Ik ben Amir en ga jullie van tijd tot tijd een
berichtje sturen. Waarschijnlijk zal ik het vaak hebben over mijn leven en wat
ik allemaal doe.
Ik ben een jongen die in Kabul woont, mijn beste
vriend is Hassan, hij is de zoon van baba's bediende, Ali. Voor degenen die het
woord baba nog niet zouden kennen, in Afghanistan gebruiken we dit
woord voor vader. Mijn baba is één van de rijkste kooplieden in Kabul, veel
mensen achten hem dan ook hoog in aanzien. Mijn moeder is Sofia Akrami, spijtig
genoeg is ze gestorven in het kraambed toen ik geboren werd. Er is mij altijd
verteld dat ze een beeldschone vrouw was, dat ze heel intelligent was en er
koninklijk bloed door haar aderen stroomde. Van haar heb ik de eigenschap
geërfd van literatuur en poëzie te houden, mijn madar
(betekent moeder in het Afghaans) was immers docente literatuur en poëzie
aan de universiteit van Kabul.
Mijn belangrijkste hobby's zijn lezen, voorlezen
aan Hassan en als het vliegerseizoen eraan komt, vliegeren met Hassan door het
luchtruim van Kabul. Mijn grootste wens op dit ogenblik is dan ook het grote
vliegertoernooi winnen dat elk jaar opnieuw in Kabul gehouden wordt! Daarnaast
houd ik er ook nog van te schaken en panjpar
te spelen, een Afghaans kaartspel. Als ik tegen Hassan speel win ik bijna
altijd, maar vaak heb ik ook de indruk dat hij me laat winnen.
Hassan is eigenlijk iemand die altijd voor me
opkomt, als er met de jongens uit de buurt een ruzie is of een gevecht, dan is
Hassan altijd in de buurt om me te redden en te helpen. Soms heb ik dan ook het
gevoel dat ik hem niet waardig ben als vriend, aangezien ik nooit voor hem
opkom. Maar goed, tot slot van rekening kiest hij er zelf voor om mij te
verdedigen.
Zo, dit was mijn eerste berichtje, tot een volgende
keer.
Vanmiddag zijn Hassan en ik onze berg achter
het huis opgelopen, de berg waarop de granaatappelboom staat waarin we onze
namen in de stam hebben gekrast: Amir en Hassan, de sultans van Kabul. Zoals
vaak ging ik Hassan zitten voorlezen. Hassan heeft vooral een zwak voor de
Shahnamah, een heldendicht uit de tiende eeuw over Perzische helden uit het
verleden, maar dat weten jullie waarschijnlijk wel. Ik las hem zijn
lievelingsverhaal, wat ook mijn lievelingsverhaal is, voor uit de Shahnamah:
Rostam en Sohrab. Later las ik nog enkele andere verhalen voor, maar op een
bepaald moment begon ik af te wijken van het geschreven verhaal: ik deed net of
ik uit het boek voorlas en sloeg regelmatig de bladzijden om, maar intussen
liet ik de tekst voor wat hij was en verzon mijn eigen verhaal. Natuurlijk
merkte Hassan daar niets van omdat hij analfabeet is.Toen ik klaar was zei hij dat dit het mooiste
verhaal was dat hij ooit had gehoord, ik voelde me gevleid.
Aangemoedigd door Hassans compliment heb ik
vanavond dan mijn eerste kortverhaal geschreven, ik speelde al langer met het
idee, maar nu is die droom werkelijkheid geworden. Het was een somber verhaal,
over een arme man die rijk kon worden als hij tranen liet vallen in een
toverschaal die hij gevonden had. In de toverschaal veranderen de tranen immers
in parels. Omdat deze man van nature niet de neiging had te wenen, verzon hij
allerhande manieren om dit te doen. Naarmate hij meer parels begon te hebben
nam ook zijn hebzucht toe. Het verhaal eindigt met een wenende man met in zijn
hand een bebloed mes en op zijn schoot zijn vermoorde vrouw, hulpeloos tranen
stortend in de toverschaal.
