Neen, uw blog moet niet dagelijks worden bijgewerkt. Het is gewoon zoals je het zélf wenst. Indien je geen tijd hebt om dit dagelijks te doen, maar bvb. enkele keren per week, is dit ook goed. Het is op jouw eigen tempo, met andere woorden: vele keren per dag mag dus ook zeker en vast, 1 keer per week ook.
Er hangt geen echte verplichting aan de regelmaat. Enkel is het zo hoe regelmatiger je het blog bijwerkt, hoe meer je bezoekers zullen terugkomen en hoe meer bezoekers je krijgt uiteraard.
Het boeiende en fascinerende begin van een paardenleven.
1. Het fokken
Het is fascinerend om een kudde wilde paarden tijdens de paartijd te bestuderen. Hengsten en merries proberen mekaars aandacht te trekken. In een wilde kudde is er één dominante hengst die het recht heeft elke volwassen merrie te dekken. Merries zijn vanaf hun tweede levensjaar geslachtsrijp en kunnen tot na hun twintigste vruchtbaar blijven.
Meestal paren paarden in de lente omdat dan de dagen beginnen te lengen, wat hun hormonenwerking stimuleert. Als een merrie of een hengst tot paren bereid is, verspreiden de flanken en het gebied rond de staart bepaalde geuren. Een hengst kan van op grote afstand een drachtige merrie ruiken.
De hengst maakt haar vervolgens het hof door zijn staart op te tillen, zijn nek sierlijk te buigen en haar te besnuffelen. Hij volgt haar en blijft hinnikend en briesend om haar heen draaien.
Een drachtige merrie draagt haar veulen 11 maanden. Het veulen wordt dus meestal geboren in de lente van het volgende jaar. Als een veulen te vroeg wordt geboren, kan het veel last ondervinden van het slechte weer. In de lente is er bovendien genoeg gras om de merrie te voeden die daardoor voldoende melk kan produceren.
2. De dracht
Vanaf het moment waarop een zaadcel de eicel binnendringt en de merrie bevrucht is, duurt het 11 maanden voordat het veulen volgroeid is. De draagtijd kan wel lichtjes verschillen van ras tot ras.
De eerste symtomen
Na ongeveer twee en een halve week na de bevruchting wordt de merrie niet meer hengstig.
Er zijn verschillende methoden om een zwangerschap bij een paard te testen: - echografie - inwendig onderzoek - urinetest - bloedtest
Vaak begint de merrie pas in de laatste weken van de dracht rusteloos te worden. Ze gaat dan vaak liggen om vervolgens weer op te staan. Tijdens de laatste weken moet de merrie veel rust hebben en uit de buurt gehouden worden van paarden die haar proberen te intimideren. Licht werk is toegestaan tot de zevende maand.
Tijdens de laatste fasen van de dracht weegt het veulen tussen de 30 en 60 kg en is het 75 tot 145 cm lang. Vlak voor de geboorte draait de foetus zich in de geboortepositie.
3. De geboorte
De meeste geboorten verlopen snel en probleemloos. Toch is het raadzaam professionele hulp achter de hand te houden voor het geval er zich complicaties voordoen.
Tekenen van een nakende geboorte
Sommige merries vertonen geen tekenen dat ze gaan veulenen, maar in de meeste gevallen begint de uier twee weken voor de geboorte groter te worden. Ongeveer vijf dagen voor het veulenen vullen de tepels zich en ongeveer drie dagen voor de geboorte vormt zich een wasachtig laagje rond te tepels. Als er melk uit de uiers begint te druppelen, betekent dit dat het veulen binnen de komende 24 uren geboren zal worden. Ook een melkonderzoek kan het tijdstip voorspellen.
Een merrie die met andere paarden in de wei staat, verlaat de groep om een rustig plekje op te zoeken. Een merrie die op stal staat, rolt zich op haar rug, begint te zweten en naar haar buik te kijken. De geboorte verloop vaak vrij snel. Doorgaans heeft de merrie hierbij geen hulp nodig.
De geboorte begint als de vliezen breken en het vruchtwater, dat het veulen in de baarmoeder omringt (tot 3.8 liter) wegloopt. De merrie gaat gedurende deze fase meestal liggen.
Binnen de 20 minuten na het breken van de vliezen moeten de voorvoeten van het veulen zichtbaar zijn.
Het veulen moet 30 minuten later geboren zijn. Indien de achterbenen verschijnen bij de geboorte moet de veearts verwittigd worden.
Na de geboorte bevrijdt het veulen zicht van het vlies met behulp van de moeder.
Meestal likt de moeder het veulen droog. Doet zij dit niet, droog het veulen dan met wat stro of handdoeken. Binnen de 40 minuten na de geboorte gaat de merrie weer staan. Terwijl ze dit doet breekt de navelstreng. De nageboorte komt meestal 60 minuten na de geboorte. Als deze niet binnen de drie uren verschijnt, moet ze door de veearts verwijdert worden. De meeste veulens staan al op hun benen anderhalf uur na de geboorte. Binnen een uur moet het bij de moeder drinken.
Deze eerste melk beval colostrum, een stof die antilichamen aan het veulen doorgeeft om het tegen infecties te beschermen.
Het eerste levensjaar
Een veulen kan binnen een paar uur na de geboorte staan en lopen. Na een paar dagen kan het zijn moeder rennend bijhouden.
Gevaar
Tegenwoordig zijn de meeste paarden gedomesticeerd en niet bang voor andere dieren. Maar in het wild zijn ze niet meer dan een schakel in de voedselketen en moeten ze zichzelf tegen roofdieren, zoals wilde katten en honden beschermen. De benen van een veulen hebben bij de geboorte 90% van hun volwassen lengte. Ze zijn dus al in staat zich snel voort te bewegen en kunnen door weg te rennen aan gevaar ontsnappen.
Jonge paarden zijn van nature nieuwsgierig en leergierig. Ze onderzoeken alles wat nieuw is. Ze spelen graag en springen door de wei om hun benen te testen. Op deze manier ontwikkelen ze hun spieren. Maar ze zijn vlug moe. Een dutje op gezette tijden is dan ook noodzakelijk voor een gezond en dartel veulen.
Groeitempo
Tijdens de eerst vijf levensjaren is een paardejaar gelijk aan vijf mensenjaren. Een veulen van zes maanden bevindt zich dus in dezelfde ontwikkelingsfase als een kind van 2,5 jaar. Driekwart van de totale groei van een veulen vindt echter tijdens het eerste levensjaar plaats. Drie maanden na de geboorte kan de hoogte van het veulen bepaald worden. Meet de afstand tussen het punt van de elleboog en de grond en vermenigvuldig dit met twee.
