 |
|
 |
Verschillende culturen in het onderwijs |
|
 |
10-06-2014 |
Stap 7: Logboek |
Datum
|
SBU
|
Korte omschrijving
activiteit
|
21/02
|
2u30min
|
Vandaag
kregen we uitleg over het vak RZL. Tegen 28/02 moeten we een e-mail sturen
met ons weblogadres. Dat wil zeggen dat ik tegen dan een onderwerp moet
gekozen hebben. In de les zelf wist ik eigenlijk al bijna zeker wat mijn
onderwerp zou worden.
|
28/02
|
5min
|
Onderwerp
en weblog e-mailen naar mevr.
Mazarese.
|
03/03
|
/
|
Vandaag
heb ik een e-mail teruggekregen van mevr. Mazarese met de goedkeuring van
mijn onderwerp.
|
09/03
|
2u
|
Startartikel
zoeken. Dit was al een moeilijke taak. Ik heb heel lang moeten zoeken tot ik
eindelijk een goed artikel vond. Ik heb het artikel gelezen, en zal
binnenkort beginnen aan stap 1 van de opdracht.
|
17/03
|
15min
|
Welkomstwoord
op blog plaatsen.
|
21/03
|
2u
|
Artikel
grondig lezen en stap 1 van de weblog schrijven.
|
22/03
|
10min
|
Stap
1 op de weblog plaatsen.
|
28/03
|
2u
|
Eigen
standpunt schrijven rond het onderwerp. Hier heb ik heel lang over moeten
nadenken.
|
30/03
|
10min
|
Stap
2 op de weblog plaatsen.
|
05/04
|
45min
|
Een
6-tal onderzoeksvragen noteren en er de beste uitkiezen om uit te werken in
mijn blog.
|
06/04
|
10min
|
De
2 beste onderzoeksvragen posten op mijn blog.
|
12/04
|
1u30min
|
Interview
samenstellen en afnemen met Marijke De Bleser (=mama)
|
13/04
|
1u45min
|
Interviews
samenstellen voor Marc Van Den Brande en de anderstalige mama.
|
19/04
|
1u
|
Mijn
mama heeft het interview afgenomen met de anderstalige mama, omdat ze die
enkel op donderdag ziet, en ik zit in de week op kot in Leuven. Vandaag heb
ik het interview dat mijn mama heeft afgenomen uitgeschreven in een document
zodat ik het binnenkort kan posten op mijn weblog.
|
28/04
|
45min
|
Alle
interviews posten op de blog. Het interview met Marc Van Den Brande moet ik
nog afnemen, dat post ik er later bij.
|
03/05
|
2u
|
Informatie
zoeken op het internet om een antwoord te formuleren op mijn
onderzoeksvragen.
|
14/05
|
2u
|
Interview
afnemen met Marc Van Den Brande + interview volledig uitschrijven.
|
31/05
|
2u
|
Artikels
die ik van Marc Van Den Brande had gekregen grondig lezen en de essentiële
info eruit halen.
|
01/06
|
2u30
|
Antwoord
formuleren op leervragen a.d.h.v. mijn geschreven en levend bronnenonderzoek.
Antwoorden posten op weblog
|
02/06
|
2u
|
Verplichte
literatuur lezen/bekijken en verwerken in blog.
|
03/06
|
2u
|
Lezersbrief
schrijven.
|
05/06
|
30min
|
Lezersbrief
nalezen en verbeteren, met de hulp van mijn papa.
|
07/06
|
15min
|
Lezersbrief
posten
|
10-06-2014, 17:12 geschreven door Els Heyvaert 
|
|
|
 |
07-06-2014 |
Stap 6: Lezersbrief aan Klasse voor leerkrachten |

Beste collegas kleuteronderwijzers (in opleiding),
Het omgaan met diversiteit in taal en/of
levensbeschouwing staat de laatste jaren vaak in de belangstelling. Graag lever
ik mijn bijdrage in het debat hierover.
