Lommelse Kolonel streed met en later tegen Napoleon: Wijbrand Adriaan de Jongh (1776-1821)
1. Voorbestemd om militair in hart en nieren te worden?
Wijbrand Adriaan De Jongh werd te Lommel geboren op 16 december 1776 als zoon van de protestantse dorpssecretaris Jan De Jongh en Elisabeth Maria Laats, waarover verderop in dit artikel meer. De Lommelse dominee Hendrik Van Nimwegen noteerde enkele dagen later: Den 22 december is alhier gedoopt een Soon, waarvan vader is Joh: de Jongh Secretaris alhier en Moeder E: M: Laats deszelfs Huisvrouw, en is genaamt Wijbrand Adrianus, als Doopgetuige stond de Vader selfs.
De ouders van Wijbrand bewonen het rijkste huis aan het Lommelse dorpsplein. In 1788 wordt het familiepatrimonium beschreven. Er zijn wapens, een telescoop, twee verrekijkers, een chambre obscure, een kristallen cachet, juwelen van goud naast de gewone huisraad.
Het is onbekend of Wijbrand aan de lokale dorpsschool bij de onderwijzers Peter Van der Blom (1781-1787) en Peter Booms (1787-1791) hoge ogen gooide. Wij vermoeden dat hij liever met zijn drie jaar oudere broer Nicolaas Gijsbert soldaatje speelde. De beide broers zullen misschien wel straffe verhalen te horen gekregen hebben van hun oom Arnoldus Caillou uit Budel, die legerofficier was.
Hoe het ook zij, Wijbrand Adriaan De Jongh was pas 14 jaar oud toen hij op 25 maart 1790 Kadet werd bij het Infanterie Regiment No.1 'de Schepper" in Leeuwarden. Vermoedelijk trad hij daarmee in de sporen van zijn broer Nicolaas Gijsbert, die ook legerofficier zou worden.
Zijn familienaam wordt nu eens als De Jongh vermeld, en dan weer als de Jongh. In dit artikel komen dan ook evenzeer die twee verschillende schrijfwijzen voor.
2. De Jongh nam aan ieder der zeven coalitieoorlogen deel
De term Coalitieoorlogen wordt ook wel gebruikt voor de gehele periode van oorlog tegen Frankrijk, zowel de Franse revolutionaire oorlogen (Eerste en Tweede Coalitieoorlog, 1792-1802) als de napoleontische oorlogen (1804-1815). De oorlogen werden namelijk steeds gevochten tussen Frankrijk en een coalitie van landen als tegenstander.
|
De Eerste Coalitie met o.a. de slag bij Lincelles (1792-1797)
De Eerste Coalitie (1792-1797) tegen Frankrijk bestond uit onder meer Oostenrijk, Pruisen, Groot-Brittannië, Spanje en Nederland en was de eerste poging om zich tegen het Franse republicanisme te weren of dat zelfs te vernietigen. De coalitie slaagde er niet in Frankrijk te verslaan. Franse troepen vielen de Oostenrijkse Nederlanden in 1792 binnen, maar de Franse revolutionairen waren slecht georganiseerd en de invasie verliep rampzalig. In juli stak een Pruisisch leger onder bevel van Karel Willem Ferdinand van Brunswijk de Rijn over. Van Brunswijk liet een verklaring uitgaan dat het zijn intentie was om de Franse koning Lodewijk XVI al zijn macht terug te geven en alle tegenstanders van de absolute monarchie te executeren. Een woedende menigte in Parijs bestormde hierop het Tuilerieën-paleis en de koning werd op 21 september afgezet.
De Pruisische invasie werd een halt toegeroepen bij Valmy op 20 september en de oorlog draaide in het voordeel van Frankrijk uit. De Fransen vielen Duitsland binnen. Franse troepen onder bevel van generaal Charles-François Dumouriez namen de Oostenrijkse Nederlanden in na een grote overwinning in de Slag bij Jemappes op 20 november 1792. Op 21 januari 1793 werd Lodewijk XVI geguillotineerd door de Franse revolutionairen. Deze actie verenigde de Europese staten tegen Frankrijk: Spanje, Groot-Brittannië, Nederland, Portugal en Napels sloten zich bij de coalitie aan. De Franse generaal Dumouriez viel Nederland binnen met het doel om daar een revolutie te ontketenen. Hij nam Breda in en maakte voorbereidingen om naar Dordrecht door te stoten. De Oostenrijkers behaalden echter overwinningen op de Fransen bij Luik en Aken en beëindigden het beleg van Maastricht. Na de Franse nederlaag in de Tweede slag bij Neerwinden op 18 maart 1793 trok Dumouriez zich terug uit de Oostenrijkse Nederlanden.
Frankrijk zag zich van alle kanten aangevallen. Oostenrijkse troepen namen Valenciennes in, Spaanse troepen staken de Pyreneeën over, Sardijnse troepen staken de Franse Alpen over, en de Britse marine blokkeerde de Franse havens. De nieuwe Franse republiek kondigde hierop de levée en masse aan, een maatregel waarbij enorme aantallen soldaten konden worden opgeroepen. Deze dienstplicht was in die tijd werkelijk een revolutionair idee, want voor die tijd werden oorlogen altijd door professionele soldaten uitgevochten.
De Britten stuurden troepen vanuit Nederland om de strategisch belangrijke havenstad Duinkerken in te nemen, zodat deze haven kon worden gebruikt om troepen te landen en bevoorraden. Vanuit de Oostenrijkse Nederlanden kwamen Hannoveriaanse en Oostenrijkse troepen om de Britten te ondersteunen. Duinkerken werd belegerd door de geallieerden, die zo'n 18.000 troepen tot hun beschikking hadden, waaronder Britse troepen onder bevel van de Hertog van York. Maar ook Hollandse troepen (o.l.v. de Prins van Oranje) moeten in de omgeving aanwezig geweest zijn.
Tijdens de slag van Lincelles (in de omgeving van Menen en Wervik) op 18 augustus 1793 werd het Hollandse regiment waar De Jongh deel van uitmaakte, door Franse troepen verslagen. Hij vervoegde toen de Engelse bondgenoten, meer bepaald de Britisch Guards onder Mac Donald als vrijwilliger in de tegenaanval op enkele Franse weerstandsnesten. Ten slotte vervoegde hij het regiment 'Van Welderen" in een andere tegenaanval. Hij werd om die reden eervol vermeld in de verslagen en dezelfde dag nog door de Prins van Oranje (de latere koning Willem I) gepromoveerd tot Vaandrig.
In deze Noord-Franse regio dwongen de Fransen in september een overwinning op de Britten af in de Slag bij Hondschoote (6-8 september 1793). Na de Slag bij Wattignies (15-16 september) moesten de geallieerden hun poging opgeven om Duinkerken in te nemen, en trokken zich terug uit Noord-Frankrijk. In 1794 stootten de Franse troepen noordelijker door en werden de Oostenrijkse Nederlanden het belangrijkste oorlogstoneel. De Fransen vielen de Oostenrijkse Nederlanden binnen met twee legers onder bevel van Pichegru en Moreau, terwijl Jourdan langs de Duitse grens naar het noorden optrok. Na Franse overwinningen bij Kortrijk en Fleurus in juni moesten de Oostenrijkers, Britten en Nederlanders zich achter de Rijn terugtrekken.
In de periode februari-maart 1794 wordt het regiment De Schepper regelmatig in Lommel gesignaleerd. Waarschijnlijk zal De Jongh daarbij wel eens de gelegenheid gehad hebben om zijn ouders te gaan begroeten.
In (de periode september-december) 1794 was De Jongh in Noord-Brabant onder bevel van de Prins van Oranje, in een poging om de Franse inval te stuiten.
De Franse generaal Pichegru kreeg als opdracht om Nederlands Noord-Brabant binnen te vallen, door te stoten tot aan de Maas en uiteindelijk het noorden van Nederland binnen te vallen. Op 10 september 1794 verjaagt hij de Engelse troepen te Boxtel op de Dommel. De Engelsen trokken zich terug op Nijmegen, waar ze niettemin door de Fransen worden verdreven. De Franse troepen slagen er echter niet in om de rivier de Waal over te steken en slaan eind 1794 hun tenten op in de streek van Breda.
|