Inhoud blog
  • Vervolg hoofdstuk 12... (mijn excuses, het ligt aan de site...)
  • The Lawdy Boys: Hoofdstuk 12
  • Hoofdstuk 11
  • The Lawdy Boys: Hoofdstuk 10
  • The Lawdy Boys: hoofdstuk 9
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    David's verhalenblog
    Mijn fantasie omgezet in verhalen
    26-12-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vervolg hoofdstuk 12... (mijn excuses, het ligt aan de site...)

    "Danny, net als ik denk je te kennen, doe je weer iets wat ik niet verwacht” lachte Donny.

    “Wat bedoel je?”

    Hij stak zijn sigaret op, streek even door zijn zwarte haren en legde zijn voet te rusten op de bank tegenover hem.

    “Wel?” vroeg Nick.

    “Het is simpel, hij is de pooier van de club.”

    Ik begon te lachen.

    “Echt waar, je hebt de heetste voor jerzelf gehouden en trakteert ons op de rest. Dat is waarom jij en niemand anders korporaal bent. Je weet wat we nodig hebben.”

    “Nog een lul tussen de deur?” glimlachte Bert.

    “Bert, dat ligt gevoelig.”

    “Waarschijnlijk wel” lachte ik.

    “Maar hij is er wel klaar voor” ging Donny verder.

    “Om opnieuw tussen de deur te zitten?” vroeg Nick.

    “Hey Nick, jij zit in mijn team.”

    “Welk team?” vroeg ik.

    “De echte mannen onder the Lawdy Boys. Wees nu eerlijk, liedjes zingen voor vrouwen is niet bepaald mannelijkheid uitstralen.”

    “Wees nu eerlijk, Donny. Ik had gisteren seks en jij lag met jezelf te spelen in een slaapzaal vol mannen.”

    “Goed punt, maar onderschat nooit het genot van het betere handwerk. Al wat je zelf doet, doe je goed.”

    Ik glimlachte naar Badru, hij onthield zich meestal van deze gesprekken. Ik wist niet of hij het storend vond of te verlegen was om erover te spreken.

    “Wat denk jij Badru?” vroeg ik tot ieders verbazing, Badru incluis.

    “Ik weet het niet” lachte hij verlegen, “ik wil er gewoon niet mee tussen de deur zitten.”

    “Badru” begon Donny “je leert snel en je leert goed.”

    “Dank je, Donny.”

    “Graag gedaan.”

    “De wijze levenslessen van Donny Nelissen” glimlachte Francis.

    “Het wordt ooit een duur boek” reageerde hij.

    “Donny ik mag hopen dat jij even snel schiet als dat je reageert op idiote praat” zei ik.

    “Wees maar zeker” lachte hij zijn tanden bloot.

    De sigaret stak losjes in zijn mond terwijl hij ons verder animeerde. Zoals steeds met vele handgebaren zodat niemand zijn aandacht kon afdwalen naar wat er mogelijk op andere tafels gebeurde.


    De meisjes kwamen zoals steeds later. We hadden dan maar wat gedronken in das Stube. Gelukkig hadden ze er meer dan wat hun naam doet vermoeden. De naam verwees veeleer naar een eerder functie van het gebouw, dan naar het restaurant. De dames zagen er goed uit en voor een soldaat die lang geen vrouwen naast zich had gezien, was dat mooi meegenomen. Els stapte op me af en begroette mij met een kus. Waarop Donny Mirthe vragend aankeek.

    “Hij wil een tweede keer tussen haar deur” hoorde ik Francis lachen.

    “Tussen mij deur? Is dat subtiele vieze praat van soldaatjes?” vroeg Mirthe.

    “Ja, dat is het. Donny zou graag is tussen jouw deur zitten” lachte Bert.

    Ik schudde het hoofd richting Mirthe.

    “Ach zo? En wat ga je daarvoor precies doen, Donny?” vroeg Mirthe.

    “Wel jij gaat alles doen, ik ga hier gewoon bij jou blijven zitten.”

    De sfeer was snel gezet. In groep is zoiets nooit moeilijk en ik ging er vanuit dat gezien de oorlogssfeer elk van ons graag wou genieten van elk moment. Mijn aandacht ging uit naar Badru die opnieuw bij Liesbeth zat. Het meisje dat hem in Mechelen meevroeg om te gaan dansen, leek wel interesse te hebben in onze reus. Het ging Badru goed af, hij maakte weinig grapjes, maar sprak over alles wat hij zag. Het liet zijn aaibaarheidsfactor alleen maar stijgen. De meisjes toonden hun interesse en mijn maten gingen er gretig op in. We zakten samen af richting een betere bar dan das Stube en vonden die in Der Brauer, volgens ons moest het er wel goed zijn. Drank werd er niet gebrouwen, maar feestjes bouwden ze er wel. Soldaten en vrouwen stonden er te dansen, terwijl een bandje vrolijk muziek speelde.

    “Dit lijkt wel ok” zei Sara.

    “Ik denk het ook” zei Niels.

    Hij nam haar bij de hand en ze stapten richting de dansvloer. Ik liep achter Donny aan naar enkele lege tafels, toen mijn hand werd gegrepen.

    “Waar denk jij dat je naartoe gaat?”

    “Naar die lege tafel.”

    “Jij mag ook wel is met mij dansen, lieverd.”

    “Els, ik...”

    “Geen excuses, kom maar mee.”

    Ik moest even lachen, een excuus werkt ook nooit in zo'n situaties. Ik volgde haar naar de dansvloer en begon met haar te dansen. Niet veel later stond ook Badru opnieuw te dansen. Ook Derrik en Francis volgden snel, de jongens waren zeker niet slecht op de dansvloer. Ze waren de enige drie die zelf de vrouwen meesleurden op de dansvloer. Ik probeerde zoals steeds wat dingen uit, in de hoop dat het bevredigend genoeg was voor mijn danspartner. Ik denk dat Els heel lief as die avond. Soms stopte ze een lachje weg als ik een foute pas zette. Maar al bij al amuseerden we ons goed. Vooral wanneer de band even stopte en er enkele liedjes uit de boxen weerklonken brulden we in groep mee. Drank vloeide rijkelijker dan goed was voor ons.

    “Wel Danny, je hebt ze er weten uit te pikken.”

    We keken samen hoe Badru met Els danste. Wat dansen betrof kon ze met Badru beter uit de voeten dan met mij. Maar ze amuseerden zich en ik had weinig zin in domme jaloezie. Ik maakte me ook weinig zorgen, Badru had zijn handen al vol met Liesbeth.

    “Ik moet nog iets doen” zei ik.

    “Juist, ik ga mee naar de wc!” riep Donny.

    “Ik moet toch niet naar de wc, Donny?”

    “Neen, ben je daar zeker van?”

    “Neen” lachte ik met mezelf.

    “Dan kan je beter wel gaan.”

    “Een goed idee, ik ben wel een beetje tipsy.”

    “Korporaal, u bent zat.”

    “Neen, tipsy, want ik weet heel goed wat ik straks ga doen.”

    “Naar de wc gaan” wees Donny richting de wc.

    “Ja, maar daarna é.”

    “Dan moet ik niet meer naar de wc, Danny.”

    “Hey Donny, ik heb nog niet met jou gedanst” onderbrak Mirthe ons.

    “Donny” zei ik.

    “Wat, korporaal?”

    “Jij hebt nog niet met haar gedanst?”

    “Neen, korporaal.”

    “Dan verdien je een lul tussen de deur. Het is waar é, Mirthe?”

    Mirthe knikte.

    “Zie je, Mirthe zegt dat het waar is.”

    Donny knikte even, stond op en stapte richting Mirthe. Hij bood haar zijn arm aan en begeleidde haar naar de dansvloer. Terwijl iedereen danste, greep ik naar mijn borstzak.

    “Ik moet dat maar is gaan doen” zei ik luidop.

    Ik begon mijn lange weg naar het podium waar het bandje al opnieuw aan het spelen was. Ik bleef wachten tot het liedje voorbij was en deed dan teken naar de bandleider. Hij kwam naar me toe en na enkele woorden glimlachte hij instemmend. Ik liep via het trapje het podium op en achter mij begon Lawdy, miss Clawdy te spelen. Enkele hoofden draaiden richting het podium, waarop mijn maten begonnen te schreeuwen.

    “Rustig, rustig” sprak ik door een microfoon “ik ga niet zingen. Maar ik wil wel iemand naat hier vragen. Els kan je even komen?”

    Met het schaamrood op de wangen werd ze door mijn vrienden naar het podium begeleid. Ze keek mij met een knalrood hoofd aan.

    “Wat ga je doen?” fluisterde ze.

    “Het is misschien een beetje gek, maar ik ben hier heel zeker van, Els.”

    Ik ging op één knie zitten en de hele zaal werd stil. Het was nu pas dat ik besefte hoe groots de volgende woorden werkelijk waren. Els sloeg haar handen voor haar gezicht en keek mij met enkele tranen in de ogen aan, ze schudde met ongeloof het hoofd.

    “Jij bent gek” fluisterde ze.

    “Neen, ik ben zeker. Els, Wil je met mij trouwen?”

    De doodse stilte vroeg om een snel antwoord. Ze knikte met tranen in haar ogen en kwam op mijn knie zitten. Ik schoof de ring die ik die dag kocht over haar ringvinger en kuste haar.




    26-12-2010 om 21:30 geschreven door David  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    21-12-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.The Lawdy Boys: Hoofdstuk 12

    Voor eeuwig en altijd


    De oorlog leek ver weg na de voorbije nacht. In haar kamer leek het alsof de oorlog nooit was gestart. Geen laatste nieuwtjes van het front, geen gedonder in de verte van inslaand artillerievuur, geen gewonde soldaten die schreeuwen om hulp. In deze warme kamer sliep een vrouw in mijn armen en wakker worden was nooit zo heerlijk als nu. Haar gezicht zat verstopt tussen haar weelderige bruine krullen, ik streek ze weg, zodat ik kon kijken naar haar sneeuwwitte huid met natuurlijk roze wangen. Soms maakte ze een vreemd smakkend geluidje in haar slaap. Het was een zoveelste lieve trek die ik de voorbije uren kon ontdekken. Ik wou haar niet wekken en hoefde dat ook niet te doen. Voor ik het zou kunnen, werd er op de deur geklopt. Met slaperige ogen keek ze op.

    “Goeiemorgen” fluisterde ze.

    “Tot nu toe was het een goeiemorgen” glimlachte ik.

    Opnieuw werd er aangeklopt. De persoon achter de deur werd duidelijk ongeduldig. Els stond op en nam haar slip en hemd en trok deze snel aan. Net voor ze de deur opende gooide ze met een glimlach mijn boxershort naar mijn hoofd.

    “Gelukkig worden ze in Hamburg wel gewassen” zei ik.

    “Goedemorgen sergeant. Wij zijn opzoek naar Korporaal Liets?”

    “Die is hier.”

    “Hij moet zich melden bij zijn oversten, hij was onwettig afwezig.”

    Een MP stapte naar binnen.

    “Menen jullie dit?”

    “U moet zich steeds aanmelden, korporaal Liets. U kent de regels. Tenzij u nu een bewijs kan voorleggen dat u de nacht hier mocht doorbrengen, zal u onmiddellijk meekomen.”

    “Hoe hebben jullie mij gevonden?”

    “Wij weten alles, korporaal.”

    “Mag ik ook iets zeggen.”

    “Jawel, sergeant.”

    “Hij is hier op mijn verzoek. Ik gaf hem het bevel hier te blijven.”

    “Sergeant, u weet toch welke gevolgen dit voor u kan hebben?”

    “Vertelt u het mij maar.”

    “Ik moet dit rapporteren.”

    “Doet u maar.”

    “U zal moeten meekomen om een verklaring af te leggen.”

    “Dat zal ik dan nu doen. Zegt u maar dat hij mij moest bijstaan bij een fysiek onderzoek.”

    “Beledigt u nu de MP?”

    “Wacht” zei ik “ik zal wel meegaan. Krijg ik even de tijd om mij aan te kleden?”

    “U heeft 3 minuten, korporaal.”

    De MP sloot de deur. Els keek mij kwaad aan.

    “Wat?”

    “Waarom doe je dat nu? Ze gaan mij nooit schorsen.”

    “En mij wel? Komaan Els, ze kunnen geen soldaat missen. Denk je werkelijk dat dit zoontje van één of andere minister mij zal mogen meenemen naar België om mij daar voor een vuurpeleton te zetten omdat ik één nacht in een ander bed sliep.”

    “U kent de regels” herhaalde ze de MP “Wat een idioot!”

    “Heel erg subtiel, ik ben er zeker van dat hij dat niet hoorde schat.”

    “Waarmee houden ze zich ook bezig!?”

    Ik trok mijn boots aan en snoerde ze snel dicht.

    “Weet je, lieverd. Zelfs al knallen ze mij nu neer. Ik had een geweldige nacht en die nemen ze mij niet meer af.”

    “Dat is waar” glimlachte ze.

    “Ik zie je nog.”

    Ze gaf mij een kus, ik zette mijn cap op en stapte naar buiten.

    “Wel jongens, jullie weten een leuk moment te verknallen.”

    “Wij doen enkel onze job, korporaal.”

    “Uiteraard, jongens.”

    “U weet dat u altijd present moet zijn. Wat zou u doen moesten de Russen Hamburg aanvallen?”

    “Een vraagje, soldaat, als u mij toestaat.”

    “Ga uw gang.”

    “Heb jij al een aanval van de Russen meegemaakt?”

    De MP stapte tot aan de jeep en opende de deur voor mij. Hij stapte zelf in zonder mijn vraag te beantwoorden.

    “Rijden, Johan.”

    “Hallo, Johan.”

    Johan zweeg en startte de motor. Hij reed de straat uit.

    “Ik vroeg net aan uw maatje of hij al een Russische aanval meemaakte?”

    “Korporaal, ik denk dat u beter kan zwijgen” zei Johan, “U ging in de fout, werk dat niet op ons uit.”

    “Geen van beiden dus” antwoordde ik in hun plaats.

    “Korporaal!”

    “Voor alle duidelijkheid. Bij een Russische aanval kan je maar één ding doen, wegduiken en hopen om niet geraakt te worden. Mij lijkt het dan niet veel uit te maken of ik onder die knappe sergeante haar bed duik of naast een kast in de kazerne.”

    “U moet er zijn, korporaal. Verder mag u doen wat u wil, maar blijkbaar is dat te moeilijk voor u.”

    “En waar zaten jullie toen Szczecin werd platgebombardeerd? Aan het genieten van een luxebed? Een luxemaaltijd gekregen op bevel van pappie?”

    “Korporaal, ik raad u ten zeerste aan u mond dicht te houden...”

    “Of wat?”

    De MP draaide zich opnieuw om en keek kwaad voor zich uit. Ik besloot de rest van de weg te zwijgen. Aan de kazerne werd ik uit de jeep gelaten en begeleid naar Onderluitenat Priem. Ik begroette hem.

    “Ter plaatse, korporaal.”

    Hij rommelde wat door zijn papieren. Beide MP's namen achter mij plaats. Ik voelde mij als een ontsnapte gevangene bij de vijand. Niet dat ik kon weten hoe dat voelde, maar ik beelde het mij zo voor.

    “Waarvoor zijn jullie hier?” vroeg de onderluitenant.

    “Korporaal Liets tekende geen present deze nacht, onderluitenant. Bovendien was hij enorm...”

    “Jongens, waarmee zijn jullie bezig?”

    “Onze job, onderluitenant.”

    “Wat willen jullie nu dat ik doe? Hem tegen de muur plaatsen?”

    “Wij moeten toezien op de...”

    “Ja, dat weet ik. Jullie mogen gaan, hij zal zijn straf krijgen.”

    De MP's verlieten het bureau. Ik bleef voor de onderluitenant staan, terwijl hij door zijn papieren bleef gaan. Hij nam een hoopje bij elkaar en klopte het samen op zijn tafel, vervolgens keek hij op.

    “Wat hebt u te melden, korporaal?”

    “Wel, ik verbleef bij sergeant Dillemans van de logistiek.”

    “Juist, moet ik vragen wat je er deed of is mijn gok juist?”

    “Sergeant Dillemans is mijn vriendin, onderluitenant.”

    “Ik herinner mij jou. Jij was diegene die de hele luftwaffe op het Russische leger wou gooien.”

    “Dat klopt, onderluitenant. Mijn verontschuldigingen voor mijn ongeremdheid.”

    “Ik kan jou wel begrijpen, korporaal. Wij willen ze net zo graag afmaken.”

    Ik besloot niet te antwoorden.

    “Maar wat doe ik nu met uw nalatigheid? U bezorgt mij extra papierwerk en overtreed een regel.”

    Ik staarde voor me uit en wachtte op mijn straf.

    “Maar gezien de omstandigheden, kan ik u moeilijk voor het vuurpeleton plaatsen, korporaal. De logistieke dienst zou me vast gaan haten en ik moet nog een aanvraag voor winterkleding versturen.”

    “Met alle respect, onderluitenant. Het is eind maart, is dat nog nodig?”

    “Blijkbaar wel korporaal. Het is nog steeds koud en als je ligt te beven, kan je niet goed schieten. Sneeuw moeten we niet meer verwachten, al zou het ons zeker helpen.”

    “Het zit ons niet mee” zei ik.

    “Niet echt, korporaal. Maar laat het logistieke denkwerk maar aan ons over. Wat uw straf betreft, u mag zich bij de mess melden en u mag daar de administratie voor uw rekening nemen. Uw pas om de kazerne te verlaten vandaag is ingetrokken. Morgen meldt u zich bij mij en dan evalueren we jouw taak. U mag beschikken, korporaal.”

    “Jawel, onderluitenant!”

    Ik stapte naar buiten en liep richting de mess, de luitenant van de mess was al op de hoogte van mijn straf en duwde een clipboard met papieren in mijn handen.

    “U mag de stock nakijken, u heeft hiervoor 30 minuten. Daarna mag u zich bij mij melden, korporaal.”

    De straf viel best mee. Al moest ik bekennen dat het knap vervelend was. Ik keek naar de rekken en begon aan te vinken. De gekoelde ruimte maakte het werk niet bepaald aangenamer. Op een half uurtje de hele ruimte checken was al evenmin eenvoudig. Ik moest vaak genoeg het laddertje op om te kijken wat er precies in de dozen zat. Nooit zag ik zoveel conserven bij elkaar, het leek op één van de winkels die ik wel eens zag in hele oude films. Enkel blikken zonder etiketten. Gelukkig kan je op het deksel terugvinden wat erin zat. Het keukenpersoneel wist vast wel wat waar stond. Ik besloot gewoon rek na rek te bekijken en dan aan te duiden wat er was en welke hoeveelheid. Je telde ze per doos. Naast sommige dozen stonden enkele afzonderlijke blikken, die schreef je er dan bij. Zo kregen ze een juiste visie op wat er was en wat er moest aangevraagd worden. Het was wel duidelijk dat deze dag saaier zou worden dan de vorige.


    “Dus je hebt een hele dag de keuken gedaan?” vroeg Donny.

    “Ja, het was geweldig.”

    “En dat allemaal voor één keer seks?”

    “Ongeveer.”

    Donny keek me vragend aan.

    “Wat?”

    “Wat betekent ongeveer seks?”

    “Wel, ik sliep er enkel.”

    “Dus geen seks?”

    “Wel seks.”

    “Je maakt het ingewikkeld.”

    “Ik moest er 's nachts zijn en toen sliep ik.”

    “Wanneer was er dan seks?”

    “Overdag.”

    “Seks bij zonlicht...”

    Ik verwachtte alweer een Donny-filosofie.

    “Dat doe je toch niet in een kamer?”

    “Waarom niet?”

    “Wel in je kamer heb je meestal 's nachts seks of als het echt te gortig is, rare dingen zoals iets met extra werktuigen of huisdieren ofzo.”

    “Wat?”

    “Wel als je overdag seks hebt, dan doe je dat op publieke plaatsen. Alles is dan open, kledingwinkels, café's, restaurants, cinema...”

    “De cinema? Jij hebt seks in de cinema?”

    “Wel... Het is er toch donker?”

    “Alsof het de normaalste zaak van zijn leven is.”

    “Is het ook” lachte Donny.

    Ik begon mijn bed op te maken, terwijl Donny verder ging.

    “Feit is dat aangezien je binnen bleef het iets kinky moest zijn.”

    “Donny, ik deed niks kinky.”

    “Komaan, details. Hoe is ze?”

    “Geweldig.”

    “Geweldig als in hard?”

    “Neen, gewoon geweldig zonder meer.”

    “Er moet toch iets meer zijn? Doet ze niks speciaal?”

    “Donny, ik ga je niks vertellen.”

    “Ai neen, het is niet waar.”

    “Wat nu weer?”

    “Ik heb nog 1 vraag.”

    Ik keek hem verveeld aan en verwachtte mij aan een vraag over een bewakingshond of iets dergelijks.

    “Heb je het melige zinnetje gezegd?”

    “Welk zinnetje?”

    “Ik hou van jou, Els. Jij bent mijn alles” tuitte Donny zijn lippen.

    “Wat maakt dat uit?”

    “Wel ik denk dat je het eruit smeet, anders zou je waarschijnlijk al lang iets gezegd hebben over Els in bed.”

    “Wel, je hebt gelijk. En zij zei het ook.”

    Donny glimlachte en gaf me een schouderklopje.

    “Dan is die oorlog toch ergens goed voor geweest man. Geniet van haar.”

    Ik wist niet wat ik nu moest zeggen, zijn traditionele pesterijen bleven achterwege. Hij stapte zingend de zaal uit. Het liedje deed mij terugdenken aan die ene avond in Mechelen. Ik besloot om er snel een herinnering aan toe te voegen en Els op te zoeken.


    Op mijn wandeling had ik tijd om na te denken over onze relatie. Ik was enorm zeker over de relatie. Het voelde helemaal juist aan en ik wou niet met lege handen aankomen. Ik zocht naar het juiste winkeltje in de straten van Hamburg, mijn soldij was voldoende om haar iets te kopen. Het uurtje rondwandelen hielp mij verder wakker te worden. Ik stond voor haar deur en klopte aan.

    “Ja?”

    Ik stapte binnen en zag haar aan haar tafel zitten. Ze was aan het schrijven. Ik stapte op haar af, ze sloot het boekje en ging in op mijn vraag om een kus. Ik gooide mijn cap op haar bed en ging langs haar zitten. Ik gaf haar een kus op de wang en keek naar het schriftje.

    “Wat is dat?” vroeg ik.

    “Mijn dagboek.”

    Ik keek vreemd op.

    “Wat?”

    “Moet dat niet mooier zijn dan een gewoon atomaschriftje?”

    “Jij vergeet dat het oorlog is.”

    “Wat staat er dan allemaal in?”

    “Dat is privé.”

    Ik trok een pruillip.

    “Dat helpt niet” lachte ze.

    “Ik kon proberen. Kom ik erin voor?”

    “Neen, tuurlijk niet. Alsof jij iets betekent in mijn leven.”

    “Oké, ik snap het. Je mag de ironie opnieuw wegstoppen.”

    “Ja, je staat er in. Maak je geen zorgen.”

    “Eigenlijk maak ik mij nu juist wel zorgen.”

    “Waarom?”

    “Ik wil wel weten wat je over mij denkt.”

    “Dat valt goed mee.”

    “Maar daarmee weet ik niet wat je over mij denkt.”

    “Je komt er ooit wel achter.”

    “Maar wat als ik morgen sneuvel?”

    “Zeg zoiets niet, Danny.”

    “Kan toch?”

    “Ja, maar daar denk ik liever niet aan.”

    “Ik ook niet, maar of de kogel door of naast mij gaat, is kwestie van details.”

    “Zorg dan dat je achter een muur staat wanneer de Russen schieten.”

    “Ooit gaan we moeten terugslaan.”

    “Waarom praten we hierover?”

    “Geen idee, ik wou weten wat je over mij schreef.”

    “Dat weet je al.”

    Ik streelde door haar haren, wat ze beantwoordde met een glimlach. Ze nam mijn hand vast en gaf mij een handkus. Ik nam haar stevig vast.

    “Maak je maar geen zorgen. Ik kom terug, dat beloof ik.”

    “Je moet.”

    “Zullen we iets gaan doen?”

    “Dat is goed, ik ga mij even klaarmaken. Wacht hier maar.”

    Ze verliet de kamer en liet haar dagboek onbewaakt achter. Ik keek er even naar en vroeg me af wat erin stond, maar zorgen hoefde ze zich niet te maken. Ik liet het liggen, ik weigerde erin te kijken. Ze had gelijk, ik wist wat ze van mij dacht. Anders was het gevoel nooit zo zeker geweest. Dit bewees voor mij opnieuw dat mijn gevoel juist was. Het was niet ingebeeld, ik had geen echte behoefte om het schriftje te openen. Zij wou het niet, dus ik deed het niet.


    Toen ze de kamer binnenstapte, keek ze even naar haar schriftje. Ze keek mij glimlachend aan.

    “Je hebt het niet geopend.”

    “Hoe weet je dat?”

    “Anders zou er iets aan mijn schriftje zijn verandert, wat nu niet het geval is.”

    “Ach zo, een val.”

    “Ja, tegen vreemde jongetjes die graag in mijn privé-leven neuzen.”

    “Daar hoor ik dus niet bij. Ik weet trouwens wat erin staat.”

    “Ach zo?”

    “Ja, geweldig in bed, kan geweldig kussen, razend knap...”

    “En een hoge eigendunk. Wat dat geweldig in bed betreft, ben je wel heel zelfzeker é.”

    “Ik hoorde je toch niet klagen?”

    “Dat is waar.”

    “Daarbij ik had een goede sparingpartner.”

    Ze stapte glimlachend haar kamer uit.

    “Zullen we?”

    “Natuurlijk.”

    We kuierden rond in Hamburg en nuttigden ons middagmaal in een restaurantje dichtbij onze kazerne. Het logische gevolg was dat er geregeld een maat bleef babbelen. Het was niet de beste keuze, maar vreselijk was het ook niet. Het deed ook Els deugd om te zien dat alle Lawdy boys nog in leven waren. Deze kenden ze het beste.

    “Ik vind dat we vanavond nog is een avondje met de groep moeten doen” zei ik.

    “Dat lijkt mij leuk. Ik zal de anderen vragen om met mij mee te komen.”

    “Goed idee, ik heb immers geen zin om jou te delen met de vrienden.”

    “Waar spreken we dan af?”

    “Ik zal met de mannen naar jullie plek komen.”

    “Neen, we zullen aan dit restaurant afspreken. Onze slaapplaats ligt te ver van de leuke café's.”

    “Ok dan, jij bent hoger in rang.”

    “Onthoud dat maar” lachte ze.

    “Waarom ben je eigenlijk sergeant?”

    “Twijfel je aan mijn capaciteiten?”

    “Neen.”

    “Er werd gewoon gekeken naar scholingsgraad en tijd in het leger. Bijgevolg werd ik sergeant, het stelt weinig voor, ik geef nauwelijks bevelen. Het hoeft ook niet, iedereen kent haar taak.”

    “Dat is leuk.”

    “Dus, jij neemt waarschijnlijk meer levensnoodzakelijke beslissingen dan ik.”

    Ik dacht even terug aan het moment op de heuvel. Nick mocht niet vuren, dat was het soort beslissingen die Els bedoelde.

    “Waaraan denk je?”

    “Niets, het zou de sfeer niet helpen.”

    “Ik wil het wel weten. We zijn niet enkel een koppel voor de leuke dingen.”

    “We hebben slechts één verkenningsmissie gedaan. Daar hebben we de Russen de loef kunnen afsteken.”

    “Dat is een goed ding.”

    “Ja...”

    “Toch?”

    “Even daarvoor stonden we op een heuvel om de Russische troepen te observeren. We zagen hoe een aantal Russische soldaten een vader en zijn zonen uit een schuur haalden. Het werd snel duidelijk dat ze hen zouden neerschieten. Nick wou het vuur openen, maar ik gaf het bevel om niet te schieten. De man en zijn twee zonen werden neergeschoten, één van de zonen werd nog aangemaand te gaan lopen, waarop de Russische soldaten het vuur openden. Sinds dat moment is mijn relatie met Nick verzuurd.”

    “Hij draait wel bij.”

    “Dat weet ik niet.”

    “Vast wel. Hij moet ook beseffen dat je die mannen niet wou laten sterven. Je deed het om de juiste redenen, je mannen beschermen.”

    “Op dat ogenblik leek het waarschijnlijk egoïstisch. We zijn immers soldaten, die moeten in oorlogstijd de burgers beschermen.”

    “Neen, jullie moeten de oorlog winnen. Dat beseffen de burgers ook wel, er zullen burgers sneuvelen.”

    “Dat is gemakkelijk gezegd.”

    “Dat weet ik ook wel, maar jullie taak is de oorlog winnen en daarvoor heb je soldaten nodig. Als jullie daar waren gesneuveld enkel om een drietal Russen neer te schieten, zouden jullie niet aan die taak kunnen bijdragen.”

    Het was maar een zoveelste uitleg voor wat we hier deden. Een oorlog winnen, ik vroeg me af of ze goed besefte wat er gaande was. Tot nog toe deden we niets dat leek op een oorlog winnen. We werden enkel beschoten en trokken terug hopend dat anderen ons zouden redden. De moedige soldaten vanuit de films zag ik tot op heden nog niet.


    Tijdens het avondmaal zaten we wel vaker samen, het samenhorigheidsgevoel stimuleren heette dat. Het kind moest een naam hebben. Ik zag hoe Niels zijn eten naar binnen schrokte. Het leek alsof hij in geen jaren meer gegeten had. Het ontging ook de anderen niet.

    “Honger, Niels?” vroeg Bert.

    “Nogal, ik had deze middag niets gegeten.”

    “Hoe kwam dat?” vroeg ik.

    Niels negeerde zoals steeds mijn vraag en wachtte op een volgend antwoord. Ik begon er de pest in te krijgen en had zin hem hierover aan te pakken.

    “Weet iemand iets om te doen?” vroeg Francis.

    “Heb je geen date?” vroeg Donny.

    “Neen, maar jij leeft ook op droog zaad.”

    “Ik weet wel iets” onderbrak ik hun conversatie.

    “Wat dan?” vroeg Derrik.

    “Els vroeg om nog eens samen weg te gaan, zoals in Mechelen. Ze wachten straks op ons aan restaurant Das Stube net buiten de kazerne.”

    “ 21-12-2010 om 00:00 geschreven door David  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    17-12-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoofdstuk 11

    Kogels of pijlen


    Hamburg was een verademing, het leek een bekendere omgeving. We zagen de gelijkenissen met steden in ons eigen land. De mensen daar waren vriendelijk en begrepen dat we uit een hel kwamen. Meerdere compagnies waren in en om Hamburg gestationeerd. We vingen her en der geruchten op. Er zouden compagnies van andere landen zich bij ons aansluiten. Vervolgens zouden wij de eerste tegenaanval inzetten. Andere verhalen zeiden dat wij het nieuwe front zouden vormen en dat iedereen zich zou terugtrekken achter de Elbe. Nog andere geruchten spraken over een soort blitzkrieg richting Moskou. Of nog gekkere geruchten spraken over miljarden soldaten die onderweg waren naar Hamburg om van daaruit naar Rusland te trekken. Het werd mij snel duidelijk dat hoop niet altijd de beste raadgever was. Het leidde tot complete waanideëen bij sommigen, hierbij ging het niet enkel om burgers. Sommige soldaten gingen vlot mee in de verhaaltjes.

    “Wel, we gaan nog maar is Rusland bestormen” begon Donny.

    “Werkelijk? Wat zijn de laatste veranderingen in dat plan.”

    “We gaan het op één maand doen.”

    Ik keek hem lachend aan.

    “Neen, ze menen het hoor. Er worden ook nieuwe wapens ter beschikking gesteld.”

    “Wat krijgen we nu? Een robotleger?”

    “Neen, een nieuwe tank die ondoordringbaar is.”

    “Waarom hebben ze ons dan nog nodig?”

    “Geen idee, om de kaars vast te houden?”

    “Waarschijnlijk. Die verhalen worden debieler met de dag.”

    “Erger is dat er soldaten meegaan in dit verhaal. Ze horen het ergens, vertellen het aan andere soldaten die dan claimen het ook gehoord te hebben. Vervolgens bevestigd een andere idioot het verhaal en ze gaan er vanuit dat het waar is.”

    “Ze zaten minder dan een week geleden nog in een bombardement en zagen tegelijkertijd een luchtgevecht waarbij de Luftwaffe werd afgemaakt. Waar halen ze het idee dat we in staat zouden zijn de Russen in een maand af te maken.”

    “Ze willen het gewoon graag, denk ik.”

    “Geloof me, Donny. Moest het kunnen, ik zou het ook willen. Ik weet echter dat het onmogelijk is. Deze oorlog duurt nog jaren. Misschien dat binnen één maand de Russische blitzkrieg gestopt zal zijn. En dan moet er nog een doorbraak gebeuren in de Russische linies. Vervolgens moeten we land na land veroveren en naarmate je dichter bij Moskou komt, zullen de Russen waarschijnlijk zwaarder terugslaan. En dan zijn er nog de Chinezen en Koreanen, maar we zullen het wel binnen een maand zien zeker.”

    “Niet kwaad worden, Danny.”

    “Ze zijn gewoon zo idioot. En het bezorgt de moraal alleen maar een knauw, wanneer blijkt dat het niets word.”

    Donny nam een boekje en ging op zijn bed liggen. Ik staarde maar de grote zaal waarin we lagen. Meerdere teams in één zaal, het was ons nog niet overkomen. Voor spanningen zorgde het niet echt. We hadden genoeg ruimte en het eten was er lekker. De bedden waren naar behoren en er was verwarming in de zaal. We hadden de vrijheid om te gaan en staan waar we wilden de laatste dagen, zolang we de stad niet verlieten en we op tijd in onze bedden lagen, was iedereen blij. Ons team was niet vaak compleet de voorbije dagen, maar vanaf het einde van de week was dat voorbij. We moesten zoveel mogelijk genieten van deze vrije week. Onze oversten planden een nieuwe strategie en wij konden ervan profiteren. Onze sergeant voegde er meteen aan toe dat het ons laatste verlof voor lange tijd zou zijn.

    De voorbije dagen was ik bezig geweest met uit te zoeken waar het logistieke gedeelte van ons leger zich ergens bevond. Het logische en veelgehoord antwoord was dat ze verspreid zaten. Bijgevolg liep ik al langs heel wat plaatsen in Hamburg in de hoop om Els er te vinden. Ik was nu voor het eerst binnen gebleven, het was hopeloos en mijn verlofdagen waren verloren gegaan aan rondhollen in Hamburg. De anderen hadden Hamburg leren appreciëren, ze genoten met volle teugen van het Duitse bier, de Hamburgse Kneipes en de rondborstige dames die hun beste troeven vlot uitspeelden. Hun Duits beperkte zich tot zinnen uit Duitstalige liedjes, 'Bier und Wurst' en hier en daar een zinnetje dat ze opgepikt hadden onderweg. De oorlog leek ver weg voor ons team en toch raasde deze voort.

    De Duitse troepen vochten een verbeten strijd uit aan hun landsgrenzen, maar leken niet opgewassen tegen de Russische oorlogsmachine die nog steeds niet te stoppen leek. Iets wat nu ook de Italianen moesten toegeven. De Alpen waren zo goed als in handen van de Russen. Het leek plots weer snel te gaan, maar onze oversten moesten bekennen dat niet alle informatie die ze steeds kregen de meest recente was. De Italianen waren al een tijdje aan het terugtrekken en het hele gebied rond de Po was al lang gevallen, wat van Milaan een bezette stad maakte. De Italianen hadden zich teruggetrokken achter de apennijnen. Ze hoopte zo Rome te vrijwaren. De Franse grens was dus bereikt. Dit betekende dat Europa aan de rand van het verlies stond. Bij een val de Fransen is Engeland binnen handbereik wat zou betekenen dat de geallieerden van over de grote plas geen kans meer hadden om hun troepen te laten landen in Europa. Want ook België, Nederland, Noorwegen of Zweden zouden dan weinig kans maken. Spanje voelde intussen de hete adem van de Chinezen. De Chinezen hadden Marokko als doel gesteld, dat was duidelijk Centraal-Afrika lieten ze links liggen, terwijl de Noord-Afrikaanse landen steeds vaker werden aangevallen. De aanvallen waren simpeler geworden sinds de val van Egypte. Met het Suez-kanaal hadden hun schepen een vrije doorgang naar de Griekse en Turkse havens die ze konden gebruiken als basis. Van hieruit vielen ze Libië en Tunesië onophoudelijk aan. Malta was ook gevallen onder hun zeemacht. Het land werd helemaal in puin geschoten, waardoor de haven onbruikbaar was geworden. Een Italiaans-Maltese zeemacht lag in puin in de haven langs de oude verwoeste hoofdstad Valetta.

    Niemand begreep precies het doel van onze vijand. Sommige gebieden werden geheel vernietigd. Soms leken ze belangrijk zoals Malta, het belangrijkste kruispunt in de middellandse zee. Anderzijds kon het een goede taktiek zijn. Indien we zouden oprukken zou Malta een belangrijk punt kunnen zijn in de strijd om het Suez-kanaal. Het uitschakelen betekende dat er geen aanlegplaats was voor een geallieerde vloot. Men zou al Italië moeten vrijwaren of Griekenland heroveren om een nuttige haven te hebben in onze strijd daar. Het was dan veel simpeler om Malta in te nemen en van daaruit een directe aanval uit te voeren op het Suez-kanaal, het zou ervoor zorgen dat hun reserves minder snel bij hen zouden raken.

