Terwijl ik dit begin te schrijven zit ik met een fris glaasje witte wijn in de bar van het mooie hotel waar we vanavond eten en verblijven, Le Grand Goussier in Saugnacq le Muret. Het is niet echt mooi hier in de koelte te zitten genieten terwijl de fietsers door de Landes onder de blakende zon aan het wroeten zijn, maar ze fietsen graag, dus zullen ze ook wel genieten. En den Haldis mag ook eens iets hebben.
Zonet is Bruno naar beneden gekomen in zwembroek om te zeggen dat hij ging ... zwemmen. Misschien volgen er nog andere liefhebbers. Straks eten we om 19.30 u. en het zal dus een vroege avond worden. Het menu hangt hier uit, beperkt maar wel voldoende keuze uit voor hier typische gerechten, zoals daar zijn: geitenkaas, gebakken ingewanden, ham uit Bayonne, zalm, magret of eend, parelhoen, demoiselles (karkassen van vette eenden, gewoon gegrild op een houtvuur, moet met de vingers worden gegeten), cassoulet, ortolan (kleine vogeltjes die gedrenkt worden in drank en die dan volledig, met beentjes en al, worden gegeten) en tricandilles (je weet beter niet wat dat is). Het einde van de tocht nadert, wellicht halen ze morgen Dax en dan is deze taak volbracht. Maar laten we niet op de zaken vooruitlopen. Ik eindig vandaag met een spreuk van een oude Ardooise wijze: Qui vivra, verra.
Het was vandaag de day after. Ik was een beetje bevreesd na de zware inspanning van gisteren, ik dacht dat er misschien wel een paar fietsers gingen afhaken voor een rit of een deel van de rit, maar neen hoor. Iedereen besloot om het er opnieuw op te wagen met en zonder pijnlijk zitvlak of stramme benen. Het ontbijt in het hotel gebon meer en meer typisch Frans te zijn d.w.z. zonder kazen of hartig beleg of eieren. Er was wel weer nutella en dat sloegen een paar disgenoten niet af. Er kwam niet echt een medische rubriek maar naar aanleiding van de grote hitte werd er toch even doorgeboomd over' de gevaren van onderkoeling na het sporten. Ik kon er alleen maar uit besluiten dat sport echt ongezond is, maar vertel dat maar eens tegen deze fietsers. Trouwens de sfeer zit er nog altijd goed in ofschoon er andere prioriteiten worden gelegd. Vanaf vandaag moest de route veel meer recht op recht zijn en niet teveel door het landschap slingeren. Na het ontbijt moesten we de wagen bevrijden uit een penibele positie. Bijna geen ruimte naar achteren en ingesloten links en rechts door andere wagens. Francis offerde zich op om dat klusje te klaren en gegidst door de anderen slaagde hij daar wonderwel in. Zij vertrokken richting Libourne en ik volgde hen met de wagen naar Brossac waar we hadden afgesproken om te lunchen.
Even buiten Angoulême kwamen de wijngaarden van de cognacstreek. Op sommige plaatsen kreeg je een weids panorama over velden en heuvels en soms waren er wijngaarden zover je maar kon kijken. Ook waren er nog altijd velden vol zonnebloemen die nu wel uitgebloeid raakten en hun mooie vrolijke gele kleur aan het verliezen waren. Het was weer serieus klimmen in het begin en ik dacht aan de pijnlijke been-en bilspieren van de fietsers. Het was ook voor het eerst dat ik besefte wat renners in een grote ronde eigenlijk moeten doorstaan, meesters en knechten, ze moeten allemaal die hellingen over en zelfs hier zijn sommige al heel erg steil. Ook de bomen en planten veranderen en de eerste cypressen verschijnen en hier en daar al een palmboom. Tenslotte zitten we aldiep in Frankrijk maar we merken dat zo niet doordat we met korte etappes waerken, dat zal wel anders zijn, wanneer we straks de hele weg in een ruk moeten terug rijden, maar dat is een zorg voor zaterdag.
Brossac ligt op een hoogte en behalve een mooie romaanse kerk valt er niet veel te zien, een typisch Frans dorp uit deze streek. Ik moest nog inkopen doen voor de lunch en ik vond maar geen supermarkt. Ik besloot dan maar in de plaatselijke Spar inkopen te gaan doen. Ik vond wel wat ik wou en ik kon ook de couleur lokale nog eens opsnuiven. Een lijvige patron die de broodjes en chocolakoeken afbakte en er wellicht zelf te veel van at in zijn marcelleke achter de toonbank samen met zijn vrouw, ook al niet van de magerste in een gebloemde overjurk zonder vel vorm of snit. Wel waren ze heel vriendelijk. Je moet wel veel tijd en geduld hebben want de Fransen hier hebben toch een ander levensritme. Aan en voor de kassa maken ze een gemoedelijk praatje, beseffen dan dat ze nog een pure porc of wat overrijpe bananen zijn vergeten, gaan die halen en kletsen nog even met een andere vrouw die juist binnenkomt en houden intussen alle anderen aan de kassa op. Fruit gekoeld bewaren kennen ze ook niet en samen met de perziken of de meloen worden een aantal vliegen in je papieren zak meegewogen, maar het smaakt er niet minder om. Na de inkopen, had ik het in Brossac wel voor even gezien en ik besloot naar Aubeterre sur Dronne te rijden om er de monolitische kerk te gaan bekijken. Weer zo'n dorp waarnaar je moet klimmen, maar het was de moeite waard. Het is een mooi, levendig dorp met een gezellig marktpleintje met de obligate brasseries, cafeetjes en restaurants. Geen overrompeling, maar toch wel wat volk en bijna allemaal Engelsen. Het is alsof die hier een kolonisateiopdracht uitvoeren. Ze kopen huizen op die ze dan verbouwen tot buitenverblijf. Jammer dat dergelijke dorpen hun eigenheid verliezen doordat ze volgeduwd worden met kunstateliers vol kitch, met winkels met leerwaren, handtassen en juwelen, antiquairs en hier en daar een zweefkees. En dan doen er zich allerlei vreemde toestanden voor: ik vroeg de weg aan een man die een riool aan het open maken waas in een straatje, ik sprak hem aan in het Frans en hij antwoordde met een Engels accent. Toen ik dan ook Engels sprak vroeg hij mij waar in Engeland ik vandaan kwam en wanneer ik hem antwoordde dat ik dacht dat hij een Fransman was, was hij verrukt omdat ik, waarvan hij nu dacht dat ik een Fransman was, niet eens hoorde dat hij met een accent sprak. Ik heb hem verder in de waan gelaten want er was geen rechte kant meer aan te krijgen. Ik wist in elk geval dat ik behind l'église, you know the church moest zijn aan de cimitière. Geen wonder dat de Honderdjarige Oorlog zo lang heeft geduurd hier, er was geen mens die een ander begreep. Maar los van dat alles is Aubeterre de moeite waard omwille van de monolitische kerk. Het is een kerk van normale grootte met alles erop en eraan, pijlers, galerijen, altaar, heiligdom die in een rots is uitgekapt, de kerk en alles erin is dus uit een stuk steen gekapt. Binnenin wel vochtig en groen, maar toch wonderlijk. Intussen had Bruno me gebeld om te zeggen dat ze om 12.45 u. in Brossac zouden zijn om te eten. Ik dus terug naar daar en we vonden geen geschikte plaats dus werd er op de trappen van de kerk gegeten. In Mechelen, Antwerpen en misschien zelfs in Ardooie krijg je daar en GAS boete voor, maar hier keek er niemand van op, zelfs niet de restaurantuitbaatster dioe tien meter van ons twee klanten had. Tijdens het eten trokken sommige leden zich even terug in de kerk om broek en billen nog even bij te werken met de nodige zalf. Ik zei nog,pas op want god ziet jullie, maar ik ben met een stelletje goddelozen op stap. We werden toen we op de trappen lagen, nog aangesproken door een West-Vlaming die nu hier en in Laarne woonde. Hij wist ons te vertellen dat er heelk veel Vlamingen in het dorp waren, naast de onvermijdelijke Engelsen. Er was zelfs een wijk die men le quartier anversois noemde. De mensen van het dorp verdienden aan al die vreemden goed geld en dus hadden ze er niet echt problemen mee. Opvallend was dat vandaag bij de lunch maar vier liter water werd gedronken, het was wel iets frisser dan gisteren, maar toch nog flink warm en toch scheelde dat 5 liter in vergelijking met gisteren.
