Daniel is gestorven. De instelling had me nochtans in het begin de illusie gegeven dat hij genas. Daniel had een paar vrienden gemaakt, interesseerde zich weer in de kunst en was gewoonweg gelukkig. Hij wachtte op me met gespreide armen. Dat gaf me een schuldgevoel. Ik wou mijn geliefde niet in de steek laten, maar dat moest wel voor zijn gezondheid. Ik bezocht hem elke week en zag hem achteruit gaan. Op een dag merkte ik op dat hij plotseling veel gewicht had verloren. Volgens de verschillende verplegers werd hij onrustig in het bijzijn van anderen, hij had stilte nodig om zich op eenvoudige dingen, zoals eten bijvoorbeeld, te kunnen concentreren. Hij had heel veel blauwe plekken op zijn armen, benen, enz... De laatste weken dat ik hem bezocht, was hij helemaal uitgeput en moe. Hij was onherkenbaar. Hij weigerde zich te wassen of te kleden. Hij herkende mij en onze kinderen niet meer. Iedereen zegt dat ik opgelucht zou moeten zijn omdat hij zo een grote last was geworden. Ze zeggen dat hij nu niet meer lijdt, maar ik mis hem zo. Ik kan alleen maar denken aan de zin die hij zoveel zei voordat Alzheimer hem trof; straks is het voorbij. Destijds wist ik niet hoezeer hij gelijk had.