Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje. Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden. Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden. Tot heel binnenkort …
04/07/08
Happy Birdyday …
Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.
Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …
04/07/09
Je zoekt, vindt en kiest
een levensweg, die je deelt
met trouwe vrienden …
Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.
Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.
Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.
Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.
Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.
Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.
Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.
In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…
04/07/10
Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.
Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.
Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.
Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.
Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiendehuismuspin op te spelden …
Dakpan of dakgoot,
voor de huismus is een nest
in Kille Meutel – Georges
Tjilpende huismus,
nest in de Kille Meutel
welkom bij ons hier – Arlette
Kijk Kille Meutel,
veel parende huismussen,
hemel op aarde – Oswald
Kille Meutel vriend,
huismus breng ons samen en
laat het blijven zijn – Chris
Groene oase,
paradijs voor de huismus,
dé Kille Meutel – Franz
04/07/11
Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird! Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.
04/07/12
Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.
Weten hoe de natuur er voor staat, is noodzakelijk om goed natuurbeleid te maken dat bijdraagt aan het versterken van de biodiversiteit. Daarom brengt de provincie Noord-Brabant (Nederland) in kaart welke planten, dieren en natuurtypes in een gebied voorkomen. Deze monitoring gebeurt op verschillende manieren: kijken, luisteren, meten, drones, bio-akoestiek en tegenwoordig ook AI.
Stel je de natuur met haar biodiversiteit voor als een prachtig dik sprookjesboek.
Elk landschap, elke plant- of diergroep vormt een bladzijde in dit boek. Van rijke bodems en goede waterkwaliteit tot bloemen, vlinders, vogels en de wolf. Samen vormen ze een spannend en betoverend verhaal. Helaas gaat het wereldwijd niet goed met de biodiversiteit. Ook in Brabant is dit een grote zorg. Menselijke invloeden en klimaatverandering beschadigen of scheuren steeds meer bladzijden uit dit sprookjesboek. Landschappen worden verstoord, soorten verdwijnen en het eens zo mooie verhaal wordt korter en eentonig.
Om effectief natuurbeleid te kunnen maken, is het belangrijk om te weten hoe de natuur ervoor staat. De provincie Noord-Brabant brengt daarom in kaart welke planten, dieren en natuurtypes in een gebied voorkomt.
Meten is weten
In natuurgebieden, zoals bossen, duinen en heidevelden lopen veldmedewerkers al sinds de jaren ’90 langs vaste routes. Onderweg identificeren en tellen ze de verschillende soorten planten en dieren. Omdat men dit elk jaar over doet, beschikt men inmiddels over veel en gedetailleerde gegevens. Deze data zijn voor de provincie van onschatbare waarde: ze laten zien welke soorten verdwijnen, of juist groeien en welke invloed stikstof of klimaatverandering hebben.
Aantal spechten
De provincie heeft de opdracht om het aantal zwarte spechten op de Brabantse Wal (zandplateau in het uiterste westen) te beschermen en te behouden. De zwarte specht is een Europese beschermde soort, overbrugt makkelijk afstanden van meer dan 1 km en is geregeld ver van zijn nest te vinden. Daarom dacht men vroeger dat er meer zwarte spechten voorkwamen in een gebied dan daadwerkelijk het geval was. Het blijkt bij nauwkeurige hertellingen nu te gaan om 20 broedparen. Om haalbare beschermingsdoelen te stellen, hebben we juiste gegevens nodig.
Monitoring is ook nodig om resultaten van subsidieregelingen te meten. Denk aan Natuur en Landschap en natuurherstelprogramma’s in Natura 2000-gebieden. Data kunnen ook helpen om keuzes over de inrichting van de omgeving te maken. Data van wintertellingen van ganzen en zwanen kunnen ertoe leiden dat we ervoor kiezen om windmolens buiten kwetsbare overwinteringsgebieden te plaatsen. Monitoring kost veel menskracht en is erg tijdrovend. Tegenwoordig bestaan er gelukkig veel nieuwe technologieën die dit werk makkelijker maken.
Bio-akoestiek
Bio-akoestiek, de wetenschap die geluiden van natuur in de wereld onderzoekt, groeit sterk mede dankzij de inzet van Artificiële Intelligentie (AI). Zo worden geluiden van vogels en andere dieren in kaart gebracht. Vogelonderzoeker Eric van der Velde monitort en bestudeerthet geluid en gedrag van de roerdomp en het porseleinhoen in de Biesbosch. Hij plaatst monitoringkastjes in het riet en rust die uit met gevarieerde recorders. Met behulp van die geluidsopnames kan Eric bepalen waar de roerdomp heeft gezeten, zonder de natuur te verstoren. De roerdomp is een bijzondere vogel die een heel laag geluid maakt, dat klinkt als een misthoorn. Het geluid is zelfs voor de ervaren veldwerker soms lastig te plaatsen. Je kan er gauw naast zitten qua richting en afstand door de wind bv. Akoestische monitoring maakt accurater onderzoek mogelijk.
Vanuit de lucht: mapping met AI
AI kun je ook gebruiken om luchtfoto’s van natuurgebieden te laten analyseren. Het proces begint met het verzamelen van dronebeelden. Je hebt hele scherpe foto’s nodig om te zien waar de te monitoren natuursoort zich bevindt. Men start altijd met een intakegesprek met de beheerder van het gebied en vraagt welke soorten deze wil monitoren. Daarna gaat men met een ecoloog het veld in om te zien hoe herkenbaar de soorten zijn. Vervolgens maakt men per km² zo’n 4000 luchtfoto’s in het natuurgebied. Drone-opnames maakt men altijd buiten het broedseizoen om verstoring te beperken.
Train de computer
Met de beelden gaat de onderzoeker terug naar het gebied om een klein deel handmatig in het veld te analyseren. Men verkent het landschap en markeert waar men de soort daadwerkelijk aantreft. Men maakt digitale aantekeningen op de eerder gemaakte luchtfoto’s. Men geeft aan op welke plekken men de soort ziet, zodat het AI-model de natuursoort leert kennen.
Met deze vb. wordt het AI-model getraind om zelfstandig een analyse van de rest van het natuurgebied te maken. Omdat men genoeg vb. geeft, kan het model op basis daarvan voorspellingen doen voor de overige hectaren van het gebied. Dat ziet de beheerder terug op een overzichtelijke kaart met verschillende, gekleurde lagen per natuursoort in zijn gebied. Het werk van de beheerder wordt hiermee efficiënter en nauwkeuriger.