Na de middag besloot Dirk even met mij mee te rijden om even op adem te komen na gisteren. We volgden de renners en even buiten het dorp kwamen ze in ons vizier. Hier heb ik de tweede actiefoto genomen die straks op what's app zal te zien zijn. Daarna reden we door naar Libourne middenin de wijnstreek. Langs een weg vol wijngaarden en wegwijzers met namen van beroemde chateaux, kwamen we tegen drie uur aan in wat wij dachten het walhalla van de wijn te zijn. De fietsers zouden maar tegen halfzes aankomen en dus hadden we ruim de tijd om het stadje te verkennen. We wilden hier alvast toch eens een grote wijn proeven. We zochten en we vonden niet één wijnbar. Toen we van armoede een gewone brasserie binnen stapten in de hoop dat ze daar toch wat wijntjes per glas zouden hebben, waren we eraan voor de moeite. Op mijn vraag of ze wijn per glas hadden, antwoordde de kelner affirmatief, onze hoop groeide weer, en toen ik hem vroeg welke, antwoordde hij laconiek in het centrum vande Bordeauxstreek: du rouge ou du blanc en hiermee stortte alle verdere hoop bij mij en Dirk in. We werden gered door de melding dat de fietsers al in het hotel waren aangekomen en wij spoedden ons in die richting. Ze hadden zeer snel gefietst tegen toch wel zo'n 30 km per uur voor het laatste traject. Voor de deur in de tuin van Hotel de France zaten Bruno en Francis, maar van Louis en Frederik geen spoor. Ik gaf hen hun bagage en ging naar mijn kamer. Even later kreeg ik een sms van Frederik en een whatsapp bericht van Louis waarin mijn hulp gevraagd werd. Ze waren al op hun kamer, hadden gedoucht en waren dan tot de vaststelling gekomen dat ze geen bagage bij zich hadden, ze vroegen beleefd maar met aandrang of ik een valies uit de wagen zou kunnen brengen zodat ze iets meer zouden kunnen aantrekken dan enkel een handdoek. Uiteraard ben ik op hun vraag ingegaan. En nu zij ook toonbaar waren, konden we gaan eten.
Na een wandeling door deze stille bastide waar alles geometrisch is aangelegd, zijn we gaan eten aan de oevers van de Garonne bij Chez Rémi en het was weer overheerlijk. Ofwel kunnen al die koks hier zo goed koken ofwel is de trek-en fietstocht die ons zo hongerig maakt. In elk geval, na heel korte tijd zat de zaak vol, dus zijn er nog andere hongerige mensen in Libourne ofwel zijn het ook allemaal lekkerbekken. Voor de liefhebbers: we dronken bij het eten een heel mooie Les Dames de Ferran, Pessac Leognan, 2014. Terug in het hotel werd de route voor morgen uitgestippeld en werd de nodige overnachting geboekt Hoe het daar afloopt, is voor morgen.
De fietsers zijn goed bekomen van hun tocht naar Poitiers en iedereen is present aan het ontbijt. Het buffet is al heel wat minder maar we laten het ons toch smaken. En grote opluchting: het wielerstruitje dat bij de beschermheiligen van de pelgrims zoveel ophef had gemaakt en dat voor zoveel onwil tegenover ons had gezorgd, is vervangen door een onschuldig exemplaar. Vandaag tret de karavaan door de heuvels naar Angoulême, een tocht waar wel wat tegenop gezien wordt en in het peleton bestaat de vrees dat wel eens niet iedereen de meet zou kunnen halen. Dan volgt het startschoten we spreken af elkaar terug te zien in Civray. Het is al warm en het belooft nog warmer te zullen worden, zelfs tot 35 graden. Dat wordt puffen.
In Civray zoek ik een parkeerplaats aan het water waar ook een picknicktafel staat zodat de mannen op hun gemak kunnen eten. Ik wandel even het stadje in en het is er volop markt. Verse vis, fruit, brood, kaas, alles wat je hartje lust. Er staat zelfs een kraam met tweedehandsboek, allemaal in het ...Engels. Later hoor ik in het stadje meer Engels dan Frans en dat zal wellicht in de hele verdere Charente en de Dordogne zo zijn. Ik wandel naar de kerk, het is een prachig voorbeeld van romaanse bouwkunst. De façade is redelijk goed bewaard en binnenin zijn er nog volop fresco's en beschilderingen. Heel mooi en echt het zien waard. Ik val nog even binnen in de toeristische dienst waar een jonge dame blij is mij te zien en me overstelpt met folders en brochures. Ik krijg ook een stempel voor mijn pelgrimsboekje en ze vertelt me erbij dat haar collega in Charroux een heel mooie stempel heeft en dat ik dus zeker eens bij haar moet binnenwippen. Ik beloof haar dat te zullen doen. En alsof de heiligen er zich mee gemoeid hadden, en nu ten goede, belt Bruno om te zeggen dat de afspraak verplaatst is naar Charroux. De truitjeswissel doet wonderen. Jammer voor mijn mooie parkeerplaats maar de logistiek moet ondersteunend en niet leidend werken en ik dus naar Charroux.
