Stories that remain too often untold/ Histoires oubliées
06-02-2011
Waarom het misging in de Arabische wereld
De huidige revolutie in de Arabische wereld overvalt sommigen, onze leiders op kop. Maar ze kondigt zich al jaren aan. Lees er de vijf felbesproken Arab Human Development-rapporten op na die sinds 2002 verschenen, en je moet vaststellen dat het in de sterren geschreven stond.
Een simpele formule
"Er zijn meer mummies in het kabinet van Moebarak dan in het Egyptisch Museum van Caïro", liet de Egyptische politoloog en hoofdauteur van de eerste vier rapporten, Nader Fergany, zich ontvallen. "Er is geen regeringspartij maar een partij van de regeerder."
Wat voor Egypte geldt, gaat op voor de hele Arabische wereld. Op de troon zit een despoot gekroond hoofd, uit het leger geplukte president of telg van een eeuwig regerende (eventueel koninklijke) familie wiens houdbaarheidsdatum schijnbaar nooit wordt overschreden.
De dictators steunen op een gigantische mukhabarat (veiligheidsdienst), die beschikt over een fenomenaal netwerk van informanten. Hun tweede machtsinstrument is een gezwollen bureaucratie die vooral bedoeld is om de afgestudeerden op te slorpen en hen aldus aan het regime te binden. Neem Egypte: Brookings Institution-onderzoeker Kenneth Pollack becijferde dat maar liefst 7 miljoen mensen ambtenaar zijn, terwijl de diensten aan de burger minimaal en inefficiënt zijn.
De jongste tijd heeft deze strategie overigens aan kracht ingeboet: besparingen noopten tal van regimes tot een aanwervingsstop. Kijk naar Marokko: het concours national werd al tien jaar niet meer uitgeschreven, wat mede verklaart waarom er zoveel chômeurs diplomés zijn.
Beter nog voor de handhaving van de autoritaire macht is de speelgoeddemocratie: een chic ogend systeem van instellingen waarmee de politieke oppositie wordt gekanaliseerd en uitgeschakeld. Nepdemocratieën tooien zich met verlamde parlementen en houden formele verkiezingen, waarbij gesjoemeld wordt zodat de heerser en zijn partij niet onttroond raken. "De meeste traditionele oppositiepartijen in de Arabische wereld", dixit Fergany, "zijn niet meer dan een collectie lijken." Kijk naar Tunesië en Egypte, maar evengoed naar de betogingen in Jemen, Jordanië, Algerije en Soedan: het protest blijkt niet uit te gaan van de traditionele oppositieformaties maar van een heterogene, horizontale en weinig gestructureerde burgerbeweging van vooral jongeren.
Bovendien krijgen de Arabische dwingelanden hulp uit onverwachte hoek: de oppositie is verdeeld tussen islamisten en seculiere partijen, die elkaar het licht in de ogen niet gunnen. Doorgaans, zo legt Amr Hamzaway uit in Getting to Pluralism: Political Actors in the Arab World, trekken de seculiere krachten aan het kortste eind. Hun handen zijn leeg terwijl de despoot gunsten en centen uitdeelt en de islamisten met brood, dadels en diensten gooien. Gevolg: veelal overtuigen de seculieren niet meer dan 5 procent van de kiezers, vier keer minder dan de islamisten.
Genegeerde obstakels
Het stond in de sterren geschreven: al in het eerste Arab Human Development Report (2002) werd gewezen op de ronduit deplorabele staat van de Arabische wereld. "In essentie zijn er drie obstakels voor menselijke ontwikkeling: het deficit in de verwerving en uitbreiding van kennis, het gebrek aan vrijheid en de flagrante vrouwendiscriminatie", aldus het rapport, dat door Time prompt werd uitgeroepen tot boek van het jaar en dat in een mum van tijd een miljoen keer werd gedownload. De Arabische leiders keken evenwel de andere kant op, in 2002 evengoed als bij de publicatie van het laatste rapport in 2009. "Onafhankelijke intellectuelen juichten de studies toe", concludeerde de Egyptische professor Moataz Abdel Fattah. "Pro-regime intellectuelen noemden de rapportschrijvers linkse opposanten die de problemen overdreven, de islamisten deden de bevindingen af als westerse propaganda en de beleidsmakers negeerden de aanbevelingen al die jaren totaal."
Praat voor de vaak
"Sinds 11 september is er in de Arabische wereld veel retoriek over de noodzaak aan politieke hervormingen en grotere vrijheid, maar daar is niets van in huis gekomen", zo stelt het Arab Knowledge Report (2009). "In de studie van 2004 werd al geconstateerd dat de repressie en de censuur toenamen en dat er een proliferatie optrad van mechanismes waarmee de vrijheid werd beknot. Deze diagnose blijft onveranderd. Reporters sans Frontières rangschikt alle Arabische landen in zijn Persvrijheidsindex in de categorieën 'zeer ernstig' of 'moeilijk'. The Economist Intelligence Unit deed hetzelfde in zijn Democratie-index en Transparency International kwam tot een gelijkaardige conclusie in zijn meting van corruptie. Die drie indicatoren zijn met elkaar verbonden. Elke hoop op een eerlijke sociale verdeling van de resultaten van ontwikkeling zal gedoemd zijn zonder democratisch klimaat, onafhankelijke controlemechanismes en een echte corruptiestrijd."
Waar zijn de media?
"De meeste media in de Arabische wereld zijn verbonden aan de overheid of aan grote multimediaspelers. Het gevolg daarvan is commerciële, oppervlakkige content, een politiek discours van loyauteit en een verminderde kennisoverdracht", staat in het Arab Knowledge Report (2009). "Met uitzondering van de satellietzenders en de internetblogs, die de uitlaatklep zijn voor de zichtbaar gestegen activiteit van de jeugd, zijn de vooruitzichten somber."