Vlinders zijn graadmeters
Vlinders vertellen veel over de natuur. Ze zijn namelijk heel afhankelijk van bepaalde planten (waardplanten) en begroeiing. Denk aan planten waar ze eitjes leggen en waar de rupsen van eten of plekken waar ze beschutting en warmte vinden. Als je ergens veel vlinders ziet, is dat een goed teken. Dan leven daar ook veel andere dieren en planten. Het is dus belangrijk om goed te letten op deze kleurrijke fladderaars. De gehakkelde aurelia treft men vooral aan op brandnetels.
En wist je dit?
Soms zijn veranderingen in de natuur direct met het blote oog zichtbaar. Denk bv. aan korstmossen: de lichtblauwe, gele of grijsgroene die je vaak ziet op de schors van boomstammen. Uit onderzoek blijkt dat ze snel reageren op veranderingen in de luchtkwaliteit. De kleur van de korstmossen verklapt hoe de luchtkwaliteit is. Geel korstmos doet het goed in ammoniakrijke gebieden. Lichtblauw korstmos kan juist heel slecht tegen deze stikstofverbinding en zie je alleen in gebieden waar de concentratie ammoniak lager is. Daarmee kunnen de korstmossen ook als monitor dienen om de staat van de natuur en het effect van ons beleid te meten. Gele korstmossen op eikenbomen zijn indicatief voor ammoniakvervuiling.
Het sprookje begint misschien dus wel met monitoring. Hoe beter de provincie weet hoe de natuur ervoor staat, hoe beter zij het beleid kan beoordelen en aanpassen. Dit is essentieel om de biodiversiteit te versterken, zodat het sprookjesboek weer spannender wordt.
Vogelbeschermers die de handen uit de mouwen steken
We merken met onze plaatselijke vogelwerkgroep - de Kille Meutel Vogelvrienden - de laatste tijd wel vaker dat mensen opnieuw de waarde van natuurgebieden – al dan niet beschermd – hoog inschatten, alsook van haar bewoners. Het is des te opbeurender als een oude klasgenoot en goede vriend je opbelt met de mededeling dat hij samen met zijn vrouw een stevige roofvogel uit een hachelijke situatie wist te redden.
Andre en diens echtgenote Marguerite waren in de buurt van voetweg 88 in Kortenberg met hun teckel op wandel toen ze, op amper 500 m van hun woonst, een roofvogel op de sukkel waarnamen. De roofvogel, blijkbaar met zijn verenpak verstrikt geraakt tussen ‘weerhaakslingers’, maakte moeizame ‘zwembewegingen’ om uit de hoge vegetatie te ontsnappen, maar dat lukte niet. Andre besloot de vogel uit zijn benarde situatie te bevrijden om hem nadien aan een Vogelopvangcentrum toe te vertrouwen.
Hij stopte de kletsnatte roofvogel, die waarschijnlijk al een hele poos in die zorgwekkende toestand verkeerde, in een kartonnen doos met krantenpapier om hem tot rust te laten komen.
Andre had mij enkele foto’s bezorgd om precies te achterhalen welke roofvogelsoort het betrof. De kop van de verkrampte en doorweekte vogel was te breed, vertoonde geen bakkebaarden en de poten en klauwen waren te lang om van een torenvalk te spreken. Na raadpleging van enkele vogelexperts bij vogelwerkgroep Natuurpunt Oost-Brabant, waar ik lid van ben, bleek het om een vrouwtje blauwe kiekendief te gaan. Een merkwaardige schaars voorkomende roofvogel in onze contreien, overigens.
De blauwe kiekendief is de meest compacte en breed gevleugelde van de 4 kiekendiefsoorten (blauwe, bruine, grauwe en steppenkiekendief) en heeft een rond wat uilachtig ‘gezicht’. Volwassen vrouwtjes en jonge vogels zijn overwegend bruin van kleur, met lengtestreping op de borst, zwarte banden over staart en ondervleugels. De lage schommelende zoekvlucht boven akkers en weilanden is kenmerkend voor kiekendieven. Hij wordt onderbroken door ‘bidden’ en plotseling toeslaan naar knaagdieren en korte, felle achtervolgingen van kleine zangvogels (mussen, vinken). De actieve vlucht is zwaarder met trage vleugelslagen dan die van de andere kiekendieven. Cirkelt en glijdt met geheven vleugels.
Na verschillende belpogingen naar het Wildlife Taxi Team (vrijwillige chauffeurs die zorgbehoevende dieren komen ophalen) en diverse Vogelopvangcentra in de buurt (Malderen, Anderlecht), bleek snel dat men enkel bereid was nuttige informatie te verschaffen, maar zich niet te verplaatsen. Dan zat er niets anders op dan zich nog wat verder te documenteren, alvorens de reddingsoperatie eigenhandig aan te vatten.
Na wat opzoekingswerk bleek de ‘groene octopus’ die de blauwe kiek te grazen had genomen een kransnaaldaar te zijn geweest. De kransnaaldaar is een éénjarige plant die tot de grassenfamilie behoort en een indrukwekkende opgang kende na de sterke uitbreiding van de maïsteelt. Net als kleefkruid gebruikt de plant, die tot 1 m hoog wordt, voorbijlopende zoogdieren om zijn zaadjes via de weerhaakjes op stengels of vruchten (aren) te verspreiden.
Wellicht had de blauwe kiekendief een muis opgemerkt en waren talloze aren, bij zijn duik naar de prooi, tussen de veren verstrikt geraakt, waardoor vliegen onmogelijk werd.
Honden met een langere vacht of lange hangoren vinden het vaak leuk om in het hoge gras te spelen en te ravotten en uit ervaring weten Andre en Marguerite dat ook hun teckel zelden aan de verleiding weerstaat. Al vaker moesten zij de delicate interventie op hun eigen hond toepassen om hem uit de greep van de kransnaaldaar te bevrijden.
Er zat dus niets anders op om – na een tijdje bekomen en drogen in de donkere kartonnen‘recover-ruimte’ – met z’n tweetjes het gevederde slachtoffer van de in zijn verenpak verstrengelde grasaren te verlossen. Het werd een heel secure ingreep die de onfortuinlijke roofvogel in het eerste kwartier niet bepaald kon smaken. Dat liet het temperamentvol vrouwtje meteen merken met een opengesperde snavel en klemmende klauwen, maar alsof zij langzamerhand besefte dat de omzichtige handelingen van mensenhanden haar niet schaadden, liet zij tenslotte nauwlettend maar onbewogen begaan. Na een uur waren beide deskundige (honden)verzorgers klaar met het minutieus plukwerk en leek het ‘blauwe kieken’ helemaal niet gestresseerd, integendeel ze liet een behoorlijk kwieke indruk na.
