Inhoud blog
  • Proficiat!
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Categorieën
    Foto
    mijn verhalen
    verhalen
    26-10-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    De geraamtevrouw
    In het hoge noorden, waar alleen maar ijs is en sneeuw en een grijsblauwe hemel boven een grijsblauwe zee, dobberde een bootje op het water. In het bootje zat een visser. Hij had de hele dag nog niets gevangen, maar hij zat nog steeds te vissen. Aan één visje zou hij genoeg hebben. Hij hoefde voor niemand te zorgen en geen sterveling zou ongerust zijn als hij heel laat of helemaal niet thuis kwam. Een traan rolde langs zijn wang toen hij daaraan dacht. Hij veegde de traan vlug weg en ging door met vissen.

    Plotseling werd zijn lijn strakgetrokken. Hij had beet! En het was geen kleine vis ook, zag hij toen hij de vis voorzichtig binnenhaalde. Deze vis was groter dan de meeste vissen, maar kleiner dan een zeehond. En wit - witter dan wit. Wat was het, daar onder water? Het leek wel een vrouw.

    Het geraamte van een vrouw!

    Ze dook op uit het water, vlak voor zijn neus en grijnsde over de rand van het bootje tegen hem, terwijl ze zich met haar benige vingers probeerde vast te klampen. Hoe lang had ze op de zeebodem liggen deinen met de zeestromingen mee, terwijl de grote vissen het vlees van haar botten knabbelden en de kleintjes speelden tussen haar ribben? Ze wist het niet. Ze wist alleen maar dat het een goed gevoel was weer terug te zijn in de wereld van de levenden!

    "Ga weg!" riep de visser angstig. Hij liet zijn vislijn vieren, greep zijn peddel en sloeg haar net zo lang tot ze de boot losliet. Toen peddelde hij zo hard hij kon naar het strand terug.

    Hij werd gevolgd door het vrouwengeraamte dat met haar benige armen zwaaide alsof ze wilde roepen: "Wacht op mij! Wacht op mij!"

    De man peddelde harder en het vrouwengeraamte rende met rammelende botten door het water achter hem aan, waarbij ze wild met haar hoofd schudde. "Wacht op mij!"

    Op het strand sprong de visser uit de boot, greep zijn vishengel en zette het op een lopen over de ijzige, besneeuwde vlakte, tot hij thuis was.

    Hij kroop naar binnen terwijl zijn hart bonkte in zijn keel. Eindelijk was hij veilig, verborgen in zijn witte iglo midden in de witte sneeuw. Na een poosje voelde hij zich iets beter. Hij begon zijn vislijn te ontwarren en rolde het op tot een keurig balletje.

    Toen hoorde hij buiten het gerammel van botten en even later kroop het vrouwengeraamte zijn iglo binnen!

    De visser hield op met werken. Zijn hart ging weer als een razende tekeer. Het vrouwengeraamte was heel stil. Heel geduldig zat zij - een bundeltje botten - geduldig te wachten. Toen zag hij wat er gebeurd was. Ze kon hem niet zien want de vissen hadden haar ogen lang geleden al opgegeten. Ze kon hem zelfs niet horen, want ze had geen oren. Hij had haar zelf meegesleept omdat ze verward zat in de vislijn.

    De visser had medelijden met haar. Daarom begon hij haar zachtjes en voorzichtig te bevrijden uit de vislijn. Het duurde heel lang. Maar tenslotte had hij haar botten goed neergelegd. Toen kroop hij terug naar zijn kant van de kleine sneeuwhut.

    Het geraamte richtte zich op van de plek waar de visser haar had neergelegd en bleef daar zitten, met botten die rammelden van kou en angst, totdat hij haar een paar stukken bont toegooide. "Draai je daar maar in," zei hij, "en laat mij rustig slapen!"

    Terwijl de visser sliep rolden er weer een paar tranen van eenzaamheid over zijn wangen.

    De geraamtevrouw kon niet zien, horen of ruiken - maar ze voelde dat hij huilde. En ze had dorst. Ze kroop naar de man toe en begon te drinken. En die paar tranen werden een rivier vol levenswater. Ze lag op zijn borst en hoorde zijn hart slaan als een trommel. En het ritme van die trommel trilde door haar botten als een lied dat het vlees op haar botten zong en het haar op haar hoofd. Haar ogen konden weer zien en haar oren horen en haar eigen hart klopte en klopte en klopte...