    De Spaanse troepen maakten zich klaar voor de strijd. Ze hielpen de Fransen in Corsica, maar hielde zich net zo goed klaar aan de straat van Gibraltar. Het doel van de Chinezen. Indien ze dat in handen kregen was niet alleen de Middellandse zee in hun handen. Europa zou sneller vallen omdat het zijn fronten zou moeten verdelen. De Russen via Frankrijk, de Chinezen via Spanje. Onze kansen zouden slinken. Onze hoop was meer dan ooit gevestigd op een doorbraak in de VS. Venezuela moest vallen, onze tijd raakte op. Stand houden bleef de boodschap, maar we beseften dat het volgende plan wel eens het laatste zou kunnen worden. Indien het faalde was er geen land meer om ons in terug te trekken.

    De Engelsen werkten als gek aan nieuwe verdedigingslinies. Extra luchtafweer, nieuwe kustbatterijen en bunkers om een invasie tegen te gaan. London maakte zich klaar voor een nieuwe battle of britain. Het waren de achterkleinzonen die nu zouden strijden. De meesten hadden hun overgrootvader nooit horen spreken over hun glorieuze overwinning en het einde van de eeuwigdurende dreiging die ze nu ook ervaarden. De nieuwe generatie moest opstaan en zich onderscheiden van de vorige om deze opdracht tot een goed einde te brengen. De Engelse luchtmacht streed nauwelijks mee op het Europese vasteland. Ze bereidden zich voor op een volgende battle of Britain, die op nieuw als doel had het westelijke front te laten bestaan. Het grote verschil met hun overgrootvaders gloriemoment was dat er van een Oosters front geen sprake was. Het zou een gevecht van de laatste kans worden, tenzij wij dit konden voorkomen.

    Over wat er zich in Canada afspeelde met de Britse minister of in de VS met het front kregen we geen informatie. Dit betekende volgens mij weinig goeds, het zou de moraal ten goede komen om goed nieuws van het Amerikaanse front te krijgen. Maar Zuid-Amerika was nog lang niet bevrijd en Canada bleef een slapende reus. Stiekem begon ik te hopen dat de vijand een blunder zouden begaan en zo de Canadezen in de oorlog betrekken.

    Toch merkte ik dat er enige vastberadenheid bij mijn maten was. We zouden de Russen verslaan of stervend proberen. Gevangen laten nemen was geen optie, als het moest zouden we doorvechten tot onze laatste kogel om hen daarna met een keukenmes te lijf te gaan.

    Mijn gedachten bleven bij Gralens, hij was gebroken. Vreemd genoeg wist ik weinig over de andere drie uit het team. Zoals Putten, die net zoals Yordi sergeant was geworden nadat Braams sneuvelde. Dielens en Rits, de twee andere soldaten kende ik helemaal niet goed. Bij oefeningen zat ik zelden in hun buurt en onze teams hadden bitter weinig samen gevochten. Wanneer er nieuwe soldaten bijkwamen zouden ze als eerste aangevuld worden. Het klonk vreemd, mannen aanvullen. Alsof het om de producten in een winkelrekje gaat. Ik was blij dat niemand van ons gesneuveld was. Ik zou niet weten hoe ik ermee zou omgaan. Het bleef door mijn hoofd gaan. Niemand mocht sterven, want ik zou niet weten wat ik dan moet doen.


    Het logistieke gedeelte heb ik nog steeds niet gevonden en ondanks dat mannen een beter ruimtelijk inzicht hebben en dus vlot op de kaart alles zouden moeten terugvinden, liep ik al te vaak verloren in Hamburg. Daarnaast kreeg ik nooit heldere informatie omtrent de verblijfplaats van onze logistiek. Maar soms draait het leven wel eens als een kleffe, romantische film.

    Ik lag op mijn bed naar het plafond te staren na alweer een zinloze dag zoeken, toen ik gejoel hoorde in de zaal. Niet eerder gehoorde opmerkingen van de mannen gingen door de zaal, vaak gevolgd door gelach van soldaten met minder lef. Ik keek naar het voeteinde van mijn bed en glimlachte.

    “Korporaal, ik hoorde dat u mij zocht?”

    Ik staarde naar de schouders en merkte de extra tekens op.

    “Inderdaad, sergeant.”

    “Dit kan maar beter de moeite waard zijn, want ik kom niet voor niets van de andere kant van de stad.”

    “Wees gerust, sergeant, ik zal u niet teleurstellen.”

    Ik stond op en ging voor haar staan. Ik streelde met mijn vingers langs haar haren die strak ingebonden zaten, maar toen ik haar gezicht streelde, greep ze mijn vingers beet.

    “Een beetje respect, korporaal.”

    “Mijn excuses, wenst u mij te volgen naar een lokale bar?”

    “Waarom ook niet” glimlachte ze.

    Onder aanmoedigend geroep en schouderklopjes van andere soldaten verliet ik de zaal met het meisje aan mijn arm.

    “Geen angst voor de anderen?”

    “Waarom? Ik ben hun meerdere” lachte ze.

    We liepen door een straatje op zoek naar een vrij tafeltje. Een rustige plek mochten we nu wel vergeten. Geen enkel café was leeg en de drank vloeide rijkelijk. Het leek wel alsof iedereen tegelijk verlof had gekregen. Er waren zoveel troepen samengepakt in en om Hamburg dat de stad wel vier of vijf keer gevuld kon worden. Dit leidde vaak tot problemen tussen de soldaten. Vaak liepen we langs een ordinair straatgevecht tussen enkele soldaten. We besloten er geen aandacht aan te besteden. We vonden een tafeltje en gingen dicht bij elkaar zitten.

    “Hoe gaat het?” vroeg ze.

    “Nu veel beter. En met jou?”

    “Het gaat, de laatste dagen zien we steeds meer vrachtwagens passeren met kisten. Soms ook gewonden. Ik heb de laatste dagen voor we naar Hamburg kwamen meegeholpen met de verzorging van gewonde soldaten. Het was soms wel zwaar, maar het hoort erbij. We overleven het wel en proberen te helpen waar we kunnen.”

    “Hoeveel mannen zijn er al gesneuveld?”

    “Dat weet ik niet, die cijfers zie ik niet. Ik zag genoeg kisten en evenveel gewonden. Soms dacht ik dat er geen soldaten meer overbleven aan het front. Ik hoopte gewoon dat ik niemand van jullie tegenkwam. Voorts haspelde ik slaafs mijn taken af.”

    “Misschien maar beter zo. Hoe meer je op automatische piloot werkt, hoe beter je je werk zal doen.”

    “Het is niet altijd even gemakkelijk, maar ik denk dat dat voor niemand zo is.”

    “En de voorraden?”

    “Het is verbazend hoe snel die slinken. En er komt maar weinig bij. We proberen iedereen te voorzien, maar soms lijkt het alsof we maar voor de helft van onze manschappen de nodige slaagkracht kunnen voorzien. We proberen zo zuinig mogelijk te werken, maar weten eigenlijk niet meer wat we doen. We proberen aan de vraag te beantwoorden en sturen dagelijks meerdere berichten naar het thuisfront om meer middelen. Er komt maar weinig terug.”

    “Dan zullen we elke kogel goed gebruiken.”

    “Het gaat om veel meer dan kogels. Voedsel, medische middelen, benzine, zelfs schrijfpapier.”

    Ik keek haar bedenkelijk aan.

    “En dan hebben we nog geluk dat het een zachte winter is.”

    “Als die winter harder zou zijn, dan zou de vijand niet zo snel kunnen oprukken.”

    “Of jullie niet kunnen terugtrekken.”

    Ze was mij weer eens te slim af. Ze had gelijk, ergens doortrekken tijdens een zware winter zou niet gemakkelijk zijn. Ik had ook weinig zin om dood te vriezen in een kuil vol sneeuw. Maar als er meer mist zou zijn, zou de Russische luchtmacht geen vrij spel hebben. Niet dat hun landmacht het niet zou kunnen, maar dan hadden we tenminste een kans. Nu leek het alsof we gewoon ergens gingen zitten om dan door enkele jagers te worden opgejaagd. Dat we nu en dan is ééntje neerhaalden woog niet op tegen onze verliezen aan terrein, mannen en moraal. Ik besloot er niet meer aan te denken toen ze met haar duim mijn hand begon te strelen.

    “Ik ben blij dat ik je zie.”

    Ik glimlachte.

    “Weer zo karig met complimenten?”

    “Ik bouw de spanning graag op.”

    Ze glimlachte en nipte van haar cola. Ze keek naar de tafels rondom ons. Twee tafels verder zten enkele Duitse soldaten te kaarten, ze werden in de gaten gehouden door enkele van onze jongens. Ik merkte een ander koppeltje op en zag hoe ze wel erg geïnteresseerd waren in elkaar. Ze lieten elkaar niet met rust. Els merkte dat ik hen in de gaten had.

    “Waar wacht jij eigenlijk op?” vroeg ze.

    “Tot je mij opnieuw op jouw kamer uitnodigt” glimlachte ik.

    “Veel succes.”

    Ik keek in haar ogen en kuste haar.

    “Denk je nu dat het gaat helpen?”

    Ik kuste haar opnieuw.

    “Neen, ik ken...”

    Opnieuw legde ik haar het zwijgen op met een kus.

    “Jij bent niet te doen. Heb jij...”

    Ik kuste haar en ze liet me begaan. Ik streelde langs haar gezicht en kuste haar in haar hals.

    “Misschien zal dit toch lukken” fluisterde ze.

    Ik keek haar zelfvoldaan aan.

    “Haal die grijns van je gezicht, korporaal.”

    Ik schudde het hoofd en gaf haar een snelle kus.

    “Je gaat je kansen nog verspelen op die manier.”

    Ik wou haar opnieuw kussen, maar ze plaatste haar hand op mijn mond. Ik kuste dan maar de binnenkant van haar hand.

    “Dat is minder leuk é?”

    Ik knikte.

    “Wees nu eerst eens lief?”

    Ik schudde het hoofd.

    “Dat is dan jammer, want dan blijven jouw lippen ver weg van de mijne.”

    Ik dacht even na over mijn volgende zet, maar besloot niet te twijfelen. En gaf haar een veel te natte handkus.

    “Ieuw, wat doe je nu?”

    “De weg vrijmaken.”

    Ik zocht haar lippen, waarop zij achteruit ging.

    “Neen” glimlachte ze, “eerst lief zijn.”

    “Maar als je het vraagt is het niets waard.”

    “Voor mij wel.”

    “Welke waarde heeft het dan?”

    “Gewoon, dat jij onder mijn sloef ligt.”

    “Wauw, ik ga hier direct een serenade starten.”

    “Ga je gang.”

    Ik stond op en nam haar bij de hand. Ik trok haar uit haar stoel en dicht bij me.

    “Neen, geen kusje” glimlachte ze.

    “Geen probleem, ik wil toch even de benen strekken. Dan moet ik zien waar ik loop.”

    Ze keek me verbaasd aan. Ze had dit antwoord niet verwacht, ik brak zo het flirten af. Ze kwam naast me wandelen en nam snel mijn hand vast. Ze liep dicht bij me en zocht een knuffel. Ik stopte en ging er snel op in. Ze keek me opnieuw aan en ik gaf haar een kus.

    “Het zou wel leuk zijn als je iets liefs zei.”

    “Wauw”

    “Wat nu weer?”

    “Als je zo lief kijkt, ga ik nog echt een serenade zingen.”

    “Goed om te weten.”

    “Tot zover jouw lief zijn.”

    We zetten onze wandeling naar nergens verder. We liepen door een park waar we niet echt konden genieten van de rust. Overal leken mensen te lopen. Her en der verspreid stond groepjes mensen te praten.

    “We kunnen hier nergens alleen zijn” klaagde ik.

    “Kom mee” zei ze.

    We wandelden enkele straten door en na enkele minuten bevond ik mij voor een groot gebouw.

    “Ooit een school?” vroeg ik.

    “Geen idee, maar het heeft voldoende kamers.”

    “Waarom krijgen jullie altijd huizen met aparte kamers om in te slapen.”

    “Omdat wij braver zijn dan de gemiddelde soldaat.”

    Ze ging mij voor en liep de trappen op. Onderweg begroette ze collega's. De gangen waren grauw en kil. Het gebouw zag er aan de buitenkant beter uit dan binnenin. De muffe geur bleef wat in de neus hangen en de trappen leken niet zo stevig eens je er een voet op zette. Ze kraakten alsof je elk ogenblik door een trede kon gaan. Op de tweede verdieping verlieten we de trappen en lippen over een lang tapijt in een smalle gang. We stopten aan de vijfde of zesde deur. Ze maakte deze open en binnen stond een oud ijzeren bed met daarop een te dikke matras. Ze ging over de bedrand, op het bed lagen lakens door elkaar. Ik herinnerde mij hoe net haar vorige kamer was. Het was duidelijk dat de controle hierop irrelevant was geworden. Alsof een bed opmaken de Russen zou wegjagen. Een kleine zetel langs een houten tafel vulde de rest van de kamer.

    “Geen lavabo?”

    “Op het einde van de gang.”

    Ik stapte naar buiten en zag het nummer 24 op haar deur. Ik zou zweren dat we langs 5 deuren waren gelopen, maar besloot het niet te controleren. Aan het einde van de gang was er een kamer met ongesloten deur. Een juffrouw schrok toen ze mij zag.

    “Sorry” glimlachte ze, “ik ben het niet gewoon hier soldaten te zien.”

    “Geen probleem, ik kwam even mijn handen wassen en wat water in mijn gezicht gooien.”

    “Wat doet u hier?”

    “Op bezoek bij mijn vriendin.”

    “Hoe heet ze?”

    “Els, Els Dillemans.”

    “Sergeant Dillemans.”

    “Is ze streng?”

    “Neen, ze gedraagt zich helemaal niet als een chef.”

    “Waarom is ze jullie sergeant?”

    “Ze werd ervoor gekozen, ze is al het langste bij de dienst, dus het leek ons logisch.”

    “En u bent?”

    “Sigrid Van Rijsel”

    “Afkomstig uit Rijsel?”

    “Neen, misschien mijn voorvaders.”

    “Ik ben Danny Liets.”

    “Aangenaam.”

    “Ik ga maar is terug naar Els.”

    “En uw handen?”

    “Juist.”

    Ik stapte naar de lavabo en liet het warme water over mijn handen gaan. Sigrid verliet de kamer en ik keek even in de spiegel. De stoppelbaard kon niet goed aanvoelen, maar scheren was nu geen optie. Ik verliet de kamer zonder mijn gezicht aan te raken. Ik liep langs de deuren en zag Sigrid nog de gang verlaten. Ik stapte binnen in kamer 24 en sloot de deur.

    “Je maakt wel gemakkelijk fans” zei Els.

    “Hoe bedoel je?”

    “Sigrid stopte hier even om te zeggen wat ze over je dacht.”

    “Ach zo, wat wist ze te vertellen.”

    “Dat hou ik wel voor mij” glimlachte ze.

    “Eigenlijk boeit het mij niet zo.”

    “Geen egotripper dan?”

    “Misschien een beetje en ondanks dat Sigrid vast een lieve meid is, ben ik maar in één vrouw geïnteresseerd.”

    “Wie mag dat dan wel zijn?”

    “Jenny Colson.”

    “Jenny Colson? Is dat je favoriete actrice? Dan gaat het vast ook om haar acteerprestaties.”

    “Je mag het gerust weten, haar acteerprestaties mogen er zijn.”

    “Ja, het lichaam zal er voor niets tussen zitten.”

    “Het is niet omdat ze wat grotere borsten heeft dat haar acteerprestaties slecht zijn.”

    “Zal ik je dan alleen laten met een foto van Jenny?”

    “Dat zou toch maar teleurstellend zijn.”

    “Toch?”

    “Een beetje wel ja. Jij bent leuker dan haar foto.”

    “Je zal toch iets liever moeten zijn als je een stapje verder wil raken vandaag.”

    “Oké... Jouw borsten zijn leuker dan die van Jenny Colson?”

    “Dat heet dan een stapje terug.”

    “Dat is niet goed.”

    “Neen, want bij een volgende stap terug zit je alleen aan een bar met een drankje.”

    “Dan moet ik het nu wel goed doen dus.”

    Ze keek vol verwachting in mijn ogen.

    “Heb je vaak naar de maan gekeken?”

    Ze glimlachte.

    “Goed, ik ook. Ik heb heel vaak aan je gedacht en die ene avond op je kamer in Mechelen, die heb ik vaak opnieuw beleefd.”

    “Ik ook” fluisterde ze.

    “Ik wil straks samen naar de maan kijken.”

    “Maar er is nog geen maan.”

    “Vervelen, hoe zouden we de tijd kunnen doden? We hebben hier een bed en een zetel.”

    “Je was bijna een stapje vooruit gegaan.”

    “Maar, waarom dan niet?”

    “Wel je spreekt hier over in bed of op de zetel?”

    “Wat in bed of op de zetel?”

    Ze keek mij bedenkelijk aan.

    “Els, ik kan het niet helpen als jij onmiddellijk vele stappen wil overslaan. Ik wou enkel wat op bed gaan zitten of in de zetel.”

    “Tuurlijk” lachte ze.

    “Wel, nu ga jij een stapje achteruit.”

    “Wat? Waarom dan?”

    “Perverse gedachten.”

    “Perverse gedachten?” lachte ze

    “Ja, jij denkt onmiddellijk aan seks wanneer ik naar een zetel of bed kijk.”

    “Neen, dat is wat jij bedoelde. Nu wil je het gewoon op mij afschuiven.”

    “Heb ik dat dan gezegd?”

    “Neen.”

    “Kan jij mijn gedachten dan lezen?”

    “Ja” zei ze vastberaden.

    “Vast wel, wat denk ik nu?”

    “Hoe praat ik me hieruit?”

    Ik moest bekennen dat ze aardig in de buurt kwam en bij mijn plotse stilte werd haar grijns groter.

    “Zie je wel. Ik weet wat je denkt en ik weet wat je hier wil” glimlachte ze.

    “Oké goed, ik wil je enkel in bed krijgen. Vergeet alles wat ik zei, het is mij enkel om je lichaam te doen. Dat ik jou geweldig vind en liefst van al wil dat je mij constant plaagt, aankijkt of streelt heeft er niets mee te maken.”

    “Echt?”

    Ik keek haar bedenkelijk aan.

    “Ik bedoelde of je dat echt wil?”

    “Natuurlijk, dat is toch leuk?”

    “Misschien, maar als jij iets liefs zegt is dat ook leuk.”

    “Ik weet niet hoe ik moet zeggen wat ik precies voel. Ik kan het niet echt beschrijven, maar ik wil gewoon dat je dicht bij me bent. Ik wil je zien lachen en zien dromen. Waarom kan ik niet zeggen, maar het doet mij lachen en wegdromen. Hoe moet ik dat op een lieve manier zeggen?”

    “Ik denk dat je net een stapje verder bent gegaan.”

    Ik nam haar stevig vast en kuste haar opnieuw. We vielen op het bed en ik smeet mijn cap weg. Ik trok mijn vest uit en prutste het haar hemd open. Ze ging voor me zitten even dwaalde mijn ogen af naar haar witte BH die van achter haar open hemd verscheen. Ze kon echter de aandacht afleiden door haar haren los te gooien. Haar weelderige krullen vielen naar op haar schouders. Ik streelde langsheen haar gezicht door haar haren. Ze kwam opnieuw dichter en kuste mij vol op de mond. Onze tongen zochten en vonden elkaar terwijl ze op mij ging liggen. Ik ontblootte haar schouders en kuste haar in de hals zoekend naar haar zwakke plekjes. Al snel hoorde ik een zachte lach die de plekjes verraadde. Ze sloeg haar hemd van haar hand en plaatste haar beide handen op mijn gezicht en bracht mijn mond opnieuw bij de hare. Ze kuste mij passioneel en tussen twee kusjes door keek ze in mijn ogen. Ik kon enkel terugstaren, het leek alsof ze via haar ogen haar passie via de mijne door mijn lichaam stuurde. De rilling dwong mij haar opnieuw te kussen en ik voelde hoe ze mij bij de haren greep. Ik streelde met mijn handen langs haar schouders naar beneden tot net boven haar middel, waarna ik opnieuw naar haar schouders toe streelde. Ik wou haar, haar hele lichaam en haar ziel. Elke aanraking van haar leek als een lopend vuur door mijn lichaam te razen. Ze ontknoopte mijn hemd en trok het over mijn schouders, waarna ze mijn hals kuste, om vervolgens zachtjes te bijten. Het bezorgde mij een vreemde, maar leuke rilling. Ze keek mij even aan en kuste vervolgens mijn mond, ze ging over naar mijn kin en zette kussend haar weg verder naar mijn buik. Het zachte, kriebelende gevoel bezorgde mij nieuwe sensaties, die mij opnieuw dwongen haar op mij te trekken. Ik kuste haar en terwijl haar haren over mijn gezicht gleden, opende ik haar BH. Na enkel seconden prutswerk haalde ik de riempjes over haar schouders. Eventjes richtte ze zich op, waarna ik de BH wegsmeet. Ik voelde haar borsten tegen mijn lichaam, een volgende kick die de passie liet exploderen. Ik draaide de rollen om en kwam bovenop haar terecht. Ik kuste haar in de hals, even probeerde ze mijn plagende kussen af te houden maar ik hield haar handen tegen, waarna ik vrij spel kreeg. Ik kuste net zolang de zwakke plekjes tot ze kronkelde van plezier. Ik wou haar het gevoel geven waarbij ze niet meer wist of ik verder moest gaan of stoppen. Ik vervolgde mijn weg naar haar borsten. Ik kuste zachtjes tussen haar borsten waarna ik plagend rond haar tepels kuste, alsof ik deze vermeed. Ik stelde het uit, ze moest het willen. Pas als zij het wou, zou ik haar daar kussen. Ik zocht mijn weg terug naar haar hals, waar ik opnieuw het voorgaande gevoel wou creëren. Deze keer liet ik haar wel begaan. Ze zocht opnieuw mijn lippen en beet zachtjes op mijn onderlip, waarna ze opnieuw in mijn ogen keek en de lust liet toenemen. Haar blik deed mij steeds meer smachten naar haar lichaam. Opnieuw draaiden de rollen om, ze ging op met zitten en keek me uitdagend aan. Ze streelde met haar handen langs mijn lichaam. Ik sloot even mijn ogen en liet haar handen over me heengaan. Ze maakte de knopen van mijn broek open en ging op me liggen. Ze kuste mij opnieuw, ik ritste haar rok open en trok deze langzaam naar langs haar benen. Ze ontdeed zich zelf van haar rok en gooide deze bij ons vandaan. Waarna ze snel mijn broek naar beneden trok 17-12-2010 om 03:40 geschreven door David  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    15-11-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.The Lawdy Boys: Hoofdstuk 10

    Moderne oorlogstaktieken


    Het is nu drie dagen geleden dat we onze eerste slachtoffers maakten. De sfeer binnen het team ging erop vooruit. Het doet wederom vragen rijzen. Waarom zorgt de dood van enkele Russen door onze hand ervoor dat wij goedgeluimd opstaan? Ik herinner mij het eerste schot van Nick, de blik in zijn ogen verraadde veel haat, die slechts een uurtje eerder gecreëerd werd door de Russen die een man en twee jongens in koelen bloede afmaakten. Vooral hun spel met de tweede jongen liet op ons een indruk na. En toch bleven het mensen, misschien was het net dat wat alles zo moeilijk maakte. Hoe we het ook draaiden of keerden, het bleven mensen, net als wij. Dit betekende dat wij net zo goed eenzelfde spel konden spelen. En als ik eerlijk ben, denk ik dat zij die het zagen gerust dit spel wilden spelen met de Russische soldaten die de jongen afmaakten. Dat zij het eerst deden zou dan een gemakkelijk excuus zijn om exact hetzelfde te doen, maar ons nog steeds als normale en betere mensen dan zij te zien. Waarschijnlijk leefde zoiets ook bij de Russen die deze burgers neerschoten. Er zal wel een excuus zijn, iets wat gemoedsrust geeft.

    Mijn relatie met Nick was er op achteruit gegaan. Hij trakteerde mij meer dan eens op een kwade blik. Hij vergaf het mij niet, voor hem was ik waarschijnlijk even slecht als die Russen. Ik maakte mij sterk dat het zou koelen zonder blazen. Ik had weinig zin om mij te verantwoorden en hoefde dit ook niet te doen. Zoals de sergeant al zei, we volgen de bevelen op. Ik moest er ook op toezien dat de anderen het overleefden, wat ze allemaal deden. Daarmee was onze missie geslaagd, ook al leek dit sterk op mijn excuus om de gemoedsrust te bewaren.

    De koffie was zoals zo vaak te heet. Op een kolenkachel koffie maken, is ook niet dat. Een soort goedkope oploskoffie in water en dat zwier je op een kachel die steeds te warm stond. Vervolgens wachtte je op het juiste moment, dit juiste moment was steeds te laat. We waren vanaf de eerste keer slim genoeg geweest om de ijzeren kan met een doekje vast te nemen. Het hele ding warmde in een mum van tijd op en een verbrandde hand zou ons niet helpen bij het schieten. Je goot het dan in je tas en probeerde het op te drinken. Meestal ging ik er eerst met mijn vinger door om te voelen of het mijn slokdarm niet om zeep zou helpen. Anderen zoals Donny goten wat water bij de koffie om het zo sneller drinkbaar te maken. Ik zag het echter niet zitten om mijn koffie nog waterachtiger te maken dan die al was. Zo werd ik de enige die zijn vinger in de koffie stopte en hem vervolgens liet afkoelen.

    “Waarom doe je dat toch steeds?” vroeg Donny.

    Ik besloot niet te antwoorden, aangezien deze discussie al eerder was gevoerd.

    “Gewoon wat water erbij en het is opgelost. Daarbij vermijd je dat je je vinger verbrand.”

    “Die is niet verbrand, gewoon opgewarmd. Ik wil graag nog de koffie proeven.”

    “Dan moet je op restaurant gaan.”

    Op restaurant gaan, het leek een mooie fantasie. Ik lette zelfs niet op restaurants als ik door de straten liep. Sinds ik in het leger was, leek het alsof zoiets niet meer bestond. Zo waren er wel meer zaken die niet meer bestonden. Ik dacht er gewoonweg niet meer aan. Ons sociaal leven beperkte zich tot de spelletjes die we speelden en het contact met andere compagnies. De mensen van je eigen team leken op je gezin, de eigen compagnie was de familie. Alles daarbuiten kende je niet of nauwelijks. Familiefeestjes waren er niet en in het gezin werd bitter weinig gesproken. We spraken vooral over wat we net hadden gezien. Over thuis spraken we niet meer sinds Gdansk, ook dat deel van ons leven leek al een tijdje niet meer te bestaan. Ik dacht nauwelijks aan hen, zelfs Els ging vaker door mijn gedachten dan mijn familie. Geen idee waarom, maar misschien was het beter zo. Het zou kunnen leiden tot heimwee, wat we nu zeker konden missen. Ik ging er vanuit dat iedereen in het team constant aan het denken was.

    De laatste drie dagen was Badru bezig met zijn mes in een stuk hout te kerven, maar ik vroeg me nu pas af wat hij deed.

    “Ik maak een houtwerkje” antwoordde hij.

    “Waar heb je dat geleerd?”

    “Thuis.”

    “Mag ik het zien?”

    Badru toonde mij zijn werk en ik kon mijn ogen nauwelijks geloven. Hij had een houtwerkje gemaakt waarop een team soldaten klaarstond voor een hinderlaag. Hij maakte een werkje van ons eerste gevecht.

    “Hoe lang doe je dat al?”

    “Sinds ik zeven ben.”

    “Zo snel?”

    “Ja, ik heb het geleerd van mijn vader.”

    “Je vader in België?”

    “Ja, papa Johan.”

    Ik glimlachte naar Badru.

    “Ik moet ook een titel hebben. Volgens papa Johan kan een houtwerkje alleen bestaan met een titel.”

    Ik begon na te denken.

    “Misschien weet jij iets?” vroeg Badru.

    “Wat dacht je van the lawdy boys?”

    “Hoe schrijf je dat?”

    Ik nam een papiertje en pende de titel erop neer.

    “Dank je.”

    “Geen probleem.”

    Ik stapte wat rond in onze kamer en observeerde iedereen. Bert lag te slapen en onder hem las Francis het boekje dat ik hem had gegeven. Derrik was aan het dammen met Niels en Nick trakteerde mij op een zoveelste kwade blik. Koelen zonder blazen, ging door mijn hoofd. Badru kerfde vlijtig voort. Onder hem lag een hoopje houtschilfers. Een bevel tot opruimen hoefde ik niet te geven. Telkens hij zijn kunstwerk opzij legde veegde hij alles bij elkaar en eindigde het in de kachel. Donny kwam naast me staan en nam wat koffie. Hij vulde zijn tas driekwart, nam zijn drinkbus en vulde aan. Hij nam een slok en knikte even naar me, terwijl hij zijn tas naar mij hief.

    “Schol” zei ik.

    “Bedankt”

    “Niet te warm?”

    “Perfecte temperatuur, Liets.”

    Geen korporaal dus geen grappige opmerking, waarop ik toch had gehoopt na mijn opmerking over de koffie.

    “Al enig idee wanneer er nog is iets gaat gebeuren?”

    “Nope.”

    “Ik hoop dat we hier niet weer twee weken zitten.”

    “Dat betwijfel ik.”

    Donny keek me vragend aan, terwijl hij van zijn tas nipte.

    “Ik kan me niet inbeelden dat de Russen lang zullen wachten met een volgende actie. Dat kunnen ze ook niet. We weten immers dat ze er zijn.”

    “Ja, ze haasten zich nogal. Al drie dagen stilte.”

    “Voor de storm” zei ik.

    “Mogelijk.”

    Ik stapte naar buiten. Ik had nood aan een frisse neus. Onze sergeant bleek met dezelfde gedachte te spelen. Hij zat voor onze bunker op een steen.

    “Sergeant” groette ik hem.

    “Korporaal.”

    “Nog nieuws?”

    “We verwachten een reactie van de Russen.”

    “Wanneer?”

    “Geen idee, de laatste rapporten tonen aan dat de Russen niet bewegen.”

    “Vreemd.”

    “Eigenlijk niet, korporaal.”

    Ik staarde voor me uit.

    “Ze hebben slechts één weg en die is verdedigd. Ze zouden dus grote verliezen lijden om hier te geraken en dan op een stad vol geallieerden te stoten. Het zou een eerste grote verlies kunnen betekenen.”

    “Dat zou mooi zijn.”

    “Te mooi om waar te zijn, korporaal. Ik verwacht iets anders.”

    “Wat dan?”

    Hij wees naar de lucht. Ik keek even op.

    “Een bombardement?”

    “De luchtmacht staat paraat, korporaal. Dat is de reden waarom ze de luftwaffe niet willen inzetten om een tankdivisie uit te schakelen. Elke wesp die verloren gaat, is één bom meer op ons dak.”

    “Ik weet het, sergeant. Ik zat in de roes van een overwinning.”

    “We zullen het allemaal wel ervaren hebben, korporaal. Hoe staat het met de mannen?”

    “Ze houden zich bezig. Ze hopen dat het niet lang zal duren vooraleer ze opnieuw in actie kunnen schieten.”

    “Geweldige soldaten dus.”

    “Best wel, sergeant. Ze willen de russen verslagen.”

    “Ze zullen er alle kansen toe krijgen, korporaal.”

    “Ik heb wel een klein probleem.”

    “En dat is?”

    “Toen we op de heuvel waren werden er drie burgers neergeschoten, zonder reden. Van Deurzen wou schieten en ik verhinderde dat.”

    “En nu ziet hij jou als de boeman?”

    “Ja, sergeant.”

    “Welkom in mijn wereld, korporaal.”

    De sergeant stond op en ik bleef wat teleurgesteld achter. Ik had net iets meer tips verwacht om hiermee om te gaan. Ook al dacht ik aan koelen zonder blazen, ik zat ermee verveeld.

    “Korporaal!”

    “Ja, sergeant?”

    “Trek het je niet aan. Ze zullen je allemaal nog haten, dat is een deel van onze job. Jij bent de enige waarvan ik denk dat hij ermee om kan gaan.”

    “Dank u, sergeant.”

    Waarom ik hem bedankte wist ik niet. Hij leek moeite te doen om het voor mij draaglijker te maken, dus leek een dankwoord op zijn plaats. Anderzijds gaf hij mij een reden waarom hij mij als zijn korporaal koos. Een zeldzaam compliment van de sergeant. Hij leek nog steeds alsof hij zich niet aan ons wou binden. Ook al droeg hij een buisje met ons bloed in, hij stond toch buiten ons team. Misschien was dat voor hem de makkelijkste manier om ons te bevelen. Ik trok terug naar binnen en smeet mij op mijn bed. Een dutje zou mij zeker goed doen.


    Een alarm wekte mij bruusk uit mijn slaap. Ik sprong uit mijn bed en trok mijn boots aan. Ik nam mijn geweer en liep naar buiten met de anderen. Dat dit geen slim idee was bleek toen we de chaos in de stad zagen. Mensen liepen overal heen, zowel burgers als soldaten. Onze sergeant kwam erbij.

    “Er moeten zoveel mogelijk posten bemand worden! Beman de geweren aan de muur! Dit is de grote!”

    Ik weet niet waarom, maar ik deed het gewoon.

    “Bert, Donny, Nick! De linkerpost!”

    “Derrik, Niels, Francis! Rechterkant!”

    De mannen liepen naar de twee posten langs onze bunker, maar nog voor ze er kwamen doken de eerste jagers naar beneden.

    “DEKKING!!!”

    We doken allemaal weg. Vanaf dat ogenblik had ik geen idee meer wie zich op welke plek bevond. De sergeant zat iets verder en Badru lag naast mij achter een muurtje. Ik probeerde te kijken waar de rest zat en Badru trok me net op tijd neer voor de aanstormende jager. De wespen kwam snel opdagen en namen de jagers onder vuur. Boven onze hoofden speelde zich een luchtgevecht af. De jagers waren in de meerderheid en haalden meer wespen neer, dan wij jagers. Het meest vreselijke tafereel dat ik kon zien was een Duitse piloot die zich kon redden met zijn schietstoel. Hij dwarrelde met zijn parachute naar beneden, maar werd door een ander neerstortend vliegtuig meegesleurd. De Luftwaffe vluchtte niet en bleef vechten, terwijl de nachtmerrie voor ons nog moest beginnen. De bommenwerpers dumpten hun bommen op de stad. Rondom ons ontploften huizen, bunkers en wegen. Je zag de bommen niet vallen, je zag enkel plots een huis exploderen. Het enige wat we konden doen was hopen dat de bommen uit onze buurt bleven. Hoe lang het precies duurde weet ik niet, maar het leek wel uren te duren. Toen de bommenwerpers voorbij waren hadden de jagers de meeste wespen uitgeschakeld. Ze bleven boven de stad cirkelen en namen ons geregeld onder vuur. Ik probeerde opnieuw te kijken waar de rest van ons team zich bevond en zag Bert een beetje verder tegen een hoger muurtje zitten. Hij herlaadde zijn wapen. Ik deed teken en hij knikte. Alles was in orde. Hij schoot geregeld richting de jagers. Of dit veel uithaalde betwijfelde ik. Ik keek rond, maar vond niemand terug. Ook de sergeant bleek verdwenen, ik hoopte dat hij ergens veilig zat. Ik wou de leiding niet overnemen. Op dat ogenblik zag ik onze bunker. Deze lag in puin, misschien was het toch een goed idee om naar buiten te komen. De verdediging van de stad was gevallen, dit was een open doekje nu voor de tankdivisie. Ze konden zomaar binnenrijden. Het verzet zou beperkt zijn tot enkele soldaten die terugschoten. De Luftwaffe was uitgeschakeld, zij konden geen rol van betekenis meer spelen. Ik zag een vrouw met haar baby in de armen in een deurgat van een brandend huis staan. Ze wou de oversteek wagen. Verschillende soldaten riepen haar toe, niet te bewegen. Maar een plotse instorting van een draagbalk achter haar liet de paniek toeslaan. Ze spurtte richting een veiligere plek. Een jager merkte haar op een schoot haar in de rug neer. De vrouw viel op de grond neer, haar baby in de armen. We hoorden de baby huilen.

    “Shit!”

    “Wat doen we, korporaal?” vroeg Badru.

    Ik keek naar Badru, als ik het bevel zou geven zou hij het proberen. Maar dit kon ik niet maken, hij zou zeker sterven. Ik hoorde de baby huilen, maar we moesten hopen op een goede afloop.

    “Niets, Wiels!”

    “Ok, korporaal.”

    Mijn woorden waren amper koud of een ander soldaat probeerde bij het kind te geraken. Hij kon het kind meenemen, maar werd door een jager neergemaaid. Badru keek mij even aan. Hij leek te begrijpen waarom ik hem het bevel niet had gegeven. Althans dat hoopte ik. De jagers bleven maar doorgaan en her en der lagen de slachtoffers verspreid. Ik hoopte enkel dat er niemand van ons bij lag. Bert was gestopt met vuren, ik deed hem teken en hij maakte duidelijk dat zijn kogels op waren. Ik gaf het bevel dat hij moest blijven waar hij was. Hij knikte en bleef zitten.

    De laatste schoten weerklonken en het alarm staakte. Ik en Badru stonden op en Bert kwam naar ons toe.