Vijftig miljoen nieuwe banen
"De Arabische wereld staat onder gigantische druk", dixit het jongste Arab Human Development Report. "In 1980 had de regio een bevolking van 150 miljoen mensen, tegen 2007 was dat met 317 meer dan het dubbele en in 2015 zullen het er zelfs 395 miljoen zijn. Zestig procent van de bevolking is jonger dan 25. Uit onderzoek is gebleken dat er 51 miljoen nieuwe jobs nodig zijn tegen 2025." Dat wordt niet eenvoudig, want hetzelfde onderzoek geeft aan dat "de Arabische wereld in 2007 minder geïndustrialiseerd was dan in 1970. De export van afwerkte producten bedroeg in 2007 minder dan 11 procent van de totale uitvoer. De olieproducerende naties deden te weinig om hun economieën te diversifiëren." Sinds 2008 zijn plannen goedgekeurd om meer dan 3.000 miljard dollar te besteden aan constructie-, ontwikkelings- en infrastructuurprojecten. "Bij de realisatie daarvan zouden de werkloze jongeren kunnen worden ingeschakeld maar ze beschikken niet over de noodzakelijke knowhow."
Waar is de school goed voor?
Er zijn 60 miljoen analfabeten en "de school is een ondergefinancierde, kaalgeplukte omgeving waarin weinig wordt opgestoken. Leerlingen horen te zwijgen, te gehoorzamen en te memoriseren", meent de Marokkaanse schrijver Karim Nasseri, die zelf in Oujda lesgaf. Goed scoor je daarmee evenwel niet. "Bij de internationale tests van wetenschap en wiskunde, in 2004 evengoed als in 2008, eindigde de Arabische wereld duidelijk onder het wereldgemiddelde", aldus het Arab Knowledge Report.
Hoe bedoel je, uitvinding?
"De budgetten voor wetenschappelijk onderzoek zijn laag: zo'n 10 dollar per burger per jaar, tegenover 33 dollar in een land als Maleisië", schrijft het Arab Knowledge Report. Bovendien is er geen link tussen R&D en productie en participeert de private sector nagenoeg niet in de researchkosten. Ter vergelijking: in het Westen financieren bedrijven zo'n 80 procent van het onderzoek. "Dat alles verklaart waarom 2 miljard dollar aan overheidsinvesteringen tussen 2002 en 2006 niet meer dan 38 patenten per jaar opleverden, en de publicatie van zo'n 5.000 academische papers. Sindsdien ging het niet beter: in 2007 waren er 74 patenten, honderd keer minder dan in Zuid-Korea."
Gelieve hier niet te lezen
"Twintig zijn in Tunesië betekent verstoken blijven van goede boeken en vertier, kortom veroordeeld zijn tot verveling", zo stelt blogger Mehdi Ayadi. En geef hem maar ongelijk. "Als we alle boeken die jaarlijks in de Arabische wereld worden gepubliceerd onder de bevolking zouden uitdelen", dixit het Arab Knowledge Report, "dan is er één boek per 11.950 burgers, tegenover één voor elke 419 Britten en 713 Spanjaarden". In 2002 kwam het eerste rapport al met verbijsterende cijfers: sinds de negende eeuw werden in de Arabische wereld slechts 100.000 boeken vertaald. Momenteel zijn het er zo'n 330 per jaar, vijf keer minder dan er in Griekse vertaling verschijnen."
De toekomst ligt elders
"Eenenvijftig procent van de 24- tot 39-jarigen zegt naar Europa te willen en onder de 19- tot 24-jarigen is dat 45 procent", zo stelde het eerste rapport vast. Zeven jaar later klinkt het in het Knowledge Report: "Wellicht is de waarde van de export van menselijk kapitaal even groot als die van olie en gas. Van alle Arabische studenten die op buitenlandse universiteiten een diploma haalden, keert 45 procent niet terug. En uit onderzoek onder Britse geneesheren blijkt dat 35 procent van Arabische origine is."
Een kooi die familie heet
Voor zijn boek What's really wrong with the Middle East (2010) interpelleerde de Britse journalist en schrijver Brian Whitaker tal van Arabische intellectuelen over persvrijheid, democratie, kennis, olie en religie. Hij constateerde evenwel dat iedereen het wilde hebben over de ketens van de familie.
"Er zijn in Egypte een miljoen Moebaraks", zei een Egyptische vriend. "Het autoritarisme beperkt zich niet tot de politiek, het is de modus operandi in de hele maatschappij en het begint al thuis."
Die vaststelling is niet nieuw. "De Arabische familie, die een veel ruimer concept is dan haar Europese variant, drijft op het concept van de collectieve verantwoordelijkheid voor het individu", schreef de Marokkaanse psycholoog en schrijver Abdelhak Serhane in L'amour circonsis (1996). "Vader is de Rab al Aaila, de god van de familie. Hij is klein, zwak, onderworpen en onwetend tegenover God, maar groot, krachtig, autoritair, dominant en beschermend tegenover de familie.
"Van de jongere wordt conformisme en gehoorzaamheid geëist, want het tegendeel brengt de groepscohesie in gevaar. Wie zich daar aan waagt, riskeert uitsluiting en beschimping.
"Toch wordt het conflict tussen de groepsnorm en de verzuchtingen van het individu almaar groter. Steeds meer jongeren willen voor zichzelf leven, wat komt door de breuk in de communicatie tussen de generaties, alsook door de algemene malaise."
Inshallah/ mashallah
Vrijheid is ook de vrijheid om te geloven. "De cartesiaanse gedachte dat de mens meester is van zijn bestaan, luidde voor het Westen de moderniteit in", meent Abdessamad Dialmy, auteur van Jeunesse, sida et islam au Maroc. "Het fundamentele probleem in de Arabische wereld is evenwel dat het individu nog niet is geboren. God is de centrale en ultieme referentie. We hebben politieke partijen die praten over democratie en mensenrechten maar geen enkele stelt de mens centraal, niemand strijdt voor godsdienstvrijheid."
Moeders, wijfjes en echtgenotes
"Misschien is het probleem van de vrouwendiscriminatie nog wel het ergste van de drie struikelblokken voor ontwikkeling", meent het eerste Arab Human Development Report. "Het treft immers de helft van de bevolking en uit zich in verdrukking en ongelijkheid, verkrachtingen, genitale verminking, kinderhuwelijken en eremoorden."