Het tweede levensjaar
Het paardenlichaam krijgt in het tweede levensjaar meer diepte. De achterhand wordt sterker en gespierder. Hierdoor kan hij steeds sneller galopperen, maar hij mist nog de kracht en het uithoudingsvermogen van oudere paarden. Het paard verliest zijn donzige vacht en worden de korte, zachte haren in manen en staart vervangen door echt haar.
Deze veranderingen kunnen verrassende resultaten opleveren en de kleur van de nieuwe vacht kan enorm van de vorige verschillen! Een grijs-bruin veulen kan kastanjebruin worden, met zwarte benen, manen en staart en een donkere streep over de rug. Ook kan een kastanjebruin veulen grijs worden, als een van de ouders grijs is.
Een paard is meestal volwassen als hij zes jaar is. Hij heeft dan zijn volle lengte bereikt, en zijn botten zijn volgroeid. Zijn spieren zijn ontwikkeld en hij lijkt groter en indrukwekkender zonder dat hij gegroeid is. Qua snelheid bereikt het paard zijn hoogtepunt tussen het tweede en zesde levensjaar.
De zintuiglijke wereld van het paard is rijk en gevarieerd. Het oorspronkelijke paard leefde in een open landschap van laagland en grasvlakten.
Uit die verre voorgeschiedenis heeft het een bijzonder geavanceerd communicatiesysteem overgeërfd dt het de gelegenheid geeft om informatie uit te wisselen met zijn soortgenoten door middel van mimiek en karakteristieke houdingen.
Paarden communiceren met hun vijf zintuigen. Ze hebben een complexe manier van communiceren die vooral gebaseerd is op lichaamstaal. Geur-, smaak- en tastzin, vocale signalen, gedrag en houdingen spelen een ingewikkelde rol in de communicatie.
De oren van een paard 'praten' voortdurend. Ze zijn goed zichtbaar. Ze onthullen de emotionele toestand van het dier.
naar voren gericht: gespitst en aandachtig
naar achteren gericht: om te waarschuwen
In de natuur is het paard een prooidier, dat voortdurend op de uitkijk staat en zich enkel kan verdedigen door te vluchten. Zijn zichtuigen zijn dus bijzonder scherp om snel het kleinste gevaar te kunnen ontdekken.
Ook de mens is een predator... Mens en paard zijn twee totaal verschillende soorten, en gebruiken heel verschillende communicatiemiddelen met weinig overeenkomsten. Het paard is een nieuwsgierig, maar verlegen dier, waardoor het onbekende vaak gelijk staat met gevaar.
Een sociaal dier
De familie
Paarden zijn sociale kuddedieren. Dit kenmerk vormt de volgende voordelen:
verhoogt hun overlevingskans in de natuur
vormt een voordeel om voedsel te vinden
om belagers te ontmoedigen
Als ze in vrijheid leven in uitgestrekte gebieden met veel voedsel, organiseren paarden zich in kudden die verdeeld zijn in kleine sociale kernen waarvan de familie de meest stabiele vorm is.
De familie is erg belangrijk voor het paard. Ze wordt gevormd rond een moedermerrie. De banden die gesmeed worden tussen de leden zijn sterk en duurzaam. Ook al verlaat het veulen van nature zijn moeder op de leeftijd van 9 maanden, het blijft contact zoeken met haar. Het zoekt bij voorkeur haar gezelschap op en niet dat van andere leden uit de familiekern.
In wilde kudden is de hengst niet de leider: hij is de beschermer van zijn groep merris en zorgt voor het voortbestaan van het ras. Hij is trouw. Hij kan ten opzichte van andere hengsten agressief zijn, vooral tijdens de voortplantingsperiode.
Sociale gehechtheid
Wanneer en nieuw paard in de groep geïntroduceerd wordt, wordt het door de overige leden op de proef gesteld. Volgens zijn karakter zal de nieuwkomer na afloop van die test gerangschikt worden onderaan of bovenaan de hiërarchie.
Bij paarden zit men zelden vriendschappen tussen drie dieren. Ze hebben vaak een enkele vriend. Om die reden doet men er ook goed aan om nooit een oneven aantal paarden samen in de weide te zetten. Bij de eerste contacten ruiken de paarden eerst aan elkaars neuzen, dan volgt het hoofd, het lichaam en tot slot de achterhand. Als ze mekaar leuk vinden zullen ze samen eten, elkaars vliegen wegjagen in de zomer en zich samen verplaatsen.
Het territorium
Het paard is een nomade die zich voortdurend verplaatst om voedsel te vinden. Het brengt veel tijd door met eten en sluit van nature aan bij de groep om een sociale entiteit te vormen. Als het paard de ruimte heeft, legt het regelmatig afstanden van 10 to 15 kilometer per dag af, waarbij het zich langzaam verplaatst tussen de plaatsen waar het rust, speelt, wentelt, eet en drinkt.
In vrijheid leven paarden in een zogenaamde biotoop, dat is een gebied waar ze alles vinden om zich te voeden, om te rusten, te eten, te drinken, zich te wentelen en te schuilen. Die ruimt kan gaan van 1 tot 50 vierkante kilometer. De sociale veiligheidszone is dan weer een onzichtbare cirkel rond alle leden van de groep. Buiten die afstand begint het dier onrustig te worden en vindt het dat zijn soortgenoten te ver verwijderd zijn. De straal van die cirkel kan 5 à 6 m tot 20 à 25 m groot zijn.
Intelligentie
Intelligentie
Alleen al het feit dat men een paard kan dresseren, wijst erop dat het een intelligent dier is. Van nature uit heeft het paard de neiging om ouders en soortgenoten te volgen en te imiteren. Bepaalde leerlingen lijken een zekere neiging te hebben om sneller slechte gedragingen dan goede aan te leren: men moet dus met veel zorg het leerpaard uitkiezen, dit moet ouder en kalmer zijn en vertrouwen hebben in de mens. Het veulen kan dan probleemloos de gedragingen en gewoonten imiteren van die modelleraar.
Vluchten voor het onbekende is een kenmerk van alle soorten, maar het paard dat in de natuur overleeft dankrij de vlucht heeft die houding van wantrouwen ten opzichte van het onbekende nagenoeg onveranderd behouden. Wanner het een wijziging in zijn omgeving vaststelt, gaat dit onverschrokken dier er eerst vandoor, het stelt zich pas achteraf vragen! Die erfelijke angst voor het onbekende kan een hinderpaal zijn bij het gebruik van het paard door de mens, maar door hard werk kan men dat instinct gedeeltelijk in toom houden.