Trots ging ik naar baba zijn rookkamer beneden
om hem het verhaal te laten lezen, hij reageerde niet, waarschijnlijk nog
steeds droevig omdat ik niet geïnteresseerd ben in voetbal of andere sporten
zoals hij dat is, maar in literatuur en poëzie. Gelukkig zat ook Rahim Khan, mijn
vaders beste vriend en ook mijn vriend, in de kamer en hij hielp me uit de
nood. Hij stak zijn hand uit en schonk me een niet geveinsde glimlach, zoals
baba had gedaan. Mag ik het hebben, Amir jaan (jaan = lieve)? Ik zou het heel
graag willen lezen. Ik gaf het hem en hij las het. Later op de avond gaf hij
me een briefje met zijn felicitaties en aanmoedigingen om te blijven schrijven.
Nu wist ik het wel zeker, mijn passie is
schrijven, en misschien, ooit, zal ik, zoals Rahim Khan het ook op zijn briefje
had geschreven, een groot schrijver worden.
P.S.: Hierbij voeg ik een afbeelding van de
cover van de Shahnamah en een illustratie bij Rostam en Sohrab, het
lievelingsverhaal van Hassan en mij.
Vandaag was de grote dag, eindelijk het grote
vliegertoernooi waarover ik eerder al sprak. Er lag veel verse sneeuw, er
schalde muziek van Ahmad Zahir door de straten en iedereen was uitgelaten, ik
niet. Van toen ik s ochtends was opgestaan had ik al het gevoel dat ik baba
weer eens ging teleurstellen, hij ging weer samen met Rahim Khan vanop ons plat
dak zitten supporteren en dan, als de wedstrijd bijna afgelopen was en ik nog
maar met enkele anderen overbleef, zou ik waarschijnlijk uitgeschakeld worden
en zou ik babas teleurstelling van zijn gezicht kunnen aflezen. Gelukkig niets
van al dat J! Hassan en ik hebben het toernooi gewonnen, en
daar ben ik zo blij om! Baba was apetrots op me, de eerste keer dat hij dat was
volgens mij, en dat stemde me gelukkig.
Maar aan alles is een keerzijde, en dus ook aan
dit geluk. Toen Hassan de vlieger van de tegenstander ging halen die ergens in
de stad moest liggen, bleef hij wel heel lang weg en daarom ging ik hem zoeken.
Ik vond hem en zag een tafereel dat ik mn hele leven lang met me zal
meedragen.
Hassan had de vlieger gevonden, maar op de
terugtocht naar huis was hij Assef tegengekomen, de Assef die ik, Hassan en de
andere jongens uit de buurt ook wel Assef de Oreneter noemden omdat hij
berucht was om zijn gewelddadigheid. Assef dwong Hassan de vlieger aan hem te
geven, anders zou hij iets doen dat Hassan niet gauw zou vergeten. Ik had me
verstopt en tot nog toe had niemand me opgemerkt, steeds weer ging het zinnetje
door mijn hoofd dat Hassan me had toegeroepen voor hij vertrok: Voor jou doe
ik alles!. Nu hoopte ik dat hij dat niet gezegd had en de vlieger gewoon aan
Assef had gegeven. Aan de andere kant had ik dat niet gehoopt, want die
vlieger, de vlieger waardoor ik het toernooi had gewonnen, was de sleutel tot
babas hart en daardoor wou ik de vlieger zo graag hebben. Ik werd verscheurd,
of mijn vriend verdedigen en gaan helpen, of babas hart veroveren. Ik was
verlamd geweest en had gemakshalve voor dat laatste gekozen. Een keuze waar ik
me tot nu toe alleen maar slecht heb door gevoeld.
In alle geval, wat ik toen zag gebeuren staat
in mijn memorie gegrift: Assef die zijn winterjas losknoopt en uitdoet, zijn
broek opendoet, Hassan die daar staat, vol angst in die doodlopende steeg,
Assef die op Hassan springt en Hassans broek uittrekt Ik stond verstijfd,
vastgenageld aan de grond, niet in de mogelijkheid iets te ondernemen of nog
maar helder na te denken.