Charroux is in vergelijking met Civray rustig en in de bovenstad, bijna doods. Ik klom naar boven in de hoop nabij het gemeentehuis de toeristische dienst te zullen vinden waar ik een stempel zou kunnen krijgen voor de middagpauze. Boven gekomen vond ik een school achter het gemeentehuis. In portaaltjes links en rechts van het oude stenen gebouw stond aan de ene kant "Filles" en aan de andere kant "Garçons" in de natuursteen gebeiteld. Blijkbaar was er in die tijd nog geen gemengd onderwijs. Geen toeristische dienst te vinden en dus sprak ik een man aan die daar zijn wagen wilde parkeren. Hij vertelde mij dat de toeristische dienst zich "en bas" bevond. Mijn klimtocht was dus voor niets geweest. Beneden vond ik de dienst naast de oude abdij. Ik kwam aan de deur juist toen de bediende de lichten uitdeed en de deur wilde sluiten, het was immers 12.30 u. en voor haar zat de dag erop. Ze was wel zo vriendelijk me nog een stempel te willen geven, en ja het was een mooie. De wagen stond op een grote parkeerplaats, ongezellig en niet aangenaam voor de mannen om te lunchen. Even verder vond ik een parkeerruimte voor trekwagens, mooi in het groen. Er was voldoende schaduw en er stond zelfs een schommel en glijbaan waarop de fietsers zich zouden kunnen ontspannen, er waren ook picknickbanken. Sommigen namen de gelegenheid te baat om hun was verder te laten drogen en bleken in het gras. De lunch smaakte hen weer en als verrassing had ik een mooie meloen op de kop getikt. De broden en het beleg evenals het fruit en de desserts gingen weer heel vlot van de hand en er waren geen Nederlandse tafelschuimers in de buurt. Ook mijn 9 liter water gingen erdoor. Na het eten werd de tocht ingezet naar Angoulême. Ik wandelde nog wat rond in de mooie oude abdij van Charroux en ik ging ook even aar de oude hallen. En dan naar Angoulême.
Intussen was het almaar warmer geworden en de zon brandde op de lichamen en hoofden van de fietsers die door dit sterk golvende landschap moesten trekken. Later na de middag trooken wat wolken voor de zon en dat zorgde voor enige beschutting maar de temperatuur bleef toch rond de 33 graden. De fietsers hadden me gezegd dat ze toch wel Angoulême zouden proberen te halen en dat ik gerust even de stad mocht ingaan tot ze me zouden bellen. Ons hotel Terminus lag voor het station. Ik heb wel drie keer over het stationsplein moeten rijden, voor ik erachter kwam hoe ik uiteindelijk aan dat hotel kon raken met de wagen. Dat hele plein was opnieuw aangelegd en ze hadden er een soort doolhof van gemaakt. Ik heb de wagen dan maar geparkeerd en ben te voet op zoek gegaan naar de ingang van het hotel. De heel vriendelijke baas dacht dat we kwamen voor het Franse filmfestival dat die avond zou starten. Hij legde me ook uit hoe ik aan de parking van het hotel zou raken. Ik ben er geraakt maar het was niet evident en het parkeren zelf was nog minder vanzeldsprekend op die minuscule parking waar al twee wagens stonden. Hoe ik er 's morgens uit zou raken, daar wilde ik nog niet aan denken. Angoulême is niet enkel een filmstad maar ook de stad van de strip. Vele huizen zijn versierd met tekeningen van gekende striptekenaars of er staan of liggen grote poppen van stripfiguren op daken en pleinen. Het kloppende hart ligt rond Les Halles en van daaruit heb je ook een zeer mooi panorama over de bendenstad en het omliggende gebied. Net als in Poitiers moet je hier wel flink klimmen. Intussen werd het meer en meer betrokken en drukkend, er vielen zelfs een paar regendruppels en ik hoopte maar dat het niet zou doorzetten want ik had nog altijd geen nieuws van onze fietsers die nu toch wel heel lang wegbleven. Eindelijk kwam een verlossend smsje van Bruno met de melding dat ze rond 18.00 u. in de stad zouden aankomen. Hij meldde er meteen bij dat sommigen er echt doorzaten. Uiteindelijk zijn ze er pas om 19.00 u. doorgekomen. Ik had erger verwacht maar ze zagen er nog redelijk goed uit, taaie rakkers zijn het, chapeau! Ze stonden een uurtje later al weer paraat om te gaan eten. Er was een restaurant vlak naast de deur en omdat ik hen nog een klim van een kwartier naar de bovenstad wilde besparen, stelde ik voor om daar te gaan eten. Het zag er goed uit met witte tafellakens, een batterij glazen op elk bord en een tafellade vol bestek op iedere tafel. Ik vroeg aan onze hotelbaas of het nodig was te reserveren. Hij stelde iets anders voor. Net voor de renners naar boven waren gegaan had Frederik nog gezegd dat het om het even was waar we gingen eten als het maar veel was. Of die hotelbaas moet Nederlands hebben begrepen of hij moet het aan de hongerige gezichten van de fietsers hebben gezien, maar hij zei dat het nast de deur "tres fin et bon, tres cher et tres peu " ging zijn. Hij heeft ons een nader adres gegeven niet ver van het politiecommissariaat waar we echt lekker hebben gegeten. Om die loodzware dag te vieren hebben we er zelfs een heel mooie Juliènas bij gedronken.
Onze fietsers hadden die dag 133 km gereden in een verzengende hitte en over heel wat steile hellingen. 's Anderendaags zou Frederik bij het ontbijt zeggen dat de rit Poitiers-Angoulême het zwaartse was wat hij ooit had gereden, zwaarder dan de Ronde van Vlaanderen en hij is toch van geen kleintje vervaard (ik kan dat nu al schrijven vermits mijn blog een dag achterloopt en ik dus in. De blog over gisteren al wist wat deze morgen zou gezegd worden). Ze zijn al bijna 900 km ver en mooi op schema. Indien het weer niet omslat en we geen regen of onweer krijgen, moeten we een flink eeind in de Landes kunnen raken en misschien halen ze toch wel Dax. Na het eten trok iedereen naar bed. Het bleef drukkend warm en zelfs met de ventilator aan, was het voor iedereen moeilijk om te slapen. Maar uiteindelijk ging het toch.