    Toen de man wakker werd was er geen geraamte meer, maar een echte, levende vrouw en hij wist dat hij nooit meer eenzaam zou zijn.

    Ze bleven hun hele leven bij elkaar en de vissen die zich op de zeebodem aan haar tegoed hadden gedaan zorgden ervoor dat de visser en zijn vrouw nooit meer honger hoefden te hebben. De mensen uit het noorden vertellen dit sprookje - en ze zweren dat het waar is!


    * * * EINDE * * *

    26-10-2009 om 18:13 geschreven door de verhalen schrijver  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Het spookhuis de Griffioen
    Wie goed keek, kon op de scheefgezakte gevel van het oude huis de Griffioen nog het jaartal 1527 ontcijferen. Al drie eeuwen stond het huis aan de rand van de gracht. Vele huizen waren in de loop der tijd afgebroken of onbewoonbaar verklaard, maar niet de Griffioen. En toch wilde geen enkele inwoner van Veere er zijn intrek nemen. Alleen vreemdelingen, onbekend met de geschiedenis van het huis wilden het huis huren. Maar nooit voor lang.

    Onder de bewoners van Veere deden diverse spookverhalen over de Griffioen de ronde. Het huis was vroeger een logement met een zeer slechte naam. Maar door de romantische ligging aan het water en de lage prijs voor zo'n groot herenhuis kwamen er steeds weer nieuwe huurders op de proppen. De nieuwe huurders bleven echter nooit lang.

    Het kwam bij niemand op om potentiële huurders te waarschuwen en af te schrikken met de spookverhalen. De dorpsbewoners gunden hun stadsgenoot, de makelaar Cornelis Griep, zijn verdiensten. Met beleefd zwijgen hoorden de inwoners van Veere de huurders aan die geschrokken vertelden wat hen was overkomen in het spookhuis.

    Het was in het begin van november van het jaar 1836 dat een nieuwe huurder op het punt stond zijn intrek te nemen in het huis. De makelaar Cornelis Griep stond al te wachten met een grote bos sleutels in zijn handen, toen er een rijtuig arriveerde. Een lange, slanke vreemdeling stapte uit. Hij zag er deftig en voornaam uit in zijn dure kostuum. De mannen schudden elkaar de hand.

    "Mijnheer Griep, ik hoorde voor het eerst over dit huis in een Londense club, toen men sprak over spookhuizen. De verteller had korte tijd in het huis gewoond en was zeer geschokt over wat hij daar had meegemaakt. Het verbaasde hem zeer dat niemand in Veere een blijk van herkenning had gegeven. Het leek of iedereen voor het eerst de spookverhalen hoorde, ook u leek zeer verbaasd."

    De vreemdeling vervolgde zijn relaas: "Ik begrijp de bewoners van Veere wel. Wat heeft het voor een zin om een huis dat veel geld opbrengt in een kwaad daglicht te stellen? Heb ik gelijk of niet, mijnheer Griep?"

    De makelaar was rood aangelopen en stotterde: "Ja mijnheer." De vreemdeling lachte geluidloos en trad het huis binnen. De makelaar volgde schoorvoetend. De lucht in de kamers was muf en verstikkend.

    "Wanneer de avond valt, zie je hier overal onbekende schaduwen bewegen," begon de makelaar. "Horen mensen achter deze kast de valdeuren die al eeuwen geleden zijn weggebroken nog open en dichtklappen?" vroeg de vreemdeling. "Hoor je dan de gesmoorde, jammerende kreten van degenen die ooit door de waard van de Griffioen zijn vermoord?"

    Cornelis Griep kon niets anders doen dan dit beamen. "Het gefluister van de doden schijnt de kamers te vullen. Wie hier is, krijgt het benauwd en kan niet meer spreken. Hij vlucht dan uiteindelijk naar buiten en klopt op mijn deur of op de deur van een van mijn buren. De huurder vertrekt vervolgens, na betaling van huur voor het hele jaar. De waard van de Griffioen brengt op deze wijze na zijn dood meer geld in het laatje dan tijdens zijn leven."