    “Heb je de anderen gezien?”

    “Neen.”

    De sergeant krabbelde uit een krater en kwam naar ons toe.

    “Een bom valt nooit twee keer op dezelfde plaats, mannen.”

    Zelfs nu gaf hij gewoon les, alsof dit een oefening was. Ik keek om me heen en zag al snel Derrik, Niels en Francis.

    “Waar zaten jullie?”

    “We zaten in die nis” wees Francis.

    Ik keek naar de nis en vroeg me af hoe drie volwassen mannen daar inraakten. Deze moest dieper zijn dan gedacht. Nick en Donny kropen van onder een huis. Ze waren in een keldergat gedoken en zaten dus relatief veilig. Ons hele team had het wederom gehaald. We hadden meer geluk dan we konden hopen. Of waren ze gewoon goed getraind? Ik durfde de vraag niet luidop te stellen, met alle slachtoffers rondom ons. Ik stapte richting de soldaat die de baby wou redden en kwam langs de moeder. Ik zag haar gezicht, haar ogen waren geopend. Ik knielde naast haar neer en sloot ze. +Ik schatte haar rond 24 jaar jong. Ze lag met een doorzeefd lichaam tussen de andere doden. Ik stapte naar de soldaat en hoopte dat de baby nog zou leven. Mijn hoop werd echter gedrukt door het gebrek aan gehuil. De soldaat lag op het kindje. Ik verplaatste zijn lichaam en zag de baby met gesloten ogen liggen. Het lag er vredig bij, ondanks de vreselijke scene. Ik zag geen schotwonden en checkte zijn hartslag in de hals. Ik voelde niets, waarschijnlijk had de val van de soldaat, het arme kind gedood. Ik wist niet wat ik moest denken. Moest ik kwaad zijn op de soldaat? Op de moeder? Beiden poogden het kind te redden. Ik stapte wat verder en vond er een jongen van ongeveer zeven jaar. Hij stamelde wat woorden.

    “BADRU! SNEL!”

    Badru kwam aangelopen. Ik diende de jongen de eerste zorgen toe en gaf hem aan Badru.

    “Breng hem naar een veldhospitaal.”

    Ik zag hoe iedereen van ons team begon te zoeken naar overlevenden.

    “Korporaal!”

    “Ja, sergeant!”

    “Help waar jullie kunnen, ik ga poolshoogte nemen bij onze oversten.”

    “We doen ons best, sergeant.”

    We zochten tussen de lijken naar de overlevenden. Daarnaast verplaatsten we de lijken, zodat de hulpverlening vlotter kon verlopen. Samen met de burgers hielpen we de gewonden. Een kleine 500 meter verder was er een veldhospitaal opgericht. We liep heen en weer met gewonden. Het was zwaar werk en we zaten onder het bloed. We dachten er niet bij na, de mensen moesten geholpen worden. Ik had een klein zakje gevonden en verzamelde de naamplaatjes van dode soldaten. Het was belangrijk dat deze niet verloren gingen. Ik zag andere mannen de plaatjes bij elkaar zoeken. Intussen werd duidelijk wat de verliezen bij onze compagnie waren.

    “Korporaal!”

    “Ja, sergeant?”

    “Ik heb nieuws over de andere teams.”

    Ik bleef stil.

    “Ons vierde team kreeg het opnieuw te verduren. Sergeant Braams is gesneuveld samen met twee van zijn mannen.”

    “Wie?”

    “Vaels en Wikkens, ze maakten geen kans. Ze zaten in de bunker en die werd gebombardeerd.”

    “En de rest?”

    “Bij team vier verder geen slachtoffers, maar daar zal Putten het moeten overnemen.”

    De gedachte alleen al maakte mij week. Ik wou absoluut niet overnemen, ik haatte de verantwoordelijkheid.

    “Voorts is korporaal Verdoodt gesneuveld, zijn job zal worden overgenomen door Orçun.”

    “En ook in het eerste team sneuvelde sergeant Verkercke. Biens raakte zwaargewond en kan niet meer vechten.”

    “Wat heeft Biens?”

    “Verloor zijn rechterbeen, korporaal.”

    De sergeant vertelde het ijzig kalm, maar deze keer merkte ik dat hij niet zo sterk was. Twee van zijn naaste vrienden gesneuveld in één aanval. En wat met het vierde team, zijn waren gehalveerd. Ik wist niet wat ik tegen hen zou moeten zeggen als ik hen tegenkwam. Misschien was het beter om hen bij andere teams te voegen, maar hierover durfde ik geen suggestie te doen. Onze compagnie had geleden. En toch waren we beter af dan sommige anderen. Er waren teams die nooit uit hun bunker waren geraakt. Anderen waren dan weer bij de posten geraakt en daar gesneuveld. Ik was blij dat ons bevel net te laat kwam, anders waren er zeker van ons gesneuveld.

    Ik liep Yordi tegen het lijf in het veldhospitaal. Hij was er Biens gaan bezoeken. Hij was net als ik korporaal geworden. Dit betekende dat hij nu het team moest leiden.

    “En?” vroeg ik.

    “De sergeant is dood en Biens kan niet meer verder. Hij mag naar huis.”

    “Klote, man.”

    “Dat is een understatement.”

    “Je bent er klaar voor. Ik zou zeker onder jou willen dienen.”

    “Eigenlijk ben ik er helemaal niet klaar voor, Danny.”

    “Waarom denk je dat?”

    “Ik ben er eigenlijk bang voor. Ik moet nu beslissen waar we heenlopen. Wie er voorop loopt of wie er een huis gaat verkennen. Dat is niets voor mij.”

    “Voor niemand, Yordi. Ook onze sergeanten haten die job. Ik denk dat zij steeds hopen op vrijwilligers.”

    “Dan nog neem ik de beslissing om een huis wel of niet te verkennen.”

    “Als je dat niet doet knallen ze iedereen overhoop.”

    “Die gedachte zorgt niet voor een beter gevoel als ik het bevel geef.”

    “Als je met iemand wilt praten, kom gerust langs.”

    “Bedankt, man, maar ik red me wel.”

    Yordi was veranderd. De plotse leiding en vooral verantwoordelijkheid over het team zat hier waarschijnlijk voor veel tussen. Hij had ook net Biens bezocht, misschien had hij het zien gebeuren. Ik besloot zelf naar Biens toe te gaan.

    “Dokter?”

    “Ja, korporaal?”

    “Waar ligt soldaat Biens?”

    “Hij wordt klaargemaakt om te vertrekken, korporaal. Hij ligt als op een draagberrie.”

    De dokter wees richting de tentopening achteraan.”

    Ik stapte langs de veldbedden. Tijdens het gevecht leek iedereen die geveld was, dood te zijn. Maar hier zag je de hardere realiteit. Bij sommige mannen zat een priester of een zuster. Ik probeerde de slechte gedachte bij zulke taferelen te bannen, maar keek toch naar de toestand van deze mannen. Het leek mij beter dood te zijn dan in deze bedden te moeten liggen. Ik zag en man spartelen van de pijn. Een verpleegster en een priester probeerden hem rustig te houden. Hij schreeuwde het uit van de pijn. Zijn voet was weg en de linkerkant van zijn lichaam zat onder het bloed. Zijn gezicht kon je niet herkennen, maar de pijn voelde je als je in zijn ogen keek. Hij schreeuwde het uit en riep om zijn moeder. De priester sprak zo goed hij kon op hem in. Deze manier van vechten was ronduit laf. Geen van deze mannen kon iets terugdoen. De moed van de Russen was ver te zoeken in deze oorlog. Ik dacht aan de drie burgers die zomaar werden neergeschoten en zag nu de man schreeuwen van de pijn. Mijn haat jegens de Russen nam toe. Ik zag Biens liggen, hij staarde naar de lucht.

    “Dag Biens.”

    “Korporaal Liets?”

    “Ik kwam kijken hoe het met je ging.”

    “Ik wou dat ik goed kon zeggen.”

    Opnieuw begon hij naar de lucht te staren.

    “Je mag naar huis.”

    “Ja, geweldig. Om wat te doen?”

    “Dat weet ik niet, maar iedereen kan dit hier missen.”

    “Waarschijnlijk.”

    Een pijnlijke stilte trad op de voorgrond. Ik begon me af te vragen of dit een goed idee was.

    “Weet je, Liets. Ik keek altijd graag naar de lucht. Ik kon erbij wegdromen of ik keek naar de vormen in de wolken en maakte er figuren van. Het enige wat ik nu kan denken als ik er naar kijk...”

    “Wat dan, Biens?”

    “Van daar kwamen die klotebommen die mij een been gekost hebben. Die mijn toekomst wegnamen en die ervoor zorgden dat ik voor de rest van mijn leven als een gehandicapte loser mag verdergaan. En met een beetje geluk raken de Russen tot bij mij thuis en knallen ze me af terwijl ik in een rolstoel zit!”

    Ik wist niet wat ik moest vertellen. Ik hurkte naast hem neer en legde mijn hand op zijn arm.

    “Die Russen komen nooit zover. Dat beloof ik je. En zorg er verdomme voor dat je een handwapen bij je draagt, zodat je minstens één van die klootzakken kan meesleuren als ze jou willen afmaken.”

    Hij keek mij voor het eerst tijdens het gesprek aan en knikte.

    “We knallen er wel enkele voor jou af. En voor Verkercke en alle anderen.”

    Biens schudde mijn hand en keek met tranen in de ogen naar mij.

    “Geen zorgen man, die smeerlappen gaan eraan.”

    Ik stond op en groette Biens. Hij groette terug en ik stapte weg. Onderweg zag ik een bebloed laken over de schreeuwende soldaat liggen, hij was nu voor altijd rustig. De priester las een tekstje uit zijn bijbel en keek naar boven. Voor hem betekende de lucht nog iets anders, ondanks dat ook hij de ellende had meegemaakt.


    Ik keerde terug naar mijn team, op hun gezichten kon ik lezen dat ze het nieuws over de andere teams hadden vernomen. Het was er stil, soms onderbrak een kuch of een korte zin deze stilte. Wat moest ik nu beginnen om onze moraal op te krikken? Zeggen dat we ons gelukkige mochten prijzen, leek me ongepast. We kenden de soldaten, misschien niet zo goed, maar we kenden hen. En na net Biens gezien te hebben, leek ons geluk prijzen uit den boze.

    “Ik neem aan dat jullie alles hebben vernomen?”

    Ik zag enkelen onder hen knikken.

    “Ik ben korporaal Knaepen tegengekomen en hij lijkt mij klaar om het over te nemen. Ik heb de vrijheid genomen om Biens te bezoeken. Hij had het moeilijk, maar klinkt nog steeds strijdvaardig. Ik heb hem laten weten dat we die rotzakken zullen afmaken en er enkele voor hem gaan neerleggen. Dat zijn we hem verplicht, mannen! Hij wil niet dat we om hem rouwen, hij wil dat we vechten en laten zien dat we niet klein te krijgen zijn!”

    Donny zat naar de grond te staren met zijn armen op zijn knieën knikte hij even.

    “De korporaal heeft gelijk. Ze hebben niks aan ons als we hier zo zitten. We kunnen beter ons wapen opnemen en die klote-Russen laten voelen wat wij nu voelen.”

    “Zo mag ik het horen” zei ik.

    Ik hoopte dat deze woorden hen iets of wat zouden helpen. Hen vertellen hoe Biens lijdde zou hen geen stap vooruit helpen. De verwrongen waarheid leek mij een betere optie.

    De sergeant kwam erbij. Hij had nieuwe bevelen van onze oversten bij zich.

    “Mannen, ik weet dat dit een zware dag was. We hebben geleden, maar we zijn niet verslagen. En binnenkort zullen we hen terugpakken. We zullen ons voorbereiden in Hamburg, weg van het front. De Duitsers zullen hen proberen tegen te houden. Ze willen koste wat het kost verhinderen dat Berlijn opnieuw in Russische handen zal vallen. Wij krijgen tijdelijk rust in Hamburg en zullen er bevoorraad worden.”

    “Is er nog nieuws van de andere fronten, sergeant?”

    “Ja, de chinezen rukken vlot op in Afrika. Egypte kon niets doen om dat te verhinderen en ook Libië wordt onder de voet gelopen. Griekenland heeft zich overgegeven en 1 dag later volgde Cyprus, dat volledig geïsoleerd was. Rondom Milaan vechten de geallieerden een verbeten strijd uit met de Russen. Ze weigeren zich over te geven. Het verzet in Roemenië doet zijn werk goed, meerdere treinen werden tegengehouden en ze slaagden er zelfs in een trein met Russische troepen te laten ontsporen, terwijl deze over een brug reed.”

    “Toch wat leuk nieuws” zei Bert.

    “Praag is gevallen en ook de Oostenrijkse wehrmacht staat op vallen. Ze worden zwaar aangepakt door de Russen en trekken gestaag terug. Ze hopen samen met de Fransen in Zwitserland een nieuw front te vorm. De Tsjechen doen hetzelfde in Duitsland.”

    “Tot zover het goede nieuws” zei Francis.

    “Er is een beetje goed nieuws. De Engelse premier, Lindstone, is op weg naar Canada. Hij gaat er alles aan doen om de Canadezen te overtuigen in de oorlog te stappen. De Canadese bevolking raakt steeds meer overtuigd van de zaak en verwijt hun regering hun passieve beleid. De Amerikanen houden voorlopig stand. Ze slagen er steeds beter in om de Venezolanen, gesteund door Russen en Koreanen tegen te houden. Maar ze hebben de extra manschappen nodig om terug te kunnen slaan.”

    “De Canadezen” zei ik.

    “Inderdaad, Lindstone is geboren in Canada en heeft het Canadese volk aan zijn zijde. Hij mag er in publiek gaan spreken. De Canadezen hebben verscheidene groepen opgericht die vinden dat ze moeten deelnemen aan deze oorlog. Ze vrezen immers dat na de VS, zij aan de beurt zijn en dan zullen ze geen rol van betekenis meer kunnen spelen.”

    “Eindelijk, die Canadezen gaan erin stappen!” zei Donny.

    Dat hopen we allemaal, maar voorlopig is er geen oorlogsverklaring. En Afrika en Europa bengelen op de rand van verslagen te worden. De Afrikanen kunnen geen degelijk front vormen en daar is het vooral een guerilla-oorlog en hoe het met ons gaat, hoef ik niet uit te leggen.”

    “We moeten stoppen met achteruit lopen” zei Bert.

    “Dat zal gebeuren, Bert” zei ik.

    “Juist, Franssen, alles op zijn tijd” sprak de sergeant.”

    “En nu, sergeant?” vroeg Niels.

    “Nu keren we terug naar Hamburg. We moeten tot in Berlijn wandelen, daar zullen trucks ons meenemen naar Hamburg. De trucks hier worden gebruikt om de gewonden te vervoeren.”

    “Hoeveel kilometer, sergeant?” vroeg Francis.

    “Een kleine 150 kilometer, Vereiken.”


    Onze zakken inpakken was niet meer nodig. Al onze bezittingen lagen onder het beton van de bunker. We hadden enkel onze wapens in de hand en enkele kleine zaken die we hadden meegenomen terwijl we de bunker verlieten. Of die we toevallig bij ons hadden. Ik nam mijn CZ 13 op de schouder en stapte naar Bert.

    “Kogels nodig?”

    “Neen, ik heb er wat genomen van de gesneuvelde soldaten. Ik kan verder.”

    Een goede soldaat, het minste wat je kan zeggen van Bert. Altijd voorbereid op een volgend gevecht. Ik wou hem wat kogels geven, maar vergat de honderden kogels op de lichamen van onze gesneuvelde makkers.

    We stonden vrij snel klaar om te vertrekken, de andere teams voegden zich bij ons. We begonnen met onze trektocht en terwijl we Szczecin verlieten, zagen we de gezichten van teleurgestelde burgers. Sommigen onder hen maakten verwijten aan ons adres. Je kon hen moeilijk ongelijk geven. We hadden weinig gedaan om deze ramp te verhinderen. Althans zo leek het, we hadden er eigenlijk alles aan gedaan om het te verhinderen. Dat mochten ze nagaan bij de Luftwaffe die hier zware verliezen hadden geleden. We verlieten Szczecin en lieten het aan de Russen. Samen met ons zagen we ook burgers wegtrekken. Ze besloten een andere weg te nemen, wat een goed idee was. Wij zouden mogelijk opnieuw beschoten worden en meer burgerslachtoffers konden we missen. We stapten een dag en enkele uren en kwamen aan in Berlijn, we ervoeren geen enkel probleem. Alsof de Russen hadden besloten ons tijdelijk met rust te laten. In Berlijn kwamen we aan bij de trucks, waarin we onmiddellijk overstapten. Er was geen tijd te verliezen. Slapen, eten en drinken kon op de truck. De wegen in Duitsland waren nog steeds perfect en zorgden ervoor dat alles snel kon verlopen. 300 kilometer afgelegd in minder dan drie uur en we kwamen aan in Hamburg. Onze nieuwe thuishaven weg van het front. We vonden hier ook onze bevoorradingsdivisies terug, wat voor mij iets anders betekende dan voor de meesten onder ons.

    15-11-2010 om 20:16 geschreven door David  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    01-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.The Lawdy Boys: hoofdstuk 9
     

    Het eerste bloed


    Onze hoop om snel in actie te komen was opnieuw tevergeefs. We zitten nu dertien dagen in Szczecin. We krijgen geen informatie meer over wat er aan de andere fronten gebeurt. Zelfs niet of de Russen in onze buurt zijn. Soms zien we een onbemand verkenningsvliegtuig over de stad vliegen, zelden keert het terug. Ons bezig houden word elke dag moeilijker en de frustratie in ons team stijgt elke dag. We zitten in onze barrak en wachten op een bevel. Soms komt onze sergeant langs, hij zegt bitter weinig. Ik las uit zijn ogen af dat ook bij hem de verveling omslaat in een zekere frustratie. Alleen kan hij het niet tonen, wij daarentegen laten geregeld blijken hoe hoog het ons zit. Ook voor mij is het moeilijk, ik merk hoe de kleinste zaken tot een uitbarsting van woede kan leiden. Mijn teen tegen de tafelpoot stoten, een bladzijde van mijn tijdschrift scheuren terwijl ik de pagina omdraai. We zijn gestopt met gezelschapsspelen, het leidt tot meer spanningen in het team. Telkens iemand verliest, merken we dat er slecht op gereageerd word. Onze beslissing zorgde dan weer voor meer verveling.

    Volgens mij zijn de Russen ver weg, een ander front moet dus de volle laag krijgen en ik gokte op Praag. Als ik de keuze zou mogen maken leek dat de beste zet. Doorgaan tot aan de Belgische of Nederlandse kust, Europa in twee delen zodat beide helften elkaar niet meer kunnen helpen. De druk verhogen op Engeland. Het is in hun belang dat Europa zo snel mogelijk valt. Daarna heeft de rest van de wereld veel minder kans en kunnen de Verenigde Staten de volle laag krijgen, hun kansen zouden smelten als sneeuw voor de zon. Dan mogen de Canadezen ons nog helpen, de oorlog zou verloren zijn. Ik kan nog steeds moeilijk geloven dat twee grootmachten als China en Rusland samen de wereld zullen regeren. Ik geloof eerder dat er achteraf een oorlog om de macht zal volgen. Deze zou ik dan zeker niet meer meemaken. Mijn plan en dat van mijn maten was ondertussen gemaakt. We wilden niet naar Siberië, dus blijven we vechten, zelfs zonder kogels. Doodvriezen leek ons geen manier om te sterven. Het was één van onze vele pacten die we hadden gesmeed.


    Het boekje dat ik las, las ik voor de derde keer nu. Open eindes worden pas vervelend als je deel twee niet in handen kan krijgen.

    “Nog niet uitgelezen?” vroeg Francis.

    “Toch wel, ik lees het al de derde keer.”

    “Waarom?”

    “Weet je iets beters om te doen?”

    Francis haalde de schouders op.

    “Ik lees het opnieuw om tips over het einde van het verhaal te vinden.”

    “Zo een vreemd einde dan?”

    “Valt wel mee.”

    “Hoe heet het boek?”

    Ik toonde hem de kaft van het boek.

    “Tabula Rasa?”

    “Het verhaal valt wel mee.”

    “Misschien lees ik het dan ook wel is.”

    Ik reikte hem het boekje aan.

    “Bedankt.”

    Ik kroop uit mijn bed en zocht mijn maatje op.

    “Hoe verloopt het hier?”

    Hij keek vanop zijn donkere haren.

    “Nog steeds hetzelfde dus.”

    “Wat dacht je?” antwoordde Donny.

    “Misschien was er iets interessants in de wc gebeurt.”

    “Bijna grappig.”

    “Wat wil je als je hier moet blijven zitten?”

    “Geen idee, man. Ik vraag me af of er nog steeds een oorlog is. Het lijkt wel alsof die gestopt is, ze de deur van onze barakken hebben afgesloten en de sleutel kwijt zijn.”

    “Wel, we kunnen naar buiten gaan.”

    “Juist, maar de stad in mogen we vergeten. Om de één of andere reden moeten we stand-by zijn.”

    “Ik vraag me af of ze zelf nog weten waar de Russen zitten.”

    Donny keek naar zijn T-shirt, hij wreef over zijn buik.

    “Vermagerd?”

    “Nogal, het eten hier is povertjes.”

    “We lopen het er althans niet af.”

    Een glimlach verscheen op Donny's gezicht.

    “Toch nog grappig dus.”

    “Danny, doe mij er aan denken dat ik je na deze oorlog in elkaar sla.”

    “Waarom?”

    “Gewoon, ik ga dan terugdenken aan dit moment en er dan wel de energie voor hebben.”

    “Goed dan” glimlachte ik.

    Eigenlijk vreesde ik zoiets zelfs niet, het zou zelfs leuk zijn indien het zou gebeuren. Het zou betekenen dat we beiden de oorlog overleefden. Ik stond op en ging aan de tafel zitten, ik dacht terug aan Els. Ik hoopte dat het goed zou gaan met haar. Ik dacht terug aan onze eerste ontmoeting. Deze was vreemd verlopen, althans voor mij. Ik was helemaal niet de man die zo'n initiatieven zou nemen. Het was veeleer mijn trots die mij zover had gebracht. Ik herinner mij hoe ik het niet kon verkroppen dat ik voor mijn maten afging als een gieter. Ik moest en zou mijn eer redden, dat ik daar dan het meisje bijkreeg was best een leuke extra. Het was zelfs veel meer dan dat. Ik hoopte haar snel terug te zien, al was het maar even. Ook over haar kreeg ik geen nieuws, ik had het wel is geprobeerd, maar niemand kon mij iets meer vertellen. Het laatste bericht over haar divisie was dat ze in Poznan waren aangekomen. Dat ze daar niet meer gestationeerd waren, wist ik wel zeker. Waarschijnlijk zat ze ook ergens in Duitsland, ik hoopte enkel dat ze niet in een grote stad zou zitten. Die worden geregeld gebombardeerd om de moraal van de burgers te kelderen. Ik probeerde haar voor de geest te halen, maar werd gestoord door een openslaande deur.

    “Verzamelen in de grote zaal! Jullie hebben tien minuten!”

    “Onze sergeant is nog steeds een leutige jongen, niet?” sprak Derrik.

    “Enorm leutig” zei ik.

    “Eindelijk! Er gebeurt iets!” riep Bert.

    Donny kroop uit zijn bed en gaf me een schouderklopje. Ik stond op en liep achter hem naar de grote zaal.


    Badru kwam naast me zitten.

    “Alles goed, Badru?”

    “Ik verveel me, Danny.”

    “Ik denk dat het nu zal stoppen, Badru.”

    We keken naar onze sergeant die met een kaart naar binnen kwam.

    “Oké mannen, we gaan voor het eerst enkele Russen aanpakken.”

    “Mooi is dat” zei Donny.

    “Een laatste proefvlucht toont aan dat er Russische soldaten ronddwalen in een bos hier in de buurt. Hoeveel het er precies zijn weten we niet, maar onze opdracht is om ze te gaan zoeken en te bevestigen dat ze er zijn. Indien we hen kunnen afmaken, maken we ze af. Indien het niet mogelijk zou zijn, keren we terug zonder één schot te lossen. Dat is een bevel mannen! Ik weet dat jullie al een maand enkele Russen willen afmaken en meer nog sinds hun jagers ons beschoten. Maar dood hebben we niets aan jullie. Jullie opdracht is niet om één Rus te doden, maar om er minstens een twintigtal af te maken en daarna nog een Chinezen als dessert. Begrepen?”

    “Ja sergeant” zeiden we in koor.

    “Maak jullie klaar om te vertrekken, zo snel mogelijk!”

    We liepen richting onze barak en grepen onze wapens. Het was zover, we zouden meer dan waarschijnlijk voor het eerst in ons leven een man neerschieten. Ik hoopte dat we het zouden overleven, maar was er zeker niet ongerust over. Ik wist wat ze waard waren.


    Ik liep richting de uitgang en vond er onze sergeant terug, vlak achter mij liep Nick. Ik begreep hoe belangrijk hij voor ons kon zijn. Hij kon de belangrijkste mannen uitschakelen met zijn kwaliteiten als sluipschutter.

    “Goed, Lawdy Boys, we gaan!”

    We verlieten de kazerne in een vrachtwagen en reden tot net buiten de stad. Daar stapten we uit de vrachtwagen en liepen we zwijgzaam achter de sergeant aan. Ik keek om me heen en zag de boom op de heuvelwand. De weg liep tussen twee stijle hellingen gevuld met bomen. Het deed me goed om eindelijk in de natuur te kunnen rondlopen.

    Na een klein kwartiertje wandelen gaf de sergeant het teken om te stoppen. Ik knielde naast hem neer.

    “Is er iets?”

    “Daar ligt het dorp.”

    “Zochten we geen bos?”

    “Het bos ligt er niet ver van. Dat betekent dat de Russen hier ergens in de buurt zijn.”

    “Waarom sturen ze eerst verkenners, als ze zoveel sterker zijn?”

    “Er zijn twee wegen die de Russen richting Szczecin kunnen nemen. Diegene die wij net doorwandelden en de andere weg loopt langs de kust. Alles ertussen is te moeilijk om met een groot leger door te trekken. Het is of te goed verdedigd door bunkers of het is niet mogelijk er met tanks door te rijden. Ze willen waarschijnlijk zeker zijn dat het veilig is.”

    De sergeant stopte zijn kaart in zijn zak en keek me aan.

    “Wat zijn uw orders, sergeant.”

    “We splitsen ons op, zoeken de omgeving af en spreken hier opnieuw af. En niemand opent het vuur, korporaal.”

    “Begrepen, sergeant.”

    “Jij neemt Francis, Bert en Nick mee en trekt die heuvel op. Ik neem de anderen mee en trek het dorp in.”

    “Is dat wel zo een goed idee, sergeant? Misschien wachten ze ons op.”

    “Geen vragen, korporaal. Ik ben er zeker van dat een Russische verkenningsgroep geen contact zal zoeken met de bevolking. Ze weten ook dat er overal een verzet is.”

    “Goed, sergeant. Wanneer verwacht u ons terug?”

    “Zo snel mogelijk, korporaal. Zo snel mogelijk.”

    “Tot straks, sergeant.”

    Ik liep richting ons team.

    “Vereiken, Franssen en Van Deurzen, jullie gaan met mij mee! De rest met de sergeant!”

    Francis, Bert en Nick kwamen bij me staan.

    “Wat moeten we doen, korporaal?”

    Het was vreemd om te horen hoe mijn maten zich plots gedroegen tegenover mij. Ze zeiden zelden korporaal. Ik kwam tot het besef dat dit menens was.

    “We gaan de heuvel op. We moeten de Russen vinden. Niemand opent het vuur. Nadat we hen vinden, keren we terug naar deze plek en bespreken we wat we zullen doen.”

    “Begrepen, korporaal” zei Francis.

    Francis ging voorop gevolgd door Bert. Nick volgde mij, terwijl we de heuvel zo snel mogelijk beklommen.We liepen tussen de bomen, ik hoorde onze voeten kraken over de kleine takjes die zich op de aarde bevonden. Ik weet niet waarom, maar voor het eerst hoorde ik elke voetstap, elke zucht en elke lichte kreun van mijn maten, terwijl de de heuvel opliepen. Ze leken luider dan ooit tevoren en ik vreesde om op een overmacht aan Russen te stoten, die ons onmiddellijk onder vuur zouden nemen. Francis liet ons stoppen, ik kroop gehurkt tot bij hem en hij wees richting een kleine stal. Ik nam mijn verrekijker en zag enkele Russen de stal inspecteren.

    “Wat doen we?” vroeg Francis.

    “Niets, als dat de enigen zijn, kunnen we hen aan.”

    “Eum, korporaal?” stamelde Nick.

    “Wat is er Van Deurzen?”

    “Misschien moest je is naar de hoofdweg in het dorp kijken.”

    Ik keek naar het dorp en wist niet meer wat ik moest zeggen. Nick zat naast mij mee te kijken door zijn telescoop. Ik keek van boven mijn verrekijker naar het dorp. Plots zag ik alle soldaten bewegen, ze hadden het dorp ingenomen. Het stikte er van de Russen, hoe was het mogelijk dat het verkenningsvliegtuig dit niet zag? Ik keek achter het dorp, maar zag niet onmiddellijk meer troepen verschijnen. Ik keek rond het dorp en zag hoe de sergeant en het andere deel van het team richting het dorp bewogen. Ze hielden halt, het werd duidelijk dat ze de troepen ook hadden gezien. Ze keerden om, ik begreep dat wij dit beter ook konden doen. Tegen een troepenmacht met tankdivisies konden we weinig beginnen.

    “We keren terug en bespreken wat we precies zullen doen met de sergeant.”

    “We kunnen weinig anders dan terugkeren, korporaal” zei Bert.

    Ik knikte en keek opnieuw naar de Russen aan de stal. Er ontstond ineens veel commotie. Ik liet mij opnieuw vallen en keek door mijn verrekijker. Nick kwam naast me liggen en zag samen met mij hoe een man en twee jongens uit de stal werden gesleurd. De man ging tussen de jongens en een soldaat staan. Hij kreeg een tik tegen zijn hoofd en de jongens probeerden de man overeind te helpen. De Russen schreeuwden tegen de jongens en de man. De man krabbelde recht en ging op zijn knieën zitten. De twee jongens volgden zijn voorbeeld, één Rus trok zijn wapen.

    “Korporaal?”

    “Neen, Van Deurzen.”

    “Ik kan hem raken, korporaal.”

    “En dan?”

    “We kunnen dit niet maken.”

    Ik keek opnieuw door mijn verrekijker en zag hoe de Rus zijn handwapen tegen het achterhoofd van de eerste jongen plaatste.

    “Korporaal, we zijn er om mensen te helpen.”

    “Nick! Het heeft geen zin, ze zijn sowieso dood! Als we onze positie verraden sterven we allemaal en trekken al deze Russen richting een stad gevuld met mannen en jongens als zij.Je moet...”

    Een schot onderbrak mijn redevoering. We keken beiden richting de stal en zagen de jongen levensloos voor de stal liggen. De Rus ging achter de man staan en schoot opnieuw. De man zakte in elkaar naast de jongen. De laatste jongen werd overeind geholpen en geduwd. Hij begon te lopen en enkele soldaten maakten zich klaar om te schieten. De eerste twee schoten misten de jongen, de derde kogel trof de jongen. Hij viel neer, ik zag hoe hij nog steeds leefde.

    “Blijf liggen...”

    “We moeten hem helpen.”

    “Dat kan alleen als hij niet meer beweegd en zich dood veinst.”

    We zagen hij de jongen met zijn arm bewoog. Hij probeerde verder te kruipen. De Russen die de schutter schouderklopjes gaven, keken op en zagen hoe hij bewoog. Een andere soldaat richtte en schoot op de jongen. Hij viel neer in het gras en bleef liggen. We zaten met vier doodstil te staren richting de scene. Ik wist niet onmiddellijk wat ik moest zeggen. Ik had net zo graag die Russen willen neerknallen, maar het zou ons niet helpen. Het zou nog meer kwaad doen. Ik begreep het als Nick mij nu kwaad zou bekijken, maar we moesten verder. Ik besefte dat ik hen moest bevelen, toen ik Bert's gezicht zag.

    “We gaan!” zei ik.

    Ik liep voorop de heuvel af, Bert volgde mij. Francis trok Nick mee. Terwijl we de heuvel afliepen merkte Bert op hoe de tanks net het dorp uitreden. Ze reden richting onze weg, maar hielden tot mijn grote opluchting plots halt.

    “In looppas, mannen!”

    Ik liep richting de plaats van afspraak, waar de sergeant ons opwachtte.

    “Korporaal, wat voor nieuws?”

    “Een hele divisie tanks ondersteunt door infanterie, sergeant.”

    “Dat hebben wij ook gezien.”

    “Toen we de heuvel afliepen zagen we dat de tanks deze richting uitreden, maar ze hielden plots halt.”

    “Laeremans, de kaart!”

    Derrik kwam bij ons en ontvouwde de kaart.

    “Kom erbij mannen. Dit is waar we voor staan. Ze kunnen vanuit dit dorp twee wegen volgen. Diegene die wij namen is de kortste weg richting Szczecin. We moeten zo snel mogelijk terug naar de stad om hen te waarschuwen.”

    “We kunnen hen tegenhouden, sergeant” zei Badru.

    “Hoe dan, Wiels?”

    “Ik zag ooit in een film dat ze een berg lieten instorten, sergeant.”

    “Hoe wil je dat doen?”

    “Met dit” zei Niels, terwijl hij de kneedbommen uit zijn rugzakje haalde.

    “We kunnen het proberen” zei ik.

    “De stijle rotsen kunnen we laten ontploffen, net zoals in die film” zei Badru.

    “Hij heeft gelijk, vijf minuten terugwandelen en we zijn er.”

    “We kunnen het proberen” zei de sergeant “als het mislukt, zijn we dood.”

    “Als het lukt winnen we veel tijd en weet de luchtmacht zeker dat er maar mangs één zijde zal aangevallen worden. Ook de verdedigingstroepen moeten dan niet verdeelt worden.”

    “Goed, we gaan ervoor. In looppas, mannen!”

    We liepen zo snel we konden naar het stuk weg waar we tussen twee stijle rotswanden liepen. Ik keek naar de rotsen, ze waren zeker te beklimmen. We moesten de juiste plekken in de wand vinden om deze te doen instorten. We hadden genoeg C4 bij ons om die klus te klaren. We maakte ons klaar om de wanden te beklimmen.

    “Daar, net onder dat uitstekende stuk. Dat valt dan al zeker naar beneden” zei Donny.

    “Klim er maar heen” glimlachte ik.

    Hij gaf mij een schouderklopje en begon aan zijn klim. Ik volgde hem met op mijn rug een tweede rugzak met wat C4-explosieven in. We kropen tot bij de nis in de rotswanden en stopte er al onze explosieven in. Derrik gaf de draad door aan Donny, die deze aanbracht in de kneedbare massa.

    “Oké deze lost niet meer. Daal maar af.”

    We kropen naar beneden en zagen hoe aan de andere kant de sergeant de draad aanbracht. Hij gaf een teken en de draad werd naar beneden gelaten. De sergeant verborg net als Donny deze draad zo goed mogelijk. Beide groepen liepen met hun draad tot achter enkele struiken. We verbonden de ijzerdraadjes aan het ontstekingsmechanisme.

    “Straks trek je de hendel eruit en draai je deze naar links. Zo simpel is het.”

    De sergeant kwam naar ons toegelopen.

    “Dit is het plan korporaal, laat de eerste jeep doorrijden en breng dan alles tot ontploffing, mogelijk schakelen we zo enkele tanks uit. Daarna knal je elke Rus neer die je ziet. Ze zullen te verrast zijn om goed te reageren. Begrepen?”

    “Ja, sergeant.”

    We gingen achter onze struiken zitten en wachtten op de vijand. De vijand was onderweg, ik wist het zeker. Waarom duurde het dan zo lang? Ik keek telkens opnieuw richting onze val, ik vreesde dat de bommen zouden vallen. Misschien mislukte het allemaal en waren we binnen dit en een kwartier dood. Enkel de doemscenario's spookten door mijn hoofd. Nog eens kijken richting de kneedbommen onder de uitstekende rots. Hoe meer puin er naar beneden kwam hoe beter. Ook bij te weinig puin zouden we in een gevecht verwikkeld raken waar we enkel als verliezer konden uitkomen. De eerste wagen doorlaten, die nemen we zelf onder vuur, zo houden ze één vijandig voertuig minder over. Ik zat klaar met mijn geweer in de aanslag, ik besloot naar het hoofd te mikken, zo was ik zeker dat ze dood waren. Ik voelde hoe mijn klamme handen rond mijn wapen hingen, mijn armen leken slechts elastiekjes. Voor het eerst voelde ik echt het gewicht van mijn wapen. Ik voelde mijn hart sneller slaan, terwijl in de verte langzaam maar zeker het geluid van ronkende motoren opsteeg. Even kort checken met de sergeant. Een korte knik die het plan bevestigd. Nog geen eerste wagen in zicht, ook geen vooruitgestuurde troepen. Ze zouden nooit over de stijle wand gaan. Waarschijnlijk was alles dagen ervoor gecontroleerd en aan de overkant zaten meer troepen dan hier. Ik hoorde nu duidelijk verschillende motoren en zag in de verte de eerste jeep verschijnen. Eén chauffeur, zich van geen kwaad bewust, met naast hem een soldaat die met zijn benen op het dashboard uitrust. Achter hem een soldaat die steunt op de mitrailleur die van de jeep een dodelijk voertuig maakt. Achter deze jeep rijdt een vrachtwagen, waarschijnlijk gevuld met soldaten en daarachter een volgende. Ik had gehoopt om tanks uit te schakelen, maar vreemd genoeg stuurden ze eerst hun voetvolk door de kleine vallei. Ik hield mijn hand iets naar boven en keek naar de sergeant. Wachtend op het teken, de jeep was zo dicht genaderd dat gesprekken tussen de Russen hoorbaar werden. De sergeant liet zijn hand zakken en mijn hand volgde. Donny trok de hendel omhoog en gaf er een draai aan. Twee luide knallen maakten onze aanwezigheid duidelijk! De rotsblokken stortten naar beneden en verpletterden de eerste vrachtwagen. Net voor de Rus aan de mitrailleur in actie kon komen weerklonk er een eerste schot achter mij. Ik nam de tijd om achter mij te kijken en zag hoe Nick zijn wapen klaarmaakte voor een volgend schot. Ik sprong op en vuurde richting de jeep. Rondom mij weerklonken meerdere schoten. Ik weet niet wie de twee andere mannen neerschoot. Bert liep naar de jeep en gooide er een granaat in, een derde ontploffing maakte aan de overkant duidelijk dat hun maten het niet hadden overleefd.


    “En nu snel weg!” riep de sergeant.

    Ik keek naar de ravage de weg was verdwenen onder rotsblokken die als een lawine naar beneden waren gekomen. Ik zag nog steeds stenen naar beneden vallen, terwijl ik mij als laatste omdraaide om mijn vrienden te volgen. We liepen alsof de duivel ons op de hielen zat, ik merkte op hoe goed mijn conditie was en moest even terugdenken aan de eindeloze trainingen van onze sergeant. We liepen gedurende een half uur, waarna we hijgend verder stapten. Pas nu werden verschillende fonkels in de ogen duidelijk. Donny gaf mij een te harde schouderklop en schudde me vervolgens even lachend door elkaar.

    “We hebben die klootzakken, man!”

    “En het zijn niet de laatste” beloofde ik.

    We stapten verder richting Szczecin, we hadden er alle belang bij er zo snel mogelijk heen te gaan. We konden geen contact maken met de stad, bij gebrek aan materiaal, weigerde de legerleiding radio's mee te geven op missies als de onze. Hadden ze het nu maar gedaan? Dan konden ze een heel leger dat vast zat achter rotsen onder vuur nemen. Ze wisten nu waar ze hun verdediging moesten verstevigen. En liefst van al zag ik de hele luftwaffe zich op dit Russische leger storten. Het zou een eerste serieuze overwinning betekenen voor ons. Een heel leger Russen weg zou hun opmars aanzienlijk moeten tegengaan. Misschien kon het een herschikking van de Russische troepen teweeg brengen en in het beste geval een mogelijk tegenaanval van ons inluiden. Ik begon bijna luidop te dromen over hoe we deze oorlog hadden veranderd. Ik stapte trots de stad binnen.

    “Oké mannen, naar jullie barracken. Korporaal, volg mij!”

    Ik liep achter de sergeant aan die zich naar zijn overste haastte. Luitenant Baetens en onder-luitenant Priem wachtten ons op. De sergeant groette hen en leip met hen naar binnen, ik besloot zijn voorbeeld te volgen.

    “Vertel, sergeant. Welke informatie hebben jullie voor ons?” stak de luitenant van wal.

    “Een groot Russisch leger rukt op naar deze stad, luitenant.”

    “Dus ze zijn aan hun volgende opmars begonnen.”

    “We hebben hun maneuver vertraagd, luitenant. We lieten een klif instorten en konden zelf een vijandelijk voertuig uitschakelen.” De sergeant stapte naar de kaart.

    “Deze weg is niet langer toegankelijk, het hele leger wordt dus verplicht langs onze verdediging te lopen.”

    “Goed werk sergeant, bedank uw mannen voor het geleverde werk. U ook bedankt, korporaal.”

    “Luitenant?” vroeg ik.

    “Wat is er korporaal Liets?”

    “Ik ga hier misschien mijn boekje te buiten, maar kan de Luftwaffe hen niet onder vuur nemen?”

    “Dat is niet mijn bevoegdheid, korporaal. We hebben geen overschotten meer, de jagers hebben de overmacht in de lucht. We kunnen geen opofferingen veroorloven, zelfs al betekent dat dat we een tankdivisie kunnen uitschakelen. Het gaat niet zo simpel, het zijn mensenlevens in die vliegtuigen, korporaal.”

    “Met alle respect, luitenant, wij hebben het onze op het spel gezet om dit te bereiken. We hebben een kans...”

    “Korporaal!” riep de sergeant “Ik ben er zeker van dat de luitenant het belang van onze interventie inziet. Maar ga niet denken dat dit de oorlog keert.”

    “Jullie kunnen gaan” zei de luitenant rustig.

    Ik groette beide heren en liep achter de sergeant naar buiten.

    “Meekomen, Liets!”

    Wanneer de sergeant mij bij men naam aansprak in plaats van mijn rang betekende dat weinig goeds en wat ik vreesde kwam snel uit.

    “Ga zitten, Liets.”

    Ik nam plaats op de stoel en bereidde mij voor op een zoveelste speech.

    “Liets, je moet goed beseffen wat je plaats is. Het enige wat wij twee moeten doen, is die zeven mannen door deze oorlog sleuren. We volgen de bevelen zwijgend op en hopen dat ze de juiste beslissingen nemen. Maar in geen geval ga je mee bepalen wat de strategie word. Daarnaast wil ik er op wijzen dat niet enkel onze daden van belang zijn. Overal in de wereld worden er acties als de onze uitgevoerd. Overal in de wereld zijn er soldaten die denken dat ze de oorlog gaan keren met één enkele actie. Ik koos jou als korporaal omdat ik dacht dat jij nuchter genoeg was om te beseffen dat dit niet het geval is. En wat moet ik dan horen na onze allereerste missie?”

    “Sergeant...”

    “Ik ben nog niet klaar, Liets! Gedachten als de jouwe zijn levensgevaarlijk voor die zeven mannen daar. Wanneer je denkt de oorlog te kunnen beëindigen door enkel en alleen jouw acties zoek je ze steeds meer op, iets wat enkel en alleen zal resulteren in dode soldaten binnen ons team. Dus haal die rotgedachte uit je hoofd en volg de bevelen op die je moet opvolgen! Je houdt onze mannen in bedwang en zorgt ervoor dat elk bevel exact wordt opgevolgd! Indien je er ooit over denkt om het anders te doen, dan trek je er maar 's nachts op uit en ga zelf het leger te lijf! Maar niet met ons team! Begrepen, Liets!”

    “Ja, sergeant!”

    Ik wist niet wat ik moest voelen of denken bij deze speech. Ik probeerde mij te herinneren waarom ik zo begon te denken. Was het de vreugde onder ons team na wat we hadden gedaan? Ik weet dat enkele uren ervoor ik Nick verbood een jongen te redden. Toen dacht ik dus anders.

    “Luister, korporaal,” sprak een gekalmeerde sergeant, “het is in ons belang dat jij zulke gedachten onder controle houdt. Indien ik er niet meer zou zijn moet jij de boel overnemen, jaag die mannen dan niet de dood in. Ik weet dat je hen kan leiden en ik heb jou ook nodig doorheen deze oorlog. Hij is verre van voorbij en Szczecin is niet veilig. Het enige wat we deden was er voor zorgen dat er straks één jeep en twee vrachtwagens met troepen minder op ons zullen afstormen. Dat is wat oorlog is, korporaal. Iedereen probeert een jeep of een tank uit te schakelen en zo stop je de vijand. Wij droegen vandaag ons steentje bij en dat was het. Hou dat in gedachten en ik weet dat je een goede korporaal zal zijn.”

    Ik denk wel dat ik de sergeant begreep, hij overtuigde mij ook dat het allemaal goed bedoelt was. Inmiddels kwam ik erachter waarom ik zo dacht. De roes van een eerste zege maakte dat ik een vals gevoel van macht over mijn vijand kreeg. Het ging ook zo vlot, geen enkel slachtoffer in ons team. Het maakte de oorlog even simpel, als een computerspel waarin geen doden vallen. Ik dacht opnieuw aan de blonde soldaat op de weg naar Gdansk, zijn gezicht bleef in mijn geheugen opdoemen als een zwarte schim die onheil voorspelde. Ik weet niet waarom ik mij die Russische soldaten niet voor de geest kon halen, maar dit leek mij een goede zaak. Stel dat ook hun gezichten zouden opduiken in mijn gedachten, het zou de vijand doden een heel stuk moeilijker maken.

    “Ga maar terug naar de mannen, korporaal.”

    Ik groette de sergeant en liep richting onze barrak. Ik stapte naar binnen en zag hoe ze rustig met elkaar spraken over wat er was gebeurt, een schaarse glimlach lichtte soms een gesprek op. Ik liep naar de houten tafel, nam er de koffiepot en plaatste deze op de kachel om te warmen. Ik zocht een tas en spoelde deze uit.

    “Nog iemand?”

    Enkele hoofden schudden neen en enkele handen toonden een tas. Ik goot wat koffie in mijn bakje en goot er wat suiker in. Melk was schaars goed en niet beschikbaar voor onze koffie. Ik roerde wat met mijn vinger in de warme koffie, haalde hem er snel uit en stopte deze in mijn mond ter verkoeling. Ik ging op de bank zitten en wreef langs mijn stoppelbaard. Ik nam een slok van mijn koffie en liep richting een wasbak. Ik nam er een scheermesje, gooide wat warm water in mijn gezicht en wreef er wat zeep over. Ik keek in de spiegel die langzaam bedampte boven het hete water. Ik streek met het mesje van aan mijn oor naar mijn kin, om het dan door het warme water te halen. Ik herhaalde de beweging en zag mijn huid gladder worden. Na enkele strijken met het meisje wreef ik met mijn hand over de spiegel, vervolgens Werkte ik voorzichtig de stoppels onder mijn neus weg. Ik keek even richting mijn maten en merkte op hoe kalm ze waren. Wat een verschil met één dag eerder, toen ze elkaars schaduw niet konden verdragen. Ik werkte de laatste haren onder mijn kin weg en besloot te testen hoe goed ons team ervoor stond. Ik droogde mijn gezicht af en stapte naar de hoek van ons vertrek. Ik nam er een doos op.

    “Spelletje?”

    De mannen keken vreemd op. Badru stond op en kwam aan de tafel zitten, Nick en Niels volgden zijn voorbeeld.

    “Goed plan trouwens, Badru.”

    “Dank je, Danny.”

    “Maar nu zullen we je afmaken” glimlachte Nick.

    Ik was verheugd te zien dat ze elkaar opnieuw durfden plagen en dat dit niet werd gevolgd door een kort antwoord. We begonnen ons spel en beëindigde het zonder enig probleem. Wie won, kan ik mij niet meer herinneren. We kropen na een lange dag in onze bedden en sliepen rustig uit.


    Om 8 uur stonden we op voor een ochtendwandeling, een dagelijks ritueel sinds we in Szczecin waren. Deze ochtend werd het echter verstoord. Het team van korporaal Braams reed in een vrachtwagen binnen. De mannen stapten teneergeslagen uit, het tekort viel mij onmiddellijk op. Ik stapte op de korporaal af.

    “Korporaal Putten?”

    “Wat?”

    “Wat is er gebeurt?”

    “We zijn twee mannen kwijt, zie je dat niet?”

    “Wie?”

    “Quintens en Buizen.”

    “Fuck...”

    “Zeg dat wel, we maakten eigenlijk geen kans. We hebben er waarschijnlijk niet één geraakt. We liepen in een hinderlaag. Buizen liep voorop en kreeg de volle lading, Quintens zag dat hij nog leefde en probeerde onder dekkingsvuur bij hem te geraken. Een sluipschutter maakte hem af met één schot. Kort daarna schoot hij ook Buizen door het hoofd. Hij was godverdomme niks meer waard, zijn benen waren aan flarden geschoten. Hij kon niets doen, maar toch een kogel door zijn hoofd. Als ik die klootzak te pakken krijg knal ik elke kogel die ik heb door zijn lijf, zonder hem dodelijk te raken. En dan laat ik hem vluchten...”

    We gaven de mannen schouderklopjes, hier en daar pakte iemand van mijn team één van de mannen vast. Ik zag ook Gralens lopen, de man waarmee Quintens overhoop lag. Ik ging naar hem toe.

    “We pakken ze wel terug, Gralens.”

    “Neen, korporaal, ik pak ze terug voor wat ze met Davy deden.”

    01-03-2010 om 23:10 geschreven door David  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    30-12-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.The Lawdy Boys: hoofdstuk 8

    Er is maar één lange weg...


    Het was stil in de slaapruimte, geen gemor meer. Iedereen Leek te berusten in ons lot. Ik stopte mijn laatste spullen in de zak en trok met de zak op mijn rug de trap op. De sergeant wachtte ons op en vrij snel stonden we klaar om te vertrekken.

    “De wapens moeten mee, korporaal.”

    We namen de wapens op en droegen ze met ons mee. Terug richting ons kamp buiten Gdansk. Het extra gewicht viel best mee. Mannen als Bert en Badru waren een Godsgeschenk, ze droegen de wapens alsof ze er niet waren. De machinegeweren waren niet zo zwaar, maar weegden na enige tijd door. Ik merkte bitter weinig op van de omgeving. Ik had wat extra munitie meegenomen en droeg samen met Francis twee kisten mee. We probeerden zoveel mogelijk uit handen van de Russen te houden. Het laatste wat ik wou, was sterven door een kogel die in ons kamp was gemaakt. We stapten goed door en een eerste keer wierp de training van onze sergeant zijn vruchten af. We kwamen aan in een kamp vol chaos. Onze sergeant zocht naar iemand die ons kon vertellen wat er gaande was. We plaatsten onze wapens bij elkaar en rustten even uit op de kisten die we meesleurden. De sergeant kwam in looppas terug naar ons.

    “Wat doen we sergeant?” vroeg Francis.

    “We vertrekken.”

    “Opnieuw?” vroeg Badru.

    “De Russen zijn dichtbij Gdansk en er zijn twee vliegdekschepen bij. We verwachten elk ogenblik een luchtaanval. We moeten zo snel mogelijk gaan. Plaats de munitie en de machinegeweren in het munitiedepot, dat zal worden vernietigd.”

    “Wat?” zei ik verbauwereerd.

    “Korporaal, er is haast bij. Elk ogenblik kan er een jager aan de horizon verschijnen en ons onder vuur nemen. Eens ze weten dat we terugtrekken, zullen ze ons opjagen.”

    Ik nam één van de kisten op en bracht ze naar de depot. De rest volgde met de machinegeweren of een andere kist. We haastten ons terug naar onze sergeant en kregen het bevel onze rugzakken op een vrachtwagen te werpen.

    “Als we worden aangevallen, kunnen jullie deze missen. Enkel het hoognodige, jullie krijgen jullie actie, Lawdy boys.”

    We wierpen onze zakken op de vrachtwagen en namen onze wapens bij ons. We vertrokken richting de Duitse grens.

    “Waar gaan we heen, sergeant?” vroeg ik.

    “Szczecin, korporaal. Aan de Duitse grens.”

    “Dat wordt een lange weg.”

    “Het is de enige weg, korporaal.”

    We stapten weg van het hoofdkwartier en na een half uur wandelen hoorden we een knal. Ik vermoedde dat het depot was opgeblazen. Iedereen was dus vertrokken uit het kamp. En niet veel later vlogen enkele vrachtwagen en jeeps ons in een rotvaart voorbij.

    “Daar gaan de officieren” zei Bert “onze grote helden.”

    “Ze zullen belangrijker zijn” glimlachte ik.

    “Waarschijnlijk.”


    We wandelden een drietal uren toen onze zorgen begonnen. We hoorden achter ons een fluitend geluid.

    “JAGERS!” riep een stem

    “DE BOSSEN!!!” schreeuwde onze sergeant.

    We spurtten zo snel we konden richting de bossen. Ik hoorde het geratel van een schietende jager. Ik dook in een gracht en hoopte niet geraakt te worden. Ik keek op en zag voor me geen enkele dode soldaat. Ik keek naar de lucht en hoorde opnieuw het geluid.

    “Klaar!?” vroeg Bert.

    “Altijd.”

    We bleven gedekt zitten, terwijl het geluid naderde.

    “Wanneer de kogels langs zijn, moet de jager nog komen. Open onmiddellijk het vuur” zei Bert.

    We hoorden de kogels achter ons in het veld terecht komen. We sprongen op en schoten richting het vliegtuig. Bert trok me net voor een tweede aanstormende jager neer. De kogels vlogen rondom ons. Ik had geen idee hoe we dit overleefden, maar geen enkele kogel trof raak. Bert sprong recht en liep richting de bomen. Ik ging achter een tweede boom staan en wachtte op de laag overvliegende jager. Ik merkte rondom mij meerdere soldaten van verschillende team die klaarstonden om de volgende jager onder vuur te nemen. Toen de jager langs de bomen vloog hoorde ik tientallen schoten lossen. De jager trok snel op. Een glimlach verscheen op mijn gezicht toen ik een rookpluim achter hem zag. Enkele andere jagers volgden en ze werden met wisselend succes geraakt, maar geen enkele stortte neer. We verlieten de bossen en toen zag ik de lichamen liggen. Ik keek om me heen en telde vrij snel negen Lawdy boys. Mijn opluschting was groot, we zetten onze tocht verder, we liepen langs enkele dode soldaten, maar ik schonk het niet dezelfde aandacht als de blonde soldaat met zijn sergeant. We moesten verder, er stond ons een lange weg te wachten.


    De ene voet voor de andere, de enige gedachte die door mijn hoofd ging terwijl de avond viel. Wa stapten de hele dag zonder stoppen. Ik voelde wat pijn in mijn voeten, maar bleef verder wandelen. Ik hoop dat we snel op onze bestemming zouden zijn. We stopten niet voor de nacht. Langs de weg zat soms een soldaat met een dokter die zijn voeten verzorgde. Daarna moest de schoen opnieuw aan, wat gepaard ging met veel pijn en werd de soldaat recht geholpen. Je zag hem dan de pijn verbijten, maar toch doorwandelen. Soms ondersteunde je ze even om vervolgens alleen verder te gaan. Tijdens de nacht hadden we weinig problemen. De jagers bleven weg en op die ene aanval na was er niets meer gebeurt. Misschien waren we al te ver landinwaarts of hadden de Russen andere plannen. Wat zouden onze oversten nu beslissen? Legers terugtrekken uit Finland om de Zweedse kust te verdedigen?


    Tijdens de eerste zonnestralen stapten we nog steeds verder. Ik had geen idee meer welke richting ik opliep. Als iemand mij omdraaide liep ik waarschijnlijk terug zonder het te weten. Mijn aandacht werd gestimuleerd door het gekende geluid. Ik haastte mij naar de bomen en zag anderen rondom mij hetzelfde doen. Het ratelende geluid bleef achter mij en ik raakte heelhuids tussen de veilige bomen. De jagers volgden elkaar snel op. Ze leken niet te stoppen en vuurden meermaals richting het bos. Ik probeerde wel terug te schieten, maar kreeg er de kans niet toe. Mijn pogingen werden onderbroken door een jager die in vlammen langs ons vloog en wat verder te pletter stortte. We zagen hoe enkele geallieerde vliegtuigen de jagers onder vuur namen. Ik hoorde het gejuich rondom mij.

    “Eindelijk wat goed nieuws” zei Donny.

    “Inderdaad.”

    “Ze heten wespen, omdat ze zo wendbaar zijn en een zacht zoemend geluid maken, waardoor je ze niet hoort.”

    “Nooit zo blij geweest om wespen te zien” glimlachte ik.

    Er werden drie jagers neergehaald. De anderen sloegen op de vlucht, de wespen zetten de achtervolging in. We liepen langs het neergehaalde vliegtuig, de piloot zagen we niet meer zitten, het kon mij weinig schelen ook, ik zag de dode soldaten langs de weg. Opnieuw minder maten voor de tegenaanval, na enkele minuten vlogen de wespen laag voorbij ons, onder een bedankend gejuich van ons.

    “Woohoow!” schreeuwde Derrik “Pak die klootzakken!”

    Ik ging naast de sergeant lopen.

    “Hoelang houden we zoiets nog vol, sergeant?”

    “Zolang het moet, korporaal.”

    “Bij elke aanval vallen er tientallen soldaten. Onze moraal zal er niet op vooruit gaan.”

    “Geen zorgen, vanaf nu zijn we binnen bereik van de wespen. Ze zullen niet meer zo gauw aanvallen, korporaal.”

    “Ik hoop het.”

    “Ben je bang?”

    “Neen, niet meer. Sinds de eerste aanval gisteren ben ik veel rustiger.”

    “Mooi, dan kan je vanaf nu een echte korporaal worden.”

    De laatste opmerking van de sergeant bleef hangen. Ik begreep niet goed waarom hij die maakte. Wou hij nu zeggen dat hij tot nu toe teleurgesteld was in zijn keuze? Hij stapte van mij weg en ging even langs Niels lopen. Hij sprak hem wat moed in, maakte een klein grapje en ging lachend door naar de volgende. Ik begreep zijn hint, de moraal was onze zorg. We zouden sowieso aangevallen worden en dan moesten wij voor de juiste mentaliteit zorgen.


    Naarmate we verder stapte zagen we steeds vaker geruststellende signalen. Steeds vaker vlogen enkele wespen boven onze hoofden richting de vijand. Achter mij liep een lange rij mannen, ik hoorde steeds meer positieve gesprekken. We waren zeker dat we Szczecin zouden bereiken. We zagen steeds meer Poolse en Europese vlaggen. Hier en daar zag je groepjes soldaten uitrusten. Iets wat wij net hadden gedaan. Even bijtanken na twee dagen wandelen. Het pijnlijkste moment was opnieuw opstaan. Je voelde opnieuw de druk op je voeten en dat zorgde voor een pijnlijke grimas. Sommigen onder ons hadden hun voeten laten verzorgen, ik had geweigerd. Nadat ik opstond leek het een slecht idee. Maar ik merkte hoe moeilijk het was om de schoenen opnieuw aan te krijgen. We hadden nog een hele weg af te leggen en ik had geen idee wat we precies zouden doen is Szczecin. We hadden een hele reis afgelegd tot in Gdansk om zonder slag of stoot terug te keren. We werden enkel onder vuur genomen door de vijand, zonder dat we echt weerstand konden bieden. Voor de tientallen gesneuvelden onder ons telde ik één vijandelijke piloot. Dit zorgde voor een nieuwe vraag die door mijn gedachten zweefde. Waarom doen we dit? Waarom liepen die mannen zo ver om uiteindelijk neergeschoten te worden? Mijn vraag werd beantwoord door de mensen die ons langs de weg toewuifden. In hun ogen flakkerde wat hoop op, kinderen begroetten ons net zoals de kleine Poolse jongen dat ooit in een station naar me deed. Ik groette ze terug. Mijn vraag werd tijdens mijn lange weg beantwoord door de tientallen onschuldige blikken die een beetje hoop kregen toen ze ons zagen voorbij komen. Ze waren niet angstig, ze hoopten dat wij alles zouden beter maken. Tijdens deze bedenkingen, wist ik dat we hen alleen achterlieten. Het dorp waar we net nog een rustpauze namen, lieten we onbewaakt achter ons. Ook ik droeg een hoop mee, de hoop dat onze vijand zou beseffen dat deze burgers onschuldig zijn, zodat ze dit konden overleven.


    De stad komt steeds dichterbij, we zijn nu drie dagen onderweg en proberen zo snel mogelijk vooruit te gaan, maar de vermoeidheid is nu ons grootste vijand. Wat er achter ons gebeurt weten we niet, we weten enkel dat de vijand niet voor ons zit. Eten is schaars bij de bevolking, maar ze schenken het ons, waar we erom vragen. Ze doen het zonder aarzelen. Het is alsof wij de laatste machine zijn die hen kan rijden en zij de laatste brandstof hebben. We waren aan het rusten in een zoveelste kleine dorp, op 30 kilometer van onze eindbestemming, Sowno. De mensen zijn er vriendelijk en ontvangen ons met open armen. Deze keer laat ik mijn voeten bekijken door een verpleegster uit het dorp. Ze verzorgt de kleine wonden die intussen zijn ontstaan en die mijn stap vertragen. Met een pijnlijke grimas zie ik hoe het meisje met lichtbruin haar voorzichtig mijn voeten onder handen neemt. Ze praat tegen mij, maar ik begrijp geen woord van wat ze zegt. Ze kijkt soms op van mijn voeten en stelt mij glimlachend een vraag, waarop ik met enkele gebaren probeer duidelijk te maken dat ik haar niet begrijp.

    “Ik kom uit België, ik begrijp jou niet...”

    Waarop ik uit haar zinnen enkel “Belgia” kan opmaken.

    “Twoje nogi są katastrofą” lachte ze.

    “Sorry, ik begrijp je echt niet...”

    Ze glimlachte en wees naar mijn voeten, waarop ik knikte. Ze keek om zich heen, maar vond niets dat haar kon helpen. Ze legde mijn voet te rusten op haar schoot en maakten met haar handen het gebaar van een explosie en maakte het geluid van een ontploffing.

    “Mijn voeten zijn ontploft?” vroeg ik.

    Ze knikte toen ze zag hoe ik haar gebaren kopieerde.

    “Jij bent een optimist.”

    Ze keek me opnieuw glimlachend aan. En ging verder met mijn voeten, soms voelde ik wat pijn, maar ik probeerde deze te verbijten. Ik trok haar aandacht.

    “Ik heb gewandeld” ik maakte met mijn wijs- en middelvinger een wandelend gebaar.

    “turystyka?”

    “tury...”

    “Turystyka!” ze deed mijn beweging na.

    “Juist, turystyka” bewoog ik mijn vingers opnieuw.

    Ik zag haar opnieuw lachen om mijn vreemde manier van communiceren.

    “Lach niet met mij” glimlachte ik “dus ik” wees ik naar mij “turystyka vanuit Gdnask” wees ik naar de weg die ik had afgelegd “tot hier”

    “Poszedłeś z Gdańska do Sowno? To więcej niż trzysta kilometrów!”

    “Wat is er met turystyka gebeurt? Laat ook maar...”

    “Jesteś głodny?”

    “Sorry?”

    “Jesteś głodny?” ze maakte een gebaar waarbij ze haar hand naar haar mond bracht, daarna wreef ze over haar buik.

    “Honger! Ja, ik heb honger.”

    “Honger?”

    “Eum, honger...” ik wees naar mijn buik en nam daarna een lege zak. Ik deed wees naar de lege zak en daarna naar mijn buik.

    Ze keek mij verbaasd aan.

    “Ik maak het blijkbaar te moeilijk.”

    “Nie rozumiem, ale jesteś zabawny” lachte ze.

    Ze riep een kleine jongen bij zich en stuurde hem naar een andere kamer in het huis. Ze ging ondertussen verder met het verzorgen van mijn voeten. Niet veel later verscheen de jongen terug met brood en kaas. Hij bood het mij aan en ik schudde het hoofd.

    “Neen, hou het maar voor jullie.”

    De jonge vrouw keek me streng aan. Ze nam het brood uit de jongen zijn handen.

    “Jeść! Musisz być wystarczająco silny, aby pokonać Rosjan!”

    “Rosjan? Je bedoelt Rusland, niet?”

    “Rosja nie musi wygrać!”

    “Rusja, Russia, Rusland”

    Ze hield het brood voor me. Ik nam het aan en beet ervan.

    “Cóż, teraz mamy szansę”

    Ik voelde wat ze me wou zeggen. Ze wou dat ik at, zodat ik sterker genoeg was voor de oorlog met Rusland. Ze was waarschijnlijk bang voor wat er zou gebeuren indien de Russen haar land bezetten. Ik slikte het brood door en zag hoe ze mijn sokken over mijn voeten trok. Ik ging rechtop zitten en trok met een stuk brood in mijn mond mijn botten aan. Even voelde ik de pijn, maar ik ging toch opstaan. Ze kwam even voor me staan en gaf mij een foto van haar en haar familie. Ik keek haar vragend aan.

    “Upewnij się, że ja i moja rodzina razem znowu po wojnie?”

    “Sorry ik begrijp je niet.”

    Ze riep opnieuw de jongen bij zich.

    “Szukaj słownik angielski.”

    De jongen kwam even later terug met een woordenboek. Het meisje ging met haar handen zo snel ze kon door het woordenboek. En wees voor zichzelf de woorden aan.

    “Look...” ze bladerde verder “me and... my family”

    “Ok, dit is je familie...”

    Ze wuifde mijn woorden weg

    “After war!”

    “Wat?”

    “Look me and my family after war?”

    “Wil je dat ik terugkom na de oorlog?”

    Ze keek mij vragend aan. Ze nam de foto uit mijn handen en wees de mensen één voor één aan.

    “sister, mother, brother...”

    “yes, your family.”

    Ze knikte. Ze wees naar zichzelf, ik moest naar haar kijken en knikte. Ze keek onder de tafel, in de kast, onder de zetel.

    “Je wil dat ik je familie zoek na de oorlog?”

    Ze keek mij vragend aan. Ik deed haar teken en nam de woordenboek uit haar handen. Ik schreef alle woorden in het engels op.

    “Ty chcieć mnie znaleźć twój rodzina po wojny?”

    Ze knikte met een grote glimlach, ik hoopte dat ze mij goed had begrepen. Ik weet niet waarom ik het precies beloofde, maar ik deed het. Ze nam me stevig vast en gaf me een zoen op mijn wang.

    “Thank you much” glimlachte ze.

    Ik zocht opnieuw in het woordenboek, terwijl mijn sergeant mij riep. Ik keek even naar hem, maar zocht snel naar de woorden.

    “Jeśli Ja przetrwać, Ja będzie powrót. Co jest twój imię?”

    “Alina Nowak.”

    “Bye Alina Nowak.”

    “Bye żołnierz.”

    “Korporaal, als ik jou een bevel geef, wil ik dat je komt. De lokale bevolking paaien hoort niet bij onze opdracht.”

    “Mijn excuses, sergeant. Ze heeft mijn voeten goed verzorgd, ik wou haar enkel bedanken. Zoals u eerder zei, ik hoor bij het Belgische leger en moet mij ernaar gedragen.”

    “Ik had je tot wijsneus van ons team moeten degraderen in plaats van tot korporaal promoveren.”

    De sergeant ging verder, terwijl ik mijn glimlach onderdrukte.

    “Korporaal, met u permissie?” vroeg Donny.

    Wanneer hij mij op deze manier aansprak, wist ik dat er één lange lijn van zever uit zijn mond zou komen. Ik knikte, wetende dat ik een lach kon gebruiken.

    “Mag ik u vragen te stoppen met vrouwen te versieren; korporaal?”

    “Waarom, Nelissen?”

    “Wel, ik ben volgens mijn teamgenoten de geilerd in het team, wat betekent dat voor elke vrouw die jij versiert ik er minstens vijf moet versieren om die titel niet te verliezen.”

    “Wat?” lachte ik

    “Wel iedereen heeft zijn functie in ons team.”

    “Is dat zo?”

    “Zeer zeker, korporaal. Kijk Francis is diegene met de manieren, meer dan waarschijnlijk van adelijke afkomst. Alvorens hij een Rus neerknalt zal hij zien dat zijn outfit perfect zit en dat hij niets vuilmaakt van iemand anders. Bert is de overduidelijke sterke jongen, een beetje een bullebak die ons op tijd en stond beledigd. Nick is de jongen die een absolute nul was voor de oorlog en hier zijn zelfbeeld heeft opgekrikt en steeds meer in zichzelf geloofd. Hij is onze sluipschutter omdat hij zichzelf hier een persoonlijkheid heeft gevormd. Derrik is diegene die een beetje vanalles tegelijk is, hij is het mysterie van onze groep. Hij heeft van elk van ons een stukje in zich. En Niels is de onschuld zelve, hij houdt zich aan alle regeltjes. Ik voorspel dat hij ons op een dag allemaal zal redden. Badru is onze mascotte, hij weet steeds de juiste woorden te zeggen op de juiste moment. Hij zorgt ervoor dat we stilstaan bij die zaken die we vergeten en zo houdt hij onze moraal hoog. En ik ben de geilerd, die uiteraard elke vrouw kan krijgen.”

    “Zoals die ene die de deur op je gezicht smeet?”

    “Sommige vrouwen komen daadwerkelijk van Venus.”

    “Venus is enkel gas, Donny.”

    “Werkelijk? Je vraagt je af waarom vrouwen die planeet kregen.”

    “Ze kozen ze misschien zelf.”

    “Wat bedoel je.”

    “De meeste vrouwen vallen voor iemand als jij. Jij bent Venus, Donny.”

    “Werkelijk?”

    “Ja, van ver een grootse verschijning, maar dichtbij enkel gas.”

    “Leuke korporaal heb ik.”

    “Dank je, wat ben ik precies in ons team?”

    “De korporaal.”

    “Dank je.”

    “Elk op zijn beurt is niets teveel, korporaal.”

    “Waarschijnlijk, Donny.”

    Donny lachte en keek voor zich uit. We zagen de aan de horizon Czczecin verschijnen. Deze stad draagt een grote geschiedenis met zich mee. Het was zeer lang een Duitse stad en de derde grootste zeehaven van Duitsland. Na de oorlog werd de stad aan Polen gelaten en zo werd het de grootste zeehaven die Polen nu heeft. Wat vreemd is aangezien het ruim zestig kilometer reizen is tot aan de Oostzee. Het is vandaag de zevende stad van Polen en telt om en beide 410.000 inwoners. Door deze stad loopt de Oder. Voor de wereld is Catharina de Grote waarschijnlijk het bekendste individu dat er werd geboren. Het leek mij ironisch dat we uitgerekend in de stad van een Russisch leidster verbleven. Catharina De Grote was Tsarin van Rusland van 1762 tot 1796. Een makkelijke vrouw leek ze mij niet. Zo wordt ze genoemd in de moord op haar man Peter III. Dit werd nooit bewezen, maar wanneer de jongere broer van haar minnaar hem vermoordde, kunnen speculaties niet uitblijven. Ook met haar zoon leefde ze op gespannen voet, maar het fijne van dat verhaal kan ik niet vertellen. De stad op zich is een verluchting voor ons. In tegenstelling tot Gdansk staan de gebouwen hier nog overeind. We kregen er een dag vrijaf en in plaats van te rusten trokken we de stad in. Het Grunwaldzki-plein werd in de negentiende eeuw gelegd, maar daarvan merkten we nog maar weinig. Rondom het plein zagen we moderne gebouwen, weinig herinnerde aan de negentiende eeuw. We wandelden ook langs het oude stadhuis. Het zag er vreemd uit. Vooral de gevel viel op. Waar het dak begon zag je vijf even grote torens, tussen deze torens zag je de silhouette van het dak, maar je aandacht werd door de grote torens getrokken. Er waren groene versieringen op aangebracht, ook de top van elk torentje was groen. Volgens Francis was het in een gotische stijl gebouwd. De stad was zeker de moeite om te bezoeken. Ze wisselt af tussen moderne en oude gebouwen. Waarschijnlijk waren er vele gebouwen verloren gegaan na de laatste grote oorlog. Tijdens de tweede wereldoorlog was dit immers nog duits grondgebied. Het mooiste gebouw dat ik op onze wandeling zag was het zeemuseum. Waarschijnlijk sprak het groen eromheen mij aan, zoals steeds. We hadden geen tijd om het museum te betreden, we moesten terug naar onze sergeant, die ons opwachtte met nieuwe orders.

    Op onze weg terug liepen we langs een krantenkiosk. We konden weinig opmaken uit de artikels, die geen foto's lieten zien. Het was waarschijnlijk niet makkelijk om in deze tijd vlot foto's heen en weer te sturen. Hoe dichter je richting het front tro, hoe minder luxe je ervaarde. Internet was voor ons inmiddels een luxe geworden en als we al aan een computer geraakten, mochten of konden we deze niet gebruiken. De verbinding was steeds traag, het was ook moeilijk geworden om de netwerken online te houden. Maar zoals ik al zei, mocht er geen gebruik van gemaakt worden. De oorlogsjournalisten kregen waarschijnlijk geen uitzondering. Rusland is een broeihaart van hackers, niet dat onze hackers moesten onderdoen voor de Russische, maar sinds de oorlog is gestart werd duidelijk dat de regeringen van onze vijanden de hackers alles geven om constant in te breken in onze netwerken. Onze overheden bleven de hackers vervolgen in plaats van stimuleren, wat ons nu een grote achterstand op onze vijand bezorgt. Ergens hoopte ik dat ik een hacker kon aanspreken, die zou mij wel bij een computer krijgen en deze lang genoeg vlot laten werken om mijn ding te doen. Dat was niet zozeer het laatste nieuws over de oorlog bemachtigen, maar het laatste nieuws van het thuisfront en vooral van Els.


    We arriveerden ruim op tijd bij onze sergeant. Hij kwam pas na ons aan, wat ons verbaasde.

    “Ga zitten, mannen.”

    We namen plaats op de stoelen die rond een tafel stonden. De sergeant hing een kaart omhoog van Europa. Ik begreep dat we uitleg zouden krijgen over de situatie en dat het negatief uitdraaide voor ons hoefde hij ons niet meer uit te leggen.