Dit is dus de derde poging om deze dag te beschrijven. Bijna had ik het opgegeven, maar op algemeen verzoek gaan we toch door.
Iedereen verscheen opgewekt en monter op het ontbijt om acht uur. Het was een prachtig ontbijtbuffet en er werd dan ook gretig toegetast, eieren, worstejes, spek, vers fruit, diverse soorten hartig en zoet beleg, kaas, melproducten, noem maar op, het was er. Sommigen willen blijkbaar de beroepsrenners navolgen en zo'n kleine 12.000 kcal per dag verorberen. Nu toegegeven, onze sportievelingen, doen er ook heel wat mee en verdikken zal er echt wel niet inzitten. Deze ochtend echter geen medische rubriek, het ging eerder de technische toer op over orgels, accordeons, horloges en dat allemaal naar aanleiding van het niet meer slaan van de Big Ben voor de volgende vier jaar. Waartoe een brexit niet allemaal kan leiden. Na ontbijt was het tijd om de bagage in de wagen te laden en de fietsen van stal te halen. De fietsers wilden eerst nog eens langs het Office de Tourisme in Tours om een kaartje met fietsroutes op te halen, maar dat was buiten de waard gerekend want Fransen zijn de maandag moe van het nietsdoen op zondag en dus is op maandag bijna alles gesloten, dus ook de toeristische dienst. Ikzelf was zonder veel problemen Tours buiten gereden richting Sainte Catherine de Fierbois waar ik hoopte de fietsers te kunnen onderscheppen.
In Sainte Catherine de Fierbois was het snode plan om mij op een terrasje te nestelen achter een heerlijke café crême en dan vanop mijn troon de zwoegende fietsers prinselijk toe te wuiven. Mis poes! In het klein dorpje was niets, geen café, geen koffie, geen levende ziel en dus vielen mijn plannen van grandeur in het water. Niets is eigenlijk overdreven, er was bijna niets want naast de geparkeerde wagen stond een standbeeld van, jawel onze Jeanne. Overal langs Franse wegen komt men Jeanne d'Arc tegen. Ze zag er woest en strijdvaardig uit, alleen was haar maliënkolder achetraan wat versleten, wellicht door het vele paardrijden. Nu als ze ergens moet staan, dan heeft ze wel reden om hier te staan, want, beste lezer, ze is hier in levende lijve geweest. Het was op de avond van 5 maart 1429 dat ze hier van haar paard is gestapt toen ze op weg was vanuit Vaucouleurs om de koning van Frankrijk in Loches te gaan vertellen dat hij wel degelijk de koning was. Het is haar uiteindelijk niet goed bekomen, want toen hij zijn land, of een groot deel ervan met haar hulp weer op de Engelsen had heroverd, liet hij haar in de steek en hij stak geen vinger uit om haar uit de handen van de Engelsen te redden toe die haar in Compiègne hadden gevangen genomen met als gevolg dat ze in Rouen op de markt werd verbrand. Er zijn er die beweren dat het een andere vrouw was ndie in rook opging, maar ze zeggen zoveel. Zo zijn er kwatongen die beweren dat ze een heks was, dat ze eigenlijk een man was of dat ze van koninklijke bloede was, je zoekt het zelf maar uit. In elk geval kwam ze in het gezelschap van een aantal ridders op die bewuste avond in het dorp aan en ze wou er overnachten, uiteraard niet samen in een kamer met die ridders, wat had je gedacht, neen, ze ging de nacht doorbrengen in de kerk en ze hoorde er verschillende, om precies te zijn drie, missen. De heren mochten overnachten in het nog altijd bestaandepelgrimshotel dat werd gesticht door Maréchal de Boucicaut. Ze zal er ook wel geen koffie gevonden hebben maar dat zal haar geen zorg geweest zijn, vermits ze zich had afgekeerd van alle vleselije geneugten. En dar stopt het nog niet. Enkele weken later zag Jeanne in een droom het zwaard waarmee ze Frankrijk zou bevrijden. In de droom werd ook een GPS meegeleverd waaruit bleek dat dat zwaard te vinden zou zijn nabij het altaar in de kerk van dit dorp. Van Freud hadden ze nog nooit gehoord en dus was zijn droominterpretatie en dito symboliek van lange stevige voorwerpen, nog niet gekend en zij zond haar riders om het zwaard te zoeken in de kerk en wonder boven wonder, ze vonden een zwaard met daarop vijf kruistekens. Nu geloof ik niet alles, maar in de kerk is een gat in de muur en boven dat gat staat de tekst "Ici fut trouvée l'épée de Jeanne d'Arc". In de kerk mag men niet liegen, dus dit moet gewoonweg waar zijn en jullie nu! In zo'n dorp wil ik natuurlijk een stepmel krijgen voor mijn pelgrimsboekje en dat is niet zo makkelijk als jullie denken. Je moet al halfdood met je voeten tot aan je knieën binnekomen of vuil in fietserskledij en ruikend naar gezond sportief zweet van aan de deur voor men ook maar overweegt om het stempelkussen boven te halen. Ik met mijn fris gewassen wit hemdje en gestreken short kom niet in aanmerking om mee te spelen in die liga. Maar ik heb er iets op gevonden: ik ga in de zon zitten tot het zweet op mijn voorhoofd parelt, wrijdf wat water in mijn ogen en dis een verhaal op over het genieten vaneen rustdag tussen een loodzware tocht vanuit Torhout bij Groot Oostende en dan willen ze me wel omwille van mijn hondse smekende ogen een stempel geven en zo heb ik er nu al twee mooie. Ik zeg wel twee mooie want niet alle stempels hebben dezelfde waarde. Zo kregen Bruno en anderen een stempel van een lieftallige non in de basiliek van Sint Maarten in Tours. Dirk kreeg er geen omadt hij zijn boekje was vergeten en de heiligenb zo weer eens zote wraak konden nemen voor zijn godslasterlijke truitje. Maar ik, wat had ik die non misdaan? Ik kreeg er ook geen, enkel een bidprentje met het onze vader en Bruno moest het mij dan zelfs nog doorgeven. Ik ben er heilig van overtuigd dat die non in het zwart werkte en zich niet had ingeklokt in de witte kassa. Het is toch duidelijk dat ze niet voor haar eigen baas werkte want Sint Maarten heeft een eigen bedevaart en een eigen boekje voor zijn stempels en nu gaat die non zomaar andere stempels in zijn basiliek ronddelen. Ik moet die non niet. Zou Sint Maarten een ombudsdienst hebben?
Vanuit dit dorpje ging het richting Dangé Saint Romain waar we hadden afgesproken voor de lunch. Ik reed erheen en dacht plots aan de Engelse spreuk "When in Rome do as the Romans do". Dus kocht ik me een lokale krant en vleidde me neer op een terras met een perrier menthe (let op: geen gewone. menthe à l'eau, noblesse oblige). Ik had nog maar een slok genoemn of ik kreeg Bruno aan de lijn om me te melden dat ze het niet zouden halen en dat het nieuwe rendezvouspunt ni Marcilly sur Vienne werd en dat om 12.30 u. Dus ik naar daar. Het werd een mooie rit langs kleine binnenwegen en langs de Vienne met hier en daar mooi uitzichten op dit toch brede water. Intussen was het terrein ook aan het veranderen en het werd meer en meer heuvelachtig. In de opmgeving van Ports waren er ook verschillende champignonkwekerijen in grotten. Het dorp zelf was weer zo doods als maar kon. Gelukkig dat hier en daar een deur openstond en je de mensen tot op de straat kon horen praten, want anders zou je hebben gedacht dat er geen levende ziel meer woonde behalve in een kleine winel met annex bar. Dit geheel werd uitgebaat door een grootvader en zijn kleindochter en vermits de mannen nog niet waren aangekomen besloot ik maar een tweede perrie menthe te gaan drinken. Ik de kleine bar hingen een aantal boerenzonen die kleine tot de boord gevulde glaasjes witte wijn dronken terwijl ze de kleindochter nauwlettend in het oog hielden. De grootvader had blijkbaar oog voor marketing. Even later kwamen de fietsers dan aan voor de lunch. Ik zal daar nu niet meer details over geven op vraag van de fietsers zelf, maar het was weer overvloedig. Intussen was de patron met de plaatselijke schone verdwenen en was zijn winkel en bar gesloten. Er bleef wel wat eten over en net toen ik aan het inladen wilde beginnen kwam een Nederlands echtpaar het kleine kerkpleintje opgefietst. Toen ze ons zagen , zeiden ze: "We are hungry and we have no food." Sommigen onder ons, misschien onder invloed van de barmhartigheid van Sint Maarten die ze gisteren hadden gezien of om toch wat beter te scoren bij de gebelgde heiligen boden de Nederlanders aan dan maar de rest van ons eten te verorberen en zij lieten zich dat geen twee keer zeggen. Demande un chien s'il veut un os, we zijn tenslotte in Frankrijk. Ik zag ze al denken dat ze wel bijzonder begenadigd moesten zijn om dit hemelse manna van die Belgen te krijgen en bovendien gratis! Het eten viel hiet zomaar uit de lucht! In Santiago vallen de sterren uit de lucht maar hier het eten. Er valt hier blijkbaar nogal veel uit de lucht, ik vraag mij af of Urbanus van Anus hier zijn inspiratie heeft opgedaan voor zijn godslasterlijke liedjes over engelen in pyjama die uit de lucht vallen. De fietsers vertrokken en ik moest nog wat blijven tot die Nederlanders gedaan hadden met ons eten. Ik moet wel zeggen dat ze nadien alle afval bij mij hebben terug gebracht zodat ik dat toch kon meenemen. Nederlanders en gratis eten, hij zei op het einde dat het hem heel veel plezier had gedaan, nou mij anders ook wel!
En dan was het op weg naar Poitiers. Ik achtervolgde de renners en na een tijdje zag ik ze voor me uitrijden in waaiervorm over de weg. Ze schovenineen toen ze een wagen achter zich hoordenmaar ik heb hen toch toegeroepen dat ze hooligans waren. Ik zoefde hen voorbij en stopte een eind verder in een bocht van waaruit ik de eerste actiefoto kon nemen als bewijs voor thuis dat er hier niet alleen gegeten wordt, maar ook effectief wat gefietst. De weg naar Poitiers was rustig tot in de omgeving van de ring rond Poitiers. Zo'n ring heb ik nog nooit gezien. In andere steden vind je wel een aantal grote winkels aan de ring, maar hier is dat een rijgsnoer van grote winkels en bedrijven zonder ook maar iets van open ruimte, er komt gewoonweg geen einde aan, het is zelfs beklemmend. Poitiers, stad van Eleonora van Aquitanië, stad van de veldslag in 732 van Karel Martel tegen de moslims, waar Clovis de visigoten in 507 versloeg, waar de Black Prince in 1356 de Fransen meer dan een poepje liet ruiken, waar Michel Foucault geboren werd en waar Descartes, Rabelais en Calvijn studeerden, ligt op een hoogte en het is een serieuze klim naar de stad en dat hebben de fietsers gemerkt. Vandaag deden ze maar liefst 132 km. Graag een applaus voor die prestatie, ook al hebben sommige zitvlakken eronder moeten lijden.
Het hotel lag een eind buiten de stad en we zijn er met de wagen naartoe gereden om te eten in La serrurerie en het was er lekker, zo lekker dat we een dessert namen, wat niet onze gewoonte is. Ofschoon ze een heel lange tocht hadden gemaakt, leken de fietsers er minder vermoeid uit te zien dan de vorige avond, misschien doordat hun benen nu losgereden waren. Bij het avondeten vergastte Dirk ons op zijn medische rubriek in uitgesteld relais: de voordelen van Compeed bij een correct gebruik ervan. Dit werd geïllustreerd met realistische cases over fietsers die Compeed hadden gebruikt om bepaalde blessures op bepaalde lichaamsdelen te verzorgen. Dit bleek niet zo'n goed idee vooral wanneer die pleisters moesten worden verwijderd. De pijnlijke blikken en herinneringen bij sommige tafelgenoten spraken boekdelen. Moraal van het verhaal: lees altijd aandachtig de bijsluiter. Na deze wijze woorden gingen we huiswaarts alwaar ik tot tweemaal toe probeerde te bloggen, maar dat weten jullie intussen al.
Je zou er toch wel iets van krijgen. Bij het versturen van de blog van vandaag ging er technisch iets verkeerd en verdween mijn hele tekst in de mist. Er zat niets anders op dan helemaal opnieuw te beginnen en ik raakte heel erg ver in de nieuw tekst tot het internet voor even uitviel en ook die tweede tekst plots volledig spoorloos was en is. Ik zal nu om 23.52 u. niet aan een derde versie beginnen, ik probeer de dag wel in te halen morgen. Dus nu even zonder nieuws naar bed. Sorry.