VERHAAL: De gewiekste Lascar
Er was eens een paard van het Franse leger, Lascar, dat blijkbaar een meer dan gewone intelligentie bezat. Wanneer het zich 's nachts losmaakte om stiekem eten te gaan stelen uit de voorraad, deed het sluwe dier zijn best om op de rand van het strokek te lopen, zodat dit het geluid van zijn stappen kon dempen. Eenmaal het feestmaal voorbij, trok Lascar wijselijk terug naar zijn box zonder de slaap van de stalknecht te verstoren. Op zekere dag stelde het paard vast dat, als het hinkte, de dierenarts rust voorschreef: zodra men het voornemen had om het te laten werken, begon het dus mank te lopen. Maar het eigenaardige was dat het telkens een ander been was! Uiteindelijk had de dierenarts het bedrog door en hij broeg of men dat zogezegd manke paard toch maar kan laten werken. Gedurenden enkele kilometers hinkte Lascar, maar toen hij baststelde dat men zijn gedrog doorhad, hield hij op met manken en begon hij te werken.
Het is mogelijk om de meeste angsten van een paard te overwinnen. Let er wel op dat het paard slecht gehoorzaamt omdat het de mens beschouw als eijn gelijke en omdat het hem een leidersrol toekent. Maar zijn erfelijke angst voor nieuwe dingen blijft hij behouden. Zo kan iets onbenulligs als een rondvliegend papiertje hem op de vlucht doen slaan.
Gedragsproblemen in gevangenschap
Gevangenschap
Paarden worden door Moeder Natuur geprogrammeerd om dagelijks een hele reeks gedragingen te demonstreren. Ze zijn gemaakt om 16 uur per dag te eten, in groep te leven, te bewegen, socale relaties te hebben met hun soortgenoten... Maar in de levensomstandigheden die de mens hen oplegt, worden die activiteiten, of toch een deel ervan, verboden. Het gefrustreerde paard akn gedragsproblemen ontwikkelen.
Elk paard reageert anders op stresssituaties waarmee het gecontfronteerd wordt. Opsluiting in een box is een van de belangrijkste oorzaken van stress bij onze tmme paarden. Gedragsproblemen zijn voor paarden die onder die opsluiting lijden, een soort uitlaatklep. Bezitters van paarden staan vaak machteloos als dergelijke problemen zich voordoen en beschuldigen de paarden van een slecht karakter. Terwijl de oorzaak van de klachten heel dikwijls verband houdt met onaangpaste levensomstandigheden opgelegd door de mens.
De persoonlijkheid van het paard speelt ook een rol in het al dan niet voorkomen van gedragsstoornissen die, in de meeste gevallen, schadelijk zijn voor de gezondheid van het dier. De behandeling van dergelijke tics is moeilijk, om niet te zeggen onmogelijk, maar men kan ze voorkomen door paarden een levenskader te geven dat aangepast is aan de gedragsleer.
Het paard is dus een gevoelig en reactief dier, dat men moet leren kennen om het beter te kunnen gebruiken zonder het te schaden. Danzij aangepast werk, met respect voor zijn fysieke mogelijkheden en voor zijn psyche, kan de ruiter van zijn rijdier een volwaardige partner maken. Een echte paardenliefhebber neemt zowel lichaam en geest van zijn leerling in aanmerking. Er zijn reeds vele studies gemaakt over de gedragingen van het paard, zodat het mogelijk is voor de ruiter om dit prachtige, complexe dier te kunnen begrijpen.
Wanneer uw paard ziek of kreupel wordt, moet u altijd de veearts waarschuwen. Bovendien moet hij een aantal routinehandelingen verrichten om ziekte te voorkomen.
Een volledig onderzoek kunt u elk moment van het jaar laten doen. Na een inenting mag het paard echter vier of vijf dagen geen zwaar werk verrichten, voor het geval er neveneffecten zoals een stijve nek optreden. Geef hem een grondige poetsbeurt en krab zijn hoeven uit. Controleer, terwijl u dit doet, alvast zelf de huid, hoeven en benen, voor het geval u daar vragen over hebt. Het controleren van het gebit van een paard dat pas heeft gegeten, is riskant. Geef hem zijn voer een uur van tevoren en laat hem geen stro of hooi eten.
Tetanusspuit
Dit is een essentieel onderdeel van het jaarlijks onderzoek. Inenting, vooral tegen de ernsige ziekte tetanus, is een van de belangrijkste dingen die u voor de gezondheid van uw paard kan doen. Een paard kan gemakkelijk tetanus krijgen wanneer een wond met tetanusbacillen, die in de grond leven, besmet raakt. Paarden hebben een grotere kans op besmetting omdat deze bacteriën soms in hun darmen aanwezig zijn. Als de darmwand beschadigd wordt, kunnen de bacillen in het lichaam vrijkomen en tetanus veroorzaken. Een paard moet permanent tegen tetanus worden ingeënt: twee maandelijkse inentingen, gevolgd door een herhalingsinenting een jaar later, en vervolgens een inenting om de twee tot drie jaar. Een paard dat niet regelmatig wordt ingeënt, moet elke keer als hij een snijwond of diepe wond oploopt, het serum toegediend krijgen. Dit serum werkt onmiddellijk, maar niet langer dan drie tot vier weken.
Griep
Dit is ook een vervelende ziekte die zeer snel epidemische vormen kan aannemen. Het paard kan er tevens een nare hoest aan overhouden die verscheidene maanden kan aanhouden. Het paard moet in eerste instantie twee maal worden ingeënt met een tussentijd van 21 tot 92 dagen, gevolgd door een herhalingsinenting een half jaar later, waarna hij elk jaar wordt ingeënt.
Het gebit
Het op een na belangrijkste onderdeel van het jaarlijks onderzoek is de gebitscontrole. Ideaal gesproken moeten de boven- en onderkiezen precies op elkaar passen, en door het constant vermalen van voedsel gelijkmatig afslijten. In werkelijkheid staan de bovenkiezen iets meer naar buiten dan de onderkiezen, waardoor de binnenste randen van de bovenkiezen en de buitenste randen van de onderkiezen meer slijten. De buitenste randen van de bovenkiezen blijven scherp en snijden in de wang, terwijl de binnenste randen van de onderkiezen in de tong snijden. Bovendien krijgt het paard alleen voldoende voedingsstoffen binnen als hij het voedsel goed kan kauwen. Anders wordt het maar half verteerd of valt het uit zijn mond. De veearts kan de scherpe randen bijvijlen en het maaloppervlak van de kiezen bijwerken.