    “We zijn vandaag in het Noordwesten van Polen, vlak aan de Duitse grens. Jullie hebben een weg van ongeveer 360 kilometer in de benen, vandaar de dag rust.”

    “Hoe is de gang van zaken, sergeant?” vroeg Derrik.

    “Niet goed, Laeremans. De Russen zijn een nieuwe blitzkrieg gestart. Istanbul is gevallen onder de Chinezen. En de Russen zijn over de Donau getrokken. Bulgarije, Servië, Macedonië, Albanië, Bosnië, Herzigovina, Kroatië en Slovenië is gevallen. Momenteel zijn er zware gevechten in Griekenland en op Cyprus. De laatste Turkse troepen trokken zich terug op Cyprus en lieten in hun laatste berichten aan ons weten dat ze tot de laatste man zullen vechten. Ze weigeren zich over te geven of om te vluchten.”

    “Zinloze moed” fluisterde Niels.

    “Maar moed die wij respecteren en waarvoor we onze Turkse vrienden zullen eren, Roelandts!”

    “Hoe gaat het daar, sergeant?” vroeg ik.

    “Wederom niet goed, korporaal. De Grieken zijn zo goed als verslagen, net als de Turken, Cyprus wordt platgebombardeerd. De havens lijke van geen belang voor de Chinezen. Ze hebben immers de havens in Syrië en Turkije, daar zullen ze weldra al de Griekse havens aan toevoegen.”

    “Vecht er dan niemand terug!” ergerde Bert zich.

    “Rustig, Franssen! Niemand kan iets doen!”

    “Waarom niet! Omdat we ons enkel terugtrekken, we lopen weg en worden godverdomme in onze rug geschoten!”

    “Franssen, wat wou je beginnen in Gdansk? Wou je er soms sterven zonder één kogel af te schieten? Of dacht je dat de Russen hun infanterie zouden sturen wanneer ze hun schepen of bommenwerpers kunnen gebruiken?”

    “Bert, onze kans komt nog” zei ik.

    “Het is ronduit belachelijk! Heel Oost-Europa is zonder slag of stoot verloren gegaan, enkel veel doden aan onze kant.”

    “Dat weten we, Franssen. En op een dag zullen we terugslaan, maar nu kunnen wij niets doen!” schreeuwde de sergeant.

    Het werd stil in de kamer, iedereen begreep de frustratie van Bert, de sergeant ook. Iedereen voelde de frustratie van Bert. We werden verslagen, zonder dat we vochten. Ik keek om me heen en zag hoe Donny met een sigaret in zijn mond voorover gebogen zat. Ze handen had hij in elkaar gevouwen en zijn ellebogen steunden op zijn knieën. Hij keek naar de grond. Hij haalde zijn handen uit elkaar en nam de sigaret uit zijn mond. Hij keek op en leunde tegen de stoel.

    “Weet je, Bert” zei hij “dit is net als die keer dat ik met mijn lul tussen de deur stak.”

    Ik zag hoe bij elk van ons een glimlach op het gezicht verscheen.

    “Maar dat wil niet zeggen dat ik hem niet meer ga gebruiken, hé.”

    Ik moest lachen en zag de anderen hetzelfde doen. Donny was meer dan de geilerd van ons team. Hij zorgde als geen ander voor de glimlach van het team.

    “Dus even geduld, Bert. Nu doet onze lul gewoon pijn, maar binnen enkele weken rukken we die Russen de lul van hun lijf. Dan zullen we zien wie er gefrustreerd rondloopt.”

    “Donny, als ik ooit in mijn leven een belachelijkere klootzak dan jou tegenkom, maak ik hem af, want jij verdient met recht en reden die titel” glimlachte Bert.

    “Ach, ik heb mijn minpuntjes, Bert, maar jou heb ik graag. Jij weet wat je moet zeggen om een lul er bovenop te krijgen. Ik ben er zeker van dat jij de jouwe gelukkig houd.”

    Donny keek hem met opgeheven hoofd en een brede glimlach aan. Hij stopte zijn sigaret opnieuw in zijn mond en keek naar de sergeant.

    “Dank je wel, Nelissen.”

    Donny gooide een nonchalante groet richting de sergeant, die zijn gebaar door de vingers zag.

    “De Italianen maken zich klaar voor de oorlog, ze zijn bereid om ver te gaan. Volgens hun geschiedenisboeken is Italië nooit helemaal in vreemde handen geweest en ze willen dat zo houden. De Russen zijn reeds gestart met de voorbereidingen voor deze aanval. Het Sloveense verzet berichtte ons over troepenverplaatsingen. Ook in Wenen en Praag wordt gevochten, de Engelsen vechten er samen met de Tjechen en Oostenrijkers. Ze worden ondersteund door wat overblijft van de legers van Hongarije, Slovakije en Ukraïne. Mogelijk houden ze daar nog even stand, maar het zou een illusie heten, als we geloven dat daar de opmars van de vijand zou stoppen. Ook Zweden liet al weten dat een Russische vloot nu langs hun kusten vaart, een beetje goed nieuws om te eindigen, ze wisten twee van hun schepen tot zinken te brengen met hun gecammoufleerde kustverdediging. Helaas ging de kustverdediging verloren. Meer goed nieuws, de Poolse onderzeeërs zijn veilig aangekomen in Engeland, waar ze zich bij een Engelse vloot hebben gevoegd.”

    “Enig nieuws uit Canada, sergeant?”

    “Helaas niet, korporaal.”

    “Wat moeten wij doen, sergeant?” vroeg Badru.

    “Goede vraag, Wiels. Wij zullen deze stad zo goed en zo kwaad mogelijk verdedigen. Maar deze keer doen we het op een andere manier. Gdansk werd meer dan eens verkend door Russische teams zoals het onze. We hebben besloten om deze teams niet in de buurt van de stad te laten komen. We gaan hen dwingen vliegtuigen in te zetten. De luchtverdediging hier is uitermate sterk, waardoor ze hier op heel wat weerstand kunnen rekenen. Ook de Duitse Luftwaffe staat ter onze beschikking, de wespen zijn klaar om de jagers en Russische bommenwerpers neer te halen. Niels zal vanaf nu een kleine radio met zich meekrijgen, hij kan steeds de hulp van de wespen inroepen, indien nodig. Wij zullen dus rondtrekken en zoeken naar mogelijke verkenners. Verkenningsvliegtuigen zullen de omgeving rondom Szczecin afzoeken naar vijandige teams. Indien zij iets vinden, worden wij erheen gestuurd. De verkenningsvliegtuigen zijn onbemand en zij kunnen niet aanvallen. De wespen zullen ook niet ingezet worden om teams aan te vallen, we zetten ze enkel in wanneer er vijandige vliegtuigen rondvliegen. Het plan is te verhinderen dat de vijand de nodige informatie opdoet om deze stad aan te vallen. De verdediging wordt geregeld aangepast, zodat potentiële spionnen nooit de correcte informatie kunnen doorgeven. Onze missies zijn geheim, niemand buiten de teams die naar buiten gaan weten ervan. Nick jij zal een grote rol spelen in deze missies. Ik wil jullie vragen mij niet te groeten eens we buiten de stad zijn. Behandel mij als jullie gelijke. Korporaal, je verwijdert die strepen op je mouw. Als de vijand het smerig speelt, doen wij hetzelfde. Dus aarzel niet om zo'n klootzak in de rug te schieten, zij deden hetzelfde met onze jongens langs de weg hierheen.”

    Daar was het dan, eindelijk zouden we terugvechten. Ik zag de opluchting in de ogen van de mannen. We waren blij dat we dit eindelijk konden doen, vanaf nu zou ik mijn verantwoordelijkheid moeten nemen. Binnen enkele uren liepen we waarschijnlijk in de omliggende dorpen op zoek naar een tiental Russen. We zouden ze zoeken, vinden, afmaken en terugkeren. Geen grote veldslag, maar guerillagevechten. Wachten op je vijand, snel doden en verdwijnen. Het werd tijd dat onze vijand ons begon te vrezen.



    30-12-2009 om 03:11 geschreven door David  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    22-12-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.The Lawdy boys: hoofdstuk 7

    Wachten op Godot


    Onze bunker zag er niet speciaal uit. Eigenlijk had ik nooit geweten dat er nog zoveel onder een bunker kon zitten tot ik soldaat werd. Ik daalde de ijzeren trap af deze liep schuin naar achteren. Weg van het gedeelte waar we op uitkijk moesten staan. We hadden er een ruimte waar negen kleine bedden aanwezig waren. Ik vond ze althans klein, mijn voeten zouden zeker uit het bed komen indien ik mij strekte. Drie bedden boven elkaar. De ruimte tussen twee bedden die boven elkaar hingen was beperkt. Ik denk dat ik me kon draaien zonder dat de andere het voelde. De bedden hingen vast aan de muur. Links aan de muur en erboven een ijzeren touw aan beide einden die de overstaande hoeken met de muur verbond. Al bij al waren het stevige bedden, die vrij confortabel waren, gezien de plaats waar we verbleven. In het midden van de ruimte stond een houten tafel met daaraan verschillende krukken. Naast de deur stond een soort kachel waarop kon gekookt worden. Er was ook een periscoop voorzien waarmee we naar buiten konden kijken. Het kon ons helpen bij een gasaanval. Deze ruimte was de enige die hermetisch afgesloten kon worden, dit kwam door de rubberen randen aan de zijkant van de bepantserde deur. Naast de periscoop zaten twee spreekbuizen. De ene was verbonden met de voorkant van de bunker, waar Niels en Francis nu zaten, de andere met de achterzijde van de bunker. Daarnaast was er een ventilatiesysteem. In de zomer kon het voor verkoeling zorgen, maar nu was het afgesloten.

    Ik koos een bed onderaan uit en besloot mijn woonst verder te verkennen. Ik stapte de slaapvertrekken uit en vond links van mij een deur. Daarachter zat een toilet. Een houten plank met daaronder een diepe kuil. Het sanitair was beperkt gebleven en de geur die er hing was niet bepaald fris. Dat deze deur geuren tegenhield was een niet te missen luxe. Daarnaast was er de mogelijkheid om je wat op, te frissen. Het stelde bitter weinig voor en het water was koud. Douchen was uitgesloten. Maar we konden er ons wassen, indien onze lichaamsgeur ondragelijk werd. Aan de overkant een andere ruimte. Ik kon er niet zonder toestemming binnen. Het was de kamer van onze sergeant. Ik begreep niet waarom hij een andere kamer kreeg. Maar waarschijnlijk zou hij ze moeten opgeven van zodra er iemand die hoger in rang was bijkwam. Ik stapte wat verder en zag een nieuwe gang. Aan het einde van de smalle gang was een ijzeren ladder. Ik besloot naar boven te klimmen. Het was een heel eindje klimmen en aan het einde van de ladder kwam ik in een ijzeren omhulsel terecht. Het had de vorm van een half ei en bovenaan zaten spleten waar je kon doorkijken. Ik kon rondom de hele bunker zien. Het was een observatiepost en ik kan de eierdop openmaken en mijn wapens gebruiken. Er was wel ruimte om met twee te staan en dus een machinegeweer plaatsen. Ik besloot terug naar beneden te kruipen en bedacht dat het machinegeweer naar boven moest gehaald worden met een touw. Het zo meedragen was te zwaar geweest. Terug beneden liep ik opnieuw de trap op. Boven zaten Niels en Francis naar buiten te staren. De sergeant zat bij hen en gaf hen uitleg over waarop ze moesten letten. Ik knikte even en keek verder rond. Ik stapte terug naar de deur. Deze moest je via een omweg bereiken. Het was een simpele, maar slimme verdediging. Wanneer je binnenkwam zag je recht voor je een muur, je moest dan naar rechts wandelen. In die muur zat een kleine opening en daarin stond een machinegeweer. Indien de vijand naar binnen zou komen, werden ze prompt onder vuur genomen. Het was een standaardverdiging bij een bunker en ik had het al eerder gezien. De dikke ijzeren deur zou enkel te openen zijn met explosieven. Of misschien een schot van een tank, waar ik liever niet aan dacht. Binnen had je voldoende ruimte om te wandelen. Er was een verhoog net voor de grote opening, waarop je kon gaan staan om te schieten. Er stonden twee machinegeweren opgesteld, achter één daarvan zaten Niels en Francis. Nick kwam langs de trap naar boven.

    “Het is hier best nog groot.”

    “Ja, je verwacht het niet.”

    “Hoeveel kilogram gewapend beton zou hier boven ons hangen?”

    “Geen idee, enkele tonnen?”

    “Mogelijk” glimlachte Nick.”

    “Van Deurzen en Liets,” onderbrak de sergeant ons “jullie zullen de volgende shoft doen.”

    “Jawel sergeant. Om hoe laat precies?”

    “Binnen twee uur. We wisselen elke drie uren af.”

    “Ok, sergeant” zei Nick.

    “Wel we zitten aan elkaar vast voor 3 uur straks.”

    “Vind je dat erg?”

    “Even erg als jij” lachte ik.

    Ik gaf hem een schouderklopje en ging de bunker verder onderzoeken. Rechts van de trap zat een opening. Deze leidde naar twee kamers en achteraan een laatste opening. De eerste kamer was een kleine kamer met daarin een hele hoop ontsmettingmateriaal. In geval van een gasaanval konden slachtoffers hierin zich ontsmetten. Ik had mijn bedenkingen bij deze manier van werken. Ik kon mij niet voorstellen dat het de juiste manier was, maar in tijden van oorlog was er niets beters. Ik keek naar de volgende kamer. Hierin lag al onze munitie opgeslagen. We konden er snel in en konden makkelijk alle machinegeweren bereiken. We hadden er in totaal vier. De laatste stond aan het einde van de gang in de opening. Achter deze opening zat een kleine ruimte met daar het machinegeweer. Ik had een perfect zicht op alles wat zich achter de bunker afspeelde. En eventuele belagers zouden snel op andere gedachten kunnen gebracht worden door spervuur vanuit deze ruimte. Ik bleef er even zitten, er zou maar weinig vanuit deze richting kunnen komen. Mijn rust werd al snel verstoord door Donny en Bert.

    “Wat doe jij hier?” vroeg Bert.

    “Zien of ze ons niet langs achter aanvallen.”

    “Het is hier wel goed ingericht.”

    “Ja, ons eigen fort. Ik denk dat we hier wel is heel lang zouden kunnen zitten.”

    “Ach” begon Donny “voor je het weet heb je enkele Russen die binnenstormen en zit onze oorlog erop.”

    “Ik laat me niet gevangen nemen” zei Bert.

    “Ik ook niet, ik hoorde dat gevangenen naar Siberië werden gestuurd. Daar kom je niet levend uit. Je vriest er dood, dan liever de kogel.”

    “Dat is een mooie belofte” zei Donny “niemand laat zich gevangen nemen, we blijven schieten en granaten gooien tot we niets meer hebben.”

    “En daarna vechten we man tegen man verder” lachte Bert.

    “Super, gasten” zei ik.

    “Is er iets?” vroeg Donny.

    “Neen, niet echt.”

    “Niet de vrouw uithangen Liets, we zijn niet helderziend, maar we weten dat er iets is.”

    Ik keek Bert even aan na zijn vreemde opmerking.

    “Het is niets, ik denk gewoon dat we hier niet lang zullen blijven.”

    “Waarom?” vroeg Bert.

    “Gewoon, als Praag valt, dan zullen we waarschijnlijk snel onder de voet gelopen worden. En de andere optie is dat de Russen ons hier aanvallen en Polen proberen in te nemen. Dan staan deze bunkers vooraan en worden ze als eerste onder vuur genomen. Met andere woorden, of we trekken hier snel weg of we sterven hier snel.”

    “Weet je?” zei Donny “je klonk optimistischer met je gitaar, Danny.”

    “Ach, wat het ook word, we blijven samen” zei Bert.

    “Je hebt mijn woord” zei ik.

    Ik stond op en liep met hen naar de voorkant van de bunker.

    “En? Zijn ze er al?” vroeg Donny

    “Neen, niets. Hier beweegt geen kat. Ik begin bijna te hopen dat er iemand komt” kloeg Francis.

    Ik dacht na over Francis zijn woorden. Ik wist niet goed wat ik precies wou. Enerzijds benijdde ik de blonde soldaat. Hij hoefde niets meer te doen. Hij had niets op zijn geweten, niemand gedood. Ik vroeg me zelfs even af of ik niet liever daar op de grond had gelegen. Eeuwige rust in plaats van dagen gevuld met gespannen wachten op een te sterke vijand. Misschien werd deze bunker wel mijn eindpunt. Wat als deze zou instorten. We zouden vastzitten en stikken, Misschien werden we verpletterd door de tonnen gewapend beton. Of wat als ik zou klem zitten met een gebroken been of arm. Dan zou ik mogelijk nog dagen lijden alvorens te sterven. Al deze gedachten raasden door mijn hoofd en ze brachten mij bijna tot de conclusie dat de blonde soldaat beter af was dan ik. Bijna...

    “Weeral aan het denken, Danny?” vroeg Donny.

    “Ja”

    “Je denkt teveel, man. Je gaat jezelf om zeep helpen zo.”

    “Mogelijk.”

    “Waaraan denk je?”

    “Een dode soldaat” glimlachte ik.

    “Kende je hem?”

    “Nope...”

    “Waarom denk je er dan aan?”

    “Even leek hij beter af dan ons.”

    “Hij is dood... Hoe is dat beter?”

    “Hij hoeft niet te vechten, niet te moorden.”

    “Dit is niet moorden, dit is ons verdedigen.”

    “En wat heet het als we gaan aanvallen?”

    “Dan gaan we ervoor zorgen dat ze niet opnieuw kunnen beginnen.”

    “Ok dan...”

    “Wat? Geloof je me niet? Stel dat ze in de vorige wereldoorlog Duitsland niet waren binnengevallen. Dan begon de hele zever opnieuw, ze zouden zich herbewapenen en waarschijnlijk met nog meer haat terugkomen. Dus ze trokken het land in, enkele lafaards pleegden zelfmoord en het land kon opnieuw worden opgebouwd. Wij doen net hetzelfde met Rusland, China, Ecuador en Noord-Korea.”

    “Ik begrijp het allemaal wel, Donny. Maar dat is het hogere doel. Wat met ons? Wat met onze doelen? Stel dat we deze oorlog overleven...”

    “Ik ga niet dood.”

    “Goed, we overleven de oorlog. Dan hebben we waarschijnlijk honderden mannen gedood, vrienden zijn sterven en haat gezien in de ogen van vele mensen. Wat denk je dat zoiets met ons zal doen?”

    “Dat zien we dan wel.”

    “Ik probeer het nu te zien, Donny. Voor ik eraan begin.”

    “Wat ga je dan doen? Gaan lopen?”

    “Neen, tuurlijk niet. Dat is waarom ik de conclusie niet trok.”

    Donny staarde me vragend aan.

    “De conclusie dat hij beter af is. Dat is niet zo, waarschijnlijk wou hij vechten, om dezelfde redenen als jij. Dezelfde redenen waarom ik hier ben. Ik wil niet dat mijn thuis wordt platgebombardeerd of dat mijn vrienden en familie in angst moeten leven. Ik wil na de oorlog nog wat genieten van mijn leven.”

    “Vergeet dat lekkere ding niet van in Mechelen.”

    “Goed dat je er mij aan doet denken” zei ik met een sarcastische ondertoon.

    “Ik vermeld het kort, Danny. Ik heb jou in de smiezen en hier zitten veel knappe Poolse vrouwen.”

    Ik moest lachen om zijn opmerking.

    “Maar ik ga jou een plezier doen. Elke Poolse vrouw die je leuk vind, zal ik meenemen naar een kamer. Aangezien ik je beste maat ben hier zal je er nooit nog seks mee kunnen hebben en ik red jouw relatie met dat heet geval uit Mechelen. Deal?”

    “Ik zou bijna akkoord gaan, maar wie zegt dat jij mijn beste maat hier bent?”

    “Die is laag, korporaal.”

    “Ik ga iets eten” zei ik.

    We liepen samen de trap af. Donny legde zijn arm over mijn schouder.

    “Ik wil graag een foie gras en gepocheerde peertjes.”

    “Wat?” lachte ik.

    “Kan je dat niet maken?”

    “Wat dacht je van dit mooie, overheerlijke blik ravioli?”

    “Hmm, welke chef? Je weet dat ik kieskeurig ben met mijn eten?”

    “Was hij maar zo kieskeurig over vrouwen” lachte Bert.

    “Bertje, je begrijpt mij helemaal niet. Kijk, eten stop je in je mond, je slikt het door, et voila... Het zit in je. Bij vrouwen, gaat het ietsje anders.”

    “Donny, hoe lang is het geleden dat je nog mocht?” vroeg ik.

    “Danny, ik mag wanneer ik wil.”

    “Juist, net zoals toen dat knappe ding de deur voor je neus dichtsloeg?” vroeg Bert.

    Donny ging op zijn bed liggen en leunde op zijn rechterarm. Hij keek denkend naar het plafond.

    “SommigeVrouwen zijn als wijn, mijn beste Bert... Je moet ze tijd geven en dan worden ze beter.”

    “Bij teveel tijd krijg je een effect genaamd zwaartekracht” zei Bert.

    Ik kon mijn lach niet inhouden, maar roerde gewoon verder in de ravioli.

    “Uiteraard zijn er wijnen die je onmiddellijk dient te consumeren” ging donny verder “maar een exemplaar zoals diegene die de deur op mijn gezicht smeet, dat moet duidelijk nog wat rusten.”

    “Je kan is proberen met een grote dosis morfine” bulderde Bert.

    Ik moest nu wel stoppen met roeren en mijn lach de vrije loop laten. Donny keek ons verbauwereerd aan.

    “Mannen, jullie beseffen de waarde van die vrouw niet.”

    “Jouw waarde zat bijna tussen de deur” lachte Bert.

    “Soms heb je geluk met die afmetingen” zei ik.

    “Danny, dat is weeral laag. Mannen mogen elkaars geslachtsdelen niet zomaar beledigen.”

    “Mijn excuses, o edele Donny. Hoe kan ik het goed maken.”

    “Hoeft niet, maar let gewoon wat op je woorden. Hij is er hier ook bij en straks wordt hij verlegen.”

    “Dat zou hem is goed doen” lachten Bert.

    “Ja, ik peiger hem af, maar het is een goede training.”

    “Oké, genoeg over Donny's driepootje.”

    “Je weet me naar waarde te schatten, Danny.”

    “Ik zei niet dat het een stabiele driepoot was” glimlachte ik.

    “Njammie, voor de zoveelste maal ravioli....”

    “Ja, de chef is beperkt in zijn kwaliteiten” zei Donny.

    Nick stapte binnen.

    “Is er nog wat over?”

    “Neem maar” zei ik.

    “We moeten straks gaan waken.”

    “Woeptiedoe” zei Donny.

    “Iedereen moet drie uur uitzitten” zei Nick “dat betekent dan negen uur niets doen.”

    “Tenzij de Russen besluiten om buiten jouw drie uur aan te vallen, dan moet je overwerken” zei Bert.

    “Doen we niet” zei ik “maar we steunen jullie.”

    Nick glimlachte en schrokte zijn eten verder naar binnen. Hij keek nauwelijks uit zijn bord op.

    “Nick, heb jij de voorbije negen maanden gegeten?” vroeg Donny.

    “Ik eet altijd snel.”

    “Dat weten we, maar nu doe je hard je best” zei ik.

    “Ik ben wel wat zenuwachtig.”

    “Waarvoor?” vroeg ik.

    “De Russen.”

    “Als ze komen, komen ze” zei Bert.

    “Weet ik, maar wanneer komen ze?”

    Ik begreep Nick, we wisten allemaal dat ze zouden komen. We wisten dat er een ogenblik aankwam dat we ons wapen zouden nemen en schieten, goed wetende dat onze kogel een man zou treffen. Wat we niet wisten was wanneer. En het wachten op zo'n moment was niet leuk. Ik ging er vanuit dat ik na een eerste gevecht kalmer zou zijn. Ik zou me geen vragen meer stellen en vanaf dan kon ik rustig vechten. Net zoals Bert dat deed deze ochtend. Ik verwonderde mij nog steeds over zijn koelbloedigheid. Hoe slaagde hij erin om zo kalm te reageren, hij had niet meer ervaring dan ons.


    De wacht optrekken lijkt op zich een simpele klus. Je zit aan een machinegeweer en checkt de horizon, je kijkt weg een weer over een bepaald deel van het terrein en reageert op elke beweging. Het viel me op hoe scherp mijn zintuigen waren. Ik hoorde ritsels en zag in de vallende duisternis de schaduwen die ik anders nooit gewaar zou worden. Schaduwen van bomen en struiken, maar geen mannen. Soms werd dit tafereel onderbroken door wat geratel van een machinegeweer in de verte. Heel soms hoorden we een ontploffing, maar deze leken verder weg dan de machinegeweren. In het begin maken zulke onderbrekingen je alerter, je denkt dat er een aanval plaatsvind en je begint alles intenser te bestuderen. Soms zie je zelfs een beweging die in je hersenen wordt omgezet als een persoon die langsloopt. Echter, na verloop van tijd raak je gewend aan de geluiden in de verte. De machinegeweren schoten meestal niet heel lang. Dus waarschijnlijk schoten ze eerder een wild dier, dan een Rus.

    Na twee uren begrepen zowel ik als Nick de opmerking van Francis, wanneer zou er eindelijk iets gebeuren. Dit eindeloze wachten leidde tot niets. Ik had zin om rond te wandelen, maar kon mijn post niet verlaten. Zelfs niet om naar de wc te gaan, een excuus dat ik anders zou gebruiken om even de benen te strekken. Mezelf kennende zou ik dan binnen het uur twee of drie keer naar de wc lopen uit pure verveling. Nick was ook niet bepaald de ideale persoon om mee op uitkijk te staan. Hij nam de hele taak veel te serieus op. Hij bleef maar aandachtig naar de horizon staren en zei geen woord. Volgens hem kon de vijand ons dan horen en lokaliseren. Ik vroeg me af wat de vijand dan precies nodig had om ons te vinden. Ik dacht dat de grote blok van gewapend beton het wel wat weggaf. Toegegeven, Nick was meer te vertrouwen als wachtpost dan ik, maar er gebeurde werkelijk niets. En ik hoopte dat ik de volgende dag met Bert of Donny op wacht mocht staan. Dan zou ik wat kunnen praten, zodat de tijd iets sneller voorbij ging. De plichtsbewustheid van Nick miste zijn effect niet. Ik kon alleen maar hetzelfde doen en leunde dus op mijn machinegeweer en keek naar de horizon, waar nog steeds dezelfde bomen stonden.

    De duisternis was gevallen en nick stak het zoeklicht aan. Hij ging langzaam van links naar rechts over het lapje grond dat wij bewaakten. Ik keek links en rechts van me en zag overal lichten weg en weer gaan, zoekend naar een vijand die er niet was. Als ik een Rus was, lag ik nu rustig te slapen in mijn bed en de aanval zou voor morgen zijn. Het kwam mij de strot uit. De hele tijd staan kijken, na verloop van tijd deed mijn linkerbeen pijn en ging ik op het rechterbeen steunen. Vervolgens wisselde besloot ik de horizon af te gaan met het machinegeweer. Iets laten zat ik er gewoon naast, naar buiten te staren. Was dat laatste uur nog steeds niet om?


    Donny tikte op mijn schouder, hij kwam mij aflossen. Nick liet het zoeklicht over aan Derrik, hij startte onmiddellijk met het afschuimen van het stukje grond.

    “Iets te melden?” fluisterde Donny.

    “Neen, er gebeurt niets. Maar je moet er je aandacht bijhouden. Met Nick is dat geen probleem” glimlachte ik.

    “ik had niet anders verwacht.”

    Ik gaf Donny een schouderklopje en liep de trap af. Ik trok mijn vest uit en haalde mijn voeten uit mijn boots. Ik ging op mijn bed liggen. Francis zat rustig te lezen aan tafel en Bert en Niels waren aan het dammen. Nick kroop onder zijn deken en ging slapen. Badru kwam langs me zitten.

    “Hey Badru, waar heb jij de hele tijd gezeten?”

    Ik had hem in de bunker nauwelijks gezien. Soms passeerde hij mij, maar verder niets.

    “Ik zat boven in de bunker. Je kan er alles goed zien.”

    “Ja, ik ben er even geweest. Zat jij daar de hele tijd?”

    “Neen, soms ook hier. Maar leuk is het hier niet en ik begrijp het spelletje van Bert niet. Ik heb het nooit gespeeld.”

    “Wat speel je dan wel?”

    “Mens erger je niet.”

    “Hebben we dat?”

    “Ja, zullen we spelen?”

    “Waarom niet.”

    “Francis doe je mee?” vroeg Badru.

    “Goed.”

    Badru nam de speelkaart en nam de rode pionnen. Ik speelde met de blauwe en Francis nam de groene.

    “Jij bent korporaal, dus je mag beginnen” zei Francis.

    Ik nam de dobbelsteen en gooide een drie. Vervolgens gooide Francis een vijf, waarop Badru moest lachen. Hij rammelde goed met de dobbelsteen en gooide met veel flair de steen op de kaart. Hij keek beteuterd naar de drie.

    “Dat hielp niet echt, Badru” merkte ik op.

    “Soms wel.”

    Ik gooide opnieuw een drie en keek vreemd op.

    “Ik zal het je leren Badru, je moet erop blazen” lachte Francis.

    Hij blaasde hard op de dobbelsteen en gooide een zes.

    “HA! Zie je wel!”

    Hij nam een pion uit het vak en gooide een tweede keer, zijn pion bewoog vier plaatsen verder. Badru nam de dobbelsteen en blaasde hard in zijn vuist.

    “Rustig aan” glimlachte ik, “straks blaas je hem weg.”

    Badru gooide de dobbelsteen en kon zijn geluk niet op toen hij de zes zag. Hij gaf Francis een stevige schouderklop en lachte. Hij nam een pion en smeet daarna een twee. Ik weigerde te blazen.

    “Ik zal je bewijzen dat het niet zo is, mannen. Het zit hem in de polsbeweging.”

    Met een vlotte polsbeweging gooide ik een vijf.

    “Je komt in de buurt” lachte Francis.

    Hij gooide hetzelfde aantal ogen als ik en verplaatste zijn pion. Badru blaasde opnieuw op de steen en gooide tot mijn grote verbazing opnieuw een zes. Hij nam een tweede pion uit het vierkant en keek mij glimlachend aan.

    “Je moet blazen, Danny.”

    Ik nam de dobbelsteen op die met vier ogen naar boven lag. Ik gooide de dobbelsteen zonder te blazen en wierp een twee.

    “ik zou toch maar is blazen” glimlachte Francis.

    Er passeerden enkele rondjes en ik slaagde er maar niet in om een zes te gooien, ik begreep er niets meer van. Badru stond al bij mijn hok met zijn eerste pion en daarachter twee andere pionnen. Francis had al twee pionnen buiten en joeg die van Badru op. Badru stopte de dobbelsteen in mijn hand.

    “Oké dan, ik zal blazen.”

    Ik blies op de dobbelsteen en smeet. Ik kon mijn lach niet inhouden toen ik een zes gooide.

    “Zie je wel!”

    “Inderdaad Badru, je had gelijk.”

    We zaten alledrie te lachen om het idiote spelletje. Ik gooide een één en zag hoe Badru zijn tweede pion op drie stappen stond. Francis gooide op zijn beurt een zes en plaatste een derde pion buiten. Badru nam de dobbelsteen en gooide een drie. Hij haalde mijn pion in en plaatste deze opnieuw in het Badru.

    “Alstublieft, korporaal.”

    “Dank je wel, Badru” glimlachte ik.


    Het spelletje hield ons twee uur zoet en Francis won uiteindelijk. Badru had ervoor gezorgd dat ik mij voor het eerst had geamuseerd in de bunker. Niet veel later verlieten Badru en Bert ons om Donny en Derrik af te lossen.

    “Die heeft zich geamuseerd” merkte Francis op.

    “Ja, ik was bang dat hij hier niet graag zou zijn. De eerste keer dat ik hem zag, vreesde ik het ergste. Maar hij amuseert zich wel.”

    “Hij is introvert, ik denk niet dat hij ooit zoveel vrienden had.”

    “Waarschijnlijk niet.”

    “Iedereen aanvaard hem, de oorlog doet hem goed. Dan is die nog ergens goed voor.”

    “Wat deed jij voor de oorlog?”

    “Burgerlijk ingenieur.”

    Ik keek hem verbaasd aan.

    “Ik weet wat je denkt. Wat doe ik hier? Ik denk dat ze weinig konden doen met iemand die burgerhuizen ontwerpt. Ik bedank er ook voor, ik wil liever vechten, dan me achter de schermen weg te stoppen.”

    “Misschien kom je dan nog wel van pas als we oprukken.”

    “Hoe dan?”

    “Zwakke plekken in gebouwen of zoiets.”

    “Wie weet” lachte Francis “Wat deed jij?”

    “Psycholoog.”

    “Waarschijnlijk ben ja daarom korporaal geworden.”

    “Hoe bedoel je?”

    “Je kan ons analyseren, merkt op wie zich het beste voelt.”

    “Ik denk het niet, ik ben momenteel meer met mijn eigen zorgen bezig.”

    “Dat is geruststellend.”

    “Wou jij korporaal worden?”

    “Ik weet het niet. Soms lijkt het een voordeel, maar beslissingen nemen over anderen... Ik weet niet of dat mij lukt.”

    Ik staarde voor me uit. Ik wist net zo min of ik dat kon. De twijfels over mijn aanstelling bleven bestaan. Het maakte dat ik steeds meer verlangde naar een aanval van de Russen. Zo kon ik heel wat vragen beantwoorden en met een gerust gemoed slapen. Donny kwam binnen en deed zijn vest uit. Hij nam wat water en dronk het leeg.

    “Waar is Derrik?” vroeg Francis.

    “Op het huisje.”

    “Ik ga wat proberen te slapen” zei ik.

    Ik ging op mijn bed liggen en kroop onder het kakkigroene deken. Ik lag met mijn rug naar Donny en Francis, die samen met Niels eventjes spraken over de bunker. Enerzijds bewonderden ze het gebouw, anderzijds spraken ze over dezelfde angsten die ik had. Blijkbaar wou niemand van ons dat dit zijn laatste rustplaats werd.


    De dagen gingen traag voorbij. Op de uitkijk staan werd een hatelijke klus in de meest vervelende periode die we tot nog toe moesten overbruggen. Er gebeurde absoluut niets. Bij het team van sergeant Diepenbeek was er even opwinding toen ze in de vroege ochtend naar een stuk gevogelte begonnen te schieten. Het was weinig bemoedigend voor ons peleton te moeten vaststellen dat het dier het overleefde en wegraakte. We hadden nooit dichter schoten gehoord en stonden allemaal met ons wapen in aanslag om vervolgens een vogel over het veld te zien lopen. Ik had er geen idee van wat het was... Het was voer voor een korte discussie, een pauw of fazant? Het kon onze sergeant niet boeien en hij hield het op gevogelte. Vanaf dat ogeblik was alles gevogelte voor ons team.

    De zesde nacht zat ik voor het eerst samen met Donny op de uitkijk. Het was vreemd, maar we hadden nog geen enkele keer drie uur samen gezeten aan het machinegeweer. Donny bediende het zoeklicht en ik zat aan het machinegeweer.

    “Nog maar drie uur” zei Donny.

    “Die zijn zo voorbij.”

    “Al iets opgevangen over wat we volgende week doen?”

    Dit was geen abnormale vraag, de sergeant riep mij soms bij zich. Hij vroeg me dan uit over hen. Niet zozeer wat ze fout deden, hij wou weten wat hen stoorde. Ook de moraal was belangrijk, volgens hem besliste een goede moraal het gevecht. Mannen zonder moraal vluchten, hij vroeg het ook elke keer. Eigenlijk wist ik niet hoe onze moraal was. We verveelden ons steendood, de grote oorlog die we steeds op televisie zagen, leek niet te bestaan. Was ons moraal dan laag? Ik kon dat moeilijk geloven, aangezien we allemaal hunkerden naar een eerste gevecht. De spanning bouwde zich steeds meer op, je merkte het ook tussen ons. Soms zaten we te lang bij elkaar. Wanneer iemand tegen je aanliep zuchtte je verveeld, ook al kenden we de afmetingen van de ruimte. Maar ook dit liet niet blijken dat onze moraal slecht was. Maar dat we de bunker niet uitmochten zorgde voor de nodige problemen. Slechts één keer draaide het bijna uit op een gevecht. Francis en Derrik scholden wat over en weer. Ik wist niet of ik hen moest bedaren of niet. Op dat ogenblik had ik er weinig zin in. Ik liet dan maar begaan en keek toe. Eigenlijk was het een beetje animo in tijden van verveling. Uiteindelijk ging Francis op de uitkijk staan en zat Derrik in de achterverdediging. Niet veel later spraken ze opnieuw als voorheen. Excuses achtte ik onnodig, ze waren oud genoeg en ik zag de rol van moeder niet zitten. Uiteraard moest ik alles uitleggen aan de sergeant, ik besloot het kort te houden. De mannen verveelden zich en waren elkaar wat beu geraakt na al die dagen op elkander's gezicht staren. Ze hadden afleiding nodig, iets waarvoor de sergeant niet kon zorgen. We waren soldaten en we moesten ons ernaar gedragen. Enkele uren voor mijn laatste uitkijk had de sergeant mij een laatste keer geroepen.

    “Geen idee, hij vertelde niets over volgende week.”

    “Misschien weet hij het zelf nog niet.”