Het uitdragen van een christelijk mens- en
wereldbeeld is in deze tijd niet gemakkelijk, en al helemaal niet wanneer een
meerderheid van de leerlingen een andere levensbeschouwing heeft. De
christelijke scholen hebben een marktaandeel van tachtig procent. Dit schept
een bijzondere maatschappelijke verantwoordelijkheid. In tegenstelling tot de
andere levensbeschouwelijk geïnspireerde scholen (die slechts een beperkt
segment van de leerlingenpopulatie bereiken) besteden de christelijke scholen
grote aandacht aan de opvang en begeleiding van anders- of niet-gelovige
leerlingen. De christelijke scholen kunnen, zelfs als ze dat zouden willen,
geen uitsluitingsbeleid voeren naar andersgelovigen toe. Dit vanuit hun
christelijke inspiratie die elke mens, ook een anders- of niet-gelovige, maximale
kansen wil bieden. Een uitsluitingsprincipe toepassen in een scholengemeenschap
die tachtig procent van de leerlingen bereikt zou tot gevolg hebben dat we onze
eigen christelijke principes met de voeten treden. Dit creëert natuurlijk een
conflict tussen enerzijds de naastenliefde, basisprincipe van het
christendom, en anderzijds de wens het christelijke geloof mede in de
schoolomgeving wortel te doen schieten. Die laatste wens blijft in de praktijk
bijna niet te realiseren bij anders- of niet-gelovige kinderen. (Zie voorbeeld
van het koortje bij de communie)
De hamvraag is hoelang de katholieke identiteit van
een school overeind kan blijven in de spreidstand tussen de katholieke
geloofsleer en de meerderheid aan andere overtuigingen bij de leerlingen. Het
antwoord op deze vraag mag dan wel een dialoogschool zijn, maar of de demografische
evolutie deze dialoog nog een kans zal geven is helemaal niet zeker.
Wat de taalverwerving betreft is de toestand zo mogelijk
nog complexer. Het principe van co-educatie van Nederlandstalige en
anderstalige leerlingen botst in de praktijk op zijn limieten. Het niveau van
de anderstalige leerlingen opkrikken is al niet gemakkelijk, daarbij het
algemeen leerniveau op een aanvaardbaar peil houden vergt een aantal
voorwaarden en inspanningen. Zo gebeurt er best een spreiding van anderstalige
leerlingen over de diverse scholen en klassen, zodat het percentage
anderstaligen niet boven een werkbaar getal uitkomt. Daarnaast dien je als school
te sleutelen aan de perceptie van de ouders. Er bestaat immers zoiets als de witte
vlucht, waarbij ouders van Nederlandstalige kinderen (meestal autochtoon) uit
angst voor daling van het schoolniveau op zoek gaan naar een andere, minder
taalgemengde school. Door een verstandige spreidingspolitiek kan dit fenomeen
tegengegaan worden. De co-educatie vereist ook heel wat van de leerkrachten.
Het belangrijkste blijft hier de motivatie om met taaldiversiteit om te gaan.
Het beleid van de school kan deze motivatie stimuleren dan wel ondermijnen. Praktijkgerichte
coaching van leerkrachten door deskundigen kan hier het verschil maken.
In dit kader is ook de begeleiding van de
anderstalige ouders een belangrijke pijler.
Binnen de KAAP-projecten kunnen de ouders Nederlands leren op de school van hun
kinderen, dit verhoogt de ouderbetrokkenheid op de school van hun kind. (Zie de
interviews met Marijke De Bleser en een anderstalige mama uit het KAAP-project)
Een aanpak op verschillende niveaus is de enige
manier om bovenvermelde doelstellingen te bereiken.
Aan de zijlijn blijven staan is immers geen optie, daar we hier anders in de
toekomst een zware maatschappelijke prijs voor zullen betalen. De gevolgen van
een verwaarlozing van deze problematiek zijn niet te onderschatten: het creëren
van grote aantallen werklozen zonder toekomstperspectief, de stijging van de criminaliteitscijfers,
toename van psychische problemen, terechtkomen in de armoedespiraal.
De overheid dient hier haar sturende rol waar te
maken. Te vaak beperkt ze zich tot het formuleren van mooie principes over de
hoofden heen van het werkveld, nl. de leerkrachten. De overheid zou best
regelmatig nagaan of haar beleid de gewenste resultaten oplevert zodat de
aanpak zo nodig kan worden bijgestuurd. De expertise die in ons land
overvloedig aanwezig is staat mee borg voor een succesvolle strategie. Ook
buitenlandse ervaringen en werkbezoeken kunnen leerrijk zijn.
Het benaderen van de problematiek van
taalachterstand, soms verweven met de uitdaging gevormd door de levensbeschouwelijke
diversiteit, is een complexe aangelegenheid. Dit vergt het uiterste van het
beleid, de leerkrachten, de leerlingen en hun ouders. Onmogelijk? Neen! Met
creativiteit, enthousiasme en deskundigheid kan dit mooie ideaal zeker
verwezenlijkt worden.
