Een oude vriend van papa belt mij op, hij vroeg of ik naar
Pakistan wou komen. In Pakistan vertelt Rhim Khab, de vriend van mijn papa iets
heel schokkends. Hij zei dat Hassan mijn halfbroer was. Jarenlang dacht ik dat
Hassan mijn beste vriend was, en nu blijkt dat hij mijn halfbroer is. Ik
besluit om terug naar Kabul te gaan, ik moet een taxi nemen. Op weg naar Kabul
zie ik wat de Taliban hier allemaal heeft aangericht. Alle huizen zijn
verwoest, straten kan je geen straten meer noemen. Alles ligt hier overhoop. Ik
sta oog in oog met Assef, hij slaat mij met zijn boksbeugel. Toen ik 12 jaar
was had ik ruzie met hem, maar toen heeft Hassan mij verdedigd. Als ik mijn
ogen open doe, zag ik dat ik in het ziekenhuis belandt was. Ik kan hier niets
meer zoeken in Kabul, het beste is om terug te keren naar Soraya in Amerika. Ze
weet ook niet wat ik hier nog uitspook. Maar ook hier in Amerika verandert de
stemming, op 9/11/2001 is er een aanval op de Twin Towers in New York.
Ik ben nu al 2 jaar verhuisd naar Amerika en nog heb ik hier
niet alles gezien in Fremont. Ik ben 21 jaar oud en mag nu dus met een auto
rijden, iets waar ik zolang op gewacht heb. Ik hou ervan om s morgens van East
Bay naar South Bay te rijden. In South Bay stop ik de auto aan de grote vuurtoren
en kijk ik naar de zon die opkomt. Op een doodnormale dag kwam mijn papa mij
wakker maken en zei hij dat we een busje gingen kopen. Het busje was helemaal verroest,
slechte banden en de vering in de zetels hing er ook al uit. Maar het
belangrijkste was dat de motor en de transmissie het nog deden. We reden naar
verschillende stadjes om spullen te kopen. Als ons busje vol zat, reden we naar
de vlooienmarkt. Op de vlooienmarkt is er elke zondag een soort 2de
handsverkoop. Op die markt verkochten we onze spullen met een kleine winst.
Toen ik op een zondag op de vlooienmarkt spullen stond te verkopen, leerde ik
Soraya kennen. Ze wou een paar spullen kopen aan mijn winkel. Vanaf dan noemde
ik haar mijn vlooienmarktprinses.
Elke winter werd er tussen verschillende wijken van Kabul
een vliegertoernooi gehouden. Op die dag voelde ik mij echt gelukkig, het is
het leukste wat er bestaat. De nacht voor het vliegertoernooi kon ik nooit
slapen. Ik spaarde mijn zakgeld elke week, tot als de winter er was, toen ging
ik met Hassan naar de winkel voor touw en bamboe om mijn vlieger te maken. De
regels van de wedstrijd waren heel gemakkelijk. Snijd de lijn van je
tegenstander. Maar dat was nog niet alles, ik vond het veel leuker als er een
vliegerlijn doorgesneden was. Dan kwamen alle vliegeraars samen en liepen ze
achter de vlieger die ging neerstorten in een veld in de buurt. Die jacht was
heel wild, iedereen liep door de straten op zoek naar de vlieger. Hassan was
een hele goede vliegeraar, hij wist altijd waar de vlieger ging neervallen. De
mooiste prijs was als je de laatste vlieger kon opvangen, dat was een ereprijs.
Ik herinner mij nog toen er veel wind was en Hassan en ik erachter liepen.
Hassan was veel sneller dan mij en ik moest altijd roepen om rustiger te lopen.
We liepen heel snel en opeens zette Hassan zich neer en keek in de lucht. Ik
zag geen vlieger. Opeens keek Hassan naar links en daar kwam de vlieger, hij
landde recht in de armen van Hassan. Hij is de beste vliegerzoeker!
Als er wordt geschoten en gebombardeerd in Kabul, heeft
Hassan veel schrik, maar ik lig er ook van wakker. De dag erna vroegen we ons af
wat er gebeurd was in de binnenstad, die iets zuidelijker ligt van onze nieuwe
wijk waar we wonen. Maar Hassan en ik mogen niet naar de stad en moesten in de
wijk blijven omdat het te gevaarlijk was in de stad. Omdat we niet uit de wijk
mochten, had ik het idee om in de
populierenbomen op de heuvel naar de stad te kijken. Op weg naar de heuvel merk
ik dat Assef ons volgt, samen met nog twee jongens. Ze kwamen recht op ons af
en wilden ons pijn doen. Assef is de
wreedste jongen die ik ken, hij heeft maar één oor meer, het andere is hij
verloren tijdens een gevecht om een vlieger. Assef liep snel en kon ons zo
gemakkelijk inhalen. Hij was kwaad omdat Hassan en zijn vader bij mij in huis
zijn komen wonen en hij een andere godsdienst heeft. Assef haalde zijn boksbeugel
uit zijn zak en stak hem over zijn vingers. Assef zei dat Hassan een schande is
voor de maatschappij. Opeens nam Hassan zijn katapult en richtte een steen
recht op het gezicht van Assef, en riep dat hij moest verdwijnen. Assef riep
nog een paar dingen en vertrok dan met zijn twee vrienden. Toen we thuiskwamen
zei papa me iets heel verontrustend : de koning is weg .
Ik schreef mijn blogberichten vanuit de ogen van Amir.
p.8
Op mijn 12de, toen ik klein was, klommen Hassan
en ik vaak in populierenbomen. De populieren stonden aan mijn vaders huis.
Hassan en ik klommen erin om mijn buren te pesten. Hassan is mijn beste vriend.
Met een scherf van een spiegel scheen ik in de ogen van de buren. Ik gaf de
scherf door aan Hassan, elk om de beurt konden we eens schijnen. Als we in zo
een boom zaten haalde ik Hassan soms
over om met zijn katapult walnoten te schieten naar de herdershond van de
buren. Hassan wou dit nooit, maar als ik aandrong, weigerde Hassan mij nooit
iets. De vader van Hassan, Ali, betrapte ons soms en werd dan altijd kwaad. Ik
wou dan altijd geniepig wegstappen omdat ik schrik kreeg van Ali zn stem. Toen
Hassan het altijd moest uitleggen aan zn vader, verklikte hij nooit dat de
spiegel mijn idee was. Hassan ging voor mij altijd door het vuur. Mijn vader
had ons een nieuw huis gebouwd in de nieuwe wijk, een welvarende wijk in het
noordelijke deel van Kabul. Het was het mooiste huis dat er stond, alles was
van marmer. De vloeren van de vier badkamers waren zelfs van mozaïektegels.