    “Mogelijk, maar ik wil gerust riching Gdynia trekken.”

    “Ik denk niet dat daar meer gebeurt.”

    “Daar gaat het hem niet om, ik denk dat een andere omgeving ons alvast deugd zal doen.”

    “Misschien, ik vrees echter dat we daar gewoon een andere bunker krijgen.”

    “Maar andere bomen om ons op dood te staren.”

    “Ik kan niet wachten.”

    De verveling straalde steeds meer af in onze gesprekken, de grapjes bleven achterwege en indien er ééntje aan de oppervlakte was het zo flauw dat we zelfs geen energie meer staken in een beleefdheidslachje. We waren er ook de mensen niet naar om dat te doen. Het was vreemd, maar ik zag hen als mijn evenbeeld. Ik kon moeilijk lachen zonder te moeten lachen en had dezelfde indruk bij hen. We deden geen moeite om een ander gezichtsverlies te besparen. Het gevolg was dat we snel wisten wat we aan elkaar hadden. Ik wist dat ik op hen kon rekenen.


    Na meer dan twee uur staren werden we opgeschrikt door kanonschoten in de verte. Deze keer bleef het niet bij één enkel schot, maar ze volgden elkaar snel op.

    “Haal de sergeant” beval ik Donny.

    Hij verliet de post en liep de trap af, ik keek in de richting van het geluid. Ik meende in de verte licht te zien, het bleek slechts wenselijk denken te zijn.

    “Wat is er, korporaal?”

    “Luister, sergeant.”

    De Sergeant kwam erbij staan en luisterde naar de bommen die in de verte vielen. Ik voelde mijn hart steeds sneller gaan. Het was zover, ze waren begonnen met de aanval.

    “Zal ik de mannen wekken?” vroeg ik.

    “Neen, ik zal contact opnemen met het hoofdkwartier. Laat jullie niet afleiden en doe je job.”

    Ik bleef met het zoeklicht over onze ruimte gaan, maar luisterde naar de bommen in de verte. Ik merkte dat ook Donny meer dan eens opkeek richting het geluid. Er was een gevecht bezig. Ik vroeg me af of ze naar hier zouden komen.

    “Korporaal, volg mij. Vereiken neemt over.”

    “Oké, sergeant.”

    Ik volgde zijn snelle pas richting zijn kamer. Hij zette zijn stoel onder het tafeltje dat dienst deed als zijn tafel. Hij keek naar de kaart boven de tafel.

    “Goed, het is begonnen. Het offensief op de bocht van Gdansk is ingezet.”

    “Willen ze Polen, sergeant?”

    “Ik denk het niet, korporaal. Ze willen de bocht, ze willen het front vergroten. Die vloot is sterk genoeg om hier de baas te zijn. Dan moeten we onze legers stationeren langs de Zweedse kusten. Het zal ons zwakker maken op andere plaatsen. Er is een luchtaanval bezig op Gdynia. Als deze valt komen de duikboten in de problemen. In de haven van Gdansk is er geen geschikte aanlegplaats.”

    “Wat zijn onze orders, sergeant?”

    “Wachten.”

    “Wachten?”

    “Ja, korporaal. Is dat een probleem?”

    “Neen, sergeant.”

    “We mogen Gdansk niet verlaten tot er nieuwe bevelen komen.”

    “Hoe groot is de kans dat Gdynia valt?”

    “Ik denk dat Gdynia aan het vallen is, korporaal.”

    “Wat vertel ik de mannen?”

    “Niets, ik zal hen alles uitleggen wanneer het nodig is.”

    “Ok, sergeant.”

    “Je mag gaan, korporaal.”

    Ik stapte terug naar boven, de geluiden waren er nog steeds. Ze stopten niet meer. Ik bleef langer dan mijn shift zitten, net als Donny, slapen zat er deze nacht niet meer in. De spanning was te snijden, ik verwachtte elk moment een aanval. Een jager die zou overvliegen of bommenwerpers die Gdansk zouden platgooien.


    Toen de ochtend viel zaten we allemaal op de uitkijk. De sergeant kwam de trap op.

    “Wat een team, allemaal op wacht” begon hij.

    “Goeiemorgen, sergeant.”

    “Goeiemorgen mannen. Ik heb nieuwe bevelen van het hoofdkwartier. Gdynia is gevallen en de Russische vloot is onderweg naar de haven van Gdansk. Wij zullen ons terugtrekken.”

    “Wat!?” zei Bert.

    Geen van ons kon geloven wat de sergeant nu zei.

    “Hebben wij hier één week gezeten om daarna gewoon te vertrekken?” vroeg Niels.

    “Roelands, dat zijn de bevelen. Iedereen zal nu inpakken en vertrekken. We maken geen kans tegen die vloot. Ze zullen alles platleggen, zonder dat wij één soldaat kunnen afmaken. Gdynia was een bloedbad. De haven werd platgegooid en de duikboten zijn zo goed als allemaal tot zinken gebracht. Twee van de dertien zijn kunnen ontsnappen en worden opgejaagd. We kunnen enkel bidden dat ze door het kattegat geraken richting Engeland. De vloot is onderweg en wij moeten vertrekken. Het heeft geen zin om te sterven door een aanval van de zeemacht. Of willen jullie nutteloos het leven laten?”

    Ik keek naar de anderen, ik zag hun ongeloof. Ik wist dat de sergeant het ook liever anders zag. Hij wou net zo graag als ons vechten en van zijn vragen verlost worden. Ik had weinig keus.

    “Oké” zei ik, “mannen, we vertrekken nu. Zo snel mogelijk inpakken en wegwezen. Onze kans komt later wel.”

    Ik hoorde het gemor onder de mannen. Met tegenzin passeerden ze mij en de sergeant. De sergeant knikte even naar me en liep de trap af. Ik keek een laatste keer naar de lap grond die we moesten verdedigen. We moesten het achterlaten zonder één schot te lossen. Een opgave voor de Lawdy boys.










    22-12-2009 om 00:00 geschreven door David  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    18-12-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.The lawdy boys: hoofdstuk 6

    It's a long way to Gdansk...


    Vroeg uit de veren, het blijft een zware opdracht, zelfs nu ik korporaal ben. We kregen alle tijd om ons klaar te maken. Alles moest mee. We moesten plaats maken voor een volgende richting groentjes. Groentjes... We praten alsof we al jaren gevechtservaring hebben. Eigenlijk zijn we net zo groen als zij. We weten niets, absoluut niets.

    Ik stopte alles in mijn zak, de zak was groot, ik vroeg me af waarom we deze de hele tijd zouden meesleuren. We hadden weinig hoop om daar een leuke, verwarmde barrack te vinden. Die lieten we achter in België, samen met onze familie. Ik dacht terug aan de dagen voor ik werd opgeroepen. De dagen voor de oorlog... Er was geen vuiltje aan de lucht. Een vaste job, veel vrienden en een leuke familie. Mijn eigen appartement en geen enkele dag waar ik me zorgen hoefde te maken over morgen. Het ging zo snel allemaal, nu ben ik één van de vele soldaten. En wanneer ik sterf, zal het niet eens verbazing opwekken. Het zou een zoveelste slachtoffer zijn, ver weg van iedereen die hij kende. En toch leek deze oorlog tot nu geen enkel probleem. Ik had nieuwe vrienden en een meisje dat aan me denkt.

    Ik propte een volgende hoopje erbij in de zak. Ik sloot hem af en hing een extra tentzeil aan mijn rugzak. Ik knoopte mijn vest dicht en nam mijn cap. Ik liep samen met de mannen naar buiten. We zouden extra uitleg krijgen over onze verblijfplaats. Of we reizen richting Polen, of we reizen naar een hevige strijd in Praag of Wenen. Ik hoopte dat het Polen zou worden, het was er rustiger nu. Maar indien Praag zou vallen, zouden we ingesloten geraken en dus snel in het heetst van een uitzichtloze strijd komen te staan. Eigenlijk hadden we geen flauw benul van wat het beste was. Maar we waren blij eindelijk iets te kunnen betekenen. De opleiding was dan wel veilig, het was vervelend om te weten dat je niets deed. De veiligheid stemde mij niet gerust, het gaf mij het gevoel een lafaard te zijn.

    We stapten de mess binnen en namen voor de laatste keer plaats aan onze tafel. Generaal Waeldonck kwam binnen en we ging staan.

    “Ter plaatse rust mannen!”

    We bleven staan en keken naar de Generaal. Hij leek een sterke man, zoals een generaal er hoord uit te zien. Groot en fier. Zijn grijze haren kwamen keurig in model tevoorschijn van onder zijn kepi. Hij keek ons aan. Hij stapte voor ons heen en weer en knikte glimlachend.

    “Mannen,” begon hij “onze dag is aangebroken. Vandaag verlaten we ons veilige nest, we zullen vertrekken zonder om te kijken. En we zullen niet terugkeren alvorens we soldaten zijn. Wie van jullie is er bang?”

    Het bleef stil in de mess.

    “Iedereen is wel eens bang. Maar niemand hoeft bang te zijn voor dit leven. Dit is waar de mannen zich onderscheiden van de jongens. En jullie zijn mannen, mannen als jullie zijn niet bang. Jullie lazen enkele weken terug een brief waarin wij jullie vroegen om op te staan. Om jullie rug te rechten en aan onze vijand te laten zien dat wij niet dood zijn. Dat wij niet tollereren dat zij ons aanvallen. Jullie kwamen naar hier niet om jullie land te verdedigen. Niet om er voor te zorgen dat jullie familie veilig zal zijn. Niet voor een oorlogsmedaille of een volgende heldendaad! Jullie kwamen naar hier om te tonen dat voor elke man die een onschuldig slachtoffer aanvalt er een grotere man zal opstaan om hem tegen te houden! Jullie zijn vormen de ruggegraat van die grote man. Jullie zijn de kracht in zijn vuist, waarmee wij hard op tafel zullen slaan! Wij zullen die lafaards laten zien hoe klein ze wel zijn! En wanneer dat voorbij is, zullen jullie later aan jullie kleinkinderen op een mooie manier kunnen antwoorden op de vraag: “Opa, wat deed jij in de oorlog?” Je zal in hun ogen zien waarvoor jullie vandaag hier zijn. Je zal de bewondering zien van een kind dat opgroeit in een vrij wereld! Een wereld waar het niet hoeft te vrezen voor het geluid van een bomalarm. Dat is waarvoor jullie vechten mannen, jullie stemmen mij trots. Vanuit mijn bureau zag ik hoe jullie werkten en teams werden. Hoe jullie sterker werden en groter! Jullie zijn klaar! Jullie zijn klaar om jullie rol op te nemen! Klaar om onze vijand te stoppen! Ik ben nu al trots om jullie generaal te zijn en ik hoop hetzelfde gevoel bij jullie los te weken.”

    De generaal ging van het podium af en we kregen de toestemming om te gaan zitten. Ik zag hoe de generaal ging zitten en even tegen een kolonel sprak. Eén van de kolonels kwam naar voor. Er werd een grote kaart van Polen op de witte muur geprojecteerd. We zagen nauwelijks het beeld, wegens een teveel aan licht.

    “Mannen, dit wordt onze bestemming. We gaan naar Polen, meer bepaald richting Gdansk. Gdynia ligt in de buurt van Gdansk en is momenteel in onze handen. Het is een belangrijke haven in de bocht van Gdansk. Deze haven kan een grote rol gaan spelen wanneer we Rusland gaan aanvallen. Kalingrad zou een eerste doel zijn. Indien deze stad valt hebben we een kans om het gevecht om de Oostzee te starten. Het zou betekenen dat wij de eerste Russische stad aanvallen. Dit alles is echter voorbarig. Ons eerste doel is om Gdynia en Gdansk veilig te stellen. Onze troepen liggen er constant onder vuur. We hopen er stand te houden, maar de situatie word bemoeilijkt door de recente Russische doorbraak. Wij zullen onze tenten opslaan net buiten Gdansk, daar krijgen we nieuwe instructies. Jullie krijgen nog zes uur de tijd om jullie klaar te maken. Jullie zijn die zes uur vrij om te doen wat jullie willen. Bel jullie familie op en neem afscheid. Vergeet jullie testament niet te schrijven en zorg dat jullie bij jullie teams blijven van zodra jullie voet zetten op de truck. Ik heb het volste vertrouwen in jullie mannen! Binnen zes uur start onze oorlog.”

    De kolonel verliet het kleine podium. Ik staarde naar de twee stippen op de kaart. Gdansk... Hoe zou het er zijn? Ik zou er waarschijnlijk nooit komen zonder de oorlog.


    “Wat denk je?” vroeg Donny.

    “Geen idee, man.”

    “Bert is naar de winkel.”

    “Ach zo?”

    “Hij gaat de glazen staafjes halen waarin we ons bloed vermengen.”

    Ik was het al vergeten. We hadden het steeds zo druk, ik had niet meer aan onze afspraak gedacht. Ik staarde naar een formulier dat ik moest invullen. Het was mijn testament. Ik had geen idee wat ik allemaal moest nalaten. Hoe kwam men erop om ons dat te vragen net voor ons vertrek. Ik besloot om het snel in te vullen. Alles liet ik na aan mijn beide ouders. Zij moesten alles maar verdelen, ik had geen zin om de laatste zes uren na te denken over wat ik aan wie zou geven. Ik keek naar de klok. Had ik echt een half uur nodig gehad om dit te beslissen? De tijd ging snel en ik had hoe langer hoe meer de indruk dat ik niet was voorbereid.

    Bert stopte mijn gedachtengang. We zaten allemaal bij elkaar en namen elk een staafje. Het kleine staafje zat vast aan een stevige ketting. Een hand kwam naast mij tevoorschijn.

    “Mag ik er ook één, Lawdy boys?”

    Sergeant Vervliet keek ons aan.

    “Tuurlijk” zei Bert “Jij bent één van ons.”

    Bert nam een staafje uit de doos en gaf het aan de sergeant. Hij liet zien hoe we het moesten openen en nam vervolgens zijn mes. Hij duwde het mes in zijn vinger, terwijl de grimas op zijn gezicht de pijn verraadde. Hij hield het boven de opening van zijn staafje en liet er enkele druppels invallen. Hij vroeg mijn staafje en deed hetzelfde. De staafjes passeerden allemaal bij Bert. Derrik nam zijn mes en begon hetzelfde ritueel. Na Badru en Niels nam ik mijn mes. Even twijfelde ik bij de gedachte dat ik mezelf zou snijden, maar ik liet het mes door mijn wijsvinger gaan. Ik verbeet de pijn en voelde hij het mes in mijn huid drong. Een bloedend lijntje vormde zich kort nadat ik het mes wegtrok. Ik nam mijn staafje en liet er enkele druppels invallen. Terwijl ik de anderen hun staafje bijvulde, viel mij de stilte op. Iedereen was stil en keek naar mij. Naar hoe mijn bloed zich vermengde met dat van Bert, Derrik, Niels en Badru. Ik vulde Donny zijn staafje als laatste en glimlachte alvorens mijn vinger in mijn mond te stoppen. Hij was de volgende en nam als eerste mijn staafje en eindigde bij Francis die zijn mes trok. Daarna volgde Nick en ten slotte de sergeant. We sloten de staafjes en hingen ze rond onze nek, we keken elkaar tevreden aan. De Lawdy boys verenigd in bloed. Ik besloot dat we dit moest vieren met ons lijflied. Ik nam de gestolen gitaar en zette het liedje in. We zongen allemaal mee en lachten terwijl de tijd genadeloos wegtikte. Maar in die laatste uren merkten we de oorlog niet op. Onze band was compleet en we waren klaar om de Russen te lijf te gaan.

    Het laatste uur belde ik het thuisfront, ik mocht niets zeggen over onze missie. Enkel dat ik zou vertrekken. Ik kreeg iedereen aan de lijn, de traditionele stiltes vulden onze gesprekken. Er waren geen woorden om uit te leggen wat we voelden. We zeiden meermaals dat ik wel zou terugkeren, dat het snel voorbij zou zijn. Snel voorbij? Ik wist dat dit niet kon. De vijand had al zoveel landen ingenomen en hun aanvallen waren nog niet gestopt. Het zou nog lang duren alvorens we de bovenhand zouden nemen. Ik kon maar moeilijk geloven dat ik met kerst terug thuis zou zijn. En toch vertelden we dit aan elkaar, misschien iets later. Maar kerst missen was niet zo erg, zolang ik maar terugkwam. Ik vertelde hen over Els, het was één van de weinige eerlijke gevoelens tijdens het gesprek. Over de andere logen we. We hadden geen zin in een slecht gevoel. Nadat ik inhaakte had ik nog een kwartier. Ik nam een papiertje uit mijn zak met daarop haar naam. Ik wou haar nog even horen. Ik duwde het nummer in en hoorde de telefoon overgaan.

    “Hallo?”

    “Hey Els!”

    “Sorry, het is Mirthe.”

    “Mirthe?”

    “Eén van haar collega's, ik roep haar even.”

    Ik hoorde hoe de hoorn werd neergelegd. Op de achtergrond hoorde ik wat gestommel en geroep. Niet veel later hoorde ik hoe iemand de hoorn opnam.

    “Hallo?”

    “Hey Els.”

    “Danny?”

    “Goed geraden.”

    “Ben je nog niet vertrokken?”

    “Binnen tien minuten, maar ik wou je nog even horen.”

    “Ik denk al de hele tijd aan je.”

    “Dat moet je blijven doen.”

    “Zal ik doen.”

    “Ik zal hetzelfde doen. Wanneer vertrekken jullie?”

    “Binnen enkele dagen.”

    “Je kan waarschijnlijk niet zeggen waarheen.”

    “Neen, je bent misschien de vijand.”

    “Inderdaad” glimlachte ik.

    “Ik heb een vermoeden over jullie positie. Ik hoop dat ik je snel is terugzie.”

    “Dat hoop ik ook.”

    “Beloof me dat je terugkomt?”

    “Ik zal terugkomen en dan laat ik je nooit meer los.”

    “Dat worden leuke momenten op het toilet dan.”

    Ik moest lachen om haar opmerking, iets wat al even geleden was. Ik moest terugkomen, ik wou niet dat het bij die ene nacht bleef.

    “Ik moet gaan” zei ik.

    “Ik weet het.”

    “Ik zal je proberen te schrijven.”

    “Je zal nooit het adres krijgen.”

    “Dan breng ik de brief persoonlijk.

    “Dat zou leuk zijn.”

    “Tot later Miss Clawdy!”

    “Tot later, lieveke.”

    Ik haakte in en haastte mij naar de verzamelplaats. Ik nam mijn zak en stapte tot aan de bus. Ik gooide hem in de laadruimte.

    “Verzamel ons team, korporaal.”

    “Ja, sergeant! LAWDY BOYS! WE GAAN!”

    Alle hoofden keken in mijn richting. Mijn kameraden liepen langs mij en stapten op de bus. Ik nam plaats naast Donny. We reden richting het station, waar een trein ons opwachtte. Deze reed rechtstreek naar Berlijn waar we zouden overstappen op een trein richting Slupsk, een stad in de buurt van Gdansk. Een kleine stad waar in 1831 Heinrich von Stephan werd geboren. Hij was de uitvinder van de postkaart. Iets wat nog nauwelijks wordt gebruikt. Maar ik weet dat mijn grootvader het vaak verstuurde. Het lijkt mij makkelijker en sneller om een e-card te sturen, daarop bewegen en spreken de tekeningen. Het leek mij een vreemde manier van communiceren. Brieven werden nog steeds geschreven, er is een hele organisatie die dit in stand houd. Maar ik verstuur vaker een e-mail, dan dat ik een brief schrijf. Mijn geschrift was beschamend en via een e-mail kon ik dit makkelijk aanpassen. Vanuit Slusk rijden we dan met trucks naar Gdansk, 120 kilometer verder.

    Op de bus was het opvallend stil. Ik keek nog een laatste keer naar onze kazerne en zag hoe enkele jongens naar onze barrack liepen. Ze leken jonger, de leeftijd van mijn broer. Zouden ze thuis verzwijgen dat hij ook werd opgeroepen? Of zijn zij vrijwilligers? Ik ging er vanuit dat mijn broer snel zou opgeroepen worden. Hij kon zeker zijn diensten bewijzen aan ons leger als elektricien. Ik hoopte dat hij deze functie kon uitoefenen bij het leger. Het zou mijn moeder een zenuwinzinking besparen. Ik herinner mij haar gezicht toen ik vertrok. Lijkbleek, ze leek ook vermagerd. Ik wist dat het niet helemaal goed met haar ging. Ze leed zwaar onder mijn vertrek. Indien mijn broer moest gaan, zou dit voor haar een mokerslag betekenen. De bus arriveerde in het station van Mechelen. We namen onze rugzakken en liepen richting het eerste perron. Ik zag nog twee perronnen gevuld met soldaten. We leken allemaal op elkaar, allemaal plichtsbewust. Je zag sommigen een babbeltje slaan, anderen zag je iets opschrijven. Ik zag hoe enkele jongens onze zakken in de trein wierpen. Ik vroeg me af hoe ik deze zou terugvinden tussen al dezelfde zakken. Eén van de jongens gaf me een papiertje met een cijfer op, 1313. Ik hoopte dat dit geen voorteken was. Ik merkte hoe er steeds een plaatje aan de rugzak werd gehangen. Het was mij ontgaan toen ik mijn zak had afgegeven. De jongens waren er zo goed in geworden, dat het ook niet opviel. Ik keek om me heen en zag hoe mijn sergeant teken deed.

    “LAWDY BOYS, INSTAPPEN!”

    We stapten in de trein en gingen bij elkaar zitten. Onze sergeant zat bij de andere sergeanten van ons peleton. Ik knikte naar Yordi die in mijn gezichtsveld was gaan zitten. Ik zag hoe Badru naast mij naar buiten staarde. Hij wipte zenuwachtig met zijn knie.

    “Alles goed, Badru?”

    “Ja, Danny.”

    “Goed zo.”

    “Met jou?”

    “Heel goed, dank je.”

    “Dat is goed.”

    Ik glimlachte en keek naar de mannen waarmee ik de komende maanden zou smane strijden. Het was vreemd hoe ik op hen vertrouwde, ik kende hen nauwelijks en toch kon ik op hen rekenen. Ik wist dat ze mij zouden redden, net zoals zij wisten dat ik dat met hen zou doen. Het was ook logisch, als ik hen redde, konden zij mij redden. Het is instinctief, je redt je groepsgenoten, omdat je in een groep veiliger bent. Veel meer was het niet. Ik zuchtte even terwijl de trein zich op gang trok. Bert leek zo rustig, ik begreep het niet. Hij legde zijn cap over zijn ogen en viel in slaap. Het was ongelofelijk hoe hij dat kon. Een licht gesnurk doorbrak de stilte, waarop Derrik hem besloot te persten. Hij blaasde in zijn oor, waarop Bert even zijn cap ophief en een kwade blik richting Derrik wierp. We glimlachten even en de gesprekken begonnen.

    “Hoe zal het aflopen, Danny?” vroeg Badru.

    “Geen idee.”

    “Misschien sterven we wel.”

    “Dat is mogelijk, Badru. Maar dan ben ik blij jou gekend te hebben.”

    “Ik jou ook. Ik denk niet dat jij zal sterven, Danny.”

    “Waarom?”

    “Je bent de leider van ons, zij sterven nooit in films.”

    “Ik denk niet dat je hier moet rekenen op een Hollywoodscenario” glimlachte ik.

    “We gaan naar Afrika na de oorlog, niet vergeten.”

    “Dat vergeet ik nooit, Badru. Ik wil er de sterren zien. Samen met jou.”

    “Ik zal je mijn ster laten zien.”

    “Klinkt leuk.”

    “En je kan er blijven eten bij mijn familie. Echt afrikaans eten, heel lekker en gezond.”

    “Kan jij het koken?”

    “Ja, natuurlijk. Ik ben een Afrikaan, ik moet dat kunnen koken.”

    “Misschien kan je het in Polen al eens koken?”

    “Dat wil ik wel doen, maar hebben ze daar de juiste ingrediënten.”

    “Geen idee, Badru.”

    “We zien wel. Kan jij goed koken?”

    “Ik doe mijn best, maar ik denk dat jij beter bent.”

    “Dan moet jij ook eens koken en dan zal ik het zeggen.”

    “Heel goed, we zullen voor elkaar koken.”


    zevenhondervijftig kilometer in de trein doorbrengen is geen lachertje. Hij spoorde zonder tussenstop naar Berlijn. Maar het ging goed vooruit. We passeerden al snel Duisburg vanwaar we nog iets meer dan vier uur moesten sporen om in Berlijn over te stappen. Ik viel kort daarna in slaap en werd door Badru gewekt toen de trein in Berlijn was gestopt. Ik was in een diepe slaap geraakt en zag rondom mij nog andere mannen met dezelfde ogen als ik. De treinrit was vlot verlopen, je voelde hem nauwelijks rijden. In het station van Berlijn zag ik enkel soldaten, vooral Belgische, wat mij verbaasde. Ik merkte een kleine Duitse jongen op die met een europees vlaggetje in zijn handen stond. Hij wuifde naar mij en ik gaf hem een militaire groet. Hij deed mijn beweging na met een verlegen glimlach. Ik vroeg me af of hij besefte wat er allemaal gebeurde. Ik hoopte voor hem van niet. Ik hoopte dat de vijand hier nooit een voet zou zetten en dat de oorlog ver van hem bleef. Hij stond naast zijn vader naar ons te kijken. Waarschijnlijk koesterde hij veel bewondering voor de mannen in uniform, zonder te beseffen wat we precies deden. Als kind was oorlogje spelen leuk. Ik herinner mij hoe ik met vrienden kampen bouwde in het bos achter ons huis. Hoe er in de straten van onze wijk vaak geruillastrijden werden uitgevochten. Elke zomerdag opnieuw dezelfde soldaten, dezelfde gesneuvelden. Met volle overgave schoten we met onze speelgoedgeweertjes op een imaginaire vijand of op onze vriendjes die figureerden in onze heldendaden. We veroverden oninneembare burchten. We voerden steeds een hevige strijd om dezelfde drie bomen die ons kamp voorstelden. Na zo'n dag verzorgden onze moeders de kleine wondjes die de takken hadden gemaakt. Een plotse val werd weggeveegd en pas later merkten we onze bloedende knie op, waarop we de pijn voelden toeslaan. Ik hoopte dat de kleine Duitse jongen enkel deze oorlogen zou kennen. We stapten op onze laatste trein en vertrokken richting Slupsk. De rit verliep relatief rustig tot in Ploty. Net buiten deze stad stopte de trein voor het eerst. Alle lichten werden gedoofd. Niemand van ons begreep wat er gebeurde, maar we werden tot stilte aangemaand. De stilte werd onderbroken door het geronk van motoren. Ik keek met Badru door het raam, maar zag niets. We wisten beiden wat er daarboven gebeurde. Enkele vijandige jagers vlogen in de omgeving. Ze zouden onze trein onmiddellijk onder vuur nemen. Onze enige verdediging was de stilte van de nacht. Iets later hoorde we in de verte het luchtafweergeschut van de stad. Ze namen de jagers onder vuur. De trein bleef stilstaan. Ik hoopte dat we snel weer zouden rijden en niet veel later bewoog de trein zich zachtjes vooruit met gedoofde lichten. Het was een harde confrontatie om te zien hoe vrij de vijand in het luchtruim kon bewegen. Ik hoopte dat we niet snel opnieuw zouden stilstaan. Mijn hart sloeg harder dan ooit tevoren. Ondanks dat er geen schot gevuurd werd, vreesde ik voor mijn leven. Enkel het mijne, niet dat van mijn maten. Ik besefte hoe egoïstisch deze gedachte was, maar kon me niet voorstellen dat ik ooit anders zou denken.

    “Dit zou een domme manier om te sterven zijn fluisterde” Francis me toe.

    “Inderdaad, alle training voor niets.”

    De trein ging langzaamaan sneller rijden, maar de lichten bleven uit. Toen we een uurtje later door Sianow waren gereden bleef de trein opnieuw staan. Opnieuw hoorden we het geronk, deze keer zagen we enkele zoeklichten die de vliegtuigen zochten. De jagers ontweken deze en lieten hun bommen los op de stad. Na enkele minuten vlogen ze weg van de stad. Achter ons zagen we hier een daar een rode gloed. We waren net buiten de stad en hadden geluk gehad. Misschien was er een trein met Belgische soldaten net na ons gestopt in het station. Het werd mij snel duidelijk, overleven is geen kunst, het is een geluk. Je moet je telkens op de goede plaats bevinden op het juiste tijdstip. Indien we twee kilometer eerder waren gestopt, kon onze oorlog al ten einde zijn.De trein trok zich nogmaals op gang.

    Net voor Slawno hielden we opnieuw halt. Deze keer hoorde ik geen geronk, ik begreep dan ook niet waarom we stilstonden. Ik keek uit het raam, maar zag niets. Na enkele minuten reed de trein gewoon verder. We reden de stad binnen en keken naar de verwoestingen. De stad bleek enkele weken eerder zwaar gebombardeerd te zijn. Ik zag de ruïnes en besefte dat we de oorlog naderden. Slapen was er niet meer bij. We keken allemaal met open mond naar de stad. Het station bleek het overleefd te hebben. We reden er langzaam door en zagen hoe enkele mensen ons toewuifden, ik vermoedde dat het spoorwegpersoneel was. We verlieten Slawno met een onuitwisbare herinnering.

    De trein kon zijn reis zonder onderbrekingen verderzetten en we kwamen vroeg in de ochtend aan in Slupsk. Hier kregen we nauwelijks de tijd, we werden in trucks naar ons kamp gestuurd. De laatste 120 kilometer. Voor we instapten duwden ze ons wapens in de handen, een CZ 13. We kregen elk vier klips patronen mee en een vijfde reeds in het wapen. Ze waren gevechtsklaar, maar ik twijfelde of ik dit ook was. Ik keek naar mijn maten, die in de truck plaatsnamen, ik werd door Bert omhoog geholpen. Ik reikte de sergeant een hand en hielp hem op de truck.

    “Waarom de wapens?”

    “Omdat we vanaf nu onder vuur kunnen genomen worden door Russische jagers. Ze zoeken al een tijdje naar de reservetroepen. Ze vliegen langs de grote wegen en treinsporen en nemen alles onder vuur dat beweegt.”

    “Waarom dan die stad?”

    “Ze vermoeden dat daar ook troepen aanwezig zijn. De kans dat er troepen omkwamen is reëel. Welkom in de oorlog, mannen.”

    Ik zag Bert glimlachen en keek naar buiten. De truck zette zich in gang, we reden in kolonne naar onze bestemming. Het was vreemd dat we de grote wegen niet meden. Maar met gedoofde lichten reden we door de zwarte nacht. We reden niet zo snel en het zou nog wel een drietal uren duren eer we ter plaatse waren. Ik vroeg me af hoe de chauffeurs zo vlot konden rijden.

    “Hoe doen ze het, sergeant?”

    “Wat, korporaal?”

    “Op deze manier rijden.”

    “Nachtkijkers” glimlachte de sergeant.

    “Slim.”

    “We zijn niet zo dom, korporaal.”


    Na een goed uur rijden maakte de truck plots een scherpe bocht. We hielden ons aan elkaar vast en hoopten niet te vallen. De sergeant sprong uit de truck.

    “ERUIT! NU! NAAR DE BOSSEN!”

    Ik sprong als eerste uit de truck en rende samen met Donny richting de bossen.

    “DEKKING ZOEKEN!”

    We doken samen in een gracht en hoorden plots de jagers. Ze doken richting onze kolonne en openden het vuur. Het gekletter liet mijn hart razen. Ik hield mijn handen over mijn hoofd en hoopte dat het snel zou stoppen. Ik hoorde ontploffingen en dacht dat we allen zouden sterven.

    “ZE KOMEN TERUG! OPEN HET VUUR OP MIJN BEVEL!”

    Ik nam mijn wapen en trok aan de hendel. Ik probeerde mijn angsten te overwinnen. Ik voelde mijn hartslag stijgen. Ik drukte mijn voorhoofd tegen mijn wapen en hoorde opnieuw het gekletter.

    “VUUR!”

    Ik kwam overeind en vuurde in de lucht. Ik schoot slechts twee keer en zag hoe Bert en Nick bleven vuren. Ik had niet eens gezien waarop ik schoot, maar zij volgden een doelwit en vuurden een vijftal schoten. Ik zag geen enkel vliegtuig neerstorten, maar aanschouwde de ravage die ze achterlieten. Enkele trucks waaronder die van ons hadden vuur gevat. Geen enkele van ons was omgekomen, de snelle reactie van onze sergeant redde ons leven. Hij liep snel richting de truck en wierp er onze zakken uit. We sleepten ze de bossen in, waar we onze zak eruit zochten. Ik nam hem op de rug, we zouden moeten lopen. Er waren nog enkele trucks die konden rijden, er stapten soldaten op en ze gingen vooruit. We verlieten het bos en stapten de weg op. Langs een kapotte truck zag ik plots twee dode soldaten. Een blonde jonge, niet veel jonger dan mij staarde met open ogen in het ijle. Hij was niet weggeraakt, zijn sergeant lag net achter hem met enkele kogels in de rug. Zijn vest was op de rug roodgekleurd. Ik slikte even en stapte verder. We liepen langs andere dode soldaten, de meesten sloten zich aan bij ons en liepen verder. We zagen ook gewonde soldaten. Ze werden in de bossen geholpen en achtergelaten met de belofte dat hulp onderweg was. Ik was blij dat ik verder kon. Ik wou niet achterblijven, ik zag de angst in hun ogen. De onzekerheid scheen in hun blik. Wat als ze terugkwamen? We stapten langs de weg, terwijl de ochtendzon het pad verlichtte. Vanaf nu waren we zichtbaar voor de vijand. Enkele trucks kwamen ons tegemoet. Het waren de overlevenden van onze kolonne. We stapten in en werden naar de stad Gdansk gevoerd. Tijdens het laatste half uur dacht ik aan de dode soldaat. Hij had niet één schot gevuurd en zijn sergeant had slechts één bevel kunnen geven. Het leek oneerlijk, maar ik wist dat wij net hetzelfde zouden doen. Ik was blij dat mijn maten nog leefden. Ik wou geen korporaal zijn in het team van de blonde soldaat. Hij moest nu al de leiding nemen, ik stelde mijn aanstelling opnieuw in vraag. Ik had nooit het bevel gegeven om terug te schieten, ik was blijven liggen. Bert leek mij een veel stabieler persoon, hij zou ons goed kunnen leiden. Hij was nog steeds dezelfde, hij schoot gedisciplineerd terug, net als Nick. Hij verbaasde mij mogelijk nog meer. Hij schoot net naast Bert mee op het vliegtuig. Misschien werkte Bert wel inspirerend. In alle geval leek hij beter te beseffen wat hij deed dan ik. Ik schoot gewoon in de lucht. Ook Donny vuurde slechts twee schoten, ik vroeg me af of hij wist wat hij deed. Het was een eerste aanvaring met de vijand. De eerste keer dat we met eigen ogen zagen wat ze precies deden.


    De truck stopte langs een kamp. Rondom het kamp zagen we luchtafweergeschut. Het leek mij niet veilig. Maar ik zag in de verte een heuvel waarop extra luchtafweer stond. We stapten uit en werden naar een kleine ondergrondse slaapplaats gebracht. Er stonden verschillende bunkers. Van hieruit zouden we onze volgende bevelen krijgen, maar hier mochten we even rusten. De sergeant verliet ons en ging informeren bij zijn oversten. Bert kwam naast me zitten.

    “Jij bent zo kalm in een gevecht.”

    “Jij niet?”

    “Eerlijk? Neen.”

    “Dat komt wel.”

    “Ik hoop het. Zag jij waarop je schoot?”

    “Ik denk het.”

    Zijn antwoord verbaasde mij, ik was overtuigd dat hij zeker van zijn stuk was.

    “Ik denk niet dat ik het heb geraakt” zei hij.

    “Ik schoot gewoon twee keer in de lucht.”

    “Zoals iedereen” zei Donny “Er is niemand die wist waarop hij schoot. We schoten in het wilde weg.”

    “Onze kans komt nog wel” zei Bert.

    “Waarschijnlijk, ik wil niet eindigen zoals die dode, blonde soldaat.”

    “Wie?”

    “Hij lag aan een truck met achter zich zijn sergeant.”

    “Niet gezien” zei Bert.

    “Ze hebben geen enkel schot gevuurd.”

    “Wel, dan hebben wij al van ons laten horen” zei Bert

    Hij gaf mij een schouderklopje, deed zijn vest uit en ging op een veldbed liggen. Ik staarde om me heen. De zaal was veel kleiner dan onze barrack. De bedden waren te klein voor mij. Ik kon me niet uitstrekken, zonder dat mijn voeten over de rand gingen. Ik legde me neer en staarde naar het bed boven me. Niels lag erin te slapen. Ik keek naar de grijze muren rondom mij, het zag er allemaal stevig uit. Ik was gerust dat geen enkele bom dit kon vernietigen. De houten tafel met banken in het midden leek snel in elkaar getimmerd. Alsof de bouwers van deze bunker snel van hun laatste karwei verlost wensten te zijn. Onze vesten lagen op de tafel, ik merkte hoe mijn maten snel in slaap vielen, ik besloot op te staann nam mijn vest en verliet de kamer. Ik ging buiten op de gang zitten. Ik weet niet precies waarom, maar ik hoopte de sergeant te zien. Mijn geduld werd niet lang op de proef gesteld.

    “Niet moe, korporaal?”