07-06-2014, 00:00 geschreven door Els Heyvaert 
|
|
|
 |
01-06-2014 |
Stap 5: Antwoord op de leervragen |
Beste lezers,
Hieronder vindt u het resultaat van mijn bronnenonderzoek.
1.Welk systeem verzoent een aanpak van de taalachterstand met
het vermijden van een daling van het niveau? Taalontwikkeling dient niet alleen te gebeuren in bepaalde vakken, maar moet een plaats krijgen
in verschillende leergebieden en ook in niet-leergebiedgebonden momenten.
Bijvoorbeeld: onthaalmomenten, weekopeningen en sluitingen, extra-murosactiviteiten
uitstappen, vieringen, momenten van zelfstandig werk en projecten. Dit noemt
men geïntegreerd werken aan taalontwikkeling. De school zal erop waken dat de
taal waarin met de ouders gecommuniceerd wordt toegankelijk is. Voor al die
domeinen vraagt de school interne en externe ondersteuning. Een
intervisieprogramma kan de leerkrachten hierbij helpen(Saveyn, J. (2008) Taalbeleid voeren op de basisschool.
School+Visie.). Vanaf 1 september 2014 wordt taalscreening
verplicht bij de instroom in het lager- en secundair onderwijs. Na detectie van
de specifieke taalnoden zet de school een taaltraject op voor de leerlingen met
specifieke taalnoden. Bij de overgang van het kleuteronderwijs naar de lagere
school bezorgt de kleuteronderwijzer informatie over de taalvaardigheid van de
leerling aan de leerkrachten van het eerste leerjaar. Een ronde tafel-overleg
kan hier erg nuttig zijn. De screening gebeurt nooit voor de inschrijving van
de leerling, maar meestal in de eerste maand van het eerste leerjaar. Het
VVKBaO verkiest SALTO als screeningsinstrument. Daarnaast is een
observatieperiode erg belangrijk. In het eerste leerjaar wordt er gefocust op
mondelinge taalvaardigheid, bijvoorbeeld door dagelijks voor te lezen, door
samenwerkingstaken uit te voeren, door interactieve taalhoeken. Hierbij is het
belangrijk vaak te herhalen, zaken te visualiseren, goed te articuleren.
Leerlingen laten werken in duos of kleine groepen kan het taalniveau verhogen.
Door het inzetten van een zorgteam dat anderstalige leerlingen ondersteunt
tijdens, maar ook na, de klasuren kan het taalniveau van deze kinderen
bijgespijkerd worden zonder negatieve invloed op het leerniveau van de andere
kinderen. (Masquillier, B.; Verhelst, M.;
Lippens, M. (2014). Jouw taal, onze zorg. School+Visie.)
Vooral kinderen met een blootstellingsachterstand hebben baat
bij taalstimuleringsprogrammas. Deze programmas zijn bij uitstek geschikt om
kinderen met een taalachterstand die veroorzaakt wordt door een anderstalige
thuissituatie te helpen. Hierbij dient men voorrang te geven aan de
sociaal-emotionele ontwikkeling en de stabiliteit. Enkel zo kan het kind
zelfvertrouwen ontwikkelen. Het louter inzetten op de ontwikkeling van schoolse
vaardigheden schaadt de sociaal-emotionele ontwikkeling. (Keegstra, A. (2011). Is taalstimulatie de oplossing? HJK.)
2. Hoe kaderen we de levensbeschouwelijke
opvoeding in een katholieke school waar heel wat leerling een andere religie
hebben, en waarbij deze soms zelfs in de meerderheid zijn?
Na lectuur van een
aantal aangereikte bronnen en bij herlezing van de uitgetikte interviews blijkt
duidelijk dat deze vraag slechts met veel moeite een enigszins bevredigend
antwoord krijgt.
Elke bron is het erover eens dat de katholieke identiteit helder dient
zichtbaar te zijn, te beginnen bij de externe presentatie van de school.
Zo ontwierp de
directiecommissie katholiek basisonderwijs (DCBaO) een banner met een foto van
vier kinderen die in kruisvorm de hoofden bij elkaar steken (zie bijlage). De foto verwijst
naar een hartelijk welkom voor kinderen uit de vier windstreken, naar de
diversiteit in onze scholen alsook naar de oproep om een echte dialoogschool te
zijn: een school waar eigenheid en solidariteit samenkomen. Op de banner
prijken ook de woorden katholiek basisonderwijs. Zo zeg je aan kinderen,
ouders en aan voorbijgangers dat het opvoedingsproject en de werking van je
school op een christelijk mens- en wereldbeeld is gebouwd. (Van
den Brande, M. (2013-2014). Identiteit en opdrachten van de katholieke
basisschool. School+Visie.)
De
katholieke scholengemeenschap, geconfronteerd met de levensbeschouwelijke
diversiteit van de leerlingen, kiest niet voor uitsluiting (toegang beperken tot katholieke leerlingen)
maar voor het concept van de dialoogschool. Een katholieke school plaatst zich in de katholieke
geloofstraditie, maar sluit zich er niet in op. Een
dialoogschool creëert bewust openheid naar de verschillende andere
levensvisies. Er is ruimte voor ontmoeting met anders- en niet-gelovige
leerlingen. Een dialoogschool neemt die ontmoeting ernstig. In het gesprek
vormt de katholieke geloofstraditie het kader van waaruit met respect naar
andere overtuigingen wordt gekeken. Dat gesprek daagt de school uit om een brug
te slaan tussen de overgeleverde christelijke traditie en het eigen geloofsleven.
Om haar christelijk identiteit te verduidelijken en traditie door te geven kan
ze onder meer gebruik maken van eigentijds gedachtegoed of verhalen. Zo biedt
de religieuze pluraliteit een kans om de katholieke schoolidentiteit te
verrijken. (Uit het interview met Marc
Van den Brande). De school kan dan wel de hand willen reiken naar
de andersgelovige leerlingen, om een echte dialoog kans op slagen te geven moet
die uitgestoken hand wel aanvaard worden. Daar wringt nog al eens het
schoentje. (Uit het interview met Marijke
De Bleser)
Bijkomend bronnenonderzoek (verplichte literatuur):
Obama en geloof
Niet minder dan president Barak Obama had
het in een toespraak over de uitdaging die gevormd wordt door religieuze
diversiteit. Amerika moet er mee leren leven dat het niet langer enkel een
christelijke natie is, maar ook heel wat mensen telt die een andere religie
aanhangen of niet-gelovig zijn. De USA zou de niet-christelijke mensen niet
kunnen uitwijzen zonder afbreuk te doen aan de christelijke kernwaarden zoals:
naastenliefde, mededogen en wederzijds respect. Deze redenering gaat ook op als
je ze toepast op de levensbeschouwelijke diversiteit in de katholieke
scholengemeenschap. Niet- of andersgelovigen de deur wijzen ontneemt een
katholieke school het recht zich christelijk te noemen. Immers de onbarmhartige,
meedogenloze toepassing van een enggeestige interpretatie van het christendom
ondergraaft het wezen zelf van de christelijke godsdienst. Waar Obama ons
meteen een alternatief voorschotelt, nl. vanuit het geloof op zoek gaan naar
waarden die universeel zijn voor elke mens, wat ook zijn overtuiging is. Dit is
volgens mij het belangrijkste argument om het principe van de dialoogschool te
omarmen.
Politieke partijen en standpunten over
religie en levensbeschouwing
De meeste politieke partijen hebben hun
best gedaan hier een genuanceerd antwoord op te geven. Nuance betekent in dit
geval vaak onduidelijkheid. Men draait rond de hete brij heen en verliest zich
in wollig taalgebruik. Grosso modo zijn er twee grote tendensen. De ene wil een
dwingend kader opleggen waarbinnen de variëteit aan levensbeschouwingen aan bod
komt. De andere vindt dat die variëteit al voldoende aan bod komt en vreest
voor de negatieve gevolgen van de staatsinmenging in levensbeschouwelijke
vakken. Voor beide visies valt iets te zeggen, wellicht komt er in de toekomst
een breed gedragen compromis waarbij de scholen worden gestimuleerd om de
levensbeschouwelijke diversiteit te onderwijzen, maar zonder een dwingende
structurele ingreep.
Bijlagen: katholiek.jpg (10 KB)
01-06-2014, 00:00 geschreven door Els Heyvaert 
|
|
|
 |
28-04-2014 |
Stap 4: Bronnen raadplegen |
Beste lezers,
Interviews geven vaak een verhelderende kijk op een complexe problematiek. Daarom volgt hier de neerslag van enkele gesprekken die ik voerde met mensen die elk op hun eigen manier in contact komen met dit onderwerp.
1. Interview met Marijke De Bleser (mijn mama), vrijwilligster in het Xaveriuscollege te Borgerhout:
Vraag 1: Je hebt nu al een aantal jaren ervaring met begeleiding van anderstalige ouders en kinderen uit de basisschool. Hoe is jouw mening over de problematiek van taalachterstand en de
invloed ervan op het schoolniveau geëvolueerd? Antwoord: De begeleiding gebeurt na de lesuren. Ik ben ervan overtuigd dat de extra uren die de kinderen en hun
ouders samen met mij besteden aan verbetering van hun taalkennis renderen
wanneer ook de leerkracht tijdens de lessen af en toe een extra duwtje geeft aan
deze kinderen. Dit kan perfect samengaan met een prima lesniveau, ik kan me
zelfs voorstellen dat de autochtone kinderen ook heel wat kunnen opsteken van
de tips die de anderstaligen meekrijgen. Dit vergt toch wel een extra
begeleiding en ondersteuning van de leerkracht.
Vraag 2: Heeft jouw begeleiding nog andere positieve gevolgen? Antwoord: Zeker, ook de betrokkenheid van de ouders krijgt een
stevige impuls door het samenwerken rond taal. Zo schrijven ze regelmatig iets
in de agenda van hun kind waar ze dit vroeger nooit deden. De drempel om naar
de directie te stappen is ook fel verlaagd. Wat dan weer de betrokkenheid
vergroot, en hierdoor ook de motivatie om verder te gaan op het leerpad van de
Nederlandse taal.
Vraag 3: Wat heb je nog geleerd uit je ervaringen? Antwoord: Ik heb een levendige gemeenschap leren kennen. Door de ouders
word ik regelmatig gevraagd op feesten die belangrijk zijn in hun cultuur. Zo
mocht ik bijvoorbeeld reeds aanwezig zijn op een Marokkaans huwelijksfeest, op
het Suikerfeest, op een doopfeest,
De mamas brengen regelmatig trots
zelfgemaakte traditionele hapjes mee naar de les, die we tijdens onze pauze opknabbelen. Ondertussen wordt er duchtig gepraat over de recepten, dit gebeurt uiteraard in het Nederlands.
Vraag 4: Zijn er naast die positieve ervaringen nog kritische voetnoten
die je wil plaatsen? Antwoord: Inderdaad, we mogen het totale plaatje niet te rooskleurig
voorstellen. Er is nog veel werk aan de winkel. Zo zorgt de keuze van een
huwelijkspartner uit het thuisland telkens weer voor taalachterstand, waarbij we
weer van nul moeten beginnen bij de begeleiding. De religieuze verschillen zijn
soms een hinderpaal voor het engagement van de kinderen in klasverband. Goed bedoelde
initiatieven komen daardoor niet van de grond. Denk aan het voorbeeld van het
koortje dat je in je blog gaf.
2. Interview met een mama uit de vrijwillige taallessen (ik stelde deze vragen bewust in eenvoudig Nederlands):
Vraag 1: Vind je het goed dat jullie elke week samenkomen? Wat heb je allemaal al bijgeleerd? Antwoord: Ik vind dat heel goed, ik wil zelfs nog meer komen! Ik heb het reglement van de school leren begrijpen en Nederlands geleerd.
Vraag 2: Wat zou je nog meer willen bijleren? Antwoord: Nog meer willen weten over de activiteiten van de school (bv. sneeuwschool (verplicht?)).
Vraag 3: Lees je soms iets in het
Nederlands en kijk je al eens naar de Vlaamse televisie? Zo ja, wat lees/kijk
je dan? Antwoord: Lezen: Streekkrant, Visie (krant van ACV), receptenboek, reclamefolders, leesboekjes van mijn kindjes, brieven van de school. Televisie kijken: ATV (Antwerpse televisie), nieuws (soms), kookprogramma's, Violetta (Disney-tv), familie
Vraag 4: Begrijp je nu al beter wat je kind
leert op school?
Antwoord: Eigenlijk niet, het blijft een probleem. Eén keer per week is te weinig, ik moet ook nog wassen, strijken,...
Vraag 5: Hoe help je je kind indien het hulp nodig heeft bij het huiswerk? Antwoord: Tafels afvragen, splitsingen, controledictee, agenda nakijken, brieven lezen.
