Mijn leraar professor Isidoor Opsomer,
de Baas van het Nationaal Hoger Instituut, kwam op een goede dag in mijn
schildersatelier aan de Blindestraat binnen.
Hij zei onmiddellijk ietwat geïrriteerd
"Manneke wat zijt ge nu aan het doen, die gele fond, oei!".
Ja, ik was een studieportret aan het
maken met als achtergrond een knalgele achterwand, een fond zoals wij zegden.
Opsomer gaf verder geen commentaar, niet van 'doe dit maar weg' maar ook niet
van 'doe maar voort'. De Baron verdween uit mijn atelier, stiller dan dat hij
gekomen was. Ik besloot het er toch maar op te wagen en de gele kleur ongemoeid
te laten.
Een hele tijd later nodigde Opsomer me
uit voor een atelierbezoek op zijn thuisadres Maria Theresialei, 13 te
Antwerpen. Ik vond dit enigszins vreemd maar was toch aangenaam verrast om dit
Maison de Maître te mogen visiteren. Ik belde aan en werd door zijn knecht naar
het atelier begeleid. Het majestueuze trappenhuis hing vol met portretten van
allerlei prominenten, van koning Albert I tot ministers en burgemeesters.
De deur van de ontvangstruimte stond op
een kier en Opsomer wandelde me tegemoet. Eens binnen leidde mijn schildersoog
me naar de schildersezel waarop een portret tentoongesteld stond met, je raad
het al, een knalgele fond. Ik stond perplex, als genageld op het houten parket.
Neen dit kon hij niet maken, maar de durf om hem hierover iets te vragen
ontbrak me. De meester, den baas, professor en meneer Directeur, daar kon ik
echt niet tegenop. Het feit dat de gele fond nu van hem was geworden stond
ontegensprekelijk vast en stemde me toch teleur. Wat een ego had die man toch.
Maar de gedachte dat ik Opsomer iets had bijgeleerd troostte mij enigszins.
|