    “Ik kan niet slapen, sergeant.”

    “Je leek onder de indruk tijdens die aanval.”

    “Ja.”

    “Dat gaat over.”

    “Wat gebeurt er nu, sergeant?”

    “We trekken binnen een drietal uren naar Gdansk. Onze opdracht is de haven bewaken.”

    “Moesten wij niet de haven van Gdynia verdedigen?”

    “Voorlopig niet, we zullen zeker één week de linies van Gdansk verdedigen. De Russen kunnen elk moment aanvallen. Blijkbaar is het rustig in Praag, dat betekent dat er een nieuw plan in de maak is. Ze zullen niet blijven stilzitten, dat zou ons de tijd geven ons voor te bereiden. We laten hen nog twee uur slapen, daarna mag je ze wekken en zal ik hen informeren. Probeer vanaf nu je hoofd erbij te houden korporaal. Wanneer ik zou wegvallen, moet jij hen leiden.”

    “Ik zal mij herpakken, sergeant”

    “Goed, korporaal.”

    Ik stapte naar de kamer en stelde de wekker in, hij zou twee uur later rinkelen. Ik sloot mijn ogen en rustte uit. Er wachtte ons morgen een mooie wandeling van ongeveer vijf kilometer.


    De wekker rinkelde iedereen wakker. Ik stond op en trok mijn vest als eerste aan.

    “Opstaan, Lawdy boys” zei ik.

    “Nu al?” vroeg Niels.

    “We krijgen binnen tien minuten onze volgende instructies van de sergeant.”

    Ze kropen uit hun bed. Wreven de slaap uit hun ogen en trokken hun vesten en botten aan. Ik nam mijn helm en hield hem tegen mijn zij. Ik groette de sergeant die binnenkwam.

    “Goede morgen, mannen. Hopelijk hebben jullie kunnen genieten van de Poolse bedden. We zullen binnen drie kwartier vertrekken naar Gdansk. We zullen er een bunker innemen langs de rand van de stad en helpen bij de verdediging van de haven. We verblijven er minstens één week, dus laat niets achter. De Russische aanval op Praag heeft nooit plaatsgevonden, we verwachten dus een nieuwe aanval op een andere plaats. Dit kan Gdansk en Gdynia zijn. Deze havens zijn belangrijk.”

    De sergeant legde een kaart op de tafel.

    “Indien we deze havens verliezen, krijgen de Russen de macht over de bocht van Gdansk. Wie de bocht van Gdansk heeft, heeft de sterkste troef in de Oostzee. Indien ze deze bocht innemen worden Kopenhagen en Stockholm bedreigd. De Russen kunnen dan rustig hun vloot die in Tsjernjachovsk ligt gebruiken. Op dit ogenblik kunnen Poolse onderzeëers hen onderscheppen. Maar ze hebben deze havens nodig. Als Stockholm en Kopenhagen vallen, valt Finland en Polen. De Duitsers zullen zich dan terugtrekken. Dit mag dus niet gebeuren, onze missie is belangrijker dan ze lijkt. Ik heb het volste vertrouwen in jullie. Die havens mogen niet vallen! Vragen?”

    Iedereen schudde het hoofd. Het was duidelijk. We zouden in een bunker kruipen en elke Rus die er langskomt neerschieten. Het leek simpel, maar ik vermoedde dat het niet zo zou verlopen.


    Onderweg naar Gdansk hoorden we in de verte kanonschoten, de eerste schoten maakten mij onrustig. Maar na een tijdje nam mijn hartslag af. Soms vlogen er enkel vliegtuigen richting Gdansk. Ik hoopte dat ze enkele van die jagers van deze ochtend zouden neerhalen. Na een uurtje goed doorstappen bereikten we Gdansk. We ontmoetten er de eerste Belgische soldaten. We zouden hen aflossen.

    “Eindelijk” zei een soldaat “jullie groentjes namen jullie tijd om hier te geraken.”

    “Vierendeels! Je spreekt tegen een korporaal!” riep zijn sergeant.

    “Sorry korporaal” hij groette me met een arrogante glimlach “bewijs je eerst maar is, dan zal ik je misschien belonen met respect.”

    “Mijn extra streep betekent dat je respect mag tonen, soldaat.”

    “Ga jij mij vertellen wat ik moet doen? Jij en je groentjes hebt nog niets gedaan in deze oorlog.”

    “En wat deed jij dan buiten je terugtrekken? Mijn groentjes werden deze nacht onder vuur genomen door jagers, zo'n zestig kilometer buiten Gdansk. Die jagers kwamen uit deze richting en wij zijn tot hier gewandeld om ze neer te halen. Van wat ik hoorde werd jij beschoten en ben je achteruit gelopen. Dus toon jij maar respect voor mijn mannen.”

    “Korporaal! Zo is het genoeg! Jullie zijn hier om samen te vechten, niet tegen elkaar te zeiken over wie de beste soldaat is. En als jullie dat niet begrijpen stuur ik jullie beiden richting de Russen en mogen jullie bewijzen wie de beste is!”

    Soldaat Vierendeels liep langs onze sergeant en groette hem. Hij verliet de bunker, zijn sergeant gaf ons enkele tips mee over de vijand. Er was de laatste weken weinig gebeurt. Hier een daar enkele jagers die overvlogen, soms een verkenningsteam. Maar verder was er bitter weinig actie. Hij verwachtte dat het zo zou blijven. Het aantal verkenningen verlopen bijna gestructureerd. Soms lijkt het op een aanval, maar er vielen maar weinig slachtoffers. Wat heen en weer schieten en daarmee was de kous af. Waarschijnlijk checkten ze gewoon of we er nog waren. Onze sergeant schudde hem de hand en hij verliet de bunker. Niels en Francis moesten als eersten de wacht optrekken. De rest mocht zich beneden installeren. We moesten in de bunker blijven, maar mochten er vrij bewegen. Het vorige team had boeken en spelletjes achtergelaten. We waren in Gdansk.



    18-12-2009 om 00:22 geschreven door David  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (1 Stemmen)
    01-12-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.The Lawdy Boys: hoofdstuk 5

    Mijn hoop in barre tijden


    Ze droeg haar uniform. De vorige keer droeg ze vrijetijdskledij. Ze kwam waarschijnlijk vanuit haar basisplaats. Ik had er geen idee van of ze in een kazerne verbleef of niet. Eigenlijk boeide het mij ook niet, ik wou haar zien en haar leren kennen.

    “Hey”

    “Heb je het gehoord?” vroeg ze.

    “Ja, de Russen zijn een doorbraak aan het forceren in Slovakije en Hongarije. En wij moeten ons klaarhouden.”

    “Vreselijk” zei ze “we zijn ineens veel sneller en harder aan het werk. Dit is dus zoals het echt is, de trucks rijden af en aan. Ze verhuizen het nodige materiaal nu al en er kwam deze morgen een kolonel langs. Dat gebeurde nooit eerder, ik vrees dat dit echt is.”

    “Ik denk het ook, we zagen deze namiddag het nieuws. Het ziet er niet mooi uit.”

    “Ben je bang?”

    “Ik denk dat iedereen wel bang is, maar ik denk niet dat iemand van ons dat graag toegeeft.”

    “En jij?”

    Ik glimlachte en keek weg. Uiteraard wou ik het niet toegeven, maar het idee dat ik ergens in Polen zou zitten, verbande ik liever uit mijn gedachten. Ik keek naar de anderen, ze lachten soms wel. Maar het niveau van de dag voordien werd nog niet bereikt. Misschien was het beter zo, want dit gaf mij het gevoel dat ieder van ons besefte wat er ons te wachten stond. Het stelde mij gerust.

    “Ik geef het niet toe” glimlachte ik “maar ik vertrouw op ons team.”

    “Dat is goed. Weten jullie al wanneer jullie vertrekken.”

    “Geen idee” loog ik.

    “Je mag het niet zeggen” glimlachte ze.

    Ik glimlachte terug

    “Zullen we even gaan wandelen?” vroeg ze.

    Dat leek mij een goed idee, ik stond op en ging met haar naar buiten. We lieten het café achter ons en wandelden de stad in.

    “Waar gaan we heen?” vroeg ik.

    “Naar waar ik elke dag doorbreng” glimlachte ze.

    “En wat gaan we daar doen?”

    Ze glimlachte en liep even tegen me aan. Ik keek wat ongemakkelijk om me heen. De regenwolken waren verdwenen en de maan scheen in de donkere lucht. Ik keek opnieuw naar haar.

    “Gaan we kogels maken, ofzoiets?”

    “Wij maken de kogels niet” lachte ze.

    “Ok dan, gaan we een speciaal pakketje voor mij maken?”

    “En hoe zou je willen dat jij dat dan krijgt? Het is niet op naam hoor.”

    “Geen idee, ik probeer alleen maar te weten te komen wat we daar gaan doen.”

    “Wat zou je willen doen?”

    Deze vraag deed me zwijgen, vrouwen weten wel vaker de juiste vraag op het juiste ogenblik te stellen. Dit maakt dan dat een man zwijgt, wat ze waarschijnlijk beogen.

    “Moet jij me niets vertellen eigenlijk?” wees ze naar mijn schouder.

    “Ja, ik ben nu korporaal.”

    “Niet blij mee?”

    “Ik weet het niet. Het is een verantwoordelijkheid.”

    “Verantwoordelijkheid?” lachte ze.

    “Ja.”

    “Niet overdrijven, Danny. Je sergeant neemt de beslissingen wel. Het is eerder een teken van je leiderschapskwaliteiten. Want moest je sergeant wegvallen of promoveren, dan word jij de sergeant.”

    “Mijn sergeant zal ons niet gauw verlaten” verzekerde ik haar.

    “Zeker van? Als jullie luitenanten sneuvelen moeten die vervangen worden. Dan zullen ze op het veld kijken naar de sergeanten. We zitten niet bepaald dik in de reserve.”

    “Zeg eens, hoe weet jij zoveel af van het leger?”

    “Ik zit al langer in het leger dan jij.”

    “Echt?”

    “Je moet niet zo verbaasd reageren. Toen mijn neef, die soldaat is sinds zijn 19 jaar, naar het front moest, heb ik gevraagd wat ik kon doen. En toen hebben ze mij ondergebracht in een logistieke eenheid van het leger. Ik kreeg een korte opleiding waarin ik ook de wapens leerde kennen en hanteren. Voor het geval de vijand ineens zou binnenvallen, we kunnen onszelf dan verdedigen indien we dat willen.”

    “Zou je dat dan doen?”

    “Ik denk het wel, ik heb geen zin om me te onderwerpen.”

    “Waarom verbaast mij dat niet” glimlachte ik.

    “Zeg is waarom?”

    “Zoek je nu een compliment?”

    “Ik moet wel. Als ik op jou moet wachten, raak ik alleen maar gefrustreerd.”

    “Je vergeet wel heel snel.”

    “Wanneer gaf je mij dan een compliment?”

    “Ik heb gisteren voor een heel café gezongen!” lachte ik.

    “Je zong dat je van mij niet moest weten en dat je zou vertrekken. Hoe is dat een compliment?”

    Ik moet bekennen dat ik nu even moest nadenken.

    “Wel?” vroeg ze.

    “Ik maakte mij belachelijk voor het hele café.”

    “Neen, je maakte jezelf onsterfelijk bij je team. Vooral omdat ik met je mee kwam. Dus eigenlijk heb ik je daar gered van gezichtsverlies.”

    “Eum...”

    “Eum, eum... Ik denk dat jij mij iets verschuldigd bent.”

    “Echt?” glimlachte ik, terwijl ik stopte met wandelen.

    “Ja! Je zou beter...”

    Ik trok haar tegen me aan en gaf haar een kus.

    “Jij zou is wat meer moeten zwijgen” lachte ik.

    Ik nam haar hand vast en we wandelden verder.

    “Je moet nu niet denken dat...”

    Ik trok haar opnieuw tegen me aan en deed hetzelfde als de vorige keer. Ze duwde me van haar weg.

    “Als je nu denkt dat ik...”

    Ik trok haar nog maar is tegen me aan en kuste haar opnieuw. Deze keer intens. Ik streelde langs haar gezicht en raakte haar tong met de mijne. Ik voelde haar hand over mijn arm strelen. Onder een halfvolle maan verdween de wereld voor enkele seconden. Onze kus stopte en ik keek even in haar ogen. Ze glimlachte en zweeg.

    “Wou je nog iets zeggen?”

    Ze schudde het hoofd en keek mij glimlachend aan. Haar rode neus viel op in haar witte gezicht. Ik streelde langs haar wang met mijn wijsvinger. Ze keek me opnieuw aan en zocht een kusje. Ik ging erop in, waarna we onze wandeling verder zetten. Ik moest lachen.

    “Wat?” vroeg ze verbaasd.

    “Niets” zei ik.

    “Zeg het!”

    “Eum, juffrouw Els. U vergeet dat ik boven u sta in rang, u kan mij niet bevelen.”

    “Vervelend hoor korporaal, u kent niet eens mijn familienaam.”

    “Wat is jouw familienaam eigenlijk?”

    “Dat zeg ik je pas als jij zegt waarom je lachte.”

    “Zo dringend is dat niet.”

    “Neen, en hoe ga je me dan terugvinden?”

    “Geen idee, jij kan me ook niet terugvinden!”

    “Je onderschat me, korporaal Liets.”

    “Hoe ken jij mijn familienaam?”

    “Ik ben intelligenter dan de gemiddelde korporaal” glimlachte ze.

    “Vertel hoe je dat weet en ik zeg je waarom ik lachte.”

    “Jij eerst.”

    “Neen!”

    “Danny, er zijn heus niet zoveel teams met een Danny en en Donny, neem daarbij nog de naam Badru en zo moeilijk is het allemaal niet. Ik weet in welke kazerne je zit en dan hoef ik maar enkele dingen in mijn PC in te voeren en ik vind je wel terug. Je zit in het tweede team van compagnie vier uit het eerste battaljon van het derde regiment Bevrijding” zei ze trots.

    “Wauw, ik heb een stalkster aan de haak geslagen.”

    “Wie zegt dat je mij aan de haak hebt geslagen?”

    “Moet ik het nog is doen?”

    “Neen, je moet vertellen waarom je lachte.”

    “Wel, je vroeg om een complimentje en ik heb er nog steeds geen gegeven, maar je wel al gekust. Ik vond dat wel sterk.”

    “Je hebt er net voor gezorgd dat je wel heel veel moeite gaat mogen doen voor een volgende kus.”

    “Jij vroeg ernaar, ik wou je beschermen” zei ik. “Wat is nu je familienaam?”

    “Ik weet niet of ik dat nog wil zeggen.”

    “Ga je dan gewoon een one-night-stand worden?”

    “Jij hebt wel een hoge dunk van jezelf, korporaal.”

    “Je begrijpt wat ik bedoel.”

    “Helemaal.”

    “Goed, zeg me dan je familienaam.”

    “Neen” glimlachte ze.

    “Wel dan zal ik straks wel in je ondergoed zoeken naar je familienaam.”

    Ze keek me glimlachend aan. Eigenlijk moest ik haar maar is wat meer complimenten geven. Als ik naar haar keek, gingen er honderden lieve woordjes door mijn hoofd. Het was iets wat mij maar moeilijk lukte. Om de één of andere reden, deed ik het niet. Wat deze precies was, kon ik niet zeggen. We stapten naar een groot gebouw. We liepen erlangs naar een gebouw dat mij aan een hospitaal deed denken.

    “Hier verblijf ik voorlopig.”

    “Dat is een pak beter dan onze barrakken.”

    “Het was ooit een kostschool.”

    “Blijkbaar neemt het leger graag scholen in beslag.”

    “Het is al lang geen kostschool meer” glimlachte ze.

    Ik volgde haar door het gebouw naar haar kamer. Toen ik er binnenwandelde zag ik er één bed staan, netjes opgemaakt. Er was een lavabo met daarboven een spiegel en een kleine buro waarop een boekje lag met daarnaast een balpen. Ik stapte naar het buro en wou het boekje nemen. Ze nam het net voor mijn neus weg.

    “Jij schaamt je ook niet.”

    Ze stopte het boekje weg in de kleine kleerkast die naast het kleine raam stond. Het kamertje was niet zo groot, maar kende meer luxe dan mijn slaapplaats. Het was er warmer ook. Ik deed mijn vest uit, waarop ik een vragende blik van Els kreeg.

    “Je bent best schattig als je niet weet wat er gaat gebeuren” glimlachte ik.

    “Korporaal? Gaf u mij nu een compliment?”

    “Misschien. Het hangt er vanaf hoe je het bekijkt.”

    “Ik neem het aan als een compliment” glimlachte ze.

    “Dat is lief. Straks word ik nog bang om er meer te geven.”

    “Waarom kuste je mij daarnet?”

    “Ik dacht dat dat ook als compliment telde.”

    Ze schudde glimlachend haar hoofd. En keek door haar raam naar buiten. Ze ging op de vensterbank zitten en liet haar armen gekruisd op haar knieën rusten.

    “Wat?”

    “Niets” glimlachte ze, terwijl ze naar buiten bleef staren. “Denk je dat de maan altijd zo mooi zal blijven?”

    Ik stond op en ging bij haar staan. Ze legde haar hoofd op haar armen en staarde samen met mij naar de maan. Ik streelde met mijn hand over haar rug.

    “Natuurlijk, niemand kan ons de maan afnemen.”

    Ze draaide zich naar mij en glimlachte. Ze naam me bij de hand en bestudeerde het.

    “Ga je mijn toekomst lezen?”

    “Goed idee!” zei ze.

    “Wat zie je dan precies?”

    “Hmm, ik zie dat je een mooie toekomst tegemoet gaat. Je zal als een held terugkeren in een wereld zonder oorlog. En je zal op zoek gaan naar een meisje, alleen was je niet lief genoeg om haar familienaam te kennen. Maar zij is jou gunstig gezind en zoekt je snel op. En daarna leven ze samen in een sprookje.”

    “Dat lijkt een leuke toekomst. Fijn dat je zo mooi in detail kan zien dat ik haar familienaam niet ken.”

    “Handen vertellen nu éénmaal veel over je toekomst.”

    “Ach zo, laat is zien?”

    Ik nam haar hand vast en trok haar weg bij het raam, naar haar bed.

    “Is dit een slechte manier om mij in bed te krijgen?”

    “Shht... Ik moet mij concentreren. Hmm... Interessant.”

    “Vertel snel, o edele handlezer” zei ze sarcastisch.

    “Wel, ik zie dat je bang bent dat een stoere soldaat niet zou terugkeren en dat je elke dag aan hem denkt omdat je niet meer zonder hem kan.”

    “Leuk, staat er ook hoe arrogant die soldaat is?”

    “Neen, dat niet. Maar er staan wel andere dingen. Zo zie ik dat die soldaat aan het front moeilijke tijden doormaakt, hij krijgt het soms zwaar te verduren.”

    “Weet de handlezer dat het over mijn toekomst moet gaan?”

    “Shht, de soldaat blijkt echter heel sterk te zijn en dit is te wijten aan een knap meisje dat op hem wacht en aan hem denkt. Elke avond staart hij naar de maan, omdat hij weet dat zij dat ook doet. Ze zit dan aan haar raam en droomt weg bij de maan. En de soldaat durft de maan niet te vertellen, dat het meisje mooier is. Omdat hij bang is dat deze dan zou verdwijnen en zijn enige hoop om het mooie meisje terug te zien. Want ondanks dat hij haar nog niet lang kent, is hij smoorverliefd op haar en wil hij niets liever dan met haar weg te vluchten naar een wereld die ver weg ligt van de onze. Na de oorlog keert hij terug en komt hij bij je langs, neemt jou in je armen en laat je nooit meer los. En de maan die blijft voor eeuwig waken over hun liefde. Hij vertelt jou dat hij je nooit meer kwijt wil geraken en blijft voor eeuwig bij je.”

    Ze keek mij vertedert aan en ik kuste haar. Ze greep me stevig vast en ging bovenop mij liggen. Ze streelde langs mijn gezicht en keek in mijn ogen.

    “Mijn naam is Els Dillemans” zei ze.

    “Aangenaam” glimlachte ik.

    Ze kuste me opnieuw en ik bleef bij haar zolang ik kon. We babbelden over wat we na de oorlog zouden gaan doen. Zij droomde er altijd van om met kunst bezig te zijn. Ze had haar studies hier ook aan gewijd. Ze droomde om ooit een eigen tentoonstelling te hebben, waar dan ook andere bekende kunstenaars zouden langskomen. Maar vooral hoopte ze dat mensen het in hun huis zouden hangen of zetten. Ze bleef maar doorgaan over haar kunst, maar de passie in haar ogen nam geen seconde af. Het was wel heel duidelijk dat dit haar ding was. Ik hoopte om ooit haar tentoonstelling te mogen bezoeken. De avond ging snel voorbij en op haar klokje las ik dat het bijna half twaalf was. Ik gaf haar een kus en stond op.

    “Ik moet gaan” zei ik.

    “Ik weet het.”

    Ze keek wat sip naar me, terwijl ik mijn schoenen aantrok. Ik wist niet goed wat ik moest zeggen. Ik hoopte dat de Engelsen opnieuw zouden standhouden en dat ze de rangen zouden sluiten. Dan kon ik langer in Mechelen blijven, bij haar.

    We wandelden samen terug naar mijn kazerne. Aan de poort gaf ze mij een kus en nam mij stevig vast.

    “Ik wil je niet verliezen” fluisterde ze.

    “Ik kom terug. Ik moet wel.”

    “Waarom?” glimlachte ze.

    “Voor jou.”

    Ik kuste haar opnieuw, waarna mijn team van aan de barrak het bekende liedje begon te zingen.

    “Hey, korporaal! Straks ben je weeral te laat en moeten wij weer pompen als je niet op de balk kan blijven staan!” riep Donny

    “Wat bedoelt hij daarmee?” vroeg ze.

    “We hadden deze morgen strafoefeningen, omdat we gisteren te laat waren. Tijdens de hindernissenbaan was ik de enige die van de balk gleed. Zij moesten pompen, terwijl ik erover krabbelde.”

    “Leuke korporaal.”

    “Ik was toen nog geen korporaal.”

    Ze nam me opnieuw vast en we bleven even stil bij elkaar. Ik wou haar niet loslaten, maar de tijd tikte genadeloos door.

    “Els?”

    “Ik weet het” knikte ze.

    Ik streelde langs haar gezicht, gaf haar een laatste kus en liet haar aan de poort staan. Ik keek nog enkele keren om, terwijl ik naar mijn barrak liep. Daar wachtte mijn team op mij.

    “Trek het je niet aan. Je ziet haar snel terug” zei Francis.

    “Bedankt.”


    De volgende dagen verliepen zoals ze ons werden voorgesteld. Constant oefeningen om vijanden uit te schakelen, mannen te redden, een doelwit uit te schakelen, enzovoort. We kregen uitleg rond alles wat maar van belang was. Zo werden we geregeld uit ons bed geschreeuw met het woord crashmove. Eens dit woord door onze barrak weerklonk moesten we zo snel mogelijk in onze outfit springen en gewapend naar buiten stormen, richting het evacuatiegebied. Vervolgens ging je met je team in een kring liggen zodat iedereen gedekt was. De voeten tegen elkaar en klaar om te schieten.

    Dit alles moest binnen de twee minuten gebeuren. Je had dus relatief weinig tijd om veel na te denken. Telkens het gebeurde sprongen we uit ons bed in onze broek, de boots aan en met het wapen naar buiten. Daar bleef je dan even liggen om vervolgens opnieuw te gaan slapen. We waren er steeds beter in geworden. In het begin kwamen we soms te laat toe. En ook al was het maar een halve minuut, we hadden het steeds geweten. Onder een aanvalsgolf telt elke seconde. Eén seconde is één leven. Hoe sneller we in positie lagen, des te veiliger verliep een mogelijke evacuatie. Wacht lopen was geen lachertje. Na een hele dag stevig doordoen nog wacht lopen was eerder een hel. En de sergeanten controleerden ons wel degelijk. Het idee was simpel. Je loopt wacht, hoor je iets, dan schiet je. In principe is elke vriend binnen, dus kon je enkel maar een vijand raken. We wisten dan ook dat we niet naar buiten moesten gaan. We zouden het met ons leven kunnen bekopen. En we schoten allemaal. Op een nacht liep ik samen met Niels wacht, we hoorden in het bos een geluid en Niels opende het vuur. Dat hij goed schoot, zal de vos geweten hebben. Het arme dier maakte geen kans. Wel vaker werd er een dier geraakt door één van ons. En gelukkig dacht er geen enkele burger ooit aan om in de buurt van de kazerne te komen. Langs de straatkant was het anders. Het licht hielp en daar was de opdracht eerder: niemand komt erin, tenzij ze een pasje hebben. Aan de boskant daarentegen, werd onmiddellijk het vuur geopend. Je wist immers nooit of er een infiltrant was.

    De oefeningen met de andere teams verliepen steeds vlotter. Eigenlijk kregen we steeds een opdracht en moest je vooral op je eigen team rekenen en hopen dat de andere teams hun opdracht goed uitvoerden. Dekking geven was zeker het makkelijkste. Anderzijds gaf je dan je positie prijs. Maar wanneer je moest oprukken en je werd gezien was dat meer dan waarschijnlijk KIA voor heel je team. Iets wat je steeds moest vermijden. We leerden verschillende tactieken en mijn favoriete was deze waarbij twee teams de vijand onder vuur nemen, , terwijl langs beide zijden een ander team oprukte. Iets wat enkel goed werkte tegen een kleine vijand. Het was een zekere overwinning, aangezien het vuur van twee teams hen steeds in dekking hield konden de twee anderen gemakkelijk oprukken. Nick zijn favoriete tacktiek was om de bevelhebber uit te schakelen, iets wat voor paniek kon zorgen bij de vijand. We mochten dit zelf ervaren ook, toen onze luitenanten gesneuveld waren in een oefening merkten we snel hoe iedereen naar elkaar keek. De sergeanten speelden het spelletje mee en wij ervoeren hoe vervelend het kon zijn om plots zonder bevelen te moeten werken. Je kon dan wel zeggen, wij lopen, jullie geven dekking. Het was moeilijk voor een andere soldaat om van jou een bevel aan te nemen. Je kon ook niet zeggen dat je wist wat je deed. Bijgevolg luisterden we niet naar elkaar en bleven we gewoon in positie. Een goede aanval zat er niet meer in. We verdedigden enkel onze morzel grond en daar stopte het. Dus omte vermijden dat een bevelhebber zou sneuvelen werden we verplicht om niet te groeten tijdens een missie. Een sluipschutter zou het zo opmerken en de bevelhebber uitschakelen. Nick kon dit bevestigen, ik hoopte echt voor Nick dat hij op een dag één of andere hoge piet zou uitschakelen, een generaal bijvoorbeeld.

    We zagen de andere teams steeds meer als onze vrienden en de sfeer in ons peleton bleef goed. Ze raakte ik goed bevriend met de korporaal uit het eerste team, Yordi Knaepen. De reden hiervoor is dat we op een tweedaagse trektocht samen een hele nacht in een kuil hadden gelegen nadat we stomweg onze teams hadden vooruit gestuurd. We dachten dat het slim was om de dekking te voorzien met ons twee. We moesten deze twee dagen zien te overleven. Het enige probleem was dat niemand wist waar we zaten en de vijand ons zocht. Ze liepen op een bepaald ogenblik net langs onze kuil, ze vielen er bijna in. Maar ze konden ons niet vinden, onder de eerste zonnestralen waagden we het erop. We zochten onze weg door de bossen en vonden ons peleton terug, daar kregen we een uitbrander van onze sergeanten en mochten we verschijnen voor de luitenant. Ons idee was achterlijk en het was een wonder dat we het hadden overleefd. Desalniettemin zorgde de hele situatie ervoor dat ik en Yordi maatjes waren geworden. We zochten elkaar soms op om even bij te praten over de teams waarin we zaten. Eigenlijk hadden we geen enkele reden om te klagen, de keren dat we zonder sergeant een oefening uitvoerden luisterde elke soldaat naar wat je vroeg. Dit was ook het geval in de andere teams. Sergeant Braams kon dus ook niet meer klagen over zijn team en de twee moeilijke soldaten, namelijk Davy Quintens en Bram Gralens konden elkaar net voldoende luchten om mee ten strijde te trekken. Het grootste deel van de tijd mijden ze elkaar, maar tijdens de oefeningen lagen ze naast elkaar en volgden de nodige orders. Ook van hun korporaal Joeri Putten, hij viel wel op. Hij was de kleinste van ons peleton, maar alles behalve bang om vooruit te lopen. Hij leidde zijn team als een echte man, hij ging steeds voorop in de strijd. We lachten er soms om dat hij gewoon geluk had dat hij zo klein was, de vijand zou al goed moeten schieten om hem te raken. Maar hij kreeg mijn bewondering en ik zou zeker met hem een aanval opzetten. Ik wist dat ik op hem kon rekenen. Net als op Donny, hij liet zich steeds meer gelden als een getrouwe soldaat, om de één of andere reden belandde hij vaak naast mij in een schietpositie. Hij gaf als reden dat hij er voor moest zorgen dat ik heel terug naar mijn miss Clawdy moest. Ik wist dat ik op mijn team kon rekenen, bij sommige soldaten uit de andere teams twijfelde ik. Er was iets in hun ogen dat mij onzeker maakte. Ik was niet overtuigd van de korporaal uit het team van sergeant Diepenbeek. Korporaal Roel Timmermans leek vaak afwezig. Ook wanneer hij moest beslissingen nemen twijfelde hij soms te lang. Tijdens één oefening moesten wij en team twee een doelwit bestormen en uitschakelen. Nadat we onverwacht een extra team tegenkwamen, kon hij niet beslissen wat te doen, wat resulteerde in een complete vernietiging van ons team. Waarna team 2 er alleen voor stond en meer dan waarschijnlijk ten dode opgeschreven was. Ik stelde mijzelf de vraag of ze hem niet beter konden vervangen door Niels Verherbrugge, hij leek niet op zijn naamgenoot, hij was zelfzeker en wist steeds vooruit te denken. Hij was een fervent schaker en slaagde er meermaals in om mij te verslaan. Hij dacht altijd vooruit en ik zag hem dit meer dan één keer doen tijdens een oefening. Soms nam hij gewoon het initiatief, iets wat sergeant Diepenbeek niet zindde, maar hij maakte nooit een foute beslissing. Telkens hij het initiatief nam, was hij zeker van zijn stuk. Hij zag kleine gaatjes in een verdediging, merkte vlot een betere positie op en nam deze dan snel in. Ik merkte dat ook sergeant Vervliet mijn mening deelde. Ik had het aangedurfd om hem erover aan te spreken en hij gaf mij gelijk. Ik had het dagenlang voorbereid. Hij zou het meedelen aan sergeant Diepenbeek, maar deze had geen oren naar de opmerking. Waarom hield hij zo koppig vast aan Roel Timmermans als korporaal, hij zou ons levens kosten. Dat wist ik zeker.

    Ondanks dit hadden we meer vertrouwen in onszelf. Er waren twee weken voorbij gegaan en we volgden met argusogen het nieuws. En dit liet ons weinig hoop.

    De situatie in Hongarije en Slovakije was rampzalig aan het worden. Terugtrekkende troepen werden constant onder vuur genomen. Onze vrienden vluchtten weg zonder hun wapens mee te nemen. Bommenwerpers bestookten Boedapest en de bevolking die op de vlucht sloeg kon niet beschermd worden. De vijand viseerde alles en iedereen. De moraal daalde sneller dan ooit voordien. Hongarije en Slovakije gaven zich over. De oorlog was er gestreden, beide landen hadden tot nog toe het zwaarst geleden onder de oorlog. De belangrijkste steden waren verwoest, de burgerslachtoffers waren niet te tellen. Het Hongaarse en Slovaakse leger was verspreid en werd opgejaagd. Het Engelse leger trok richting Wenen, in de hoop er te kunnen herbewapenen en opnieuw stand te houden. Voor ons was het duidelijk, het vertrek was nakend. Toch zou het nog één week duren eer alles in orde was om te gaan. Tijdens deze week werd het nieuws steeds erger. De Russen stormden door naar Wenen en Praag. Het Duitse leger raakte klem te zitten. Ze konden de Poolse grenzen niet laten vallen, het zou een blitzkrieg richting Berlijn betekenen. Maar als Praag viel werd de Duitse grens bedreigd. Het werd tijd om de reserven in te roepen. Het Franse leger was la die tijd rustig gebleven. Hun kolonies bereiken was onmogelijk, de oceanen waren voor de vijand. Het idee was dat het Franse leger snel kon ondersteunen waar nodig. Dat dit nu pas gebeurde was ons een raadsel. Ze hadden de Engelsen al veel eerder kunnen ondersteunen. Maar politiekers roerden zich. De Engelse regering weigerde de hulp van de Fransen in te zetten en beweerden dat ze het tij zouden keren. De Engelsen weigerden nog steeds hulp, maar de Duitsers niet. Ze vroegen de Fransen en een groot deel van hun leger marcheerde nu richting de Duitse grens. Ook het Nederlandse en Belgische leger werd gevraagd om zich richting het front te begeven. De Scandinavische soldaten trokken richting de Finse grens en zo werden de posities ingenomen voor de grote strijd om Europa. De Russen besloten hierop niet te wachten en stonden snel aan voor Praag en Wenen.

    Inmiddels werden de Turken steeds verder teruggedreven en stonden de Chinese troepen voor Istanbul. Egypte werd voorlopig met rust gelaten en volgens mij zou dat onze redding kunnen betekenen. Indien Afrika vrij bleef, zouden de Amerikanen en Canadezen er ooit kunnen landen om van daaruit terug te slaan. Mijn gedachten gingen vaak naar de Canadezen, zij betekenden onze redding. Het was onze hoop om te overwinnen. De Russen wisten dit vast ook, maar ze vochten op zovele fronten, Canada was er teveel aan. Toch zou er nog veel moeten gebeuren alvorens er één Canadees voet op afrikaanse bodem kon zetten. In de lucht was de vijand superieur. Luchthavens werden constant onder vuur genomen. Ook op de oceanen werden alle geallieerde vloten gevolgd. Duikboten doken overal op. Tot overmaat van ramp waren de Russen baas over de noordpool en belangrijke grondstoffen. Indien het aankwam op een uitputtingsslag maakten we geen kans meer. Ook de olievelden van de sjeiks waren in hun handen gevallen. Maar hier kon een oplossing liggen in Venezuela. Het kleine landje moest het doen met weinig steun van zijn verre bondgenoten. Het Amerikaans en Canadese leger moest sterker zijn. Ook Het Argentijnse leger kon een belangrijke rol gaan spelen in de bevrijding van Brazilië, zoiets zou als een mokerslag aankomen voor de Venezolanen. De vijand had er dus alle baat bij dat Europa zo snel mogelijk viel. Maar zolang wij dit front optrokken moesten de Russen en Chinezen hier blijven vechten. De Noord-Koreanen werden dan weer beziggehouden in Indonesië waar er een guerilla-oorlog werd uitgevochten met het Australische en Nieuw-Zeelandse leger. Ondanks de verliezen steunde mijn hoop op het veelvoud aan fronten. Ook het idee dat er nog potentiële troepen in Afrika wachtten gaf mij hoop. Het nieuws was duidelijk, we zouden vertrekken op zaterdag 23 januari, morgen dus.

    Alle Korporalen moesten zich samen met de sergeanten melden bij de luitenant en de kapitein. We kregen er een speech van kapitein Redant. Een stevige man stond voor ons. In zijn gezicht tekenden zich enkele rimpels af. Zijn zwarte haren kleurden aan de zijkant grijs, ik schatte hem rond de vijftig. Hij liep heen en weer voor ons. We zaten op enkele stoelen in de cafetaria.

    “Luister mannen, ik zal eerlijk met jullie zijn. Dit is voor mij net zo nieuw als voor jullie. Mijn decoraties?” Hij nam ze van zijn borst “Ze betekenen niets vandaag. Ik kreeg ze na vredesmissies, het leegmaken van mijnenvelden. Ik schoot nauwelijks een kogel en doodde meer elanden dan vijandelijke troepen. Daarom mogen ze in België blijven, als ik een decoratie haal, dan zal het er ééntje zijn die ik samen met jullie haal. Het zal vanaf die dag ook de enige zijn die ik nog draag. Ik weet zeker dat jullie klaar zijn voor deze strijd. Onze vijand is dan wel gehard in de strijd, ik heb jullie één voor één aan de slag gezien. Ik weet wat jullie waard zijn. Jullie zullen niet vluchten, maar blijven vechten. Ik ben nu al fier dat ik jullie door deze strijd mag leiden. Ik zal er voor zorgen dat jullie allemaal levend terugkomen of ik zal sterven terwijl ik het probeer. Jullie zijn mannen waarop België trots mag zijn, jullie zijn het beste wat we te bieden hebben en de vijand zal het geweten hebben. Eens we aan het front zijn zullen jullie verdere bevelen krijgen. Mannen, wij hebben een oorlog te winnen!”

    Ik weet niet waarom, maar we juichten kort na de kapitein zijn speech, ook al wisten we dat hij zijn woord onmogelijk kon houden. Sommigen onder ons zouden nooit terugkeren. Ik zag korporaal Timmermans en ging ernaast zitten.

    “En?”

    “Wat?”

    “Zie je het zitten?”

    “Neen.”

    “Je bent er klaar voor.”

    “Je liegt” zei hij verbitterd.

    “Waarom denk je dat?”

    “Niemand gelooft in mij, buiten sergeant Diepenbeek.”