    De vreemdeling keek de makelaar peinzend aan. "Ik had hier graag mijn intrek genomen, want ik ben absoluut niet bang voor geesten. Toch vertrek ik dadelijk weer naar Middelburg, want dit huis zal hier morgen niet meer staan. Vaarwel, mijnheer Griep."

    In diezelfde novembernacht stak er een orkaan op en de volgende morgen luidden in Veere de noodklokken. Hoge golven teisterden het plaatsje; een springvloed joeg de golven op in het Veerse Gat. Het huis de Griffioen was volledig ingestort en zou nooit meer opgebouwd worden. De doden vonden eindelijk rust.

    26-10-2009 om 18:10 geschreven door de verhalen schrijver  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    De weerwolf van het bos van Engbergen
    Marie trok haar omslagdoek strakker om zich heen en tuurde in het struikgewas. Hoewel de maan zijn licht zojuist nog op het pad had geworpen, was het bos hier te dicht om veel te kunnen zien. "Daan?" Haar vrijer liet niets van zich horen. Hij had er absoluut op gestaan om, na het feest in de herberg, weer over het bospad naar huis te lopen, in plaats van de langere weg eromheen te nemen, en als hij dronken was, kon ze beter niet tegen hem ingaan. Ze stond nu te wachten tot hij verderop zijn blaas had geleegd.

    "Daan?" riep ze nu wat harder. Nog steeds geen antwoord.

    "... Ik loop vast door." Nijdig zette ze zich in beweging. Ze wilde hier geen minuut langer blijven. Iedereen wist dat de bossen bij Engbergen onveilig waren. Of het daadwerkelijk een weerwolf was, zoals beweerd werd, wist ze niet, maar... Ze was nog geen tien meter verder toen geritsel haar deed omkijken.

    Achter haar stond nu een zwarte wolf, groter dan ze ooit had gezien, klaar om te springen. Vanaf dat moment reageerde ze instinctief. Ze draaide zich om en rende de resterende kilometers dwars door het bos naar de boerderij waar ze woonde. Hoewel ze niet nogmaals achterom durfde te kijken, hoorde ze aan het gekraak van takken dat de wolf haar op de voet volgde. Voor ze de deur thuis achter zich kon dichttrekken, waagde het dier nog een uitval. Het hapte naar haar schenen, maar nam alleen een stuk uit haar rode omslagdoek. Niet veel later kwam ook Daan bij de boerderij aan. Toen Marie hem nog bevend van de schrik vertelde waarom ze naar huis was gerend en aanvankelijk de deur niet voor hem had willen opendoen, moest Daan lachen. Hij lachte met wijd opengesperde mond, waarin Marie tussen zijn tanden rode draadjes zag, in precies dezelfde kleur als haar omslagdoek...

    26-10-2009 om 18:00 geschreven door de verhalen schrijver  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    De motketel van Schokland
    Midden in het vlakke polderlandschap lijkt Schokland zo'n onschuldig streepje land. Maar schijn bedriegt. Vroeger waren hier bijeenkomsten van heksen en tovenaars die rond de Zuiderzee huisden. Op een van de punten van het vroegere eiland stookten zij dan de motketel op een hels vuur. Zodra het begon te pruttelen en te dampen, dansten de heksen hun spookachtige heksendansen rond de motketel. Heel wat schippers hebben tijdens stormachtige nachten heksen naar hun verzamelplaats zien vliegen, met wapperende haren en gezeten op hun bezemsteel.

    De eilandbewoners, de Schokkers, kwamen dan niet buiten. Ze sloten ramen en deuren en gingen vroeg naar bed. Toch waren ze ook binnen niet altijd veilig. Maar al te vaak kwam het voor dat ineens een vreemd heerschap bij hun haard zat, om even later net zo plotseling te verdwijnen als hij gekomen was. Zo'n kerel was natuurlijk een tovenaar, op weg naar de motketel.

    In zulke nachten, als de volle maan achter wolkenflarden kroop, verscheen er ook vaak een spookschip boven Schokland. Met bolle zeilen voer het tegen de wind in door de stormluchten. En iedereen wist wat dat betekende: ergens op de Zuiderzee verging er nu een schip. De heksen dansten dan nog wilder rond de motketel en zongen er hun afgrijselijke liederen bij.