Toch was het tijd om in de stevige doos op een koele plek een rustige nacht door te brengen om weer op krachten te komen, want het was de bedoeling in de ochtend de vogel weer vrij te laten.
Na een laatste grondige inspectiebeurt in de voormiddag werden de laatste ‘pestaren’ uit het verenkleed los geprutst en leek de levenslustige dame even niet gehaast om haar beschermers met een energieke afscheidsvlucht te willen verlaten. Even leek de blauwe kiekendief te aarzelen toen Andre de roofvogel niet langer in zijn greep hield en Marguerite zijn 'ontsnapping' filmde. Een prachtig en ontroerend moment.
Mensen die van de natuur houden en zich de moeite getroosten om de schoonheid en de rijkdom te ontdekken, zich documenteren over de onmisbare biodiversiteit en hun gezond verstand gebruiken, weten vaak intuïtief hoe ze dieren in nood kunnen helpen. Moge dit mooi verhaal nog meer mensen aansporen om respect te betonen voor de dieren die ook hun plaats hebben in onze leefomgeving.
Geraadpleegde bron: Knack: Beestenboel: de draaihals [Dirk Draulans]
Draaihalzen kun je in theorie overal te zien krijgen, vooral tijdens de trekperiodes in de lente en de herfst. Dan verzeilen ze op de gekste plekken, zoals banale zandweggetjes, grazige tuinen of een afgelegen duintje. Maar de kans dat je een draaihals te zien krijgt, is bijzonder klein. Niet alleen is het beestje in onze contreien uiterst zeldzaam geworden; het is ook niet groter dan een kleine slanke lijster (lichaamslengte: 16-17 cm; spanwijdte: 25-27 cm; lichaamsgewicht: 30-45 g).
Bovendien is het met zijn doorwrochte grijsbruine kleurpatronen (schutkleuren) goed gecamoufleerd, zowel op de grond als in de bomen waarin het, als vogel uit de familie van de spechten, in holen broedt. Andere kenmerkende eigenschappen zijn: de lichtgrijze kruin, de korte, slanke en puntige snavel, de lange puntige tong, de lange donkere oogstreep, de fijn gebandeerde lichtgele keel, de zwartbruine streep midden op de rug, de gebandeerde vleugels en de brede staart met afgerond uiteinde.
Hij beweegt zich over de grond, schiet omhoog in een boom of struik of sluipt door het gebladerte, maar klimt ook rond op dikke takken en tegen boomstammen, hoewel hij meestal plat op takken ligt in plaats van rechtop zit zoals de meer algemene spechten. Zelf kan een draaihals geen holen uithakken; daar heeft hij de snavel niet voor. Hij mist ook de sterke staartveren die bij andere spechten tijdens het hakken tot steun dienen. Hij moet dus een gaatje vinden dat bij andere holbewoners uit de gratie is gevallen.
Draaihalzen zitten dikwijls op de grond, omdat ze bijna uitsluitend van mieren leven, zoals de groene specht, die bij ons wél talrijk is. Met een kleverige tong halen ze mierenlarven en poppen uit hun nesten. Ze zijn diertjes van heide, schrale zand- en open bosgronden, waarin mierennesten relatief gemakkelijk te vinden zijn. Maar die biotopen staan bij ons onder druk, onder meer door vergrassing en bosvorming, waardoor mierennesten minder zichtbaar zijn of zelfs moeilijk overleven.
Ook de uitdroging van de Sahel, waar een draaihals twee keer per jaar doorheen moet, kan de soort parten spelen. De draaihals is de enige van onze spechten die echt trekt: hij gaat overwinteren in West- en Centraal-Afrika. In onze streken is de draaihals altijd een zeldzame broedvogel geweest, maar de laatste halve eeuw zijn er zo goed als geen broedgevallen meer. Er zijn wel aanwijzingen, vooral in Nederland, dat het tegenwoordig iets beter gaat, mogelijk als gevolg van de klimaatopwarming, die maakt dat mieren langer actief zijn, waardoor er dus meer eten is voor draaihalzen. Maar zeker is dat nog niet. Over de overlevingskansen van de soort hoeven we ons echter geen zorgen te maken: ze heeft een héél ruim verspreidingsgebied. Zo is ze talrijk in het noorden (IJsland, Ierland, Groot-Brittannië, Noord-Scandinavië) waar de meeste van onze trekvogels vandaan komen. Bovendien heeft ze de gewoonte om grote legsels te produceren, soms met meer dan 10 eieren, die dan nog gemakkelijk uitkomen ook. Dat hoge broedsucces biedt een goede garantie tegen uitsterven.
De draaihals dankt zijn opvallende naam aan zijn gewoonte om bij verstoring zijn nek in vreemde bochten te wringen: hij kan hem in beide richtingen 180° draaien. Daarbij produceert hij niet zelden een sissend geluid, als een slang. Zijn slangachtige attitude gaf hem her en der, tot in het oude Babylonische rijk toe, een reputatie van hetzij godenkind, hetzij hekserij. Maar hij is toch vooral een speciaal vogeltje met een unieke levenswijze, dat onze aandacht verdient.
Chemische vervuilers zijn alomtegenwoordig in onze leefomgeving
Geraadpleegde bron: Knack november 2024 [Dirk Draulans]
Hoeveel chemische vervuilers zitten er in het stof van onze slaapkamers?
Om dat te weten te komen, lanceerde de Vereniging voor Ecologisch Leven en Tuinieren (VELT) de campagne SOS slaapkamer. De resultaten waren ontnuchterend. In de 112 onderzochte Vlaamse slaapkamers werden 137 verschillende pesticiden aangetroffen, met een gemiddelde van 21 per kamer. Geen enkele slaapkamer was pesticidevrij. In 38 slaapkamers werden zelfs sporen van het insecticide DDT ontdekt, een uiterst milieuonvriendelijke stof, waarvan het gebruik bij ons al sinds 1974 is verboden.
Het is niet uitgesloten dat ze her en der nog illegaal wordt ingezet, maar het illustreert vooral dat zulke stoffen heel hardnekkig zijn en decennialang in onze leefomgeving kunnen blijven rondhangen.
