemen heeft met het uitvoeren van rekensommen........................................................................................
b. Heb
je dit kunnen uitvoeren? Was er mogelijkheid om de studieondersteuning te
realiseren? (intentionaliteit wederkerigheid)
JA: Hoe is dit verlopen?
Ik heb
samen met Julian enkele rekensommen gemaakt onder tijd, dit om te controleren
of hij al beter zijn sommen kent en dit zoals ze het ook op school testen. Toen
ik merkte dat zijn rekensommen nog niet echt dat waren, heb ik er voor gekeken
om nog extra te oefenen via zijn rekendoos.................................................................
..................................................................................................................................................
Hoe heb je het ondersteuningsmoment dan ingevuld?
Ik heb
na mijn begeleiding de ouders betrokken, door hun te zeggen welke opdrachten in
Julian gegeven had voor de dagen dat ik niet aanwezig was voor begeleiding.
Ondertussen ook nog korte bespreking over hun mening rond Julian zijn
schooltoestand..........................................................................................................................
Indien geen tot weinig betrokkenheid, hoe wil je ervoor zorgen dat de ouders
toch betrokken raken?
4. Heb
je als mediator kunnen optreden in verband met de studieondersteuning?
(transcendentie zingeving)
(vb.:
Tijdens de studieondersteuning help je het kind met rekenen. Je trekt het
begrip open en gaat samen met het kind kijken waarom rekenen belangrijk is. Om
bijvoorbeeld later rekeningen te betalen, snoep te kopen, enz )
Ja?
Hoe?
Idem
aan vorige.........................................................................................................................
Naomi
zie ik niet meer, dit omdat ze er speciaal voor gekeken hebben om de donderdag
te komen i.p.v. de woensdag. Dit zodat Naomi op school kan blijven ondertussen
dat ik bezig ben met Julian te begeleiden...........
6. Heb
je de ouder(s) kunnen ondersteunen bij het opvoeden?
Ja? Op welke manier heb je dit gedaan?
Ik
vind dat de ouders wel weten hoe ze hun kind moeten opvoeden, maar ze kunnen
het niet in praktijk om te zetten. Ik probeer momenteel nu om die opdracht op
mij te nemen, maar telkens door bespreking probeer ik ze duidelijk te maken hoe
ze het uiteindelijk zelf zullen moeten doen..........................................................................
In het kader van de ijkpunten:
1. Heb
je een gevoel/situatie van (on)veiligheid opgemerkt?
-Onder
de ouders: Neen, de ouders zijn zeer vriendelijke en zeer open mensen.........................
2. Hoe
loopt de communicatie tussen de gezinsleden onderling?
- Verbaal: Er is een normale communicatie, als de moeder(s) iets vragen aan de
zaal zal deze dit .
ook
uitvoeren............................................................................................................................
..................................................................................................................................................
- Non-verbaal: Dit verloopt tevens ook normaal, er zijn geen tekenen waaruit
blijkt dat dit enigszins anders zou zijn
..................................................................................................................................................
- Gezinsleden onderling/context: Er worden alledaagse gezinsdingen besproken
met elkaar.......
..................................................................................................................................................
- Naar de student toe: Er was vooral een communicatie rond de studieproblemen
van het kind...
4. Is
er een evolutie binnen de studieondersteuning met betrekking tot de ouders/de
kinderen?
- Betrokkenheid
van de ouder(s) bij het huiswerk: De ouders beseffen dat er problemen zijn met
het leergedrag van hun kind, maar weten niet hoe hier mee om te gaan.........................................................................
..................................................................................................................................................
- Betrokkenheid van de ouder(s) bij contacten met de school: De ouders hadden
al een zeer goede band met de school..................................................................................................................................................
..................................................................................................................................................
- Positieve houding en verwachtingen van ouder(s) ten aanzien van het leren van
het kind: De ouders zijn Down to earth, ze staan met hun voeten op de grond.
Ze beseffen namelijk dat hun zoon geen genie zal worden, maar graag zouden ze
hun zoon op het normale leerniveau willen krijgen..................................................................
- Hoe
het kind zelf omgaat met huiswerk en school (motivatie): Julian is niet echt
gemotiveerd om zijn huiswerk te maken, als hij een rekenopdracht heeft zal hij
de eerste opdrachten met volle zin maken. Maar eenmaal deze opgelost zijn
verliest hij al snel zijn concentratie. Hij heeft tevens ook geen interesse in
lezen, wat natuurlijk de vooruitgang wat bemoeilijkt..................................................................................................................................................
- Creëren
van een gunstig studieklimaat door de ouder(s): De ouders zullen er telkens
voor zorgen dat de televisies uit gaan wanneer ik bezig ben met mijn
studiebegeleiding en Julian kan zich afzonderen in de keuken
5. Heb
je directe bemerkingen?
Idem
aan vorige.........................................................................................................................
2.
Verloop
a. Wat had je gepland en waarom?
Ik wou vandaag mij bezighouden met Julian zijn lezen, ik had hiertoe een
animatiefilm meegenomen en deze met Nederlandse ondertitel afgespeeld. Ik
pauzeerde deze bij iedere zin zodanig dat hij alles goed mee kon lezen.
b. Heb
je dit kunnen uitvoeren? Was er mogelijkheid om de studieondersteuning te
realiseren? (intentionaliteit wederkerigheid)
JA: Hoe is dit verlopen?
Julian
had terug zijn huiswerk niet mee, dus heb ik hem gewoon eerst enkele
rekensommen gegeven dat ik zelf voorzien had. Hierna heb ik mijn laptop
opgestart en de film getoond, dit verveelde hem ook al terug zeer rap..
..................................................................................................................................................
Hoe heb je het ondersteuningsmoment dan ingevuld?
De
ouders waren hier terug niet echt in betrokken, zij waren zelf constant bezig
met telefoontjes te plegen en constant weg en weer te lopen................................................................................................................
Indien geen tot weinig betrokkenheid, hoe wil je ervoor zorgen dat de ouders
toch betrokken raken?
4. Heb
je als mediator kunnen optreden in verband met de studieondersteuning?
(transcendentie zingeving)
(vb.:
Tijdens de studieondersteuning help je het kind met rekenen. Je trekt het
begrip open en gaat samen met het kind kijken waarom rekenen belangrijk is. Om
bijvoorbeeld later rekeningen te betalen, snoep te kopen, enz )
Ja?
Hoe?
Idem
aan vorige.........................................................................................................................
Naomi
zie ik niet meer, dit omdat ze er speciaal voor gekeken hebben om dat ik de
donderdag zou komen i.p.v. de woensdag. Dit zodat Naomi op school kan blijven
ondertussen dat ik bezig ben met Julian te begeleiden.
6. Heb
je de ouder(s) kunnen ondersteunen bij het opvoeden?
Ja? Op welke manier heb je dit gedaan?
Ik
vind dat de ouders wel weten hoe ze hun kind moeten opvoeden, maar ze kunnen
het niet in praktijk om te zetten. Ik probeer momenteel nu om die opdracht op
mij te nemen, maar telkens door bespreking probeer ik ze duidelijk te maken hoe
ze het uiteindelijk zelf zullen moeten doen..........................................................................
In het kader van de ijkpunten:
1. Heb
je een gevoel/situatie van (on)veiligheid opgemerkt?
-Onder
de ouders: Neen, de ouders zijn zeer vriendelijke en zeer open mensen.........................
2. Hoe
loopt de communicatie tussen de gezinsleden onderling?
- Verbaal: Er is een normale communicatie, als de moeder(s) iets vragen aan de
zaal zal deze dit .
ook
uitvoeren............................................................................................................................
..................................................................................................................................................
- Non-verbaal: Dit verloopt tevens ook normaal, er zijn geen tekenen waaruit
blijkt dat dit enigszins anders zou zijn
..................................................................................................................................................
- Gezinsleden onderling/context: Er worden alledaagse gezinsdingen besproken
met elkaar.......
..................................................................................................................................................
- Naar de student toe: Er was vooral een communicatie rond de studieproblemen
van het kind...
4. Is
er een evolutie binnen de studieondersteuning met betrekking tot de ouders/de
kinderen?
- Betrokkenheid
van de ouder(s) bij het huiswerk: De ouders beseffen dat er problemen zijn met
het leergedrag van hun kind, maar weten niet hoe hier mee om te gaan.........................................................................
..................................................................................................................................................
- Betrokkenheid van de ouder(s) bij contacten met de school: De ouders hadden
al een zeer goede band met de school..................................................................................................................................................
..................................................................................................................................................
- Positieve houding en verwachtingen van ouder(s) ten aanzien van het leren van
het kind: De ouders zijn Down to earth, ze staan met hun voeten op de grond.
Ze beseffen namelijk dat hun zoon geen genie zal worden, maar graag zouden ze
hun zoon op het normale leerniveau willen krijgen..................................................................
- Hoe
het kind zelf omgaat met huiswerk en school (motivatie): Julian is niet echt
gemotiveerd om zijn huiswerk te maken, als hij een rekenopdracht heeft zal hij
de eerste opdrachten met volle zin maken. Maar eenmaal deze opgelost zijn
verliest hij al snel zijn concentratie. Hij heeft tevens ook geen interesse in
lezen, wat natuurlijk de vooruitgang wat bemoeilijkt..................................................................................................................................................
- Creëren
van een gunstig studieklimaat door de ouder(s): De ouders zullen er telkens
voor zorgen dat de televisies uit gaan wanneer ik bezig ben met mijn
studiebegeleiding en Julian kan zich afzonderen in de keuken
5. Heb
je directe bemerkingen?
Idem
aan vorige.........................................................................................................................