Na een tijd rende ik weg, weg naar de iets
verderop gelegen verlaten bazaar, waar ik steun zocht tegen een pilaar. Steeds
spookte datzelfde zinnetje door mijn hoofd: Voor jou doe ik alles! Later zag
ik Hassan de steeg uitkomen, ik liep hem tegemoet en zei hem dat ik hem zocht.
Ik weet niet of hij op dat ogenblik wist wat ik wist. Had hij gezien dat ik
daar was geweest? In alle geval had hij er niets over gezegd en gaf hij mij,
net of er niets gebeurd was, de vlieger.
We liepen terug naar huis, maar onze band was
weg, de vriendschapsband die we sinds onze geboorte hadden gehad. Tot op
ditzelfde ogenblik vraag ik me af of onze vriendschap ooit terug zal komen.
We zijn gevlucht, weg van Kabul, weg van onze
thuis, weg van de wandaden van de Roessi.
Zoals jullie ook wel zullen weten zijn de Russen, of de Roessi zoals we ze in
Afghanistan noemen, ons land binnengevallen. Baba vond dat we niet meer veilig
waren in onze wijk, Wazir Akbar Khan. In het holst van de nacht zijn we met een
heleboel andere mensen in de vrachtwagen van een mensensmokkelaar vertrokken,
en ik kan niet ontkennen dat ik angstig was, angstig om wat er op dat ogenblik
rondom me gebeurde, maar ook angstig voor de toekomst. Wat zou er met mij en
baba gebeuren? Waar gingen we naartoe eens we de grens met Pakistan hadden
overgestoken, het zogezegde veilige gebied? Wat ging er met ons huis in Kabul
gebeuren? Allemaal vragen die ik me stelde op die urenlange tocht door het met
Russen bezaaide Afghaanse landschap.
Op een zeker moment kwamen we aan een Russische
controlepost, controle van de papieren zogezegd. In werkelijkheid wou de
Russische officier enkel een halfuurtje met één van onze vrouwelijke
medereizigsters. Had baba er zich niet mee bemoeid, dan was de nang en namoez, de eer en trots, van deze dame nu geschaad. Baba ging de
confrontatie aan met deze officier, de officier luisterde naar zijn uitleg en
wou hem daarna gewoon koelbloedig doodschieten. Hij hield zijn geweer al in de
aanslag en allerlei gedachten flitsten door mijn hoofd: wat ging er met mij
gebeuren als baba dood was, ik ging wees worden en was nog geen 18 jaar oud, ik
zou in een weeshuis terechtkomen. Gelukkig kwam er in de tijd dat baba zijn
pleidooi aan het houden was een meerdere van de Rus voorbij die hem ervan weerhield
baba dood te schieten. Deze Rus verontschuldigde zich en zei dat we mochten
doorrijden. Opluchting, zowel in de vrachtwagen als bij mij, maar vooral bij
mij. Trots, dat voelde ik ook, trots op wat mijn baba had gedaan, de eer en
trots van een jonge vrouw gered, iets dat hoog in het vaandel wordt gedragen in
Afghanistan.
Een uur voor zonsopgang reden we Jalalabad
binnen, onze eindbestemming voor deze nacht. Onze chauffeur, Karim, vertelde
ons dat we morgen niet verder konden, zijn taak zat er hier op en zijn broer
Toor zou ons normaal morgen de grens hebben overgebracht, maar zijn vrachtwagen
stond in panne. Baba werd woedend, woedend omdat Karim zei dat hij dat al een
week wist, woedend omdat Karim ons dat niet eerder had gezegd en ons toch tot
hier had gebracht. Baba vermoordde Karim bijna waardoor er verwarring ontstond
in het kleine kamertje waarin we ons bevonden. Ik was bang, nu nog steeds
trouwens.
Niemand weet wat er met ons zal gebeuren, we
zitten hier in een kelder waar niets van daglicht binnenkomt en waar het stikt
van de ratten. Ik ben bang, bang om wat de toekomst zal brengen.
P.S. Hierbij voeg ik een foto, die ik heb gevonden
in de kelder waar we ons nu bevinden, van de Russen in Afghanistan (staat bovenaan).
Het is al een tijdje geleden dat ik nog een
berichtje heb geplaatst, sorry daarvoor. Sinds mijn laatste bericht is er
echter veel gebeurd. In mijn laatste bericht schreef ik dat we vastzaten ergens
in een kelder, wel, daar hebben we toch wel enkele dagen gezeten. Een week
nadat Karim ons daar had afgezet kwam hij met het nieuws dat de vrachtwagen van
zijn broer niet meer te repareren was, hij vertelde ons wel dat we nog een
andere mogelijkheid hadden om de grens over te steken. Zijn neef had immers een
tankwagen waarin hij ook mensen smokkelde. Eens in de tankwagen herinner ik me
enkel dat het moeilijk was om adem te halen, daarna heb ik geslapen.
Nu zijn baba en ik in Amerika. Ons nieuwe leven
ligt hier, in Fremont, Californië. Baba kon eerst moeilijk wennen maar nu gaat
het al wat beter. Ik ben naar de middelbare school gegaan en heb mijn diploma
gehaald, in de herfst ga ik naar de universiteit. Baba is zo trots op mij omdat
ik ga studeren, aan iedereen die het maar wil horen vertelt hij over mijn
capaciteiten. Het idee dat ik naar de universiteit ga stemt me blij, het laat
me ook lachen: een 20- jarige man die zijn eerste jaar universiteit gaat
beginnen. Ik ga literatuur studeren, mijn droom is schrijver worden, zoals
Rahim Khan heeft voorspeld.
In het weekend hebben baba en ik een hobby: de
vlooienmarkt. Op zaterdag toeren we rond in onze VW-bus om dingen die de mensen
niet meer willen hebben op te kopen, en op zondag gaan we dan naar de
vlooienmarkt van San Jose om de dingen die we de dag ervoor gekocht hebben met
een kleine winst te verkopen. Zo ging bv. ooit eens een plaat van Chicago die
we gekocht hadden voor vijventwintig cent voor één dollar de deur uit.
De vlooienmarkt is mijn leven geworden, en niet
in het minst omdat ik dan Soraya zie. Soraya is mijn prinses, degene die het
licht in mijn ogen doet schijnen. Ze staat met haar familie, de Taheris, elke
week enkele kraampjes verder dan baba en ik. Haar vader is generaal Taheri, een
veelvuldig onderscheiden generaal in Afghanistan die ook gevlucht is voor de
Taliban.
Elke keer dat ik Soraya zie begin ik te dromen.
Dan droom ik over hoe het leven zou zijn moest zij mijn vrouw worden, hoe we
samen een leven zouden opbouwen en hoe onze bruiloft zou zijn.Ik droom over samen met haar kinderen
krijgen, kleinkinderen Het enige probleem is dat ik in dit soort zaken zo
onhandig ben. Soms loop ik hun kraampje voorbij en dan zeg ik Hallo of Hoe
gaat het, of sla ik een praatje met de generaal en zijn vrouw, maar echt tegen
haar praten lukt me niet, hoe graag ik ook wil. Ik weet niet hoe ik hieraan
moet beginnen.
Als iemand suggesties heeft, help me dan
alsjeblieft.
Ik ben zo blij om wat er vanavond gebeurd is:
Soraya en ik zijn verloofd! In mijn laatste bericht, nu ik er aan denk, dat is
toch weer al een tijdje geleden, sprak ik over dat ik niet met haar durfde te
spreken. Wel, hoe meer weken er voorbijgingen, hoe meer moed ik begon te
krijgen om haar aan te spreken en hoe meer we effectief begonnen te praten. Het
klikte!
Vanavond is baba dan het huwelijksaanzoek gaan
doen aan generaal Taheri volgens de Afghaanse traditie. Nadat de generaal heeft
toegestemd ben ik het aanzoek dan aan Soraya gaan doen en tot mijn grote vreugde
en opluchting heeft ze toegestemd.
Zo, dit was het laatste nieuws van de dag. Ik
denk dat ik voor vandaag beter ophoud met schrijven want mijn aandacht is er
helemaal niet bij, die is bij Soraya.