De Marokkaanse schrijver Serhane stelt vast dat er nu "meer vrije huwelijkskeuze is, dat meer meisjes naar school gaan en meer vrouwen werken. Maar de fundamentele waarden blijven behouden omdat ze de basis vormen van de macht van de groep. Mijn waarde als man, als Arabier, als moslim, zit tussen mijn benen. En mijn zussen, die hebben de familie-eer tussen de hunne. De viriliteit voor de enen, de eer voor de anderen. De respectabele man is hij die de seksualiteit van de vrouwen onder zijn hoede weet te controleren, wat alleen mogelijk is als hij hun contact met de buitenwereld bepaalt. Maar dat wordt steeds moeilijker en dus conflictueuzer".
"De gendersegregatie is nog steeds erg groot",vindt socioloog Dialmy. "De door de sexen gedeelde publieke ruimte wordt niet normaal beleefd maar vanuit het schema van de verleiding. Het is verleiden te voet, per auto, overal en altijd. Voor mannen zijn er drie soort vrouwen, die nooit de gelijke zijn van mannen: de wijfjes, de echtgenotes (reëel of potentieel) en de moeders en tantes."
CHINA - Vluchtmisdrijf door zoon hoge functionaris zet land in rep en roer
De 23-jarige zoon van een hoge Chinese politiefunctionaris die op 16 oktober dronken inreed op twee meisjes, is zaterdag veroordeeld tot zes jaar cel en meer dan 50.000 euro compensatie aan de slachtoffers. Het incident was een symbool geworden voor machtsmisbruik door hoge ambtenaren en leidde tot een felle internetcampagne.
De 20-jarige Chen Xiaofeng was op die oktoberavond met haar vriendin aan het rolschaatsen op de universiteitscampus van Baoding toen een wagen met hoge snelheid op hen inreed. Chen werd de lucht ingegooid en overleed later aan haar verwondingen, het andere meisje brak een been. De dronken chauffeur probeerde vluchtmisdrijf te plegen maar werd door de veiligheidsagenten op de campus aangehouden. "Probeer me maar te vervolgen", schreeuwde de man. "Mijn vader is Li Gang."
Het nieuws zorgde voor grote beroering op het Chinese internet omdat het een bijzonder herkenbaar verhaal was over een boosdoener die geloofde dat hij middels zijn goede connecties als zoon van de vicecommissaris van politie kon wegkomen met zijn misdaad. Verschillende censuurpogingen mislukten, waarop de overheid besloot om het nieuws dan maar te 'begeleiden'. Aldus verscheen de politiechef samen met zijn zoon vijf dagen na de feiten huilend op de nationale televisie, vragend om vergiffenis aan het hele volk. Het manoeuvre sorteerde evenwel niet het gewenste effect: in de blogs en reacties die in de daaropvolgende dagen verschenen, toonden velen zich geschandaliseerd over "de pogingen om de eigen job toch maar te redden door in tranen op tv te komen".
'Mijn vader is Li Gang' werd een ware strijdkreet en de vrouwelijke blogger Varkensvoet Beta lanceerde een poëziewedstrijd waarbij 'Mijn vader is Li Gang' geïncorporeerd werd in klassieke gedichten evengoed als in propagandafrasen uit de maoïstische tijd. Meer dan 6.000 internauten bedachten Li Gang-rijmpjes en tevens doken spottende posters op, alsook verkeersborden met als tekst 'Gelieve traag te rijden, uw vader is niet Li Gang'.
Internationaal bekend kunstenaar Ai Weiwei publiceerde op zijn site een interview met de ouders van het doodgereden meisje, dat prompt door de censors werd verwijderd.
Zoon Li werd negen dagen na de feiten gearresteerd maar ondertussen werd grote druk uitgeoefend op de nabestaanden om de zaak te laten vallen. De advocaat, Zhang Kai, werd door zijn cliënten zelfs bedankt voor zijn inspanningen, "aangezien de kwestie opgelost was". Een dergelijke afloop, zo zei Zhang in een interview met de New York Times, "is heel courant als het gaat om gewone burgers die het moeten opnemen tegen machtige figuren. Macht is in de hedendaagse Chinese samenleving veel belangrijker dan individuele rechten en vrijheid." Maar de kwestie bleef reacties genereren op internet, wat er volgens waarnemers toe heeft geleid dat de dronken chauffeur vorige week in het beklaagdenbankje verscheen. Zaterdag volgde het vonnis: de Chens krijgen meer dan 46.000 euro aan schadevergoeding, het andere meisje zo'n 9.000 euro. En zoon Li gaat voor zes jaar achter de tralies.
De afweging die de Egyptische strijdkrachten momenteel maken, zo menen waarnemers, is hoe ze hun verregaande invloed en privileges kunnen veiligstellen zonder dat het land in totale chaos desintegreert.
"Lang leve het leger, mogen de soldaten met ons zijn", werd gisteren op het Tahrirplein gescandeerd toen gevechtsvliegtuigen overvlogen. De hoop die de demonstranten uitspraken was dat het met de Egyptische strijdmacht zou mogen gaan als met de Tunesische dik twee weken geleden. Generaal Rashid Ammar vertelde de Tunesische president Ben Ali toen onomwonden dat hij er niet op moest rekenen dat soldaten op demonstranten zouden schieten.
Maar Egypte is Tunesië niet. Ben Ali spendeerde niet meer dan 1,4 procent van het bnp aan het leger en hield er slechts 36.000 officieren op na. Als gewezen minister van Binnenlandse Zaken steunde hij voor de uitbouw van zijn autoritaire bestuur vooral op de politiediensten. Egypte mag dan 1,4 miljoen mensen tewerkstellen in verschillende politiediensten en organisaties van binnenlandse veiligheid, fundamenteel is het huidige regime gebouwd op het leger, met 460.000 militairen de tiende grootste strijdmacht ter wereld.
Het waren de zogenaamde 'Vrije Officieren' die in juli 1952 gebruik maakten van het volkse ongenoegen om koning Farouk af te zetten en een staatsbestel te installeren waarin militairen een doorslaggevende rol spelen. Onder Gamal Abdel Nasser (1956-1970) was die legerdominantie in het bestuur erg zichtbaar: tal van ministers in zijn regering waren militairen. Ook onder Anwar Sadat (1970-1981) was het leger, mede door de Jom Kippoeroorlog, doorslaggevend. Op het eerste gezicht lijkt het alsof Moebarak (1981-nu) het leger uit de politieke besluitvorming heeft geweerd, maar dat wordt door expert Steven A. Cook in Ruling But Not Governing: The Military and Political Development in Egypt, Algeria, and Turkey overtuigend weerlegd.