Wormen en wormkuren
In het wild grazen paarden over uitgestrekte gebieden en hebben ze zelden last van wormen. De domesticatie van het paard en het beperken van zijn graasgebied heeft het wormprobleem doen ontstaan. Paarden moeten dan ook regelmatig een wormkuur hebben.
De wormen die in het lichaam van elk paard leven, zijn parasieten. Hoewel het moeilijk, zo niet onmogelijk is om worminfecties helemaal te laten verdwijnen, kunt u toch het een en ander doen om de gezondheidsproblemen die wormen veroorzaken te reduceren. Regelmatig ontwormen heeft twee voordelen:
u bevordert de gezondheid van het paard als u hem van schadelijke volwassen wormen en larven verlost
u verkleint de kans op besmetting in de wei
De wormkuur is slechts een onderdeel van de bestrijding van worminfecties. Door het weiland zo nu en dan te laten rusten, de mest enkele keren per week te verwijderen kunt u ook het risico voor paarden verkleinen.
Koliek
Om koliek of ernstige buikpijn te voorkomen moet u uw paard regelmatig ontwormen, topkwaliteit voer geven, en hem niet zo hongerig laten worden dat hij zich overeet. Koliek kan diverse oorzaken hebben, en als u vermoedt dat uw paard aan deze pijnlijk kwaal lijdt, moet u de veearts waarschuwen.
Sommige vormen van koliek zijn ernstiger dan andere, maar de symptomen komen overeen. Het paard kijkt naar de buik en probeert er wellicht naar te bijten. Hij krabt met zijn voorhoeven, kreunt en begint te zweten. Hij gaat herhaaldelijk rollen, maar schudt zich niet wanneer hij weer opstaat. Een veearts zal allereerst de oorzaak proberen te achterhalen.
Spasmodische koliek komt het meeste voor. Deze wordt veroorzaakt door darmkramp. Als een paard ongeschikt voer eet, zich volpropt of ijskoud water drinkt, kan hij deze vorm van koliek krijgen.
Windkoliek wordt veroorzaakt door een opeenhoping van gas in de darmen en treedt vooral op na het eten van voedsel dat in de darmen gaat gisten. Te grote hoeveelheden suikerbietpulp kunnen dit effect hebben.
Consitipatie treedt op wanneer onverteerbaar voedsel zich in het lichaam ophoopt en de darmen blokkeert. Voedsel met een hoog gehalte houtachtige vezels of slech geprepareerd voer met zand en gruis kunnen de oorzaak zijn.
Obstructie treedt op wanneer de darm verdraaitd raakt. Obstructie kan uit andere vormen van koliek of andere ziektes volgen, of op zichzelf staan? Het is een zeer ernstige aandoening waarbij een chirurgische ingreep vaak noodzakelijk is.
Thrombotische embolie is een van de gecompliceerdste oorzaken van koliek. Het wordt veroorzaakt door larven die tot de bloedvaten van de darmen zijn doorgedrongen. Ze tasten de wanden van de bloedbaten aan, waardoor bloedproppen onstaan die de bloedtoevoer blokkeren. Deze aandoening kan vaak niet met medicijnen behandeld worden. Deze vorm van koliek kan echter vrij eenvoudig voorkomen worden door wormkuren.
Lamininitis
Laminitis is een van de meest voorkomende oorzaken van kreupelheid. Deze zeer pijnlijke ziekte treedt op als er iets mis is met de hoefstructuur. Laminitis is niet besmettelijk, en het is zelden het gevolg van voetproblemen. Het ontstaat doordat elders in het lichaam van de pony giftige stoffen vrijkomen die de bloedtoevoer naar de voet aantasten. Deze stoffen komen met name vrij in de darmen na het eten van te veel proteïnerijk voer. Het spijsverteringsstelsel van een pony is geschikt voor het verteren van kleine hoeveelheden vezelig, moeilijk te verteren boedsel. Grote hoeveelheden concentraten of mals, proteïnerijk voorjaarsgras kan een pony nier verwerken. De meest voorkomende oorzaak van laminitis is dus door het eten van te veel mals gras in het voorjaar of vroege zomer, vooral als de grond met kunstmest behandeld is.
Laminitis veroorzaakt veel pijn waardoor het paard weigert te staan of te lopen. Gaat hij wel staan of lopen, neemt hij een bepaalde houding aan, met de acherbenen onder zijn lichaam om zoveel mogelijk gewicht te kunnen dragen, en zijn voorbenen vooruit om het gewicht naar de hielen te verplaatsen. Hij loopt met korte passen op zijn hielen. De voeten voelen warm aan. Waarschijnlijk heeft hij koorts en een kloppende slagader aan de achterkant van de koot.
Het paard moet dadelijk door een veearts behandeld worden voordat de hoef te zeer vergroeid is. Hij zal een pijnstillende injectie geven en poeders achterlaten om de pijn te verzachten. Door het paard te laten lopen wordt de bloedtoevoer bevordert naar de voeten. De pijn zal verminderen terwijl hij beweegt.
Verrekkingen en spat
Verwondingen aan de benen komen vaak bij paarden voor. Kreupelheid en andere problemen koen zich voor bij niet fitte paarden die te hard moeten werken.
Verrekkingen treden bij zware inspanning op. Als u een niet fit of moe paard laat galopperen, zijn de spieren niet meer soepel genoeg om stoten op te vangen. De meeste verrekkingen komen in de voorbenen voor. De beste manier om te voorkomen dat uw paard iets verrekt, is hem alleen te laten galloperen als hij fit is en niet te forceren als hij moe is.
De voorouder van ons paard verkeerde nooit in het gezelschap van dinosauriërs. Deze laatste verdwenen ongeveer tien miljoen jaar voor de eerste voorouder van het paard op aarde verscheen. Na een natuurverschijnsel verdwenen de dinosauriërs van de aardbodem terwijl de kleine zoogdieren de ramp wel overleefden en uitzwermden naar alle vier de windstreken. Onder deze gelukkigen bevond zich ook de Condylarthra, kleine alleseters die bekend staan als de allereerste voorlopers van het paard.
De stamvader van het huidige paard leefde ongeveer 60 miljoen jaar geleden in het Tertiair. Zijn naam was Eohippus.