Vraag 6: Ga je naar het oudercontact en versta
je dan wat de juf of meester zegt? Antwoord: Ik versta niet altijd alles, het meeste wel. Mijn man is er ook bij, hij kan meehelpen om de juf te verstaan.
Vraag 7: Voel je je meer betrokken bij het
schoolgebeuren nu je lessen Nederlands volgt? Vertel. Antwoord: We zijn een familie geworden en respecteren elkaar. We hebben verschillende nationaliteiten en godsdiensten, maar dat is niet belangrijk voor ons. Het zijn heel goede leraren op het Xaveriuscollege.
3. Interview met Marc Van Den Brande, Secretaris- Generaal van het VVKBaO op het VSKO:
Vraag 1: De diversiteit is een feit,
zowel op taalgebied als op gebied van levensbeschouwing. Hoe gaat het VSKO hier
mee om? Antwoord: Diversiteit is inderdaad een feit. Maar dat is niets nieuws. De verschillen tussen de kinderen inzake thuistaal en levensbeschouwing zijn de laatste decennia wel toegenomen. In haar beleidsmatige en representerende functie heeft het VSKO, en meer bepaald ons Verbond Katholiek Basisonderijs (VVKBao) meegewerkt aan een gunstige omkadering en bijkomende werkingsmiddelen voor scholen met leerlingen die een andere thuistaal hebben. Voor wat de levensbeschouwing betreft heeft het VVKBaO in ons boek 'Opdrachten voor het katholiek basisonderwijs in Vlaanderen' hierover haar visie verwoord. Daarin kiest het VVKBaO voor het concept van de dialoogschool.
In haar coördinerende functie brengt het VVKBaO schooldirecties en schoolbegeleiders samen om voeling te houden met de behoeften van de scholen en de problemen die ze ons rond thema's zoals taalbeleid en identiteit signaleren. Van daaruit gaan we na of we hieromtrent vragen moeten stellen aan de overheid (b.v. in functie van decreetwijzigingen of afspraken met de administratie over de interpretatie van wetgeving), dan wel initiatieven nemen (b.v. onderzoek, begeleidingstrajecten, aanpassing leerplannen, didactische wenken,...).
In haar ondersteunende functie communiceert en begeleidt het VVKBaO de scholen en leerkrachten. Ik voeg een aantal specifieke artikels als bijlage: hoe voer je een taalbeleid in uw school (o.m. na de recente decreetwijzigingen in verband met taalscreening en taalbad). M.b.t. de thematiek van de levensbeschouwing bezorg ik je een artikel dat ons boek inzake 'Opdrachten voor het katholiek basisonderwijs in Vlaanderen' situeert. Er zijn een reeks artikelen die hier nog verder op doorgaan.
Vraag 2: Kinderen met taalachterstand hebben vaak, maar zeker niet altijd, een niet-katholieke levensbeschouwing. Hoe kan het katholiek onderwijs zijn eigenheid bewaren en tegelijkertijd maximale kansen bieden aan deze kinderen? Antwoord: Je suggereert de perceptie dat taalachterstand en niet-katholieke levensbeschouwing samengaan. Als Verbond gaan we daar niet van uit. We proberen beide zaken uit elkaar te houden, zodat we naar de klaspraktijk een duidelijke aanpak kunnen suggereren, zowel inzake taalachterstand als inzake de aanwezigheid van niet-katholieke kinderen op de katholieke school. Wat dus je vraagt betreft inzake eigenheid, verwijs ik naar het concept van 'Dialoogschool' dat we hebben uiteengezet in onze 'Opdrachten voor het katholiek basisonderwijs in Vlaanderen'.
Een katholieke school plaatst zich in de katholieke geloofstraditie, maar sluit zich er niet in op. Een dialoogschool creëert bewust openheid naar de verschillende andere levensvisies. Er is ruimte voor ontmoeting met anders- en niet-gelovige leerlingen. Een dialoogschool neemt die ontmoeting ernstig. In het gesprek vormt de katholieke geloofstraditie het kader van waaruit met respect naar andere overtuigingen wordt gekeken. Dat gesprek daagt de school uit om een brug te slaan tussen de overgeleverde christelijke traditie en het eigen geloofsleven. Om haar christelijk identiteit te verduidelijken en traditie door te geven kan ze onder meer gebruik maken van eigentijds gedachtegoed of verhalen. Zo biedt de religieuze pluraliteit een kans om de katholieke schoolidentiteit te verrijken.