De top 3 van meest gevonden producten bestond uit stoffen uit het dagelijks gebruik van mensen: een wespenverdelger, een antimuggenmelk en een schimmelbestrijder voor hout. Maar 70% van de opgespoorde schadelijke stoffen kwam uit de landbouw. Een aantal ervan is al in verband gebracht met gezondheidsproblemen, inbegrepen een verhoogd risico op kanker.
Een ‘professor gewasbescherming’ was er als de kippen bij om het gevaar van pesticiden in slaapkamers te nuanceren, want ze zouden er slechts zelden de weg naar ons lichaam vinden – vervuiling via bv. voeding is veel gevaarlijker. Maar de vaststelling bevestigt wat al een tijdje duidelijk is: chemische vervuilers zijn alomtegenwoordig in onze onmiddellijke leefomgeving.
Leukemie
Uit Frankrijk kwam het trieste nieuws van het overlijden van de 11-jarige Emily aan leukemie. Ze was de dochter van een bloemiste. Haar moeder wijt haar ziekte aan het feit dat zij door haar werk constant met pesticiden in contact kwam, zodat zij zich nu schuldig voelt aan de dood van haar dochter. Het is een anekdotische connectie zonder wetenschappelijke bewijskracht, maar dit soort verhalen is belangrijk om de hardnekkigheid te counteren waarmee lobbyisten en helaas ook bewindslieden de gevaren van pesticiden blijven minimaliseren.
Een studie van de Nederlandse afdeling van de internationale organisatie Pesticide Action Network, die aandacht vraagt voor de gevaren verbonden aan grootschalig pesticidegebruik, stelde vast dat in rozenruikers die in Nederland worden verkocht gemiddeld 17 pesticiden worden aangetroffen en in gemengde ruikers 25. Eén derde van de gevonden stoffen is verboden voor gebruik in Europa, maar werd met de bloemen geïmporteerd uit Afrika of Zuid-Amerika.
De garde van de risico-ontkenners haastte zich om te poneren dat er geen gevaar is voor mensen die zo’n bloemenruiker in huis halen. Alleen voor bloemisten en andere mensen die voortdurend met bloemen in de weer zijn, zou er misschien een klein risico kunnen zijn.
In Frankrijk, Duitsland en Italië is de ziekte van Parkinsonsinds kort erkend als beroepsziekte voor landbouwers, als gevolg van blootstelling aan de pesticiden die ze sproeien, met op kop de onkruidverdelger glyfosaat. Parkinson is de snelst groeiende zenuwziekte ter wereld en het verband met pesticidegebruik wordt steeds duidelijker.
Nederlandse onderzoekers braken in het medische vakblad The Lanceteen lans voor een strenger overheidsoptreden tegen glyfosaat. Uit onderzoek blijkt dat tot 70% van de mensen residuen van glyfosaat in het lichaam kan hebben. Toch slaagde de Europese Commissie er vorig jaar niet in om het gebruik van het product aan banden te leggen. Ze duwde de beslissing over een verbod minstens 10 jaar voor zich uit.
Vleermuizen
In Science verscheen onlangs een indrukwekkende studie die een verband legde tussen een drastische afname van vleermuizenpopulaties en een hogere sterfte van kinderen in Amerikaanse landbouwers-gemeenschappen. Het is een van de eerste keren dat er een min of meer rechtstreekse link kon worden gelegd tussen het belang van biodiversiteit en de menselijke gezondheid.
De studie ‘profiteerde’ van de toevallige introductie van een dodelijke schimmel voor vleermuizen in Amerika, waarschijnlijk door reizigers uit Europa die sporen van de schimmel aan hun schoenen of kleren hadden hangen en als toerist vleermuizengrotten bezochten. Omdat Amerikaanse vleermuizen, in tegenstelling tot Europese, geen weerstand tegen de schimmel hadden, kon hij zich razendsnel verspreiden. In 10 jaar tijd palmde hij grote delen van de Verenigde Staten en Canada in.
Vleermuizen zijn grote insecteneters die een sleutelrol spelen in het reguleren van insectenpopulaties. Het onderzoek in Science wees uit dat de catastrofale afname van vleermuizen impliceerde dat boeren gemiddeld 31% meer pesticiden gingen gebruiken om insectenpopulaties opnieuw onder controle te krijgen. Dat resulteerde in een stijging van de kindersterfte in de getroffen regio’s met 8%. Het gebeurde in alle onderzochte staten op dezelfde manier, ongeacht wanneer de schimmel er toesloeg. De conclusie was onvermijdbaar: afwezigheid van vleermuizen is ongezond voor de mens.
Kikkers en malaria
De resultaten illustreren hoe belangrijk biodiversiteit voor de menselijke gezondheid kan zijn. Er zijn niet veel ‘natuurlijke experimenten’ die zulke informatie kunnen opleveren. In Environmental Research Letterswerd enkele jaren geleden geopperd dat een massale sterfte van kikkers in Centraal-Amerika – een gevolg van de accidentele introductie van een dodelijke schimmel uit Azië – uitmondde in een verhoogde incidentie van malaria in mensengemeenschappen. De amfibieën hebben zo’n groot effect op de populaties van muggen die de malariaparasiet verspreiden dat hun afwezigheid de volksgezondheid schaadt.
Het Science-artikelmeldde nog dat pesticiden en andere technologische vervangers van zogenaamde ecosysteem-diensten – natuurlijke elementen die nuttig zijn voor de mens, zoals vleermuizen en andere insectenverdelgers – zelden hetzelfde effect genereren als de natuur zelf.
Pestsoorten ontwikkelen vrij gemakkelijk weerstand tegen chemische pesticiden, waardoor er ofwel meer moeten worden gebruikt of andere moeten worden ingezet. Het is helaas de gewoonte om ‘aan te nemen’ dat nieuw pesticiden minder gevaarlijk zijn dan hun voorgangers, zodat ze soms op onze leefomgeving worden losgelaten zonder dat hun effect grondig is onderzocht.
Nederlandse onderzoekers schreven recent in Ecology Letters dat zelfs vogels sterk te lijden kunnen krijgen van een van de laatste generaties pesticiden: neonicotinoïden. Hun effect op insecten zoals bijen, die belangrijk zijn voor de bevruchting van niet alleen wilde planten maar ook landbouwgewassen, is goed gedocumenteerd: de stoffen zijn misschien zelfs schadelijker voor nuttige insecten dan voor de diertjes die ze verondersteld worden te bestrijden. Maar ze dringen ook door, al dan niet via de voedselketen, in het leven van algemene vogels, zoals de huismus, patrijs en wilde eend – 3 soorten die het bij ons de laatste tijd kwaad krijgen. Ze kunnen zowel de gezondheid als de voortplantingscapaciteiten en het gedrag van de diertjes beïnvloeden. Geen enkele van de onderzochte neonicotinoïden had geen effect.