Hij kwam voor in noord-Amerika en op het Eurazische continent. Het leefde in tropische wouden en moerassen waar het een makkelijke prooi was voor vleeseters. Zijn vacht leek op het vacht van een hert, zijn grootte leek op de grootte van een vos. Hij had een lage hals en een vreemde gebogen rug, zoals bij een kat. Zijn tanden leken op die van een mens waarmee hij bessen en bladeren at. Onder zijn poten zaten kussentjes waarmee hij zich gemakkelijk kon verplaatsen op een vochtige, sponzige bodem. Hij had vier tenen aan zijn voorpoten en drie aan zijn achterpoten, die allen eindigden in een kleine hoef.
Tijdens het Oligoceen, van 40 tot 25 miljoen jaar geleden, werd het klimaat warmer. De grond droogde uit en werd harde, waarna de tropische wouden plaats moesten ruimen voor uitgestrekte steppen. In die periode verween de Eohippus in Europa. In Noord-Amerika echter evolueerde hij. Zijn naam was Mesohippus.
Hij leefde in een dun begroeid landschap waardoor hij zich moest aanpassen om te kunnen overleven. Hij werd groter, leniger en sneller. Om zich tegen de vijandige vleeseters te beschermen begon hij in kudden te leven. Ook ontwikkelde hij een grotere intelligentie. Zijn hals werd langer, en de vorm van zijn hoofd veranderde. Het gebit veranderde en leek meer op het gebit van een planteneter omdat zijn voedsel voornamelijk bestond uit grassen en harde, houtachtige stengels. De middelste teen van zijn voorpoten was ook groter geworden, waardoor hij zich makkelijker op een harde ondergrond kon verplaatsen.
Tijdens het Mioceen, zo een 20 tot 10 miljoen jaar geleden, verscheen de Meryhippus, die het evolutieproces van zijn voorgangers voortzette: net als de Mesohippus, bezat hij slechts drie tenen aan zijn voorpoten, maar de middelste tenen werden steeds groter in verhouding tot de andere. Zijn tanden waren langer geworden en werden beschermd door een cement dat harder en ruwer was dan de email, daardoor waren ze aangepast aan het kauwen van houtgewassen en ruwe grassen.
Tijdens het Plioceen, van 10 tot 1 miljoen jaar geleden, verscheen de Pliohippus op het Amerikaanse continent.
Hij leek goed op onze huidige paarden. Hij leefde in kudden op de steppen. Hij was snel en zijn tanden leken op die van het huidige paard. Hij was ongeveer 1,20 meter groot en hij bezat 1 hoef.
Tijdens het Pleistoceen, van 1 miljoen tot 8150 jaar geleden, verscheen de Equus, die zicht ontwikkelde in Noord- en Zuid-Amerika, Europa, Azië en Afrika. Omstreeks 10 000 scheidde het Amerikaanse continent zich af van Eurazië. Omstreeks 8000 verdween het helemaal van het Amerikaanse continent, maar ontwikkelde zich verder in Azië, Europa en Afrika. Er verscheen ondersoorten met verschillende anatomische kenmerken. De reden voor het verdwijnen van de paarden in Amerika is tot op vandaag nog onbekend.
Ongeveer 750 000 jaar geleden gaf de Equus ontstaan aan de Equus caballus, de rechtstreekse voorouder van alle paarden. In de loop van die evolutie verviervoudigde zijn postuur en werd het dier meer dan zestig keer zwaarder. Sinds deze opzichtige wijziging zijn er geen basiseigenschappen meer veranderd. Men is het er over eens dat zijn evolutie voltooid is.
Primitieve paarden
In Eurazië bracht de Equus caballus drie aparte soorten primitieve paarden voort, die we kunnen beschouwen als de voorouders van onze huidige paarden.
1. Equus caballus przewalskii: Het Przewalskipaard leeft ook vandaag nog in Mongolië. Men kan het beschouwen als het laatste wilde paard. Het is een sterk behaard en klein paard met een zwaar hoofd. Het leeft in koude vochtige regios, in bossen en moerassen. 2. Equus caballus gmelini: De Poolse tarpan lijkt de laatste afstammeling van deze groep. Het was een meer ontwikkeld en fijner paard met een langere hals en levendige gangen. Vermoedelijk was dit de voorouder van de warmbloedige paarden. 3. Equus caballus sylvaticus: Dit paard staat ook bekend als woudpaard. Dit tragere, logere paard leefte in Noord-Europa. Uit dit paard stammen de huidige trekpaarden. Zijn voornaamste kenmerken zijn de dikken benen en brede hoeven, die nodig zijn om zich te kunnen voorbewegen op een zeer natte ondergrond.
De domesticatie
Onze voorouders hebben het paard ongeveer 1,5 miljoen jaar geleden voor het eerst ontmoet. Ongeveer 20 000 jaar voor Christus, begonnen de primitieve volkeren op het paard te jagen om zich te voeden. Als de jagers een kudde paarden zagen, werd ze naar een moeras of een rots gedreven. Daar wachtten ze tot de verschrikte dieren wegzonken, zich in de diepte stortten of gevangen werden genomen in een smalle kloof. Eenmaal binnen het bereik van de jachtwapens, werden ze genadeloos uitgeroeid. Aan de voet van de rots van Solutré, in Frankrijk, heeft men een reusachtige hoop beenderen teruggevonden, daterend van ongeveer 18 000 jaar geleden. De paarden uit die tijd waren bijzonder snel en wantrouwig. Ze waren wild en luisterden enkel naar hun instinct, waardoor ze bij het minste gevaar op de vlucht sloegen.
Het uiterlijk of voorkomen van het paard heeft een aantal specifieke kenmerken. Kennis van de belangrijkste uiterlijke kenmerken is een eerste vereiste om een goed van een slecht gebouwd paard te kunnen onderscheiden. Tijdens het leren rijden zal de instructeur immers regelmatig hiernaar verwijzen. Het is dan ook belangrijk om deze benamingen zo snel mogelijk te leren. De belangrijkste kenmerken vindt u hieronder.
De bouw van het paard
De bouw van een paard heeft te maken met kenmerken die hij van zijn ouders geërfd heeft, met eigenschappen van zijn soort of ras en met de unieke, individuele aspecten van zijn voorkomen.
Wat kan er mis gaan?
Er zijn maar weinig paarden met perfect gebouwde benen. De meeste paardebenen vertonen kleine onvolkomenheden die lichamelijk gezien niet belangrijk zijn. Maar er zijn een aantal afwijkingen die de kans op kreupelheid vergroten. Vaak wotden deze veroorzaakt door een ongelijke verdeling van het gewricht op het been. Het been moet recht zijn. Staat het naar binnen of naar buiten, dan worden sommige delen extra belast, wat tot blessures kan leiden en onregelmatig afgesleten hoeven of ijzers.
