Waarom heb
ik het niet eerder beseft? Dat ik weliswaar geen pup hoefde, maar niet meer
zonder dat ene pupje kon. Dat ene, speciale pupje. Dat knuffelpupje. Waarom? Ik
kan mezelf wel voor het hoofd slaan.
Maar er
komt geen woord over mijn lippen. Zo ontsteld ben ik, dat ik er niet eens bij
stil sta dat ik waarschijnlijk voorrang in de pupkeuze zou krijgen. Als ik maar
iets zou laten merken.
In de plaats
daarvan kijk ik als versteend toe hoe het koppel kennismaakt met mijn
vreugdebrengertjes. Met Zusje én met Knuffelpupje.
De jonge
vrouw in kleermakerszit op de grond, haar man naast haar neerhurkend. Hun
gezichten glimlachend van oor tot oor, hun monden ochs en achs slakend, hun
handen reikend naar mijn zonnestraaltjes. Die huppelen enthousiast op hen af,
springen tegen hen op, vallen vrolijk aan. Glimlachend kijken Hedwig en
Christine toe.
Ik sta nog
steeds als bevroren, kan geen woord uitbrengen. Maar niemand die het merkt.
Blijf jij
erbij terwijl ze kiezen?, vraagt Hedwig me. Ik knik. Tegen het koppel vervolgt
hij: Wij gaan alvast naar binnen, kom ons na als jullie gekozen hebben. De pups
mogen bij haar (hoofdknik naar mij) blijven, zij zal wel voor hen zorgen.
Aldus word
ik een gedwongen toeschouwer van iets wat ik niet wil zien, en tegelijkertijd
niet wil missen. Want geen seconde te lang wil ik in spanning zitten.
Beurtelings
neemt de vrouw een bolletje liefde op schoot, knuffelt en speelt ermee, bekijkt
het van alle kanten. Haar man streelt diegene die overblijft, iets
afstandelijker, maar met even stralende ogen. Er wordt druk overlegd: Nemen we
deze? Of wil jij die andere? Ik hoor het nauwelijks, in mijn hoofd maalt keer
op keer: Niet dat pupje! Niet dat pupje!.
Uiteindelijk
beslist het jonge paar, ze kiezen Zusje.
Verdoofd
blijf ik achter, merk niet dat het koppel naar binnen gaat, de onbekommerd
spelende pups bij mij achterlatend.
Wanneer
Hedwig wat later de uitverkorene komt ophalen, sta ik nog steeds op exact
dezelfde plek, in exact dezelfde houding. Pas wanneer hij me vraagt de
desbetreffende pup aan te duiden, wordt de ban verbroken. Ik hurk bij mijn zonnestraaltjes
neer, wijs Zusje aan, en gesp het halsbandje terug om de hals van mijn
lievelingetje. Met bibberende vingers, en trillende benen. Daarna neem ik haar
in de armen, druk haar stevig tegen me aan, en draag haar terug naar de ren.
Dan pas dringt
het tot me door: ze is er nog.
Iets anders
dringt ook tot me door: dit risico neem ik niet meer! Dus stap ik meteen terug
het erf op. Voor me rijdt de auto van het koppel weg. Door het zijraampje vang
ik een laatste glimp op van Zusje, zittend op de schoot van de vrouw. Hedwig en Christine zwaaien hen uit.
Naar die
laatste been ik toe. Maar voor ik halverwege het erf ben, stappen ze terug naar
binnen, en sluiten de voordeur achter hen. Dus neem ik mijn toevlucht tot de achterdeur,
snijd een schrikkende Christine in de gang de pas af, en stort mijn vraag over
haar uit: Mag ik die andere puppy kopen? In één adem door bied ik haar een
voorschot aan, de biljetten reeds in mijn hand.
Christine
kijkt me lachend aan, antwoordt: Natuurlijk mag jij dat pupje hebben. En je
hoeft er niet voor te betalen. Tranen springen me in mijn ogen, een diepe
zucht ontsnapt me, dankwoorden schieten te kort.
Hoe ga je
haar noemen?, vraagt Christine. Caedlih, antwoord ik. Zonder ook maar één seconde
na te denken.
Mijn
bewustzijn is nog geen uur op de hoogte, mijn onderbewustzijn blijkbaar al langer.
Lang genoeg om een naam uit te zoeken.
|