De eerste lichting van deze stoffen is ondertussen verboden in Europa, maar er blijven noodvergunningen mogelijk. En er worden nieuwe stoffen vergund zonder dat we goed weten wat hun effect zou kunnen zijn.
Uit een studie in Proceedings of the National Academy of Sciences bleek dat het totale aantal vogels in Europa tussen 1980 en 2016 met een kwart is verminderd. In Noord-Amerika ging het sinds 1970 met een derde achteruit. Het kan niet anders dan dat de dramatische afname een effect heeft op onze leefomgeving, vooral omdat er nogal wat insecteneters zijn onder de soorten die het ergst in aantal achteruitgaan. Dat kan op zijn beurt de noodzaak tot pesticidegebruik verhogen.
En om af te sluiten nog meer slecht nieuws: een review-artikel in Science waarschuwde er recent voor dat de klimaatopwarming de funeste effecten van de landbouw op onze leefomgeving nog zal verergeren, onder meer door het feit dat veel plaaginsecten zullen profiteren van de hogere temperaturen. Wat, zoals tot dusver de gewoonte was, waarschijnlijk zal resulteren in nog meer gebruik van schadelijke pesticiden. De als ‘nodig voor de voedselzekerheid’ verpakte economische belangen zullen ten koste van de volksgezondheid blijven gaan, zolang er niet ernstig wordt gestreefd naar de implementatie op grote schaal van een milieu- en mensvriendelijker landbouw. Ooit moet dat inzicht toch eens doordringen tot de hersens van onze politici.
Geraadpleegde bron: Knack: Beestenboel: de steenuil [Dirk Draulans]
Je zou het niet zeggen als je hem ziet, maar de bruin gevlekte steenuil is niet groter dan een forse spreeuw. Met zijn gedrongen gestalte, felgele ogen en fronsende blik (grote witte wenkbrauwen) ziet hij er permanent boos uit. De steenuil heeft ook redenen om boos te zijn, want de soort doet het niet overal goed.
In Nederland is zijn broedbestand tussen 1995 en 2005 gehalveerd en sindsdien zou het min of meer stabiel zijn gebleven. In Vlaanderen is de bezettingsgraad volgens de steenuilenwerkgroep van Natuurpunt tussen 2000 en 2020 gedaald van 45 naar 35 % van het onderzochte gebied.
Begin jaren 2000 waren en naar schatting tussen 6 000 en 10 000 broedkoppels in Vlaanderen. Momenteel telt het huidig bestand echter 10 000 broedparen. Daarmee heeft Vlaanderen één van de grootste populaties van de soort in West-Europa.
De steenuilenwerkgroep stelt vast dat de soort uit sommige regio’s (zoals de Leemstreek) verdwijnt, maar in andere (zoals Oost-Brabant) vooruitgaat. Dat komt mede dank zij een campagne om nestkasten voor steenuilen te promoten, ter vervanging (of aanvulling) van natuurlijke boomholtes.
De achteruitgang van de steenuil is vooral te wijten aan het verkeer, dat veel slachtoffers maakt en de intensifiëring van de landbouw. Door de ‘optimalisatie’ van het landbouwgebied verdwijnen houtkanten, bomenrijen en boomgaarden en moet het dier nestmogelijkheden inleveren. Steenuilen houden van een kleinschalig landschap met hagen en heggen, hoogstamboomgaarden, knotwilgen, waarin ze broeden en vanwaar ze de omgeving in de gaten houden en naar voedsel zoeken. Ze zijn overwegend overdag en in de schemering actief.
Het zijn ook standvogels: nadat ze zijn uitgevlogen, komt driekwart terecht op minder dan 10 km van het geboortenest. Dat betekent dat er weinig mogelijkheden tot uitwisseling van dieren zijn als de populaties versnipperd raken. En dat vertaalt zich dan weer in genetische verschraling – zelden gunstig voor een soort.
Vroeger hadden steenuilen te lijden onder strenge winters. Als standvogels die op muizen, insecten en wormen jagen, kregen ze het dan kwaad. Tegenwoordig hebben ze vooral in de zomer problemen. 2016, met zijn uitermate natte zomer, was een annus horribilis. Uilen hebben een dicht verenpak om zo geluidloos mogelijk door de lucht te kunnen klieven, maar daardoor is het niet waterdicht en met natte pluimen kunnen ze moeilijk vliegen.
Het gevolg: in een natte zomer kunnen steenuilen te weinig prooien vangen voor hun jongen. Ze schakelen dan over op een noodrantsoen van bijna exclusief regenwormen, die ze al wandelend uit de bodem oppikken. Volgens de steenuilenwerkgroep is dat niet gunstig voor de jongen. Die krijgen er diarree van en moeten in een almaar modderiger nest zien te overleven. In 2016 slaagde de helft daar niet in.
2017 was dan weer wel gunstig voor de steenuil en door de droge zomer van 2018 en de zachte winter waren er een massa gegeerde uilenprooien, namelijk veldmuizen. Hierdoor vloog er gemiddeld minstens één jong per nest meer uit dan in andere jaren. Goede en kwade jaren, het is overal hetzelfde verhaal!
Ooit was de bosbouwer Vlaams, nu is hij een wereldburger
Geraadpleegde bron: Knack: Beestenboel: de (Vlaamse) gaai [Dirk Draulans]
Het is een raadsel waarom onze gaai ooit ‘Vlaams’ werd genoemd, want hij komt in het grootste deel van Europa, een deel van Azië en in stukjes van Noord-Afrika en het Midden-Oosten voor. Geen kosmopoliet dus, maar evenmin exclusief onderdeel van de Vlaamse identiteit.
Kunstenaar Johan Bossauw heeft bij uitgeverij Bitbook.be een leuk boekje uitgebracht over de rol van raven, kraaien, eksters en gaaien in het volksgeloof. Daarin speculeert hij over de oorsprong van het woord ‘Vlaams’ in de Nederlandse naam van de gaai – in andere talen is dat woord afwezig.
Een mogelijke verklaring schuilt in de oude Franse naam van de soort: ‘gai flamment’. Die naam zou verwijzen naar het ‘vlammende’ roodbruin van het verenkleed van de vogel. Aangezien het Nederlands in ons land pas in het zog van het Frans de voertaal van ornithologen is geworden, zou het om een slechte vertaling kunnen gaan.
Anderen vragen zich af of de prachtige heldere blauwe veren op de vleugelranden niet hebben geïnspireerd tot een analogie met het kostbare ultramarijne pigment (uit de helder blauwe halfedelsteen Lapis Lazuli) dat oude Vlaamse meesters voor hun schilderwerken gebruikten. Het klinkt wat ver gezocht.
Een prozaïschere verklaring ligt mogelijk in het gegeven dat gaaien invasief kunnen zijn. In de vroege herfst van 2019 was er zo’n gaaieninvasie in Vlaanderen. Op 21 september trokken liefst 3743 gaaien in lange slierten in noordelijke en oostelijke richting over een vogeltrektelpost in het Oost-Vlaamse Kruibeke. Het was een absoluut record in gaaienaantallen voor ons land en zelfs naar Europese normen uitzonderlijk.
Gaaien kunnen tijdens zo’n invasie in alle mogelijke richtingen vliegen, op veel grotere hoogte dan gewoonlijk. Hoewel er sterke aanwijzingen zijn dat gaaienmigranten bij ons grotendeels uit Centraal-Europa komen, zouden Nederlandse waarnemers aanvankelijk hebben gedacht dat veel zwervende vogels uit Vlaanderen kwamen en zo de soortnaam hebben aangepast. In ieder geval is ‘Vlaams’ al enige tijd als adjectief voor de soortnaam verdwenen, al is onduidelijk wanneer en door wie het is geschrapt.
Gaaientrek is een vreemd schouwspel, want de vogels zijn niet gemaakt om veel verder te vliegen dan van de ene boom in hun territorium naar de andere. Ze maken in de vlucht een nogal onbeholpen indruk. Sommige trekkende gaaien zouden een eikel meedragen als snack voor onderweg. Vermoed wordt dat de voornaamste drijfveer achter massale verplaatsingen een tijdelijk tekort aan die vrucht is. Immers, eikels zijn het voornaamste voedsel van gaaien in de herfst en winter.
De Latijnse naam van de vogels zegt veel over zijn ware aard: ‘Garrulus glandarius’, min of meer te vertalen als ‘babbelzieke eikelzoeker’. Dat babbelen valt nogal mee: zeker in het broedseizoen kan de vogel relatief stil zijn. Hij is dan vooral insectenzoeker, want de meeste vogelkuikentjes verdragen geen zaden of noten.
Zonder jongen is een gaai een echte noten- en eikelliefhebber. In de herfst kan één vogel tot 5000 eikels in de grond verstoppen als wintervoorraad. Ze recupereren vergt een vorm van intelligentie, die uitzonderlijk is voor vogels. Aangezien hij de eikels, ondanks zijn slimheid, niet allemaal terugvindt, draagt een gaai bij tot de verjonging van een bos. Zoals veel vogels levert hij nuttige ecosysteemdiensten aan onze leefomgeving.
Geraadpleegde bron: Knack: Beestenboel: het goudhaantje [Dirk Draulans]
Het vogelequivalent van onze ‘van kop tot teen’ is ‘van snavelpunt tot staartuiteinde’. Bij het goudhaantje is dat zo’n 8.5 cm. Daarmee is het beestje het kleinste vogeltje van Europa. Het is ook het lichtste, want het weegt gemiddeld amper 5 luttele grammen.
Het is een mooi mosgroen diertje met een fijn snaveltje waarmee het spinnetjes en insecten (en zelfs hun piepkleine eitjes) uit dennenappels kan plukken. Het goudhaantje is bij uitstek een vogeltje van naaldhout, liever nog sparren dan dennen, want die zijn dichter begroeid met takken en naalden. Het struint door de bomen op zoek naar voedsel, een godganse dag, want kleine vogeltjes hebben een hoog metabolisme, waardoor ze ononderbroken moeten eten. ’s Nachts verbruiken ze de reserves die ze overdag hebben opgeslagen, zeker als het koud is. Zonder reserves halen ze het dan niet.
Het opvallendste kenmerk van het goudhaantje is de met twee lijnen afgezoomde oranje-gele streep over de volledige lengte van de kruin. Opvallend ook zijn het zwart kraaloogje en het witgrijs gezicht. Bij het mannetje is die kruinstreep meer oranje dan bij het vrouwtje. Tijdens het versiergedrag buigt hij geregeld zijn hoofd voor haar, waarbij hij dat felle oranje maximaal exposeert. Het is zijn manier om indruk te maken.
De zang die hij daarbij etaleert, kan overtuigend klinken voor goudhaanvrouwtjes, maar voor mensenoren stelt hij weinig voor: de hoge herhalende serie op- en neergaande tonen eindigend met een korte triller: ‘zrie-zrie-zrie’ zijn zo scherp dat oudere ornithologen ze niet meer horen. De aanwezigheid van de goudhaan is een van de redenen waarom oudere ornithologen minder geschikt zijn om broedvogeltellingen uit te voeren, want ze zullen de goudhaantjeszang missen. Het diertje is geen zeldzame broedvogel bij ons, maar omdat het zo weinig opvalt, wordt het geregeld over het hoofd gezien.
Vooral tijdens de najaarstrek kun je bij ons goudhaantjes spotten. Sommige jaren zijn echte goudhaantjestrekjaren met grote aantallen die onze streken bereiken. De diertjes komen afgezakt uit noordelijker en oostelijker regionen, waar ze het in de winter te moeilijk kunnen krijgen om te overleven. Als ze uitgeput zijn van de trek, kunnen ze zo tam worden dat je ze als het ware kunt oprapen. Ze zijn dankbare slachtoffers voor katten. Een groot deel van de terugmeldingen van voor de wetenschap geringde goudhaantjes draagt de boodschap ‘gevangen door een kat’.
Alleen de vrouwtjes broeden. Ze zitten zo vast op hun nest dat ze zelfs blijven zitten als een mens het nodig zou vinden om dat nest te verplaatsen! Omdat goudhaantjes elk jaar een waanzinnige 80 % van hun populatie verliezen door predatie en andere vormen van natuurlijke sterfte, moet er een constante aangroei van nieuwe vogeltjes zijn. Elk goudhaankoppel brengt elk jaar 2 legsels van een 10-tal jongen groot. Het vrouwtje begint al aan het 2de legsel terwijl het mannetje nog bezig is de jongen van het 1ste klaar te stomen. Er is geen tijd te verliezen als je klein en fijn bent en een gemiddelde levensduur hebt van amper 8 maanden. De meeste goudhaantjes komen niet eens aan voortplanten toe.