De voorbenen
De volgende afwijkingen belasten de benen en beïnvloeden de beweging:
wijd in de knieën: de pijpbeenderen staan naar buiten wat tot voorkniespat kan leiden
nauw in de knieën: de benen buigen naar binnen, waardoor de banden overbelast worden.
Franse stand en toontredersstand: de hoeven staan naar buiten of naar binnen.
bodemwijde stand: de voeten staan te ver uit elkaar waardoor de binnenkant van de voet overbelast wordt.
bodemnauwe stand: de voeten staan te dicht bij mekaar waardoor de buitenkant van het been overbelast wordt.
De achterbenen
De volgende afwijkingen kunnen eveneens problemen veroorzaken:
koehakkig: de sprongewrichten draaien naar buiten waardoor de hoeven naar buiten staan. Dit kan spat veroorzaken.
O-benig: de benen worden ook overbelast als de sprongewrichten te ver uit mekaar staan.
Bodemwijd en bodemnauw: overbelasting van de binnen- of de buitenkant van het been.
Beoordelen van de bouw:
Vooraanzicht:
Van voren gezien moet er een denkbeeldige lijn vanuit het punt van de schouder door het midden van de knie, de kogel en de voet lopen. De afstand tussen de twee lijnen moet van borst tot voet gelijk blijven.
Achteraanzicht:
Van achteren gezien moet een denkbeeldige lijn vanuit de punt van de bil door het midden van het sprongewricht, het kogelgewricht en de voet lopen. Ook hier moet de afstand tussen de twee lijnen gelijk blijven.
De rug
Rugafwijkingen tasten het voorkomen en de balans van het paard aan - vooral wanneer hij bereden wordt. Ook verzwakken ze de rug. Sommige beenafwijkingen kunnen tot kreupelheid leiden.
De bouw van de rug.
Een goede rug heeft een lichte inbuiging. Een zeer holle rug wijst op ouderdom of zwakte en leidt makkelijk tot rugblessures. Een opwaarts gebogen ruglijn of karperrug vermindert het atletisch vermogen van het paard. Het is ook moeilijk een passend zadel voor zo'n paard te vinden. Een paard met een te korte rug heeft de neiging de voorvoet met de achtervoet te raken als hij loopt, terwijl een lange rug vaak zwak is. Sommige, vaak oude paarden hebben een scherpe rug met uitstekende botten.
De schoft moet duidelijk zichtbaar zijn. Zo vormt hij een goede ondersteuning voor de nekspieren. Als deze erg smal zijn, heeft het paard gauw last van zadeldruk en kan het problemen geven om een passend, comfortabel zadel te vinden.
De hoef
Hoeven zijn beschermende omhulsels. Ze helpen de stoten die de benen krijgen op te vangen.
Structuur van de hoef.
De hoef bestaat uit drie delen: zool, hoornwand en hoornstraal.
De zool moet gewelfd zijn en is bedoeld om gewicht van boven op te vangen. Een goed gevormde zool mag de grond niet raken. De witten lijn verbindt de zool met de hoornwand. De hoornwand wordt gevormd bij de kroonrand waar hoornachtig weefsel met speciale, huidachtige cellen wordt vermengd om de harde hoornwand te vormen. Deze wand moet overeenkomen met onze teennagels. Maar in tegenstelling tot de mens, balanceert en loopt het paard op zijn tenen!
De hoornwand heeft een binnenste laag hoornlaminae die verweven is met een soortgelijke laag verbonden aan het hoefbeen. Zo zit de hoef stevig vast. Bij de hoefballen loop de hoornwand naar binnen naar de hoornstraal met de steunsels van de hoef. Als deze de grond raken geven ze enigszins mee om de stoot op te vangen. De hoornstraal drukt daarbij tegen het grote straalkussen. De digitale slagader en ader aan weerskanten van het been voorzien de hoef van bloed. langs deze vaten lopen twee zenuwen die impulsen aan de hoef doorgeven.
Hoe beweegt een hoef?
Het hoefgewricht ligt binnenin de hoef. Het verbindt het hoefbeen met het kroonbeen, waardoor het paard de hoef kan bewegen. De beweging wordt uigevoerd door twee sterke pezen. De digitale strekpees komt aan de voorzijde de hoef binnen, terwijl de digitale buigpees bia de achterkant van de koot en de hoefballen in de hoef doorloopt.
Achter het hoefbeen ligt het straalbeen, waar de digitale buigpees overheen loopt. Dit bot help bij het opvangen van storen. Het gewicht van het paard wordt dus niet door de zool, maar door de hoornwand gedragen.
Tijdens een sprong, of in galop zijn er korte momenten waarop het volle gewicht van het paard (ongeveer 500kg) op één voorbeen rust. Dit geeft aan hoe sterk de hoeven van een paard zijn.
WIST U...
Dat meer dan 55 miljoen jaar geleden paarden vier uit elkaar staande tenen hadden, zodat ze in moerassige gebieden niet weg zouden zakken? Door klimaatsverandering en het harder worden van de grond begon het paard meer en meer op zijn middelste tenen te steunen, waardoor de rast overbodig werd en uiteindelijk verdween.
Er zijn verschillende zadelsoorten voor gespecialiseerde ruiterdisciplines, zoals springen, dressuur, shows, lange-afstandsritten en rennen. Maar voor een beginner is een veelzijdigheidszadel het beste. Zo een zadel is zodanig gemaakt zodat de lengte van de beugelriem veranderd kan worden. Zo blijven dijbeen en knie op het schutblad, zowel tijdens het springen als bij een normale lengte.
Het hoofdstel
Als u een vinger onder het hoofdstel langs het hoofd van het paard kunt schuiven, zit het los genoeg. Een te strak hoofdstel is heel ongemakkelijk voor het paard en kan pijnlijke plekken opleveren. Het frondeel is niet verstelbaar. U moet er dus voor zorgen dat u de juiste maat krijgt. Andere onderdelen zijn van gespen voorzien en dus verstelbaar. Tussen de keelriem en de ronde kaakbeenderen moet een ruimte van vier vingers zijn. Het bit moet aan weerskanten van de mond 7 mm uitsteken. Als het breder is, glijdt het door de mond en verliest het zijn effect. Als het smaller is, drukt het.
De halsriem
Ook als u geen beginner bent, kan een halsriem nuttig zijn. Deze wordt om de hals van het paard gegespt en met twee leren lussen aan de D-ringen van het zadel bevestigd.