Vraag 3: Hoe ziet het VSKO de taak van
het basisonderwijs bij de taalverwerving? Antwoord: Zie bijgevoegd artikel over 'Taalbeleid voeren'. (bijlage)
Vraag 4: Voorziet het VSKO in coaching
van leerkrachten over de specifieke pedagogische aanpak van deze kinderen? Antwoord: Zie bijgevoegd artikel over 'Taalbeleid voeren'. (bijlage)
Bronnenlijst:
- Van den Brande, M. (2013-2014). Identiteit en opdrachten van de katholieke basisschool. School+Visie.
- Masquillier, B.; Verhelst, M.; Lippens, M. (2014). Jouw taal, onze zorg. School+Visie.
- Saveyn, J. (2008) Taalbeleid voeren op de basisschool. School+Visie.
- Keegstra, A. (2011). Is taalstimulatie de oplossing? Het Jonge Kind (HJK).
- (1998). School voor nieuwkomers. Klasse voor leraren van oktober (nr.88).
- Interview met Marijke De Bleser
- Interview met anderstalige mama (anoniem)
- Interview met Marc Van Den Brande
Bijlagen: Taalbeleid voeren op de basisschool.pdf (449.3 KB)
28-04-2014, 00:00 geschreven door Els Heyvaert 
|
|
|
 |
06-04-2014 |
Stap 3: Leervragen formuleren |
Beste lezers,
Heel wat knelpunten passeerden de revue in mijn vorige berichten. Hieruit probeer ik twee leervragen te distilleren.
1. Taal: Welk systeem verzoent een aanpak van de taalachterstand met het vermijden van een daling van het niveau?
Naast een aparte onthaalklas voor anderstaligen én een procentuele beperking van het aantal anderstaligen in een klas zijn er misschien nog andere mogelijkheden.
2. Religie: Hoe kaderen we de levensbeschouwelijke opvoeding in een katholieke school waar heel wat leerling een andere religie hebben, en waarbij deze soms zelfs in de meerderheid zijn?
06-04-2014, 00:00 geschreven door Els Heyvaert 
|
|
|
 |
30-03-2014 |
Stap 2: Eigen voorlopig standpunt innemen |
Beste lezers,
Je las al dat ik zelf al wat ervaring heb rond dit onderwerp. Deels omdat ik in de klas heb gezeten met kinderen met een andere moedertaal en/of religie, maar ook omdat mijn mama actief betrokken is met anderstaligheid op school.
Er is toch nog heel veel werk aan de winkel!
Heel wat anderstalige ouders sturen hun kinderen naar school en hopen dat hun kind op die manier de taal wel onder de knie zal krijgen. Maar, als de kinderen thuis niet voldoende worden begeleid, omdat de ouders thuis geen Nederlands spreken, zal het leren van de nieuwe taal voor de kinderen een heel traag proces worden. Hierdoor kunnen de kinderen niet goed volgen op school én zou zo het niveau kunnen zakken. De leerkracht moet noodgedwongen zijn/haar opdrachten toegankelijker maken voor de kinderen die de taal niet goed onder de knie hebben. Het vergt heel wat deskundigheid om hierbij het klasniveau niet te laten zakken. Een manier hiertoe zou inderdaad een onthaalklasje kunnen zijn voor anderstaligen. Als ze hun achterstand op taalgebied hebben ingelopen kunnen ze dan overstappen naar de gewone klas. Een andere mogelijkheid is de anderstalige kinderen te spreiden over de klassen. Dit geeft extra kansen aan de anderstaligen, tezelfdertijd komt het niveau van de klas niet in gevaar. Er zijn wellicht studies die licht kunnen werpen op het percentage anderstaligen dat ideaal is om dit te kunnen bereiken. Als jullie hier meer info over zouden hebben krijg ik graag van jullie een seintje via deze blog. Te vaak halen leerkrachten moedeloos de schouders op en leggen ze zich neer bij de achterstand van de leerlingen of het zakken van het niveau, terwijl er toch voorbeelden zijn dat er aan beide problematieken een mouw kan gepast worden.
De religieuze diversiteit vormt dan weer een heel andere uitdaging. Hier is geen sprake van verlaging van het niveau of leerachterstand. Wel vergt het, zeker in een katholieke school, heel wat visie en deskundigheid om hieruit een meerwaarde te creëren.