Hij stelt dat de militairen de baas zijn zonder te besturen: ze beschikken over gigantische privileges, gaande van eigen scholen, ziekenhuizen, clubs, shoppingcentra, residentiële woonwijken en zakenimperia en de topkaders zien hun carrière veelal bekroond met een provinciegouverneurschap. "Er is een democratische façade met het parlement als uithangbord, waarachter militaire instituties schuilgaan die louter begaan zijn met de handhaving van de invloed en voordelen van de strijdkrachten ten koste van de maatschappij", schrijft Cook.
Geldkraan dicht
De Egyptische strijdkrachten zijn in de voorbije decennia slechts twee keer tegen onlusten opgetreden: bij de broodrellen van 1977 en tijdens de loonrevolte van een onderdeel van de veiligheidstroepen in 1986. Bovendien heeft het leger zich vanaf de jaren negentig gedistantieerd van het erg repressieve beleid van minister van Binnenlandse Zaken Zaki Badr en de door hem gecontroleerde veiligheidsdiensten. Maar dat heeft volgens Sherifa Zuhur, auteur van Egypt: Security, Political and Islamist Challenges veel minder van doen met democratische spirit dan met een poging om de gramschap van het volk te vermijden, gezien de gigantische economische en financiële belangen die het leger heeft.
De vrijwaring van die fortuinen en privileges staat ook nu voorop. Tot voor kort was Moebarak de facilitator en beschermheer daarvan, maar de volksopstand die in het kielzog van de Tunesische Jasmijnrevolutie werd ontketend, geeft aan dat de 83-jarige president nu eerder een blok aan het been is dan een garantie voor de toekomst.
Een bijkomend probleem is dat het leger sinds de Camp David-akkoorden van 1978 in belangrijke mate door Washington wordt gefinancierd: de VS verstrekte in de voorbije 32 jaar al meer dan 38 miljard dollar aan militaire hulp. Het Pentagon bleek een trouwe vriend: de grootschalige mensenrechtenschendingen in Egypte worden al 30 jaar door de vingers gezien. Maar nu wordt het flink lastig. Als Amerika's 'strategische bondgenoot in de regio' een bloedbad aanricht onder de eigen burgers, dan wordt dat voor de VS diplomatiek onverkoopbaar.
De Egyptische stafchef Sami al-Anan was tot afgelopen vrijdag in Washington voor reeds lang gepland strategisch overleg. Verschillende Amerikaanse kranten stellen dat hij met een heel duidelijke boodschap van zijn broodheren naar Caïro is teruggekeerd: heet het nieuwe Tiananmen Tahrir, dan wordt de Amerikaanse geldkraan dichtgedraaid. Een weinig aantrekkelijk vooruitzicht. Wat Moebarak daar tegenover zet, zal wellicht bepalen wiens kant het leger kiest.
'Voortaan is Che Guevara gewapend met een laptop', zegt Yassine Ayari (29), 's lands bekendste blogger en boegbeeld van de jongeren. 'Wat op 18 december in Sidi Bouzid gebeurde de politie schoot op betogers deed zich in 2008 voor in Redeyef. Waarom leidde dat nu tot een nationale revolte en toen niet? Door het internet.'
Yassine Ayari noemt zichzelf 'un garçon typique': zoon van een hoger opgeleide overheidsambtenaar, gediplomeerd informaticus met een baan die hem tijdelijk naar Brussel bracht, echtgenoot en vader van een zoontje. "Iemand die te veel te verliezen heeft dus, om zich met dwaze dingen als kritiek op het regime in te laten", lacht hij. En toch. Hij herinnert zich dat hij als 15-jarige niet begreep dat zijn land een president had 'zonder enige tekortkomingen'. "Mijn vader keek me veelbetekenend aan toen ik de vraag stelde en verdween meteen van tafel."
De echte déclic kwam twee jaar later, toen hij met zijn vrienden op de metro in Tunis zat en een politieman hem toesnauwde dat hij moest ophouden met lachen. Zijn vraag of dat soms verboden was, genereerde een harde klap in zijn gezicht. "Ik ben thuis, in de voorstad Bardo, meteen naar het politiebureau gegaan. Maar men wilde mijn klacht niet behandelen. Als we die man opsporen, dan zegt hij geheid dat je de president hebt beledigd en krijg je 20 jaar cel", luidde het. Thuisgekomen prees mijn moeder zich gelukkig dat ik nog leefde, terwijl vader vond dat ik die klap van de agent vast had verdiend."
De jonge Ayari verbeet zijn vernedering, begon boeken over ideologie en vaderlandse geschiedenis te lezen en ging informatica studeren in Tunis. "Ik was geen lid van een partij maar wel iemand die zei: ik hou niet van die Ben Ali. Sommigen dachten dat ik een overheidsspion was die wilde provoceren, anderen deden me af als een dwaas.
"De kiemen van de huidige strijd dateren uit die periode, toen Zouhair Yahyaoui anoniem het eerste satirische blad, TUNeZINE, lanceerde. De politie wist hem uiteindelijk op te sporen, hij kreeg drie jaar celstraf en werd een paar maanden voor zijn dood in 2005 doodziek vrijgelaten. Hij was 38."
Vervolgens werden de eerste chatgroepen gecreëerd. Er ontstond een echte gemeenschap, waarvan de overheid aanvankelijk niet doorhad dat ze potentieel subversief was. "We schuimden het internet af en vonden antwoorden op alle vragen die we ons hele leven al hadden. Tevens zagen we dat alle mensenrechtensites geblokkeerd waren en begonnen artisanale methodes te ontwikkelen om dat te omzeilen."
Kwaliteitslabel 404
Toen begon de overheid blogs te censureren we noemden dat het 404-label, naar de melding error 404 die opduikt als een pagina is geblokkeerd. Voor ons was dat een soort van kwaliteitsmerk. De censors gingen overigens erg amateuristisch te werk: al wie te veel bezoekers had, ging eruit. Het overkwam zelfs de populairste kooksite."
Ondertussen arriveerde Facebook. "Het succes was meteen gigantisch. Onderhand zijn er 1 miljoen profielen, een per tien inwoners. Facebook heeft de politiek gedemocratiseerd, daar ontdekten we andere activisten, overlegden we over strijdthema's.
"De overheid zag dat ook in en verbood Facebook in mei 2009 gedurende een paar weken. Wellicht was dat haar grootste politieke fout. Immers, officieel was er geen censuur maar nu werd ze voor iedereen zichtbaar. Noem het een ongewilde sensibiliseringscampagne jegens de modale burger. Het was toen de president die persoonlijk de herlancering gelastte, zoals hij dat eerder deze week deed met het geblokkeerde YouTube. We mochten hem dus dankbaar zijn, al waren de profielen van activisten voortaan geblokkeerd.
"De volgende fout was de arrestatie in november 2009 van Fatma Arabica, een lerares die een erg succesvolle, sterk ironische blog had. Normaliter zwijgen Tunesiërs over dergelijke zaken om zelf niet in moeilijkheden te komen. Maar de hele Facebookgemeenschap vroeg haar vrijlating, die er uiteindelijk ook is gekomen, zonder aanklacht. Het internet heeft haar dus zonder meer gered."
Maar het regime sloeg terug: in april 2010 gingen steeds meer blogs en sites dicht. "We besloten op Facebook actie te voeren met een petitie tegen censuur die in een mum van tijd 10.000 handtekeningen kreeg. We besloten groter te mikken en de eerste burgerbetoging sinds de onafhankelijkheid te organiseren. Het regime op zijn eigen paradox wijzen was ons doel. Immers, constitutioneel hebben we burgerlijke en politieke vrijheden, in realiteit geldt dat geenszins.
"Mijn omgeving noemde me een absolute dwaas maar ik diende met mijn vriend en blogger Slim Amamou de aanvraag in." De overheid reageerde volstrekt niet, waarop het duo aan de vooravond van de op zaterdag 22 mei geplande betoging tot afgelasting besloot. "Zonder toestemming riskeerden we politiegeweld. We wilden protesteren maar dat mocht niet in arrestatie, verwonding of dood resulteren."
De politie pakte beide initiatiefnemers op en liet hen na een ondervraging van meer dan 12 uur weer vrij. "Toen ik die nacht weer achter mijn computer zat, wist ik waarom ze ons niet hadden gemarteld of vermoord. Er waren honderden berichten op Facebook en in de internationale media over onze verdwijning. Het internet had ook ons gered.
"We hebben iedereen toen opgeroepen om de volgende dag gekleed in een witte T-shirt te gaan wandelen op de Avenue Bourguiba. We achtten arrestatie uitgesloten en toch werden mensen op de trein naar Tunis door de politie afgetroefd."
Ayari en Slim zetten evenwel door en besloten twee maanden later om alle parlementariërs alsook de minister van Binnenlandse Zaken in een aangetekend schrijven te vragen hoe het eigenlijk zat met de vrijheid. Wat mocht, wie bestrafte en hoe? "Andermaal kwam er geen reactie, waarop we besloten om een flash-act te doen. Verzamelen en een halve minuut zwijgen met de hand op de mond. De arrestaties bleven evenmin uit."
Ondertussen werden de beide jongemannen door tal van politieke opposanten benaderd. "Ze beseften dat wij de jongeren konden bereiken, iets wat zij al 20 jaar vruchteloos probeerden. En dus kregen we aanbiedingen voor lidmaatschap hier en daar, wat we prompt afwimpelden. Je moet eerst burger zijn, en dus rechten hebben voor je politicus kunt worden. Maar als ik nu hoor dat er over zes maanden vrije, eerlijke verkiezingen komen, dan zeg ik tegen mezelf: ik stel me kandidaat."
Informatiestroom
Toen de huidige revolte op 18 december begon met de protesten van Sidi Bouzid, was Ayari in België voor zijn job maar virtueel is hij voortdurend aanwezig. "Meteen stuurden mensen beelden door. Er kwam een mediaoorlog, parallel met de strijd op straat. Nacht na nacht werkten we aan het uploaden van alle informatie, ik prees mezelf gelukkig dat ik IT'er was. De reactie was fenomenaal: om vier uur 's ochtends werden we nog door 400 mensen gevolgd."
Ayari meent dat het die voortdurende stroom van informatie is, die geheel haaks staat op de langue de bois van de overheid, die voor de nationale mobilisatie heeft gezorgd. "Er waren beelden, commentaren, solidariteit.
"Aanvankelijk verwonderde het ons dat de internationale media zwegen; toen in Iran de protesten begonnen, zat het fenomeen 24 uur later op CNN. Ons volk heeft het alleen moeten doen. We hebben begrepen dat het Westen sommige regimes weg wil, andere niet. Maar we beschikken nu over de knowhow om anderen te helpen. Je kunt je niet voorstellen hoeveel Noord-Afrikanen me de voorbije dagen zeiden dat ze wensten dat zij Tunesiërs waren. En voor mij is dit de gelukkigste dag ooit."
TUNESIE -een gigantisch probleem van jeugdwerkloosheid
De dood van de 26-jarige werkloze universitair Mohamed Bouazizi was zonder meer de trigger van de huidige protesten. De man vond geen job en besloot dan maar te overleven met de verkoop van groenten en fruit op de markt. Maar aangezien hij niet over de nodige vergunningen beschikte, werd zijn handeltje opgedoekt door de politie, waarop hij zichzelf in brand stak.
Dat Bouazizi's wanhoopsdaad zoveel weerklank vond in Tunesië, heeft er alles mee te maken dat 42 procent van de bevolking jonger is dan 25 en dat de jeugdwerkloosheid gigantisch is. Tegelijk blijkt het opzetten van een eigen zaak een bijzonder lastig te verwezenlijken alternatief.
Wie het in augustus gepubliceerde rapport 'Global Employment Trends for Youth' van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) leest, krijgt het gevoel dat een ware tijdbom tikt in heel Noord-Afrika. In geen enkele andere regio ter wereld is de jeugdwerkloosheid zo groot: slechts vier op de tien jongemannen werken en onder de vrouwen is dat zelfs minder dan twee op de tien. Bovendien gaat het niet de goede kant op. Terwijl verwacht wordt dat de jeugdwerkloosheid wereldwijd zal teruglopen in 2011, zijn het Midden-Oosten en Noord-Afrika de twee enige regio's waar ze zal blijven stijgen.
Bovendien maken de jongeren 60 procent uit van het totale aantal werklozen, een nergens elders geziene proportie. Opvallend is ook hoe talrijk de opgeleiden zijn binnen die groep. "Het aanbod van hoogopgeleide jongeren overstijgt ruim de vraag, wat betekent dat de werkloosheid juist in die groep nog het meest toeneemt", aldus het rapport.
Is het een alternatief om een eigen zaakje te beginnen? Bouazizi ondervond alvast van niet en ook die ervaring is voor veel jonge Tunesiërs herkenbaar. Uit het in november door de Wereldbank gepubliceerde 'Doing Business 2011' blijkt dat er 10 vergunningen nodig zijn om een eigen zaak op te starten, wat normaliter zo'n 5 procent van het modale jaarinkomen van een Tunesische burger kost. Gaat dit ook gepaard met enige bouwwerken, dan zijn er 20 bijkomende toelatingen nodig, wat een kleine 100 dagen in beslag neemt en het achtvoudige van een modaal jaarinkomen kost. Bovendien moeten er per jaar 8 keer alle soorten van belastingen worden betaald, wat samengeteld neerkomt op ongeveer twee derde van de potentiële winst. Met andere woorden: een zaak beginnen is moeilijk, duur en tijdrovend en dus voor velen geen alternatief voor werkloosheid.
Bovendien heeft het niet vinden van een baan een gigantische impact: wie geen inkomen heeft, kan geen eigen flat betalen en is niet in staat om te trouwen. Noodgedwongen wonen jongemannen en vrouwen bij hun ouders in en worden ze verondersteld zich voorhuwelijks te onthouden. "We hebben het gevoel dat ons leven voor onbepaalde tijd in de ijskast is gezet", aldus een demonstrant."
Vluchtelingen - gestrand in het bitterkoude Calais
Illegalen uit de hele wereld die vanuit het Franse Calais naar Groot-Brittannië proberen te komen, officieel behoort dat sinds september 2009 tot het verleden. Maar hoe komt het dan dat 250 Afghanen, Irakezen, Koerden en Afrikanen in de sneeuw aanschuiven voor de bedeling van kippensoep met macaroni? door catherine vuylsteke
Calais, even voor half één 's middags. De sneeuw blijft gestaag uit de hemel vallen. In het havengebied dat zich voorbij het pompeuze gemeentehuis uitstrekt, staat een gure wind. Kleine groepjes jongemannen in dikke sjaals en bivakmutsen haasten zich door de Moskoustraat. Om de hoek staan enige tientallen anderen zich warm te springen voor een gesloten zwart hek. "Hier is het". Samir (26) wijst naar het braakliggende terrein naast een oude loods.
Uiteindelijk gaat de poort open. De mensen lopen onder een plastic afdak naar de caravan van de ngo L'auberge des Migrants die hier twee keer per week voedsel bedeelt. Een bejaarde vrouw schept kippensoep met macaroni in plastic bakjes, haar collega overhandigt groene zakken met stokbrood, een gekookt ei en een blikje sardienen, terwijl een andere vrijwilliger hete thee in bekertjes giet.
Samir neemt zijn lunch in ontvangst en gaat onder het afdak naast zijn vrienden op de grond zitten. Het gezelschap eet in stilte. "Geloof me, het valt niet mee", zegt de Iraakse Koerd tenslotte. "Nog vijfenhalf uur voor we weer worden toegelaten in het tijdelijk tot slaapzaal omgetoverde gymnasium hierachter. Ik voel mijn benen nog nauwelijks. We zijn al van zeven uur vanochtend door de straten aan het zwerven en het heeft onafgebroken gesneeuwd. Twaalf uur per dag buiten, bij dit weer is het een kwelling. Als we een café binnenstappen om thee te drinken, worden we weggestuurd. Ze moeten ons niet. En buiten worden we veelvuldig lastiggevallen door de politie. Op topdagen zijn er drie controles per dag. Wie pech heeft, krijgt klappen of wordt meegenomen."
Geen plaats
Het is even voor Kerstmis en er is geen plaats in de herberg. Toch niet voor Samir en de rest van de 250 illegalen uit de hele wereld die momenteel in Calais-Sangatte van de ene voedselbedeling naar de andere strompelen, hopend dat de dag gauw om is.
Nochtans, officieel bestaat het beruchte illegalenkamp sinds september vorig jaar niet meer. Bulldozers egaliseerden de in heel Europa bekende 'jungle', een braakliggend terrein nabij de haven waar toen meer dan 800 illegalen kampeerden. Honderden tenten, een zelf ineengeknutselde moskee en een heuse kruidenierszaak gingen zonder meer tegen de vlakte. Ze werden platgewalst, uitgewist. En met hen de Afghanen, Irakezen, Koerden en Afrikanen die droomden van een leven aan de andere kant van het kanaal.
Of tenmiste, zo zag Parijs het toch. De realiteit in de verlaten straten rond de haven is anders. "Soms hebben politici simplistische oplossingen voor complexe problemen", meent Sylvie Copyans van de ngo Salam, die op de meeste dagen van de week de avondvoedselbedeling organiseert. "Aangezien ze inderhaast moesten vertrekken, zijn veel mensen hun hele hebben en houden verloren. En kijk naar het resultaat: ze zitten nu verspreid over heel Calais en zorgen in zekere zin voor meer overlast dan vroeger. Je vindt hen onder bruggen, onder opleggers van vrachtwagens, op elke denkbare droge plek uit de wind. Momenteel bivakkeren de 250 à 300 illegalen tijdelijk in een gymnasium, sinds het noodwinterplan van kracht is. Maar zo gauw de temperaturen boven het vriespunt uitkomen, wordt iedereen weer buiten gezet. Probleem opgelost."
Een Afghaanse jongen van niet eens vijftien trekt zijn pet dieper over zijn oren. Zijn wangen zijn ruw, zijn vingers rood en dik. "Hij is hier met zijn vader en broer", fluistert Samir. "Ze willen vertrekken zodra de vrachtwagens weer mogen rijden, maar met dit winterweer wordt het zwaar transport in heel Frankrijk van de wegen gehouden. Dikke pech."
Volgens Copyans geraakt nagenoeg iedereen uiteindelijk het kanaal over. "Wie er 3.000 euro voor veil heeft, komt morgen al op zijn bestemming aan, gegarandeerd. Mensen met weinig centen moeten veel langer wachten, tot ze hier of daar een deal kunnen sluiten met een smokkelaar die de laatste plek in de vrachtwagen tegen verminderde prijs weggeeft aan een 'bevriende' klant."
Samir schudt zijn hoofd. "Ik ben op de terugweg", zegt hij. "Ik ga naar huis, naar Kirkuk. Negen jaar ben ik onderweg. Door Turkije, Griekenland en Italië eerst naar Nederland, waar ik asiel aanvroeg. Nog voor de beslissing viel, vertrok ik naar Groot-Brittannië, waar ik de voorbije zeven jaar illegaal heb geleefd. En nu is het gemis me te veel geworden. Ik heb in Londen ondertussen een vrouw en een zoontje van twee en wil met hen naar huis. Zodra ik veilig thuis ben, reizen zij me achterna."
"Ik heb grote fouten gemaakt, noem het jeugdige dwaasheid. Ik had van de kans gebruik moeten maken om een diploma te halen, maar ik was verblind. Je eigen geld verdienen, iemand zijn. Ik dacht dat het daarop aankwam en had het ene slecht betaalde baantje na het andere. Ik troost me nu met de gedachte dat ik tenminste Engels heb geleerd. Dat kan me in Iraaks-Koerdistan van pas komen."
Samir vertrok op zijn zeventiende. "De buurman, een neef, kennissen van school. De ene na de andere ging naar het buitenland en toen ze enige jaren later terugkeerden, werden ze als helden onthaald. Ze vertrokken om terug te kunnen keren, om thuis iemand te worden."
"Ik dacht: ik waag mijn kans, zelfs al raadden veel van die teruggekeerden me dat af. Ik wilde niet luisteren, evenmin als de jongeren hier willen horen dat hen in Groot-Brittannië geen glorieuze toekomst wacht. De voorbije dagen heb ik geprobeerd er met sommigen over te praten maar niemand had oren naar mijn verhaal."
Lange weg naar huis
Hoe komt het dat Samirs reis van Londen naar Kirkuk tijdelijk in de besneeuwde straten van Calais eindigt? Hij kon in de Britse hoofdstad evengoed een beroep doen op het vrijwillig terugkeerprogramma dat de International Organization for Migration (IOM) in samenspraak met nationale overheden opzet. "De premie voor terugkeerders is hier hoger dan in Groot-Brittannië", legt Copyans uit. "Vanuit Calais kan je op zo'n 2.500 euro rekenen en dat is bepaald meer dan je in Londen krijgt".
"De twee programma's die wij aanbieden, voorzien zo'n 587 euro cash bij vertrek, en 1.175 tot 1.700 euro aan gepersonaliseerde diensten na aankomst", zo vertelt de persvoorlichter van IOM-Londen. "Het allerbelangrijkste is dat mensen beseffen dat het niet louter om financiële hulp gaat, maar veeleer om een re-integratie-bijstand. In nauwe samenwerking met de meer dan 400 IOM-kantoren in de hele wereld bekijken we individueel wat de terugkeerder nodig heeft. 85 procent van onze klanten blijkt vooral geïnteresseerd in bijstand voor het opstarten van een eigen zaak, maar evengoed helpen we jongeren om zich in te schrijven aan de universiteit of om een woning te vinden in hun geboorteplaats."
Terugkeer vanuit Frankrijk is financieel voordeliger dan vanuit Groot-Brittannië, dat op zijn beurt een interessantere optie is dan België. Moet de Europese Unie inzake terugkeerbeleid niet aan een harmonisering van de premies en diensten werken?
"Daar zijn wij het helemaal mee eens", zo heet het bij IOM-Brussel. "En wat de diensten betreft, zijn de meeste landen al op elkaar afgesteld, precies omdat men samenwerkt met de kantoren ter plaatse. Dat er ook inzake de vertrekpremies een standaardisering moet komen, is een feit. En daar wordt momenteel aan gewerkt, zodat de premiejagers worden ontmoedigd. Maar dat is geen beslissing van IOM. Het zijn de nationale overheden die bepalen hoeveel ze geven en op welke manier."
Samir hoopt tegen nieuwjaar thuis te zijn. "Elke avond vraag ik me af hoeveel nachten ik nog alleen moet doorkomen. Soms is het gemis zo erg dat het pijn doet. Maar ik weet dat het mijn eigen dwaasheid is die hiervoor verantwoordelijk is. En ik zeg tegen mezelf dat ik nog jong genoeg ben om thuis een nieuw leven te beginnen. Niet?"
Zowel de Zweedse meubelgigant Ikea als de Amerikaanse hamburgerreus McDonald's ziet het groot in China: in de komende vijf jaar plannen ze een verdubbeling van hun aantal vestigingen. Beide bedrijven mogen dan prat gaan op de uniformiteit van hun producten wereldwijd, ze vonden zichzelf in China opnieuw uit.
Een middagje bij Ikea of lunchen bij McDonald's heeft weinig te maken met liefde voor Zweeds minimalisme of een voorkeur voor een snelle, vette hap. Consumentenonderzoek van McKinsey geeft aan dat het eerder gaat om een familie-uitje met Disneyallure.
Wie een bezoek brengt aan een van de acht Ikeawinkels in China merkt meteen dat er anders wordt geshopt dan in pakweg de Anderlechtse vestiging van de Zweedse gigant. Het opvallendst is de uiterst empirische aanpak van de consument: met uitzondering van de (boeken)kasten, wordt alle meubilair door de hele familie uitgeprobeerd. Hoe lekker ligt het bed? Een hazenslaapje zal het leren. En of de fauteuils comfortabel zitten, mag na een halve middag verwijlen wel blijken. Vraag het aan de slapers, zitters of slenteraars: het gros heeft geen papiertje op zak met de exacte afmetingen van slaap- of woonkamer. Plannen om een zithoek aan te schaffen zijn er niet. Om binnenhuisinrichting draait het voor veel van de consumenten immers niet. Ze brengen een dagje in pseudo-Europa door, compleet met Zweedse balletjes of varkensribbetjes in soja voor de kleinere avonturiers en een ijsje voor hun kroost.
Beleving
Dat heeft niet louter met een kleiner budget te maken. Noemt slechts 40 procent van de Europeanen zich liefhebber van winkelen, dan blijkt uit een McKinsey-onderzoek in China dat drie kwart van de ondervraagden zijn vrije tijd het liefst in shoppingcentra en oorden als Ikea doorbrengt. Het gaat hier over een vorm van ontspanning die niet per se gelieerd is met de besteding van het budget. Of zoals een van de bevraagden het stelde: "We hadden vandaag ook naar de Lange Muur of de Verboden Stad kunnen rijden, maar uiteindelijk verkozen mijn vrouw en dochter Ikea."
Ze zoeken geen Billyboekenrek, maar verpozing. Het management van Ikea beseft dat maar al te goed en speelt daar in het kader van zijn toekomstvisie voor de Chinese markt welwillend op in. "Het idee is dat als je al tien jaar naar onze winkels komt voor hotdogs, gehaktballetjes of ijsjes, je misschien ook aan Ikea zal denken bij de aanschaf van een sofa", zo vatte Ian Duffy, directeur van Ikea Azië, het in een recent interview in Wuhan samen. "Sommigen komen gewoon voor de ervaring en voor ons is dat best."
Vorig jaar maakte Ikea 370 miljoen euro winst in China, wat neerkomt op minder dan 14 procent van het totaal.
Wereldwijd heeft de meubelreus 280 vestigingen. De eerste Chinese winkel kwam er in Shanghai in 1998. Anno 2010 zijn er acht in evenveel steden en dat aantal moet in de komende vijf jaar verdubbelen.
Hoewel Ikea in principe in elke vestiging dezelfde producten aanbiedt, is de aanpak toch aangepast aan de Chinese markt. Yijia (letterlijk: comfortabel huis), zoals Ikea in China heet, voert jaarlijks rond de grote koopperiode voor Chinees Nieuwjaar een opgemerkte actie, waarbij vaak een deel van de winst naar een goed doel gaat.
Zo werd Unicef China beter van de verkoop van speelgoed in februari en maart van 2007, terwijl eerder een partnerschap werd opgezet met het WWF. En net na de aardbeving in Wenchuan in mei 2008 stortte het Zweedse bedrijf een flinke som voor hulp aan de slachtoffers.
Ongetwijfeld past dat in de Ikeastrategie van 'ethisch ondernemen', maar tegelijk wordt er ook geappelleerd aan de leefwereld van de goed opgeleide, stedelijke middenklasse, die het belangrijkste doelpubliek uitmaakt van de meubelreus.
Ook in andere opzichten speelt Ikea in op de Chinese culturele geplogenheden. Vijf procent van de producten zijn alleen voor de Chinese markt bestemd. Denk maar aan tal van soorten hakmessen of eetstokjes. Maar het zit hem ook in de filosofie. Door op regenachtige dagen de prijs van paraplu's met de helft te verminderen, geeft Ikea aan dat het een langetermijnrelatie met zijn klanten wil opbouwen, en niet uit is op snel profijt.
Bovendien is de in 2003 in Shanghai geopende vestiging niet in een goedkope uithoek van de stad gelegen, maar juist in de prime location Xu Jia Hui, die vlot bereikbaar is met het openbaar vervoer. Een brand moet immers classy zijn en niet zozeer voordelig.
Ook het 'Do it yourself'-concept is in China minder uitgesproken. Intellectuelen verdoen er hun weekends niet met het in elkaar knutselen van keukenkasten, en dus wordt relatief voordelige assistentie aangeboden, iets waar veel meer klanten gebruik van maken dan in Europa.
Wat voor Ikea geldt, gaat in zekere zin ook voor fastfoodgigant McDonald's op. De keten plant een gigantische uitbreiding: van zo'n duizend vestigingen naar het dubbele tegen 2015. En wat de Chinese consument aantrekt, is niet het product op zich maar de beleving.
McDonald's deed in 1990 zijn intrede in China met een vestiging in Shenzhen. Algauw kwamen er in alle grote steden afdelingen van Maidanglao, zoals de hamburgergigant er wordt genoemd.
Eerst waren hamburgers behoorlijk duur, maar het duurde niet lang vooraleer een bezoek aan een fastfoodtent gezien werd als een niet te missen onderdeel van een dagje shoppen met de kinderen. Niet zelden, zo blijkt uit onderzoek, aten ma en pa helemaal niets, terwijl de kleine keizer zich te goed deed aan een Happy Meal. "We wilden ons even in New York wanen", zo zei een van de bevraagden. "We stellen ons voor dat middenklassers daar op dezelfde manier hun vrije middag doorbrengen."
Dat klopt evenwel niet. In de VS geldt de fastfoodgigant als een plek voor een snelle, goedkope hap, eerder alleen genuttigd en in hoofdzaak populair bij de arbeidersklasse. De Chinese klanten, daarentegen, zijn doorgaans middenklassers en bezoeken het etablissement niet omwille van het eten, dat ze qua smaak "minderwaardig vinden aan het Chinese eten".
McDonald's is een sociale marker. Bovendien, kinderen zijn er gek op, het is er erg schoon en het menu is gestandaardiseerd. Terwijl alle Chinese steden en zelfs het gros van de restaurants eigen specialiteiten aanbieden, waarbij je moet weten wat waar aangewezen is, zijn er bij McDonald's geen verrassingen.
In de komende jaren plant de hamburgerreus ook tal van drive-ins, zoals die in de VS populair zijn. Daarmee spelen ze in op het sterkste symbool van sociale status: het bezit van een eigen auto.