Een sjabrak
Een sjabrak of zadeldekje absorbeert zweet en beschermt het paard tegen zadeldruk. Een sjabrak is echter geen essentieel onderdeel van de uitrusting van een beginnende ruiter, en een dikke sjabrak maakt van een slecht liggend zadel geen passend zadel. Als u toch een sjabrak koopt, moet u het bij het opzadelen in de zadelkamer optrekken. U moet een zweepje van de voorboom tot de achterboom door de kamer kunnen steken.
De trens
Het woord trens verwijst naar diverse bitsoorten, die verschillend op de mond van het paard inwerken. Ze bestaan allemaal uit een mondstuk met aan weerskanten ringen waaraan de teugels en bakstukken worden bevestigd. Een goed passend bit oefent druk uit op de lagen van de mond en de liphoeken. De mate van druk hangt af van de keuze van het bit. De trens is een eenvoudig en mid werkend bit. Het is een hulpmiddel bij het bestuderen van het paard, waarbij echter niet het bit, maar uw lichaam en benen het meeste werk dienen te verrichten.
Het opzadelen
Veiligheid
De paarden van een rijschool hebben elk hun eigen goed onderhouden harnachement. Hun tuig wordt door geen ander paard gebruikt. Een goed passend harnachement is essentieel.
Voorbereiding
Hou uw aandacht bij het paard terwijl u met zadel en hoofdstel bezig bent. U kunt op voorhand even nagaan hoe een hoofdstel dient te zitten.
Het opzadelen
Terwijl u links van het paard staat, doet u het halster om. Kies een plek om het paard op te zadelen en bind het paard daar met een losse knoop vast. Bij het opzadelen moet het zadel vlak achter de schoft liggen. Ga links van het paard staan en neem met uw linkerhand de voorboom en met uw rechterhand het achterboom vast. Zorg dat de singel over het zadel ligt en til vervolgens het zadel op. Het zadel moet zorgvuldig op de rug gelegd worden. Door het vanaf de schoft naar achteren in positie te schuiven, worden de haren op de rug glad gestreken en voelt het paard zich goed. Leg het zadel iets op de schoft. Schuif het dan wat naar achteren totdat het op natuurlijke wijze op de rug van het paard rust. Bij een juiste posite van het zadel liggen voor- en achterboom op dezelfde hoogte. Als het zadel op de juiste plek ligt loopt u naar de andere kant van het paard en haalt u de singel naar beneden. Zorg dat ze niet gedraaid ligt. Terwijl u dit doet moet u zolang mogelijk een hand op het zadel houden. Loop terug naar de linkerkant, haal de singel onder de buik van het paard door en gesp hem losjes vast. Later wordt hij strakker aangehaald.
Het optomen
Als het hoofdstel bij het paard hoort, zal het al afgesteld zijn en hoeft u zich daar de eerste keer niet om te bekommeren. Maar controleren of een hoofdstel goed past, kan nooit kwaad. Breng het hoofdstel zijwaarts langs het hoofd van het paard, zodat het bit in de juiste positie in de mond komt te liggen. Er zijn diverse methoden om een paard op te zadelen, maar de basisprincipes zijn gelijk. U kunt een hoop leren door andere ruiters bij het opzadelen te observeren. Respecteer zelf de veiligheidsvoorschriften.
Afzadelen en aftomen
Het einde van de rit
Zorg dat het paard aan het einde van een les ontspannen en afgekoeld bij de stal arriveert. Maakt vanuit stap de overgang tot halt houden; klop het paard als dank op de hals als hij stilsttat. Maak de singel twee tot drie gaten losser terwijl u nog in het zadel zit. Stijg af en haal de teugels over het hoofd van het paard. Houd uw arm door de lus van de teugels.
De stijgbeugels
Schuif de stijgbeugels langs de beugelriemen naar boven, zodat ze niet tegen het lichaam van het paard zwaaien. Houd hiervoor de riem bovenaan met een hand vast. Met uw andere hand schuift u de bugel over de onderste riem naar boven tegen de gesp aan. Steek het afhangende riemgedeelte door de beugel, zodat deze op zijn plaats blijft zitten.
Het afzadelen
Gesp de singel aan de linkerkant van het paard los en leg hem over de zitting. Zorg dat het leer niet door de gespen beschadigd wordt. Pak met uw linkerhand de voorboom vast en met uw rechter de achterboom. Til het zadel van de rug van het paard en leg het voorzichtig op de grond. Zet het met de voorboom op de grond en laat het achterboom tegen de stalmuur rusten, zodat het zadel niet om kan vallen. Hang een zadel nooit over een staldeur. Het kan vallen en beschadiging oplopen. Nog beter dan het op de frond neerzetten van een zadel is een opvouwbaar zadelrek bij de staldeur, waar het zadel op lan liggen totdat u het paard afgetoomd hebt.
Het aftomen
Gesp een halster om de hals van het paard. Maak dan de neus-en de keelriem van het hoofdstel los. Schuif het kopstuk samen met de teugels over de oren van het paard. Vang het bit met één hand op terwijl u het hoofdstel afdoet. Nu kunt u het halster aandoen. Leg de neusrime over de neus van het paard. Met uw rechterhand legt u het kopstuk over de nek vlak achter de oren. Maak de bakriem vast, waarbij u een ruimte van vier vingers overlaat. Bind het paard vast en berg het tuig op.
Paardenpensions Er bestaan ook paardenpensions waar je je paard of pony kan achterlaten als je op reis bent. Dit gebeurt natuurlijk tegen betaling. Meestal is dit heel duur omdat een paard veel aandacht vraagt; het verzorgen, berijden, voeren, ...
Manèges Je kan ook een stal huren in een manège. Dit gebeurt ook tegen betaling. Er wordt meestal betaald per maand. De prijs hangt af van de keren dat je komt naar je paard. Als je zelf voer meebrengt en het zelf verzorgd zal het natuurlijk minder kosten. Ook kan de prijs doen dalen als je je paard vrijsteld om het te laten berijden door andere mensen terwijl je er niet bent in de manège. Dit vraagt natuurlijk verzekeringskosten!
Het paard werd ook ingezet als hulp in de mijnbouw. Hier trok hij zwaar beladen kolenwagens. Hij had zelfs zijb stal in de mijn. Het was zelfs niet uitgesloten dat als hij eenmaal in de mijn zat, hij voor de rest van zijn leven geen daglicht meer zag. Gelukkig kreeg hij veel liefde van de mijnwerkers.