Kennismaken met elkaars levensbeschouwing, leren er respect voor op te brengen, aanvaarden dat geen levensbeschouwing superioriteit kan opeisen, allemaal troeven die de leerlingen voorbereiden op het leven in een maatschappij met diverse levensbeschouwingen. De ouders meekrijgen in dit verhaal vormt dan nog een extra uitdaging.
Onlangs hoorde ik een verhaal dat dit treffend illustreert. In het Xaveriuscollege te Borgerhout, waar ik zelf ook school liep, is het binnenkort eerste communie. Drie kwart van de leerlingen is niet katholiek en neemt er dus niet deel aan. De onderwijzers vonden een manier om deze leerlingen toch te betrekken bij de eerste communie. Ze stelden voor dat die kinderen een koortje zouden vormen dat tijdens de misviering zou zingen. De kinderen waren superenthousiast! Thuis waren de meeste ouders niet happig om mee te stappen in dit verhaal. De dag erna brachten heel wat leerlingen ouderlijke weigeringsbriefjes binnen. Exit goed bedoeld initiatief.
30-03-2014, 00:00 geschreven door Els Heyvaert 
|
|
|
 |
22-03-2014 |
Stap 1: Voorstelling startartikel en motivering keuze |
Beste lezers,
Heel wat leerkrachten ondervinden problemen tijdens de communicatie met hun leerlingen en de ouders.
Het leek me interessant te onderzoeken hoe een school daar het best mee kan omgaan.
Nu vraag je je misschien af waarom ik voor dit onderwerp koos? Wel, ik woon in Antwerpen, waar er heel wat allochtonen wonen, en zat heel mijn schoolcarrière in de klas met kinderen uit verschillende culturen. Je zou mij ervaringsdeskundige kunnen noemen, althans als leerling.
Mijn mama geeft vrijwillig les aan anderstalige ouders die Nederlands willen leren. Elke donderdagmiddag leert ze deze ouders Nederlands. Ze gaat ook mee naar de oudercontacten, wanneer de ouders dit willen. Je zal binnenkort op deze blog dus zeker een interview terugvinden met mijn mama en één van de anderstalige mama's rond het communiceren en het meer betrokken raken bij de werking van de school.
Als startartikel koos ik voor een artikel uit Klasse. Hierin wordt uitgelegd hoe een school werkt met een onthaalklasje voor de nieuwe, anderstalige kinderen. Ik koos dit artikel omdat ik dit een zeer interessant idee vind. Een onthaalklas voor anderstalige kinderen bestaat nog in te weinig scholen, hoewel dit zeker een meerwaarde is. In het artikel staan al heel wat tips om correct om te gaan met anderstalige nieuwkomers. Dit is voor mij heel handig omdat ik in mijn stageklas, waar ik in mei stage zal lopen, twee anderstalige kleuters heb. De kleuters spreken bijna geen Nederlands en zijn dus nog erg stil in de klas. Door dit artikel te lezen heb ik toch al een beter beeld gekregen op hoe deze kleuters zich voelen.
In Antwerpen behoren de meeste anderstalige kinderen tot een andere religie dan het christendom. Toch kiezen ze vaak voor een katholieke school. Op de taalproblematiek enten zich ook de verschillende religieuze achtergronden. Het leek me dan ook interessant om deze twee mogelijke knelpunten samen onder de loep te nemen. Mijn nonkel, Marc Van Den Brande, is Secretaris- Generaal van het VVKBaO op het VSKO. Ik zal hem binnenkort zeker eens aan de tand voelen hierover.
Bijlagen: http://www.klasse.be/archief/school-voor-nieuwkomers/
22-03-2014, 00:00 geschreven door Els Heyvaert 
|
|
|
 |
17-03-2014 |
Welkomstwoord |
Beste lezers,
Ik ben Els Heyvaert, word binnenkort 20 jaar en ben tweedejaarsstudente Kleuteronderwijs aan de Katholieke Hogeschool Leuven.
Voor het vak Religie, Zingeving en Levensbeschouwing kreeg ik de opdracht een blog aan te maken.
Daarop kan je allerlei informatie vinden over diversiteit (taal, afkomst, godsdienst) in het onderwijs en hoe je hier mee om kan gaan als leerkracht.
Alvast veel leesplezier!
Els

.jpg)
17-03-2014, 00:00 geschreven door Els Heyvaert 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
|
|
 |