Ik moet alweer beginnen met het rechtzetten van een fout in de blog van gisteren. Aandachtige lezers uit het Oostendse hebben mij laten weten dat het aantal personen waarvan ik de slaapplaats heb opgegeven niet klopt met ons aantal reizigers. En inderdaad, na grondige controle heb ik tot mijn schade en schande moeten vaststellen dat ik voor Bruno geen slaapplaats had opgegeven. Misschien dachten jullie dat hij uit grote bezorgdheid in de wagen bij de fietsen was gaan waken en slapen, maar dat klopt niet, Bruno lag wel degelijk in het kasteeltje zelf te rusten. Daarmee hoop ik alle speculaties over de where abouts van Bruno uit de wereld te hebben geholpen.
Iedereen was stipt op het ontbijt om 8 uur en bovendien in volledige fietstenue. Het ontbijtbuffet was overvloedig en heerlijk en de koffie was, voor Franse normen, heel goed te drinken. Alles was aanwezig om een uitgebreid English breakfast te verorberen, maar we hebben ons allemaal beperkt om met een niet te zware maag op pad te moeten.
Bij het ontbijt bleek echter dat er toch nog enige twijfel bestond over het aanbrengen van de zalf die de hogere bilspieren tegen wrijving moet beschermen. Er onstonden meteen twee meningen: een meerderheid die meende dat het zalfje in de broek zelf moest worden aangebracht, maar er werd een minderheidnota ingediend die ertoe strekte dat de zalf rechtsteeks op de lichaamsdelen diende te worden aangebracht. Om uitsluitesel te geven werd via een sms dan maar een beroep gedaan op een ervaringsdeskundige nl. Tom Boonen die radicaal stelde dat het goedje op het naakte lichaam en vooral in den bilnaad diende te worden gewreven. Ik weet niet of het inderdaad ook zo is gebeurd want uiteraard hadden wij ons allen terug getrokken bij het uitvoeren van de operatie.
Via het praten over zalf en smeren, slaagde Dirk erin om op een slinkse manier toch even een kleine bijscholing te geven over tethanos en uiercrème. De niet medisch geschoolden onder ons vonden dit wel interessant en er werd dan ook besloten om elke morgen bij het ontbijt een korte medische rubriek in te lassen over veelvoorkomende ziekten in deze streken, zoals daar zijn pest, cholera, typhus en keelonstekingen. Indien Dirk en de andere gastdocenten zich aan hun woord houden, dan zal ik dus vanaf nu elke dag enige medische wetenswaardigheden met jullie kunnen delen.
Na het ontbijt werd alle bagage ingeladen, er werd afscheid genomen van de waard en we konden vertrekken naar Cloyes sur le Loir. Ik wou daar vlug zijn omdat Bruno en Frederik echt ongeduldig begonnen te worden om de marktplaats met drankgelegenheden die ze vorig jaar hadden bezocht, de markt uiteraard niet de cafés, zeggen ze, terug te zien. Gedreven door de aandrang om hen ter wille te zijn, kon ik nog net stoppen voor een rood licht dat ik veel te laat zag. Ik moet zeggen dat de achterliggende wagens vanaf dan wat meer afstand hielden. En ja, nadat alle fietsen stevig op de grond stonden en waren belast met tassen en zakjes, kaarten en boordcomputers was het tijd voor de groepsfoto met allemaal lachende gezichten. Daarna konden de duiven voor deze vlucht naar Compostella eindelijk worden gelost. Ze vertrokken en ik ging op zoek naar een bakker die ik ook vond even om de hoek van de hoofdstraat. Daar kocht ik zowaar zes baguettes en een pain. Ik had ook een kleine supermarkt opgemerkt waar ik de rest van de inkopen voor de dag kon doen. Daarna even naar het kerkje met een grote Sint Jacobsschelp in een brandglas en uiteraard het bijhorende Sint Jacobsbeeld waar ik de eerste stempel kreeg voor mijn pelgrimsboekje. Onze renners waren echter nog niet ver want op mijn terugweg van de kerk zag ik ze op de hoek van een straat staat, zorgelijk gebogen over de fiets van Bruno. Het uitnemen en weer monteren van het wiel had de fiets blijkbaar geen deugd gedaan maar met wat sleutelen kwam het allemaal in orde.
Ik besloot, na nog wat te hebben rondgewandeld in een heel mooi park achter het Hotel de Ville om de fietsers op hun weg door het glooiende landschap met de wagen te volgen. Langs kleine wegjes slingede de route zich omhoog. Aan een bosweg kwam ik midden in een groep jagers met een meute honden terecht en ik moest uitkijken geen van die dieren aan te rijden want zo'n soort blauw wild als de wagen hadden ze blijkbaar nog niet tussen de tanden gehad. Het was een schilderachtige weg langs de Loir en hoe snel ik ook reed, ik kreeg onze fietsers maar niet in zicht. Onderweg kwam ik een eenzame pelgrim tegen, zwaar bepakt en voorzien van een grote landkaart die in een plastic zak rond zijn bebaarde hoofd op zijn borst hing. En nog vond ik ze niet. Ik weet wel dat ze snel fietsen maar zo snel kon nu toch ook weer niet. Ik gaf het op en ik besloot dan maar door te rijden naar Vendôme en wonder oh wonder (op een pelgrimstocht ben je altijd in gezelschap van een of andere heilige), net voor een brug over de Loir zag ik ze staan waar ze eigenlijk niet hadden moeten staan. Rond Morée was het even verkeerd gelopen en bleek de bewegwijzering niet volledig te kloppen met de uitgestippelde route op de gehanteerde kaartjes en dat betekende een aantal extra kilometers erbij. Maar goedgemutst hervatten ze de tocht en we spraken af dat ze me zouden bellen wanneer ze in de omgeving van Vendôme zouden komen.
Vendôme is een heel mooi stadje met een prachtige abdijkerk in rayonante en flamboyante gotiek. De dichter Pierre Ronsard werd hier geboren en Balzac liep er school. Het geheel is mooi bewaard en in het zonlicht zag de marktplaats met terrasjes en betoverend aantrekkelijk uit. Net toen ik van plan was om een grand crème te gaan drinken, belde Bruno om te zeggen dat ze over een uurtje in Ambloy, even buiten Vendôme zouden zijn. Ik dus op weg daarheen om de lunch voor te bereiden. Het werd bijna reepaté want op de weg naar het onooglijke dorpje sprong plots een ree uit een gracht over de weg de bosrand in. Ik zocht een parking aan het kleine gemeentehuis en de fietsers kwamen natuurlijk aan bij de kerk. Door honger gedreven hebben ze dan de burgerlijke authoriteit vervoegd en kon de lunch beginnen. Er werd vers Frans stokbrood geserveerd samen met een smeuige camembert, rauwe Italiaanse ham, Italiaanse salami en een konijnenpaté. Als dessert was er voor iedereen rijstpap en banaan. Dit alles werd rijkelijk overgoten met fris bronwater. De reacties van de eetgasten laten vermoeden dat ze dit etentje ten zeerste konden smaken en dat gerust meer van hetzelfde mag volgen. Ik heb het dus zeker aan mijn been om voor de komende dagen te winkelen. Alleen jammer dat ik geen picknicktafel had ontdekt aan het gemeentehuis. 's Avonds vertelden de fietsers mij dat er tien meter verder dan waar wij hadden gegeten een dergelijke tafel aanwezig was. Dus een slechte verkenning van mijnentwege en iets dat zeker zal aangerekend worden in mijn evaluatie.
Na het eten vertrokken de fietsers vanuit het dorp om op de route te komen bij Chateau Renault en ik besloot om nu rechtstreeks naar Tours te rijden waar ik omstreeks 14.45 u. aankwam in het hotel. Het was nu wachten op een eventueel telefoontje van te velde om mij te melden waar ik hen eventueel zou moeten oppikken want het initiële idee was om toch nog voorbij Tours te rijden en dan met de wagen terug te keren naar het hotel. Om 17.30 u. kreeg ik de oproep met de melding dat ze rechtstreeks naar hier zouden komen. Eenmaal hier werden de fietsen veilig in de garage gestald en friste iedereen zich op zodat we om 18.30 u. naar Tours konden om iets te eten wat rond te kijken. De pelgrims zagen er vermoeid uit en dat was niet verwonderlijk na een tocht van 124 km, het was iets langer uitgevallen dan aanvakelijk gedacht doordat hier en daar van de route was afgeweken of doordat de bewegwijzering niet correct was aangebracht en dat laatste zal wellicht nog meer gebeuren want sommige deelnemers tergen toch wel de heiligen. Ik verklaar mij nader: zoals eerder gemeld worden pelgrims begeleid door heiligen die hen de nodige bescherming bieden en erover waken dat ze op de juiste weg blijven, maar ook heiligen hebben hun grenzen en hun goedheid wordt toch wel erg op de proef gesteld wanneer deelnemers rondrijden met een reclameshirt waarop in letters en tekening de naam van de club wordt vermeld, ik durf het bijna niet te schrijven, "de preutetrappers". Geef nu toe, beste lezer, dat een heilige al een ijzeren zenuwgestel moet hebben om dit alles door de vingers te blijven zien. Je zou voor minder hier en daar wat bordjes verkeerd draaien of gewoon laten verdwijnen. Ik vrees dus voor de rest van de tocht.
We vertrokken dan naar Tours om een kort bezoek te brengen aan de basiliek van Sint Maarten. Velen hadden geluk en konden nog net voor een nonnetje haar winkeltje sloot een stempel voor hun wegboekje van haar krijgen maar Dirk had zijn boekje niet bij en kreeg dus lekker geen stempel, wat had je wel gedacht, je kunt niet met de heiligen blijven lachen. Vandaar naar de omgeving van de Place Plumereau waar het wemelde van het volk in dit lekkere weertje. We aten in La manufacture en het was opvallend stil aan tafel, de lange rit begon zijn tol te eisen en velen waren blij dat ze naar het hotel konden terugkeren. We boekten nog vlug een hotel voor de overnachting in Angouleme en dan werd het oogjes toe en snaveltjes dicht. Het zal een welverdiende nachtrust worden, want morgen staat weer een serieuze etappe op het programma die eindigt met een heel zware klim naar Poitiers. En vooral hopen dat de heiligen al wat bekoeld zijn.
Het internet is hier een ramp in dit hotel, de wifi werkt nu ongeveer al een uur of 4 niet meer en zonder verbinding krijg ik dit niet buiten tot bij jullie. Zouden dat weer die heiligen zijn? We moeten morgen toch eens ernstig praten met Dirk voor of na zijn medische rubriek aan de ontbijttafel.
Mocht het lukken, dan zend ik alles door en met die vrome wens, wens ik jullie allen een zalige nachtrust toe.
Hier zijn we dan weer. Eerst een korte rechtzetting: in het vorige bericht had ik het over "Aldis" en kenners van bepaalde tv- zenders hebben mij erop gewezen dat het eigenlijk "Haldis" moet zijn, zo van "Haal d'eens een pintje.", niet dat er hier gedronken wordt met al die sportieve mensen, maar correct is correct en vandaar deze rechtzetting. En nu over naar het ernstige werk, het eigenlijke verslag van de dag.
Na lange voorbereiding en grondige studie van de af te leggen trajecten, was deze morgen dan het uur van de waarheid aangebroken. Zoals afgesproken, stonden Bruno en Francis om 12.00 u. stipt aan de deur om mij op te pikken. Na de nodige omhelzingen en afscheidskussen kreeg ik voor het eerst de wagen onder ogen en ik moet zeggen ons vervoer zag er keurig mooi stralend uit in de middagzon. Voor we doorreden om Dirk op te pikken in Hooglede moesten we nog even bijtanken en gelukkig dat er Francis was, want zonder hem stonden we waarschijnlijk nog steeds op de Elisabethlaan op zoek naar de stop van de tank. Bij Ford had men er niets beter op gevonden dan die te verbergen achter een luikje achter het voorportier van de chauffeur, goed als bescherming tegen benzinediefstal maar voor leken moeilijk te vinden. Enfin met nieuwe diesel in onze tank konden we toch op weg. Na nog een deugddoende kop koffie of een glas water bij Dirk reden we dan door om het team Bonte op te halen. Daar moesten ook de laatste fietsen worden opgeladen en dat bleek toch niet zo simpel. Dus alles eruit en na het demonteren van het voorwiel van Bruno, dus van de fiets van Bruno, raakte alles er nog net in. En dan kon de echte reis beginnen.
Francis stelde voor om als eerste te rijden en we raakten zonder problemen voorbij de eerste nevralgieke punten Rijsel en de tolpoort in Fresnes. De weg tussen Rijsel en Bonneval is een herinnering aan hoogte -en laagtepunten uit de Franse geschiedenis en cultuur. De wegwijzers langs de weg roepen allerlei gebeurtenissen of personages op die een belangrijke rol hebben gespeeld. Zo reden we langs de Somme en Albert die zoveel leed en ellende hebben gezien in de eerste wereldoorlog, langs het Noyon met zijn kathedraal en het geboortehuis van Calvijn, langs Amiens, stad van de kathedraal en Jules Verne. We kwamen langs Senlis waar onze graaf Boudewijn I van Vlaanderen de dochter van de Franse koning ging schaken en waar er nu een kathedraal staat waarvan het tympaan een plaats heeft in de kunstgeschiedenis, Beauvais met de kathedraal met het hoogste gewelf, Soissons en Clovis met zijn vaas, Compiègne van Napoleon III, de wapenstilstand en de arrestatie van Jeanne d'Arc die we straks op onze tocht zeker en vast nog zullen tegenkomen, het bos van Ermenonville waar J.J. Rousseau zich thuisvoelde en natuurlijk Chartres, de Akropolis van het Noorden, zoals Auguste Rodin placht te zeggen. Dus om kort te zijn, even voor Parijs hadden we vlug even de benen gestrekt en een koffietje gedronken. Na Francis kon ik nu het stuur overnemen en mijn eigenlijke job beginnen. Dankzij onze oerdegelijke GPS raakten we vlot door het doolhof van snelwegen rond Parijs tewijl er zich in de omgekeerde richting een kilometelange file ontwikkelde.
In de wagen was het na een eerste periode van gedachtenwisseling wel heel wat stiller geworden en hier en daar was al eens iemand ingedut. Ik vermoed dat het om "le repos du guèrrier" ging, maar dan omgekeerd, dus voor de strijd gestreden was ofwel ging het hem om een schoonheidsslaapje. Rond Bonneval werkten de geheugenbanken van Bruno en Frederik echter op volle toeren en ze begonnen zich een aantal van hun prestaties van vorig jaar te herinneren. Het daagde ook bij hen dat ze vorige keer eigenlijk al wel flink wat kilometertjes hadden gefietst soms tegen de wind in en bergop. Daar mogen ze gerust al fier op zijn. Intussen hadden we ook al een wat dreigend wolkendek geruild voor een zonnige hemel. Onderweg waren wel een paar druppels gevallen maar echt niet de moeite om de ruitenwissers in te schakelen. Houden zo of misschien een kaars branden voor nog iets beter weer, dat kan morgen in de kathedraal van Tours, als ik eraan denk.
En dan de eerste overnachting. Het hotel in Bonneval is een echte meevaller. Frederik en Bruno kenden het al van vorig jaar, maar ook de nieuwkomers delen hun mening. Louis, Frederik en Francis slapen in het kasteel zelf en zullen dus ook last hebben van ronddolende spoken en geesten vermis dit kasteel er al bijna 900 jaar staat en er hier dus zeker een en ander moet zijn gebeurd met jonk-en andere vrouwen. Dirk en ikzelf krijgen een ruime mooie kamer in de chalets in de tuin. Blijkbaar weet de eigenaar wie er moet geplaagd worden door geesten en wie niet en wie zal het hem kwalijk nemen, niet ik! We spreken af om 18.30 u. voor het aperitief en de maaltijd. Er was keuze tussen pintade (parelhoen voor de thuisblijvers) en vis. Bruno, die naast het nachtelijk bezoek van geesten ook niet nog eens last wou hebben van een zware maag, koos als enige voor de vis, maar wijzigde toch zijn keuze om het de waard niet lastig te maken. Het werd een mooie en lekkere maaltijd met parelhoen, aardappelwafels en een artichoktaartje gevolgd door kaas (niet voor Louis) en een abrikozentaartje. De wijnliefhebbers (en thuis is het nu raden wie dat zijn) dronken er een mooi gekoelde Saumur Champigny Chateau de Fargé (Pisani) van 2010 bij. Markant detail: ons kasteel fungeerde in de tweede wereldoorlog als Duitse Kommandantur en de ijskelder werd gebruikt als gevangenis en folterkamer. Wie zei daar iets van rondspokende geesten?
Na het eten werd nog even overlegd over de rit van morgen van Cloyes sur le Loir naar Tours of omgeving met wellicht een tussenstop voor een lichte lunch in Vendômes. Een kleine 90 km of iets meer als de benen meewillen. Morgen ontbijt om 8.00 u. en dan met de wagen naar Cloyes sur le Loir waar de draad van vorig jaar wordt opgepikt. Intussen weet ik ook wat te kopen voor de bevoorrading: Frans brood, er zijn hier geen andere, Franse streekkaas, Franse pur porc, Frans water, Frans fruit en gewone bananen. Even werd ook gegaan voor nutella choco maar dat werd na beraadslaging van het menu afgevoerd en oh ja, bij dat fruit, zeker geen pruimen. Zelfs eet ik dat wel graag, maar fietsers zullen zo hun eigen redenen hebben, denk ik dan maar.
Voor vannacht blijven de fietsen in de wagen. Ik heb even voorgesteld dat we dat zo zouden kunnen doen voor de rest van de reis en gewoon alles gaan bezoeken met de wagen, maar niet iedereen deelde mijn mening. Op deze snode gedachte neem ik afscheid van jullie tot morgen. En bijna vergeten, iedereen vroeg me uitdrukkelijk om hun groeten over te maken aan het thuisfront. Slaap zacht. Ook nog eens Franse groeten, Daniël
Straks start het fietsavontuur in de richting van Compostella. We verlaten dit landje en de regen en vertrekken naar (hopelijk niet met ) de (noorder)zon vanuit Cloyes sur le Loir in de richting van Tours en Poitiers. Welke weg we daarna zullen volgen, weten we nog niet, maar dat zien we wel wanneer we in Poitiers zijn aangekomen.
Voor sommige moedige fietsers is het de tweede strook na Oostende - Cloyes sur le Loir en voor andere kranige kerels is het de eerste kennismaking met het harde pelgrimsleven op de fiets. Ikzelf zal het gebeuren meemaken vanuit de verkennings-en/of volgwagen als een echte Aldis en daar waar nodig de logistieke bijstand verlenen. Nachtelijke massages van stramme spieren, wegwerken van verzuurde benen en behandelen van blaren en ontstekingen op bepaalde lichaamsonderdelen laat ik natuurlijk wel over aan de deelnemers die over de nodige medische competenties beschikken en daarvan zijn er toch een aantal in ons gezelschap.
Velen, beter zelfs, allen, hebben hard getraind om de spieren te stalen door bergen (misschien eerder heuvels) op en af te rijden, tochten te maken vanuit Hoegaarden naar Dinant of pedalotochten tussen Nieuwpoort en Oostende met tegenwind en zware zee te trotseren en ik heb alle vertrouwen in de mechaniek van de wagen. We zijn er dus klaar voor.
Straks afscheid nemen van alle dierbaren en met opgeheven hoofd de wagen instappen om de geschiedenis in te fietsen. Nog even en we kunnen de kreet van de jacquets slaken wanneer ze zicht kregen op de kathedraal van Compostella: Santiago!