De post
Tot het begin van de 20ste eeuw was het paard de enige stuwende kracht achter uitwisselingen van communicatie. Het postpaard werd gebruikt voor de meest primitieve volkeren. In de Middeleeuwen werden de goederen getransporteerd op pakpaarden. Geleidelijk aan werden er beter wegennetten opgericht zodat de post sneller en preciezer te werk kon gaan. Daarnaast ontstond ook een vervoerdienst voor de reizigers waardoor het vervoer per paard een hoogtepunt kon bereiken. Ondanks de ontwikkeling van de spoorwegen in het begin van de 19de eeuw werden binnenvaartuigen nog altijd voortgetrokken door paarden. Zowel voor het transport van goederen als van personen bleef dat systeem bestaan tot in de jaren 1950.
James Watt
In de 18de eeuw gebruikte de Schotse ingenieur James Watt de kracht van het trekpaard als maateenheid voor het vermogen van zijn stoommachines. Om een onbekende reden vermenigvuldigde Watt, na afloop van zijn onderzoek, het verkregen vermogen met 1,5: de kracht van het paard gedroeg dus 75 kilogrammeter per seconde (anders gezegd de kracht die een paard nodig heeft om 75 kg te verplaatsen over een afstand van één meter in één seconde). Een motor van tien paardenkracht had dus een vermogen dat vergelijkbaar was met dat van vijftien zware, krachtige trekpaarden. Die maateenheid ontstond in een periode toen het paard nog de belangrijkste energiebron was.
De industrie
Tussen 1789 en 1832 stak in Engeland de industriële revolutie de kop op. Toen de machine nog in haar kinderschoenen stond, was het paard nog steeds de belangrijkste energiebron. Gedurende meer dan een eeuw waren de spoorwegen in Groot-Brittannië de voornaamste gebruikers van paarden: ze pendelden heen en weer tussen het station, de opslagplaatsen en de klanten en vervoerden mensen, bagage en goederen.
In de mijn werkte het paard zijn hele leven in de duisternis. Het manoeuvreerde met machines, zette haspels in werking en trok karretjes vol erts. In Engeland werd het laatste paard pas in 1994 uit de mijn gehaald.
In de 18de eeuw legde heel wat Europese landen kanalen aan. De aken die passagiers en goederen transporteerden, werden vaak voortgetrokken door paarden. De paarden die men daarvoor gebruikte, waren klein van gestalte omdat ze onder bruggen van de kanalen moesten passeren. Na drie jaar werk waren ze versleten en eindigden ze hun dagen op het land bij de boeren, waar er minder zwaar werk van hen geëist werd.
De landbouw
Vanaf de 18de eeuw werd naast het rund ook het paard gebruikt om het land te bewerken. In prehistorische tijden werden paarden soms ingespannen en moesten ze karren voorttrekken. Tot in de 8ste eeuw waren tuig en hoefijzers niet voldoende ontwikkeld om werk op het land mogelijk te maken. De paarden uit die tijd waren overigens te klein om zwaar, moeizaam werk te leveren. Omstreeks de 11de eeuw verschenen grote strijdrossen waaruit men de later trekpaarden kan fokken die vervolgens gebruikt werden op het platteland. Het trekpaard verdween pas door de tractor, die minder duur qua onderhoud en winstgevende was dan het dappere boerenpaard.
Vandaag de dag is het trekpaard belangrijk in de bosbouw, waar het vaak veel doeltreffender is en meer respect heeft voor de natuur, meer bepaald in dichte bossen op heuvelachtige terreinen. Het dringt makkelijk door tussen de bomen zonder ze te beschadigen en zonder de jonge loten te verpletteren, wat wel zou gebeuren met een tractor.
De paardenvissers
Een heel aparte sport...
Recreatie en wedstrijden
In het begin van de 20ste eeuw vond men nauwelijks paarden bij rijke families of bij militairen en deze toestand bleef bestaan tot na de Tweede Wereldoorlog. En in die tijd bleef het paardrijden beperk tot een elite in witte handschoenen die meer ging paardrijden om gezien te worden dan echt uit liefhebberij. Het paardrijden werd vaak aangeleerd door gepensioneerde militairen of officieren die de principes van de rijkunst onderwezen zoals ze zich gedroegen op een slagveld. Tot in de jaren zestig moest men paardrijden omdat dat zo hoorde voor een bepaalde klasse. Roeping of aanleg hadden daar weinig mee te maken. In de jaren zeventig speelde zich een merkwaardig fenomeen af dat de ruiterwereld volledig overhoop zou halen: het paarrijden werd gedemocratiseerd. Zowel voor sport als voor vrije tijd zag men steeds meer paandenliefhebbers verschijnen die alles overhadden van hun passie, zonder dat hun budget er al te zeer overhoop door werd gehaald. Heel wat mensen uit de sector beweren echter dat de rijkunst niet geprofiteerd heeft van die democratisering, maar wel slechte gevolgen waren: het ontstaan van dubieuze paardenclubs, verlies aan discipline en hippische wellevendheid
Het wedstrijdpaard bestaat vermoedelijk al sinds het begin van de domesticatie. Wedrennen en harddraven kenden van meet af aan heel wat succes bij de eerste ruiters. Maar gedurende bijna 4000 jaar was de paardensport nagenoeg louter militair. Vandaar dat het nauwelijks hoeft te verbazen dat men de oorsprong van de meeste sportdisciplines van vandaag nog moet zoeken in die oorlogszuchtige geschiedenis. De huidige ruiters zijn wel voornamelijk vrouwen uit de middenklassen dan mannen uit de adel.
Besluit
Zowel voor paard als voor pony is het soms moeilijk om een weg te vinden in een wereld die continu evolueert. Nog niet zo heel lang geleden was het uitsluitend een functioneel en opbrengstdier. Thans heeft het bijna de status van huisdier verworven. Aldus ontstaan er ook asielen voor slecht behandelde paarden, tehuizen voor oude paarden, actiegroepen tegen de consumptie van paardenvlees, tegen dopinggebruik en tegen het couperen van de staart
Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
Over mijzelf
Ik ben Celestien Roelens, en gebruik soms ook wel de schuilnaam cielj.
Ik ben een vrouw en woon in Staden (België) en mijn beroep is studentj int college.
Ik ben geboren op 04/03/1992 en ben nu dus 33 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: dansen.
Over mijzelf
Ik ben Celine Barbary, en gebruik soms ook wel de schuilnaam cienj.
Ik ben een vrouw en woon in Nieuwkapelle (België) en mijn beroep is student.
Ik ben geboren op 12/06/1992 en ben nu dus 32 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: TV.