Er is een verwante soort die het vuurgoudhaantje heet. Dat beestje heeft aan beide zijden van zijn kop naast de zwarte ook nog een witte streep onder de oranje kam. De 2 soorten zouden amper met elkaar in competitie staan en zelden of nooit met elkaar kruisen. Ze leven gewoon naast elkaar.
Witte kwikstaarten zijn mooie maar vreemde beestjes. Ze lijken alomtegenwoordig in onze contreien, maar echt talrijk zijn ze niet. Ze lijken er ook altijd te zijn, maar in de winter trekken ze doorgaans weg, naar de warmte van Spanje en Marokko.
Ze vallen op doordat ze constant hun staart op en neer wippen, maar wetenschappers zijn er nog altijd niet uit waarom ze dat doen. Sommigen houden het erop dat ze er prooien mee opjagen. Kwikstaarten vangen vooral insecten, al lopend op de grond. Anderen vermoeden dat ze ermee communiceren, maar met wie of waarom is onduidelijk. Signaleren ze aan elkaar dat ze er zijn? Willen ze laten merken aan eventuele predatoren in de buurt, zoals sperwers, dat ze alert zijn en het dus geen zin heeft hen aan te vallen? We weten het niet.
Kwikstaarten komen bijna overal in Vlaanderen en Nederland voor, maar nergens in hoge dichtheden. Het Vlaamse broedbestand zou 30 000 tot 70 000 koppels tellen, het Nederlandse 70 000 tot 110 000. In de winter verdwijnen de beestjes bijna integraal uit ons landschap. Voor Vlaanderen zijn er geen schattingen van het winterbestand bekend, voor Nederland wordt het aantal achterblijvers op 2 000 à 8 000 geraamd.
Het bestand van de witte kwikstaart lijkt de voorbije decennia wat af te nemen. Dat wordt toegeschreven aan landbouw-gerelateerde factoren, zoals voortdurend pesticidegebruik dat insectenpopulaties decimeert en de grootschalige omzetting van graslanden naar maismonoculturen, waarin kwikstaarten niets te zoeken hebben. Ook het verdwijnen van stalletjes in het landschap en het renoveren van boerderijen, waardoor er minder broedplekken voor kwikstaarten overblijven, kunnen een probleem zijn. Kwikstaarten nestelen bv. in nissen, gaten en holletjes, hoewel ze soms bizarre plekjes kiezen. Zo zijn er al kwikstaartnesten in beverdammen aangetroffen.
In Vlaanderen lijkt de soort, als een van de weinige, wat te profiteren van de lintbebouwing en de ontwikkeling van industrieterreinen, waar bedrijfsgebouwen broedgelegenheden bieden. Zolang er gras in de omgeving is, voor hun voedselvoorziening, komen de beestjes in deze mensenbiotopen aan hun trekken. Niet zelden zie je kwikstaarten op een dak hun omgeving monsteren.
De kwikstaart is een snelle broeder. Meestal bezet een mannetje een territorium en kiest een vrouwtje de leefomgeving dat ze het best bij haar vindt passen. Beide partners, die er identiek uitzien, werken samen aan de nestbouw en het grootbrengen van de jongen.
Het bebroeden van hun vijftal eitjes duurt amper 2 weken. De jongen worden in het nest ongeveer 2 weken gevoederd. Na het uitvliegen, worden ze nog enkele dagen begeleid, maar dan moeten ze op eigen kracht verder. Hoewel het goed vooruitgaat met de kinderzorg, heeft een kwikstaartkoppel vaak slechts één broedsel per jaar. Het blijkt te volstaan om de populatie uit de gevarenzone te houden.
Werelddierendag is ook de feestdag van Sint-Franciscus van Assisi, de heilige die zich niet enkel bekommerde om melaatsen en zwervers, maar ook om planten en dieren. In de tijd van Sint-Franciscus (1182) was er waarschijnlijk weinig onderscheid tussen de dieren. Vandaag de dag is dat anders. Er zijn wilde dieren (bv. roodborstjes, egels, roofvogels, vossen en everzwijnen) en gedomesticeerde dieren (bv. honden, katten, kippen en varkens). De verhouding tussen de wilde en gedomesticeerde dieren zit echter behoorlijk scheef. Nemen we bv. de gedomesticeerde dieren. In Vlaanderen zijn ongeveer een half miljoen katten en 1.3 miljoen honden geregistreerd. Onder gedomesticeerde zoogdieren rekenen we ook de dieren die we consumeren, zoals bv. het varken. In 2022 leefden er 5.4 miljoen in Vlaanderen. Hoe zit het dan met het aantal wilde zoogdieren? Dat ligt moeilijker. Het is bv. niet mogelijk het exact aantal everzwijnen te tellen. Cijfers, zelfs schattingen zijn niet beschikbaar. Het aantal gedode everzwijnen kennen we wel: in 2022 waren dat er 2 603. Ook voor vogels is er een groot verschil in aantal tussen gekweekt pluimvee enerzijds en in het wild levende vogels anderzijds.
Conclusie: er zijn veel meer gedomesticeerde dieren – huisdieren en (pluim)vee – dan wilde dieren. Het zegt iets over hoe we als mens gebruik hebben leren maken van de natuur en de wilde dieren. Veel dieren om op te eten én genoeg dieren om ons gezelschap te houden en ons welzijn te verhogen. Vanuit een korte-termijn-perspectief zou je kunnen zeggen ‘opdracht geslaagd’. Helaas, als je het bredere plaatje bekijkt, is onze opdracht faliekant mislukt. De afname aan wilde dieren (en andere organismen zoals planten) veroorzaakt een biodiversiteitscrisis die het economisch en maatschappelijk welzijn van ons en de toekomstige generaties zwaar onder druk zet.
Tijd om het tij te keren en dieren ( en bij uitbreiding de natuur), niet langer als gebruiksvoorwerp te zien. Mensen en dieren zijn afhankelijk van elkaar en van een gezonde leefomgeving voor hun gezondheid in brede zin. Een inzicht dat door de Wereldgezondheidsorganisatie WHO wordt omschreven als ‘one health’. Als mens zijn we onderdeel van de natuur en dus moeten we anders leren samenleven met wilde dieren en hen niet langer als (gebruiks)object zien.
Ook dieren hebben gevoelens en kunnen pijn lijden. Een erkenning die aan de grondslag ligt van de dierenrechtenbeweging die in 1929 Werelddierendag in het leven riep. De focus van deze feestdag ligt meestal op huisdieren en dieren die ons nauw aan het hart liggen: we zetten ze die dag extra in de bloemetjes. Gelukkig is er meer recent ook aandacht voor de rechten van vee, dat soms in dieronwaardige omstandigheden gehouden en gedood wordt. Een belangrijke stap in de goede richting. Maar Werelddierendag zal pas echt een Werelddierendag zijn als de rechten van alle dieren worden erkend. Het is tijd om ook de wilde dieren in de bloemetjes te zetten vandaag.
In 2028 zal het 800 jaar geleden zijn dat Sint-Franciscus van Assisi stierf. Dat geeft ons nog 2 jaar de tijd om ervoor te zorgen dat Werelddierendag een feestdag wordt voor alle dieren waar we de aarde mee delen. Ook een feestdag dus voor wilde everzwijnen, huismussen, kauwen, vossen, egels, vleermuizen, vlinders, kikkers en mieren. De termijn van 2 jaar is symbolisch. De inzet niet. Ook wilde dieren hebben rechten en het wordt tijd dat we die volwaardig erkennen. We kunnen dat, net zoals we erin geslaagd zijn te erkennen dat gedomesticeerde dieren een beter leven verdienen. Rechten van wilde dieren beter erkennen is levensnoodzakelijk omdat het een cruciaal element is om de biodiversiteitscrisis te keren en terug een gezonde planeet te creëren.
Op 21 november 2024 organiseert Vogelbescherming Vlaanderen de eerste editie van de ‘Fauna Talks’ met als onderwerp de rechten van de wilde dieren.
Wees welkom! Alle info en inschrijvingen via www. faunatalks.be
De sperwer heeft geen noemenswaardig effect op het bestand van onze tuinvogels
Geraadpleegde bron: Knack: Beestenboel: de sperwer [Dirk Draulans]
Onlangs was er wat zomercommotie in de media, omdat een vrouw gezien had hoe een sperwer in haar tuin een duif had geslagen. Ze was ongerust geworden over de veiligheid van haar hondjes, hoewel een sperwer geen enkel gevaar voor hondjes vormt. De soort is immers vrij klein. Maar voor sommigen was de toon weer gezet: de wilde natuur moet aan banden worden gelegd!
Die achterhaalde houding heeft vroeger tot grote problemen voor sperwers en alle andere predatoren geleid. In de 19de eeuw was de sperwer een algemeen voorkomende vogel, maar er kwam een volgehouden verdelging met zelfs premies voor gedode sperwers, waardoor zijn bestand in de 1ste helft van de 20ste eeuw steil bergaf ging. Na de 2de Wereldoorlog gaf massaal gebruik van pesticiden de genadeslag.
In 1970 was het Vlaamse broedbestand van de sperwer herleid tot een 30-tal nesten, vooral in Kempense naaldbossen. Gelukkig kwam er net op tijd zowel bescherming voor roofdieren als een verbod op het gebruik van de kwalijkste pesticiden. Het sperwerbestand nam spectaculair toe: vandaag wordt het Vlaamse broedbestand op iets tussen de 1600 en 2900 koppels geraamd.
Niet iedereen is even blij met de revival. Sommigen zijn er als de kippen bij om de recente teloorgang van huismussen en spreeuwen aan de opmars van de vermaledijde sperwer te wijten. Sperwers zijn bijna exclusief vogeleters. Ze worden steeds meer in tuinen gezien, zeker waar vogels worden gevoederd. Vaak zit de sperwer eerst een tijdje te observeren vanaf een zitplekje of spiedt vanuit de lucht de bodem af om dan bliksemsnel toe te slaan. Meestal duiken deze supersnelle jagers als een schicht uit het niets op, maar slechts 10% van hun aanvallen zijn succesvol.
Vrouwensperwers zijn liefst een kwart groter dan de mannetjes. Vrouwelijke sperwers hebben ook een grotere variatie in fysiologische en andere kenmerken dan mannelijke, wat mee kan verklaren waarom ze gemiddeld bijna 2 jaar langer leven. Ze viseren ook grotere prooien, zoals Turkse tortel, lijsters en spreeuwen, terwijl mannetjes het met bv. mezen, vinken en huismussen moeten stellen.
Onderzoeksprojecten, onder meer in het 149 ha grote Peerdsbos in de rand van Antwerpen (Brasschaat), hebben echter aangetoond dat het herstel van de sperwerpopulatie geen negatief effect had op het broedbestand van vogeltjes, zoals mezen. Al vangen sperwers een heleboel vogels, beïnvloedt het de totale populatie niet. De verliezen worden vlot gecompenseerd.
Omgekeerd poneren Nederlandse onderzoekers dat de snelle afname van het bestand huismussen en spreeuwen als gevolg van onder meer veranderende landbouwpraktijken en een crash in de insectenpopulaties mee zou verklaren waarom het sperwerbestand in Nederland sinds 2000 weer afneemt. Er zijn ook verontrustende indicaties dat de chronische stikstofvervuiling van hun (en onze) leefomgeving een funest effect op hun broedsucces heeft.
De slotconclusie is dus alweer dat mensen een significant effect op de sperwer en zijn prooien hebben, terwijl de sperwer zelf gewoon één van de nuttige predatoren in ons ecosysteem is. Net zoals de mezen, die rupsen vangen. Maar over dat laatste wordt minder amok gemaakt.
Ik ben Franz Pieters
Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 70 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden
Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden
De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens.
In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens.
Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval:
• uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring;
• verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt;
• vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens;
• passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is;
• geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt;
• op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren.
Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens:
Kille Meutel Vogelvrienden
Watertorenlaan 59
1930 Zaventem
franz.pieters@telenet.be
Mobiel: 0478 55 34 59
Waarom verwerken wij persoonsgegevens?
Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden:
• om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden;
• om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten);
• om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners;
• om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting);
Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij:
naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven)
We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen.
Verstrekking aan derden
Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek)
Bewaartermijn
De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen.
Beveiliging van de gegevens
Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen:
• we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen;
• de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden;
• wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten;
• onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens.
Uw rechten omtrent uw gegevens
U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen.
Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers.
Klachten
Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming.
Wijziging privacy statement
Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.