    “Je moet gewoon sneller beslissen. En dan loopt alles goed af.”

    “Dat is niet gemakkelijk.”

    “Dat weet ik, maar je hebt geen keuze.”

    “Ik kan wegvluchten.”

    “En neergeschoten worden als een lafaard. Wil je die naam dragen?”

    “Je bent opgeleid als korporaal, dus je bent er klaar voor. Het geloof zal wel volgen, maar je moet beslissingen durven nemen Roel.”

    “Ik vraag me af of jij al ooit werd beschoten?”

    “Neen, enkel tijdens oefeningen.”

    “Dan is er geen enkel risico om geraakt te worden, Danny.”

    “Weet ik.”

    “Ik heb al voor echte kogels moeten vluchten.”

    “Waar dan?”

    “Eén of andere gek stormde de winkel van mijn ouders binnen en opende zonder waarschuwen het vuur op alles wat bewoog. Hij schoot drie keer op mij.”

    Roel tilde zijn broekspijp omhoog. Op zijn linkerkuit zat een litteken.

    “Je werd geraakt?”

    “Ja, ik werd al is neergeschoten. Deze spelletjes zijn leuk, maar je zal niet sterven. Binnen enkele dagen lig je tussen echte kogels en mag je beslissen of je de mannen waarmee je de voorbije vijf weken at en sliep naar voor stuurt of achteruit. Of beter nog, een kogel in de borst of een kogel in de rug.”

    “Je ziet het verkeerd. Je denkt teveel in het negatieve.”

    “Wacht tot onze eerste man valt, dan mag je opnieuw zeggen hoe goed de beslissing was die we toen namen.”

    Roel stond op en verliet de zaal. Hij had me verbaasd, zijn angst kwam voort uit bezorgdheid om anderen, niet om zichzelf. Hij kende de pijn van een kogel en wou dit niemand aandoen. Maar we wisten beide dat we mannen hun dood in zouden jagen, het was die verantwoordelijkheid die niemand wou. Maar ik wist dat geen van mijn vrienden het mij kwalijk zou nemen, de schuldige was de vijand.

    01-12-2009 om 00:00 geschreven door David  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    28-11-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.The Lawdy boys: hoofdstuk 4

    Wat een rekruut leiden kan


    “APPEL AAN BED, LAWDY BOYS!!!”

    Ik keek met kleine oogjes richting het geluid en zag de sergeant in vol ornaat klaarstaan. Hij stapte richting het bed van Niels.

    “Wel soldaat Roelandts! Waar blijft mijn antwoord!?”

    “Op wat, sergeant?”

    “Ik leg niet graag dingen twee keer uit, Roelandts”

    De sergeant duwde Niels met zijn voet het bed uit. Ik was ondertussen uit mijn bed geraakt en stond aan het voeteinde van een onopgemaakt bed. Ik zag hoe de anderen ook recht krabbelden met kleine bloeddoorlopen ogen. De occasionele kreun doorbrak de dreigende stilte. Ik keek naar onze bedden en wist dat dit een heel erg lange ochtend zou gaan worden.

    “geef acht...” riep Niels.

    “Laat maar Roelandts! Jullie zijn het meest achterlijke hoopje ongeluk dat ik ooit zag. Zijn wij soms vergeten om hoe laat wij op een traditionele werkdag opstaan, soldaat Nelissen!?”

    “kwart voor zes op het appel, sergeant.”

    “Hoe laat is het nu, Nelissen!?”

    “tien voor zes, sergeant.”

    “En waar zijn mijn soldaten, Laeremans!?”

    “Te laat, sergeant.”

    “Te laat!? TE LAAT! Neen, ik heb geen soldaten! Ik heb een acht luie apen die zich een stuk in hun kloten zuipen in plaats van zich als een soldaat te gedragen. Aangezien dit jullie appel is en jullie jezelf zo presenteren als soldaat, mogen jullie in dit nieuwe uniform aan een eerste oefening beginnen! Jullie gaan nu naar buiten en beginnen aan enkele rondjes in de modderpoel!”

    Ik keek naar mijn shortje en T-shirt en dacht aan de koude winterochtend.

    “Maak dat jullie in die modderpoel zitten! Daar horen jullie, varkens! Jullie gaan vandaag dat uniform terugverdienen! En alleen ik zal hierover beslissen en zolang jullie het niet hebben terugverdient, is dit jullie uniform!”

    We liepen naar buiten, richting de modderpoel. De koude wind streelde onze huid en sneed langs onze oren en neus. We liepen de modderpoel in en begonnen aan onze rondes. De sergeant stond langs de modderpoel en raasde gewoon door.

    “Als julie denken dat jullie het van mij zullen halen, vergeet het! En het is oorlogstijd, varkentjes. Dienstweigeraars krijgen de krijgsraad en daarna de kogel! Weet je wat dat betekent, soldaat Wiels!?”

    “Neen, sergeant!”

    “Dat jullie nog heel lang met mij opgescheept zitten!”

    We strompelden verder door de modder die dieper dan ooit leek. Ik voelde de vermoeidheid snel opkomen en hoopte dat dit niet al te lang zou doorgaan. Ik zag hoe de anderen geregeld vielen, maar ik kon mij overeind houden. Ik liep ook iets voor hen uit. De drank was blijkbaar nog steeds niet uit hun lichaam. Ik was blij dat Els mij het meegevraagd voor een wandeling, anders was ik er vast ook zo aan toe. Ik zag hoe Francis stond te braken langs de zijkant. De sergeant stapte kordaat op hem af en gaf hem een schop tegen het achterste. Hij viel in zijn eigen braaksel en krabbelde langzaam overeind.

    “Denk jij dat je ongestraft mijn modderpoel smerig mag maken, Vereiken!? Je hebt er zojuist voor gezorgd dat je team enkele rondjes extra zal lopen! En zolang je stilstaat blijf ik tellen, dat word het aantal rondes die jullie gaan lopen!”

    Francis ging rechtop staan.

    “Eén, twee, drie, vier!”

    Hij verplaatste zijn voeten en begon te lopen.

    “Dat zijn vier ronden bovenop twintig extra ronden voor het bevuilen van mijn modderpoel! En reken daarbij nog een onbekend aantal rondes die ik van bij het begin in gedachten had, varkentjes! Dan weten jullie dat dit een heel erg lange ochtend zal worden!”

    Enkele rondes later kon ik enkel nog maar verder stappen. Ik kreeg met moeite mijn voeten omhoog en kan geen pap meer zeggen. Ik keek gewoon voor me uit en zette een volgende stap. Ik voelde dat ik elk ogenblik kon vallen.


    “Ik ben deze oefening beu, varkentjes!”

    ik haalde opgelucht adem en keek naar de sergeant. De grijns op zijn gezicht voorspelde echter weinig goeds.

    “Ik denk dat het tijd is voor een klimtoren! In looppas naar de toren en elke keer jullie wandelen, zal ik tellen en zo weten jullie het aantal keren jullie over de toren in en uit zullen kruipen! En ik word oefeningen snel beu, dus als het mij te lang duurt raak ik slecht geluimd en ik dacht een leuke dag te hebben! Dus verbrod die dag niet!”

    De klimtoren is een leuke oefening om één keer te doen, maar met deze kledij en net een uurtje in de modderpoel achter de rug was mijn zin in deze toren compleet weg. Aan de zijkant van de toren zitten buizen die door elkaar lopen, langs daar klim je naar boven. De toren is twintig met hoog. Je klikt je vast met een veiligheid en je vertrekt. Het leek mij onverantwoord om dit op deze manier aan te pakken, maar onze sergeant was onverbiddelijk. Het broekje schuurde tegen mijn huid en zorgde na een eerste klimbeurt al voor irritatie. Ik wist dat ik hieraan een brandwonde zou overhouden. Bij elke klimbeurt voelde ik mijn armen zwaarder worden. We hadden gelukkig geen seconde gewandelt. Lopen zouden we toch moeten doen, dus we hadden traag richting de toren gelopen. Ik zag hoe Bert net boven me naar boven krabbelde, ik zuchtte even en begon opnieuw te klimmen.

    “Hoor ik daar iemand zuchten!? Dat betekent één extra klim voor onze aapjes!”

    Ik ergerde mezelf in alles wat de sergeant zei, maar vloekte op mezelf. Ik kon beter lachend de toren opklimmen, misschien ergerde de sergeant zich dan en zouden we naar een volgende oefening gaan.


    Ik probeerde meer lucht door mijn lichaam te laten gaan, terwijl ik voor de hindernissenbaan stond. Ik keek naar de sergeant die iets aan het zoeken was. Ik was blij dat hij het niet leek te vinden, het maakte dat ik wat meer tijd had om op adem te komen.

    Plots kwam hij met enkele rugzakjes aangewandelt, ze leken niet bepaald groot dus echt zorgen maakte ik mij niet.

    “Dan gaan we nu naar een combinatie van aapjes en varkentjes, dus hier moeten jullie je wel goed voelen, veel modder en het nodige klim- en klauterwerk. Is het niet, Laeremans?”

    “Ja, sergeant”

    Ik was verwondert dat hij nog lucht had om hem te antwoorden. Ik haatte zijn inleidingen, er zat steeds een grote, duidelijk zichtbare adder in het kortgemaaide gras. Hij deed dan ook geen moeite om zijn plezier te verbergen. Zijn ogen onder de dikke wenkbrauwen zouden nochtans vriendelijk kunnen zijn. Ze droegen nu een onheilspellende boodschap uit. Hij deed ons teken om met hem mee te wandelen. Eigenlijk was onze sergeant niet bij de grootsten. De meesten van ons waren groter, we zouden hem zo onder de grond kunnen stoppen. De gedachte alleen maakte mij gelukkig, maar een daaropvolgende krijgsraad hield me tegen. Het kleine sergeantje stapte tot bij een hoopje stenen. Daar was dan de boodschap die ik uit zijn ogen haalde.

    “Aangezien jullie zo licht gekleed zijn, krijgen jullie wat extra gewicht mee. Jullie dragen allemaal een steen mee in dit rugzakje.”

    Francis zuchtte en stapte naar de hoop stenen, hij nam er één uit, waarop hij een slag op zijn hand kreeg en deze liet vallen.

    “Ik kies de stenen, Vereiken!”

    Francis hield zijn hand vast met een pijnlijke grimas, hij wreef de pijn weg en kreeg een zwaardere steen mee. Nochtans leek hij gewoon de eerste de beste gekozen te hebben. Niemand had nog zin veel moeite te doen om onze tocht draagbaar te maken. De sergeant zo sowieso iets vinden om het erger te maken dan daarvoor. Ik voelde de steen tegen mijn rug drukken. Ik begreep dat ik beter niet zou springen met deze rugzak. Ik wist niet of de anderen dit ook hadden begrepen. De rugzak hing niet strak tegen onze rug, maar hing los van onze schouders. Een sprong zou ervoor zorgen dat deze hard tegen onze rug sloeg. Het leek mij zelfs gevaarlijk.

    “Sergeant?”

    “Iets te melden, Liets?”

    “Met uw toestemming, sergeant?”

    “Met alle plezier, Liets. Ik hoop dat het een extra steen waard is.”

    “Ik wil iets zeggen aan mijn maten, sergeant.”

    “Een speech, dat levert dan wel twee extra stenen op, Liets!”

    “Niet springen jongens. Die steen gaat hard tegen je rug slaan, wat het allemaal zwaarder gaat maken. We kunnen immers niet rusten, dus bespaar jezelf die pijn.”

    “Inspirerend, Liets!”

    De sergeant liep naar het hoopje stenen en nam er twee stenen uit. Hij stopte ze in mijn rugzak en gaf mij een schouderklopje. Het extra gewicht liet zich voelen, het zou zeker zwaarder worden. Dit werd een nachtmerrie. Ik merkte ineens de blik op in de sergeant zijn ogen.

    “Wat denk jij dat je van plan bent, Franssen! Doe die rugzak opnieuw aan!”

    Ik draaide mij om en zag hoe Bert zijn rugzak in zijn handen hield en deze open maakte. Hij stapte naar de hoop stenen en nam er twee uit. Hij vulde er zijn rugzak mee.

    “Als hij meer moet dragen om ons te helpen, dan draag ik er meer om hem te bedanken voor de raad, sergeant.”

    Tot mijn verbazing greep de sergeant niet in. Hij leek zelfs oprecht blij met Bert zijn initiatief. Donny volgde Bert's voorbeeld en kwam met een glimlach naast mij staan.

    “Hiervoor ga je ooit terugbetalen” fluisterde hij.

    Ook de anderen namen extra bagage met zich mee en niet veel later mochten we vertrekken. We klauterden door het parkoers, we begonnen over een kleine houten muur. Bert en Badru hielpen er iedereen over. Ik en Donny zaten bovenop de constructie en lieten de rest naar beneden zakken. Daarna hielpen Bert en Badru ons naar beneden. Dat de stenen soms toch tegen onze rug drukten konden we niet vermijden, maar we konden verder. We kropen door de modder onder het cammouflagenet. De rugzak maakte het vervelend. Aan het einde van het net zag ik de sergeant staan.

    “Sneller, Liets. De vijand zit achter je!”

    We liepen naar enkele omheiningen waar we over en onder moesten gaan. Ik bleef achteraan en hielp Niels rechtop. We liepen naar de volgende constructie. Daar hingen twee touwen waarmee we over een steile plank moesten geraken. We kropen naar boven, het was inmiddels beginnen regenen, wat de plank gladder maakte. Ik kon niet geloven dat de weergoden ook tegen ons waren. Ik zag hoe Niels doodop uitgleed en Derrik en Badru met zich meesleurde. Badru was op Niels terecht gekomen en deze had zich duidelijk bezeerd. Ik hielp hem recht.

    “Kom op, naar boven. Verbijt de pijn, Niels!”

    Badru keek bezorgd naar Niels, ik deed hem teken naar boven te klimmen, waarop hij aan zijn werk begon. Niels wreef over zijn elleboog. Ik zag dat deze bloedde, maar besloot er niets over te zeggen. Ik ging achter hem aan de plank op.

    “Ik sta vlak achter je, als je valt vang ik je op. Ga nu!”

    Niels trok zich naar boven, ik hoopte dat hij niet zou vallen. Ik was allesbehalve overtuigt door mijn eigen woorden. Ik voelde dat ik geen grip had op deze plank, maar we raakten beiden boven, waar Badru ons naar beneden hielp. We gingen samen naar de volgende oefening. Daar hingen twee touwen aan een balk.

    “Naar boven, jongens! Hier mag de rugzak even uit, maar enkel als je gaat klimmen!”

    Bert en Derrik gingen als eerste. Ze deden hun rugzak uit en klommen zo snel ze konden naar boven. Ze tikten de balk aan en klommen naar beneden. Daar deden ze de rugzak onmiddellijk weer aan. Nick en Francis volgden. Ze klommen naar boven, weliswaar trager dan hun voorgangers. Ik knikte naar Badru en Donny, ze begonnen aan klim.

    “Wij twee samen Niels, het lukt ons wel.”

    Niels had nog steeds een pijnlijke grimas, hij had het duidelijk koud sinds zijn val. Onze outfit was allesbehalve wit. Ik zag hoe Donny zijn rugzak om zijn schouders hing, waarop ik de mijne liet vallen. Ik ging aan het touw staan en wachtte tot Niels naast me stond.

    “Ga maar” zei ik.

    Niels begon aan zijn klim. Ik probeerde zijn tempo aan te nemen wat de zware oefening nog verzwaarde. Je haalde voordeel uit snelheid bij deze oefening. Eigenlijk had Bert dit moeten doen, hij had veel sterkere armspieren dan ik. Ik durfde zelfs niet te beweren dat ik deze had. Langzaam maar zeker raakten we boven. Niels tikte snel tegen de balk en liet zich zakken. Ik was blij met de knopen in het touw zodat dit iets makkelijker ging. Ik trok mijn rugzak aan.

    “Dit betekent twee doden, in plaats van één, in ons team, Liets!”

    Ik liep naar de volgende oefening, een apenbrug wachtte ons op met daaronder koud water. Voor de sergeant was dit vast een leuke oefening. Ik verwachtte eeen rake opmerking, maar deze bleef uit. Eigenlijk gaf de sergeant bitter weinig opmerkingen. Ik had er niet meer op gelet, maar kon er geen enkele oproepen.

    We passeerden de apenbrug zonder veel problemen, eigenlijk wou ik deze best opnieuw doen. Het was geen zware oefening, zolang je je balans hield. We liepen langs het water naar de volgende oefening, via balken liepen we terug naar de overkant. Opnieuw was snelheid hier een voordeel. Ik liep als derde over de balken, maar gleed weg en belandde in het water. Ik keek naar de sergeant die met zijn vinger naar het begin van de oefening wees. Ik liep door het water terug naar de kant en kroop eruit. De anderen liepen er vlot over, ik kon niet geloven dat ik de enige was. Nu moest ik erover met natte sportschoenen, waardoor ik al snel weggleed. Kwaad kwam ik boven water, ik keek niet eens meer naar de sergeant en ging terug. Hij had echter de glimlachjes op mijn kameraden hun gezicht gezien, waarop deze mochten pompen tot ik erover was geraakt. Ik zuchtte en besloot dan maar iets trager over de balken te gaan. Ik ging erop zitten en kroop naar de overkant.

    “Omdat je het als een mietje deed mag je nog eens tien keer pompen, Liets!”

    Na mijn straf, liep ik samen met de anderen naar de volgende oefening. Er hing een balk over twee palen. De bedoeling was om aan de paal te gaan hangen en naar de andere kan te kruipen. Een vrij simpele oefening, daarna liepen we langs de autobanden waar er enkelen vielen. Ik was blij dat ik mij deze keer overeind kon houden. Aan het einde van deze oefening moesten we naar een eindpunt lopen.

    “Snel zijn jullie niet, maar ik begrijp dat de koude hier voor iets tussen kan zitten. Dus mogen jullie jezelf een beetje opwarmen.”

    We volgden de sergeant en kregen de kleding aangetrokken die we moesten dragen tijdens het zwemmen. Wou hij ons nu verdrinken. We waren doodop, ik vreesde het ergste als we nu gekleed moesten zwemmen. Maar voor we het zwembad inmochten, liet hij ons onder een koude douche afspoelen, er mocht immers geen vuil in het zwembad terecht komen. Hij keurde ons lichaam op modderplekken waarna we de outfit aantrokken en klaar stonden aan het zwembad. We doken in het water en begonnen onze lengtes te zwemmen. En opnieuw gaf hij ons geen aantal lengtes. Wel moesten we soms naar de bodem duiken om iets uit het water te halen. Het maakte de oefening enkel zwaarder.


    Na een veertigtal minuten liet de sergeant ons uit het zwembad komen, waarop uitgeteld naast het zwembad lagen.

    “Mooi zo, geen enkele die nog rechtstaat. Dit is mijn remedie tegen een kater! Maak dat jullie je uniform aan hebben en in de mess zitten! Jullie krijgen eten en daarna gaan we verder met een speedmars. Jullie rugzak en wapen staat dan ook klaar en vergeet de drie stenen niet mee te nemen!”

    “Ja, sergeant” zeiden we in koor.

    We liepen naar onze barrack waar we de drie andere teams tegenkwamen. Ze lachten wat met onze voormiddag en verlieten de kazerne om buiten te gaan eten.

    We deden ons uniform aan, vervolgens maakten we onze zak. De stilte was opvallend, enkel het geluid van een wapen dat uit en in elkaar werd gezet, klonk door de zaal. Ik zag hoe Francis zijn bed opmaakte en besloot zijn voorbeeld te volgen. Onze sergeant kennende zou hij elk ogenblik kunnen binnenstormen. Mijn wapen en zak stonden klaar, ik wachtte op de rest.

    “We moeten die stenen nog gaan halen” zei ik.

    Donny knikte, we liepen terug naar het parcours en namen er elk een rugzakje op. In de barrak stopten we de drie stenen bovenop ons materiaal. Ik zuchtte, het was pas middag en ik had zin om ermee te stoppen. We liepen naar de mess waar we ongeveer vijftig minuten hadden om te eten. Het gebrek aan pauzes maakte het zwaar, maar ik besefte ook dat we aan het front geen enkele pauze zouden krijgen. Ik recupereerde vrij snel, maar de koude had deze morgen zeker zijn stempel gedrukt. Het eten was niet veel soeps, een bord met ravioli uit blik stond voor me. Ik nam mijn vork en stopte wat in mijn mond. Ik nam het water en goot mijn glas vol. Ik gaf de fles door aan Nick die naast me zat. Ik vond de kracht niet meer om hen water te schenken. De stilte sprak opnieuw boekdelen. Ik wou wel iets zeggen, maar deed het niet. Ik keek voor het eerst rond in de mess. Ooit moest het een eetzaal voor schoolgaande jeugd geweest zijn. Het plaaster bovenaan de muren was afgebrokkeld. De tafels stonden rondom ons, sommige soldaten waren binnen gebleven en nuttigden rondom ons hun maaltijd. Het was vreemd dat er nooit een hele tafel helemaal gevuld was. Blijkbaar was de ééndracht niet in elk team zo goed. Hier en daar zag je een enkeling of een duo aan een tafel zitten. Misschien waren ze ook gestraft of waren ze van wacht. Achter de potten met voedsel stonden enkele mannen die het voedsel op je bord kwakten wanneer je langs liep. Ze zagen er verzorgd uit, zoals iedereen in onze kazerne. Het waren geen oude, halfgewassen mannen. Tot in de keuken golden de regels van het leger. Ik moest bekennen dat ik me niet slecht voelde binnen deze omkadering. Het leger was een goed geoliede machine die steunde op een hiërarchie die werd bepaald door je diensten aan de machine. Iedereen kon er zich in vinden. De zoon van de generaal moest net als de rekruut die geen enkele familie in het leger had, beginnen zonder één streepje op zijn schouder. Als mens droom je van zo een maatschappij, maar dit was vaak niet het geval. Soms klonken er verhalen door de kazerne over een zoon van een minister die dienst weigerde en niet gestraft werd, omdat de minister hem een hand boven het hoofd hield. Sommige mannen waren niet in staat dienst te nemen, maar deze vond je dan toch terug in de kazerne als administratieve kracht, ze probeerden hun steentje bij te dragen. Het respect voor het leger was in het voorbije jaar opnieuw gegroeid. Tot aan deze oorlog was het leger steeds gekrompen, niemand ging uit van een oorlog. Het werd zelfs moeilijker om dienst te nemen bij het leger, lonen krimpten steeds meer in, waardoor enkel mensen die echt gek waren van het leger in dienst traden. Maar nu de oorlog was begonnen, moest iedereen halsoverkop gemobiliseerd worden. Waardoor er nauwelijks genoeg opleiders waren. Bijgevolg zaten wij nu met een sergeant die ons alles moest aanleren en binnenkort zou hij dan naast ons in de modder liggen, schietend op een te sterke vijand.

    De oorlog verbeterde er ook niet op, goed nieuws was schaars en dit begon door te wegen, we verloren meer veldslagen dan dat we er wonnen. Tijdens onze middagpauze kregen we te horen dat de gevechten in Hongarije en Slovakije steeds zwaarder werden. De Engelsen leden er zware verliezen tegen een goed getrainde tegenstander. Er kwamen steeds meer berichten door dat de Russen zouden doorbreken. Indien dit zou gebeuren lag het centrum van Europa voor het grijpen en zouden de gevolgen dramatisch kunnen zijn. Ik hoopte opnieuw op het Canadese leger, ik hoopte dat Venezuela snel zou vallen. Zodat de troepen van over de oceanen naar ons konden komen. Nu de helft van Europa nog vrij was, kon er snel een goed plan opgesteld worden. Maar ik wist dat het nooit zo snel zou kunnen gaan. De oorlog was eigenlijk nog maar begonnen en we momenteel verloren we de oorlog.

    We stapten naar buiten waar de sergeant ons opwachte.

    “Mannen, jullie hebben begrepen wat er in Slovakije en Hongarije gaande is?”

    “Ja, sergeant.”

    “Ik kreeg net het bericht van onze oversten. We zullen veel sneller dan gepland ingezet worden. Daarom last ik onze speedmars van deze namiddag af. We beginnen vanaf morgen met extra gezamenlijke oefeningen, zodat jullie zo goed mogelijk opgeleid zijn voor jullie eerste gevechten. Ga nog even de stad in, want dit is mogelijk jullie laatste kans.”

    We keken elkaar verbaasd aan. We voelden ons allesbehalve klaar om te gaan vechten. Ik zag hoe de anderen lijkbleek en bang om zich heen staarden. Waarschijnlijk zag ik er ook zo uit, ik voelde mijn hartslag en voelde de angst. Ik wist dat dit echt was, ik droomde niet. We zouden sneller gaan vechten dan gedacht.

    “Liets, volg mij naar mijn bureau.”

    “Ja, sergeant” zei ik verdwaasd.

    Ik volgde de sergeant, maar mijn gedachten waren allesbehalve bij de les. Ik liep gewoon langs hogere officieren zonder hen te groeten.

    “Liets, verman jezelf een beetje! Je bent een soldaat, dit is je doel!”

    “Ja, sergeant. Het kwam gewoon nogal onverwacht.”

    “Zo gaat dat altijd, Liets.”

    Ik stapte zijn bureau binnen en mocht gaan zitten. Het was een ongewone gang van zaken. Normaal kwam je niet voorbij de deuropening en bleef je er mooi rechtop staan. Blijkbaar was de sergeant ook onder de indruk. Zo kende ik hem helemaal niet. Hij opende een lade van zijn buro en haalde er een klein doosje uit.

    “Liets, ik had jullie laten weten dat ik iemand als korporaal zou aanduiden. Ik heb jullie de voorbije dagen aan het werk gezien. Blijkbaar kan jij deze groep wel bij elkaar houden. Bijgevolg word jij hun korporaal.”

    “Met alle respect, sergeant. Maar is Donny dan geen betere korporaal?”

    “Donny maakt grappige opmerkingen, die jullie laten lachen. Maar in het veld, wanneer er een beslissing word genomen, ben jij diegene die naar voor stapt. Daarnet heb je dat beeld enkel bevestigd met de mannen te waarschuwen. Je had er zelfs extra gewicht voor over.”

    Ik keek even naar mijn handen en daarna terug naar de sergeant.

    “Je hoeft niet te vrezen, jij hoeft geen beslissingen te nemen. Dat zal ik nog steeds doen en ik ben niet van plan om snel te sneuvelen. Jij moet mij enkel op de hoogte houden van de gang van zaken binnen het team. Jij weet wat er gebeurt in de barrak, dat weet ik niet.”

    “Daar gebeurt niet zoveel, sergeant.”

    “Jij weet wie beste vrienden zijn. Jij weet wie vermoeid op zijn bed neervalt. Jij weet wie net slecht nieuws kreeg van het thuisfront.”

    “Ik begrijp het, sergeant.”

    “Maak je geen zorgen, Liets. Het is een goed team, jullie werken samen, wanneer het te zwaar word. Die samenwerking mis ik wel nog op momenten dat het minder zwaar is. Dan neigen jullie dat uit het oog te verliezen. Maar ik zag al andere teams waarbij mannen enkel voor eigen succes gaan. Voor eigen succes gaan op een slagveld staat gelijk aan zelfmoord, Liets.”

    “Mag ik iets vragen, sergeant?”

    “Je mag vrij spreken, Liets. Stel alle vragen die je noodzakelijk acht.”

    “Hebt u al op het slagveld gestaan?”

    “Neen, Liets. Ons leger heeft al lang niet meer gevochten. Enkel de ingenieurs werden geregeld ingezet om hier en daar een mijnenveld te ontmantelen. Maar er is al jaren geen schot meer gelost door een Belgische soldaat.”

    “Ik zal niets doorgeven aan de mannen. Hoe staan de andere teams van ons peleton ervoor?”

    “Niet slecht, sergeant Braams heeft soms wat problemen met zijn mannen. Kennelijk zitten er twee mannen in zijn team die het minder goed met elkaar kunnen vinden. Gevolg is dat we hen dwingen veel tijd met elkaar door te brengen in het zwembad of met stenen in een rugzak bij de hindernissenbaan.”

    “Dat zal wel helpen” lachte ik.

    “Dat helpt altijd, Liets. Hoe voel jij jezelf?”

    “Ik weet het niet, sergeant. Ik vrees dat ik niet klaar ben om te gaan vechten.”

    “Niemand is klaar om te gaan vechten.”

    “Het lijkt gewoon alsof ik in een andere wereld heb geleefd de voorbije twee weken.”

    “Dat gebeurt wel vaker, Liets. Je zit hier ook in een nieuwe wereld. En deze vraagt veel energie.”

    “Inderdaad, sergeant. Wanneer zouden we vertrekken?”

    “De eerste berichten geven aan dat de Engelsen het niet lang meer zullen volhouden. Eens het front daar breekt, zullen wij moeten vertrekken. Dus zolang zij het volhouden, zolang blijven wij hier. We gaan jullie de komende dagen dus niet sparen. Jullie moeten zo goed mogelijk voorbereid worden. We hebben een onervaren leger, maar ik geloof dat we een rol van betekenis kunnen spelen. Er zijn al mannen met minder voorbereiding die aan het vechten zijn. De Europese legers stelden nu éénmaal niet veel meer voor.”

    “Misschien moesten we ons iets meer richten op gevechtssituaties, sergeant. En het fysieke iets meer op de achtergrond zetten.”

    “Het fysieke is belangrijk, Liets! Aan een soldaat die goed kan schieten, maar te moe is om verder te wandelen, heb ik niets.”

    “Maak dan zware gevechtsoefeningen, sergeant?”

    “Het is niet omdat je nu twee strepen krijgt, dat je kan beslissen welke oefeningen we doen, Liets.”

    “Sorry, sergeant. Ik probeer mee te denken over wat het team nodig heeft.”

    “Wie was trouwens die vrouw aan de poort gisteren.”

    “Heeft u dat dan gezien, sergeant?”

    “Ik zie alles wat hier gebeurt, Liets.”

    “Ik heb haar ontmoet in een café achter de kazerne.”

    “Ze is van de logistieke eenheid, Liets”

    “Dat weet ik, sergeant.”

    “Behandel haar met respect, Liets.”

    “Geen probleem, sergeant. Ze laat zich niet zonder respect behandelen” lachte ik.

    “Goed, dan zullen we maar over gaan tot de orde van de dag. We gaan naar de barrak. Ik zal daar je strepen opspelden. En vanaf dan spreekt men je aan als korporaal.”

    Ik volgde de sergeant naar de barrakken. Daar gingen de mannen aan bed staan om de sergeant te groeten.

    “Ter plaatse rust, mannen. Ik heb Liets meegeroepen om hem mee te delen dat hij jullie korporaal word. Hij wordt dus jullie aanspreekpunt binnen het team. Hij krijgt niet het recht om straffen uit te delen of grote beslissingen te nemen, tenzij ik er niet meer zou zijn. Laat dat duidelijk zijn, Liets.”

    “Ja, sergeant.”

    Het menselijke trekje dat hij even voordien had getoond, was alweer verdwenen. Het was verbazend hoe vlot hij hierin slaagde. Met weinig woorden spelde hij mij de strepen op. Hij schudde mij de hand.

    “Proficiat, korporaal. Voor de rest van de dag zijn jullie vrij, mannen. Profiteer ervan!”

    De sergeant verliet de barrak en de anderen verzamelden zich rond mij. Ze schudden mij de hand en lachten.

    “Goed dat jij het bent” zei Donny.

    “Is dit nu omdat je als enige niet stomdronken was” lachte Derrik.

    “Geen idee” loog ik.

    Ik vond het van weinig belang te vermelden waarom de sergeant mij koos. Het zou de moraal niet ten goede komen om mezelf als beste soldaat te presenteren. Ik vond mijzelf ook niet de meest geschikte man. Donny was veel mondiger dan mij en Bert was met voorsprong de fysiek sterkste soldaat van dit team. De beste schutter was Nick, dus ik begreep het niet helemaal. Maar misschien was ik wel de beste wanneer je naar alle punten keek. Ik was diegene die het meeste hoopte dat we snel een team zouden worden. Dit maakt ons sterker, ik ging er vanuit dat dit de reden was. Als dat zou gebeuren waren de mondigheid van Donny, de kracht van Bert en de schutterskwaliteit van Nick verenigd.

    We verlieten de kazerne, ik hoopte om Els snel terug te vinden. Ik moest haar zien, ik was ook wel fier op mijn tweede streepje. Ik hoopte toch een beetje indruk te maken.


    In het café zag ik haar niet terug. Het was er ook veel rustiger dan de avond ervoor. Waarschijnlijk had dit te maken met het uur. Om twee uur in de namiddag was er weinig volk dat de café's opzocht. Maar ik merkte ook bij andere mannen uit de kazerne op dat ze het nieuws al hadden vernomen. Ik stapte naar de bar en vroeg of de televisie aan kon. We hoopten op wat meer nieuws. De barman zette de televisie aan en al snel volgde er een journaal.

    We zagen er beelden van aan het front. Een reporter deed verslag over de stad Debrecen. Deze had het zwaar te verduren gekregen. Op de beelden zagen we de ruïnes van de stad. Deze was helemaal weggeblazen. Er werd ook vermeld dat een andere stad, Miskolc het zwaar te verduren had gekregen. Er werden wapens zoals brandbommen gebruikt. De stad stond nog steeds in lichterlaaie en nieuws van overlevenden waren niet bemoedigend. Ik vroeg me af of de vijand wou reageren over een ruïne. Wat zou de meerwaarde zijn? De reporter wist ons te vertellen dat het front daar aan het breken was. Het engelse leger was er al enkele weken aan het strijden en de moraal was laag. Ook de Hongaarse bevolking was het constante bombarderen van hun steden beu. Steeds vaker vlogen er bommenwerpers richting de hoofdstad Boedapest. Deze was goed verdedigd, maar ook hier lagen gebouwen in puin. De soldaten daar poseerden dan wel trots naast neergehaalde bommenwerpers. Je zag dat iedereen daar besefte dat de strijd bijna gestreden was.

    Uit Slovakije kwam geen beter nieuws. Kosice leek sterk op Debrecen. Achter de reporter zagen we troepen wegtrekken. Hun gezichten waren bleek en ongeschoren. Ze stapten weg van het front. De reoprter meldde dat het bevel tot terugtrekken was gegeven. De situatie was er uitzichtloos geworden. De Slovaakse grens was niet langer te verdedigen en er was sprake van Russische tanks die de grens overstaken, zonder beschoten te worden. Ik begreep dat we snel zouden vertrekken. In ander nieuws zagen we dat onze troepen in Polen stand hielden, de gevechten waren er echter minder hevig dan in Hongarije of Slovakije.

    “Waarom slaan ze nu niet toe in Polen?” vroeg Francis.

    “We hebben er de middelen niet voor” zei ik “als we hen daar aanvallen is Polen onbewaakt, de Russen zouden onmiddellijk terugslagen en Polen zou vallen.”

    “Denk je?”

    “Ja, het is een bekende taktiek. Zoals een beer uit zijn hol lokken, dan is hij onbeschermd en op vreemd territorium. Zo vang je hem en ook alles wat zich in het hol bevind.”

    “Slovakije en Hongarije kunnen elke dag vallen nu” zei Donny.

    “Ik vrees het ook” zei ik “Daarna gaan ze zich op Oostenrijk en Tsjechië richten. Voor je het weet staan ze aan de Duitse en Italiaanse grens.”

    “Polen is dan een vogel voor de kat” zei Donny.

    “Net als de troepen aan de Donau” zei ik “De Italianen zullen hun eigen grenzen gaan verdedigen.”

    “Ze kunnen beter alle bruikbare soldaten terugtrekken naar die grenzen en daar een nieuw front gaan vormen” zei Derrik.

    “Zou jij je eigen land laten vallen?” vroeg Donny.

    Het leek allemaal wel makkelijk van achter onze tafel, maar we beseften dat deze oorlog nog lang niet de goede richting uitliep. In Turkije was het nieuws al niet veel beter. De Turken kregen het steeds zwaarder en hadden geen enkele steun meer. De Westerse troepen waren druk bezig en konden geen troepen meer missen. Maar ook hun Arabische vrienden konden niets meer doen. Mijn vermoeden dat de Chinezen eerst India zouden aanvallen was fout. Ze hadden Iran al snel op hun knieën gekregen. Syrië, Irak, Koeweit, Libanon, Israel en Jordanië vielen bijna gelijktijdig. Waardoor het Turkse leger zijn kansen om stand te houden dagelijks zagen slinken. Turkse troepen trokken zich steeds verder terug en hoopten om in Ankara te kunnen stand houden. Egypte werd het eerste Afrikaanse land dat zich opmaakte voor de oorlog. Waardoor geen enkel werelddeel nog gespaard bleef.

    Maar het nieuws sloot min of meer positief af. De Canadese hoop bleek niet langer een mythe te zijn. We kregen te horen dat deze troepen klaar stonden om ons te helpen, maar er werd niets concreet gemeld. Toch gaf dit nieuwtje ons hoop, maar een feest barstte er niet los.

    Toch werd mijn avond iets leuker, toen zij en haar vriendinnen rond zes uur het café binnenkwamen. Ik deed haar teken en ze stapten naar onze tafel.



    28-11-2009 om 19:06 geschreven door David  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)


    Archief per week
  • 20/12-26/12 2010
  • 13/12-19/12 2010
  • 15/11-21/11 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 28/12-03/01 2010
  • 21/12-27/12 2009
  • 14/12-20/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 23/11-29/11 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 09/11-15/11 2009

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs