Een nieuw schetsboek. Moleskine met ruitjes. Stukjes uit de krant die blijven kleven: een tentoonstelling van Jordaens in Parijs en blijvend problemen in Syrië. Een appel uit de tuin op de keukentafel. Ik wacht tot de regen stopt om mijn jas te nemen en te wandelen op het strand.
Homme libre, toujours tu chériras la mer! La mer est ton miroir; tu contemples ton âme Dans le déroulement infini de sa lame, Et ton esprit n'est pas un gouffre moins amer.
Tu te plais à plonger au sein de ton image; Tu l'embrasses des yeux et des bras, et ton coeur Se distrait quelquefois de sa propre rumeur Au bruit de cette plainte indomptable et sauvage.
Vous êtes tous les deux ténébreux et discrets: Homme, nul n'a sondé le fond de tes abîmes; Ô mer, nul ne connaît tes richesses intimes, Tant vous êtes jaloux de garder vos secrets!
Et cependant voilà des siècles innombrables Que vous vous combattez sans pitié ni remords, Tellement vous aimez le carnage et la mort, Ô lutteurs éternels, ô frères implacables!
Het zijn de kersen in een blauwe kom. Het is de kom die valt en breekt tot gruis. Het zijn de scherven in een splinterbom. Het is de bom die neerdaalt op een huis.
Het is de woning met een ledikant. Het is het bed dat net werd toegedekt. Het zijn de lakens met een rode rand. Het is het bloed dat in een groeve lekt.
Het zijn de ijzeraders met pyriet. Het is de steen waar mensen vuur uit slaan. Het is de vonk die in je ogen schiet En met die ogen kijk je me nu aan.
er moet veel mist zijn, misschien is gans het leven mist anders zouden de trompetten niet als een scheepshoorn want elke trompet is naar een uitweg boren eenzaam als een schip en elke trompet is verloren.
Alles is gelijk, niet alleen mensen onder elkaar, maar ook planten en mineralen en poezen en regen en Vivaldi. Ik breng de avond door met een vriend en een glas wijn en een dode en verhalen en schemer en minnestrelen. Wij zijn met zeer velen.
BOUWVAL uit Zeg aan de kinderen dat we niet deugen
Leonard Nolens
Het huis is oud en uitgewoond en geeft niet thuis. Het heeft zijn leeggehaalde hart teruggebracht Tot gruis van een volmaakte bouwval zonder deur. Er is geen pui, geen bel om een gezicht te roepen
Van vroeger. In geen bovenvenster komt de schaduw Van een man, een vrouw tevoorschijn die zich buigt Over een plein vol kinderstemmen onder de linden.
Het huis is oud en uitgewoond en is niet pluis. Het luistert nauw, het fluistert en souffleert me Kelders en zolders, kamers en conversaties Van dode bewoners. Ik ben hier hun enig adres.
Leven ze nog? En waar zijn ze? Waar zijn ze gebleven, de meesten Die ons daareven nog meenden te weten?
Ze zijn op ons uitgekeken. Ze zijn onze reisweg vergeten en onze verdwaalde bestemming Tussen vier muren, Een tafel, een stoel en een kast, een bed, Een raam dat traag zijn tralies tekent Op tuinene en straten, Op onbegaanbare straten, Op zondag, op zonderdagochtend.
Wij gaan ons hier binnen hermetische poorten te buiten.
Daarginder was ooit onze wekker Een zoemende zoen in de vroegte, Tijd had een plaats en een lievelingsnaam. Wij zijn een dik dagboek geworden Van magere jaren, geen hond die ze lust. En de magerste moeten nog komen te klinken Als langzaam scheurende kalenderspreuken, Een prop die brandt in een hand Als een krop in een keel.
Er zullen anderen komen of niet. De aarde zal altijd wel bijna rond zijn. En ieder mens heeft een open wond, pijn aan wat er niet meer is of bijna niet.
Ik heb de vlammen op het ijs zien dansen, hoorde de klokken die onder de grond zijn. En wáár ik ben staan de schimmen nog rond mijn wereld - of schimmen? ik zie hun huid glanzen
en ieder gebaar watervalt van licht. (Zij galopperen te paard op het licht en hun lichaam buigt als een boog van licht.)
Genoeg daarvan. Ik kan in een mens leven en uit de ruimte. Ik noem alles leven. Er komen anderen om mee te leven.
Hans Andreus, Uit: De sonnetten van de kleine waanzin, s-Gravenhage: Stols 1957
Ik ging niet wandelen met de hond, de hond ging wandelen met mij. Kijk, zei hij, kijk, zo doe je dat: je snuffelt wat, je kruipt eens onder groen, je kwispelt - nee dat kun je niet doen - loopt achterna wat vleugels heeft, je rolt je op je ene zij, je andere zij, je ene zij, je mond staat op de tocht, je zoekt in woorden naar een geur, bij grenzen naar vreemd vocht, hoort woest geroep van groepen mens als blaffen aan, verstaat alleen je naam als Lig en Koest en Af.
Une Ostendaise Pleure sur sa chaise Le chat soupèse Son poids d'amour Dans le silence Son chagrin danse Et les vieux pensent chacun son tour A la cuisine Quelques voisines Parlent de Chine Et d'un retour A Singapore Une Javanaise Devient belle-sur De l'Ostendaise
Il y a deux sortes de temps Il y a le temps qui attend Et le temps qui espère Il y a deux sortes de gens Il y les vivants Et ceux qui sont en mer
Homme libre, toujours tu chériras la mer! La mer est ton miroir; tu contemples ton âme Dans le déroulement infini de sa lame, Et ton esprit n'est pas un gouffre moins amer
Tu te plais à plonger au sein de ton image; Tu l'embrasses des yeux et des bras, et ton coeur Se distrait quelquefois de sa propre rumeur Au bruit de cette plainte indomptable et sauvage.
Vous êtes tous les deux ténébreux et discrets; Homme, nul n'a sondeé le fond de tes abimes; Ô mer, nul ce connaît tes richesses intimes, Tant vous êtes jaloux de garder vos secrets!
Et cependant voilà des siècles innombrables Que vous vous combattez sans pitié ni remords, Tellement vous aimez le carnage et la mort, Ô lutteurs éternels, ô frères implacables!
- opleiding schilderen en tekenen aan de academie van Oostende. - opleiding modeltekenen en monumentale aan de academie van Koksijde. - E-atelier schilderen door Kunstwerkt en Wisper in Leuven. - www.mad-art.eu/ BooghsCarine
tentoonstellingen in 2014 : - 16/03 - 03/04 Bredene VOC De Fakkel - 08/06- 22/06 Tielt - 04/07 -10/07 De Molen van Stene in Oostende - 06/07 - 30/07 Oostende De Geuzentorre - 01/07 - 31/07 Kortrijk - 19/10 - 20/10 - 21/10 Buren bij kunstenaars