    Tijdens zo'n stormnacht was Berend, een jonge Schokker, bij zijn meisje geweest. Ze hadden de avond in haar kamertje doorgebracht, maar omdat hij vroeg op moest besloot hij toch maar op huis aan te gaan. Dat beviel het meisje natuurlijk niet. Ze had haar vrijer veel liever in haar warme bed gehouden.

    "Blijf toch hier," smeekte ze hem."Hoor je de wind dan niet gieren, hoor je de zee niet brullen? Nu dansen de heksen rond de motketel! Blijf hier, het is buiten veel te gevaarlijk."

    "Ik kom er wel doorheen," lachte haar vrijer. Hij gaf haar een zoen op de wang dat het klapte en ging de deur uit.

    "Kom niet op de punt!" riep het meisje hem nog na, maar die waarschuwing ging verloren in het lawaai van de storm.

    Voort stapte Berend, zijn muts diep over de oren getrokken. Op land kon hem niets gebeuren, op zee lag het anders. Telkens wanneer de wind hem een andere kant leek uit te duwen, boog Berend het sterke lijf en stapte door in de richting die hij wilde gaan. Regelrecht naar huis!

    Maar de wind bleek sterker. Berend was na een halfuur nog niet thuis. Hij keek eens om zich heen en merkte tot zijn schrik dat hij nu op de punt van het eiland was, waar de heksen hun motketel stookten.

    "Kijk uit, Berend," mompelde de jongen in zichzelf. "Ze zijn er nog niet, die duivelse heksen, maar ze kunnen elk moment komen." Hij trok zijn mes tevoorschijn om op alles voorbereid te zijn. Even later hoorde hij boven de wind uit een vreemd geluid. Kattengemiauw! Een groep zwarte en grijze katten omsingelde hem krijsend. Berend wierp zijn mes naar de dichtstbijzijnde kat. Hij trof een van de poten en daar bleef het mes in steken. De andere katten kwamen nu dreigend op hem af. Hun felle ogen voorspelden weinig goeds.

    "Ik ben er geweest," zei Berend hardop, "alleen God kan me nu nog helpen." In doodsnood sloeg hij een kruis en meteen verdwenen de katten. Berend vervolgde opgelucht zijn weg. De storm ging liggen en niet veel later was hij thuis. Hij dronk nog een kroes bier tegen de schrik en ging toen slapen.

    Zeven jaar later verliet Berend zijn woning om naar Harderwijk te gaan. Hij werd uitgezwaaid door zijn vrouw, het liefje dat hij op die stormachtige nacht verlaten had. Samen met hun drie kinderen keek ze hem liefdevol na.

    Berend deed zaken in Harderwijk en ging daarna naar een zeemanslogement. De waardin bracht hem eten en legde een mes naast zijn bord. Berend verstarde. Dat was zijn mes! Het mes dat hij was kwijtgeraakt in die spooknacht, zoveel jaar geleden.

    "Dat is mijn mes," zei hij met haperende stem. "Lang geleden ben ik het kwijtgeraakt. Hoe kom jij eraan?"

    De waardin tilde haar rok op. Een litteken ontsierde haar dij.

    "Dat heb jij me bezorgd!" zei ze dreigend. "Het is goed dat ik je die nacht niet te pakken heb gekregen. Samen met mijn vriendinnen zou ik je levend verslonden hebben. Gooi nooit meer je mes naar een kat, want de volgende keer heb je minder geluk!"

    Berend stond haastig op en gooide een paar munten op tafel. Zonder gegeten te hebben, verliet hij het logement om er nooit meer terug te keren.

    Op Schokland haalden de eilandbewoners hun schouders op toen hij zijn verhaal vertelde. Natuurlijk, op de punt dansten heksen en katten rond de mofketel, dat wist toch iedereen! Nee, hij moest niet met oud nieuws aankomen...

    26-10-2009 om 17:51 geschreven door de verhalen schrijver  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Proficiat!

     

    26-10-2009 om 17:47 geschreven door de verhalen schrijver  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - ( Stemmen)

    Archief per week
  • 26/10-01/11 2009

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Foto


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs