De baars is een zijdelings samengedrukte, vaak hoogruggige vis met duidelijk tweedelige rugvin, het voorste deel daarvan stekelstralig; flanken met donkere dwarsbanden, buik- en aarsvinnen rood aangelopen.
Het lichaam van de baars is iets gedrongen, zijdelings samengedrukt, bij oude dieren tamelijk hoog van rug. Lengte 20-35 cm, maximaal 50 cm. Kop groot, met vrij lange, stompe snuit; mondspleet tamelijk groot en eindstandig. Kieuwdeksels benedenwaarts in een spitse doorn uitlopend. Schubben klein, van het ctenoïde type; zijlijn volledig ontwikkeld.
De baars is een zijdelings samengedrukte, vaak hoogruggige vis met duidelijk tweedelige rugvin, het voorste deel daarvan stekelstralig; flanken met donkere dwarsbanden, buik- en aarsvinnen rood aangelopen.
Rugvin tweedelig, het voorste deel langer en alleen door stekelstralen gesteund; buikvinnen, aarsvin en tweede rugvin weekstralig, op de eerste (stekelvormige) straal na. Rugzijde donker grijsbruin tot olijfkleurig, flanken lichter met 5- 9 brede, donkere dwarsbanden; buik zilverwit, soms met roze gloed. Buikvinnen en aarsvin (soms ook de staartvin) rood aangelopen, bij sommige populaties (bijv. in het Bodenmeer) geel.
De baars is een zijdelings samengedrukte, vaak hoogruggige vis met duidelijk tweedelige rugvin, het voorste deel daarvan stekelstralig; flanken met donkere dwarsbanden, buik- en aarsvinnen rood aangelopen.
Het lichaam van de baars is iets gedrongen, zijdelings samengedrukt, bij oude dieren tamelijk hoog van rug. Lengte 20-35 cm, maximaal 50 cm. Kop groot, met vrij lange, stompe snuit; mondspleet tamelijk groot en eindstandig. Kieuwdeksels benedenwaarts in een spitse doorn uitlopend.
Voorste rugvin met een zwarte vlek bij de achterrand. 58-68 schubben op de zijlijn. Vinstralen: voorste rugvin Xlll-XVII, achterste rugvin H1/13- 16, aarsvin 11/8-10, borstvin 14, buikvin 1/5.
Snoekbaarzen (Sander-soorten) zijn veel slanker, hebben veel meer schubben op de zijlijn en missen rode kleuren in de vinnen. De Pos en zijn verwanten (Gymnocephalus-soorten) alsook de Zonnebaarzen (Lepomis-soorten) hebben een ingekeepte, maar niet volledig gedeelde rugvin. Zingel-soorten zijn veel slanker, met een haast rolrond lichaam. Bij Micropterus-soorten is het voorste rugvindeel opvallend veel lager dan het achterste.
De reusachtige, bijna 8000 soorten tellende orde der Baarsachtigen (Perciformes) geldt als de hoogst ontwikkelde visgroep. Kenmerkend zijn de tweedelige rugvin (waarvan het voorste deel door stekelstralen wordt gesteund), en de ctenoïdschubben die door hun gekamde rand de vis een ruw aanvoelend oppervlak verlenen. De orde wordt in ongeveer 150 families onderverdeeld; de meeste zijn zeebewoners, slechts enkele (soms wel soortenrijke) families leven in zoet water. De Echte baarzen (Percidae) behoren tot de laatste groep; ze hebben zich waarschijnlijk in Noord- Azië uit mariene voorouders ontwikkeld, want daar leven nu nog de meeste soorten. Ze hebben zich echter over alle gematigde landstreken op het noordelijk halfrond verspreid. De weinig gespecialiseerde, zich gemakkelijk aanpassende Baars is in Europa de algemeenste vertegenwoordiger van zijn familie. Hij bewoont zowel stilstaande als stromende wateren, dringt plaatselijk ook in brak water door (Oostzee!) en stijgt in gebergten tot ca.1000 m op. Kleine, sterk verslibde en ondiepe wateren worden gemeden, maar in grotere meren, plassen en traag stromende rivieren met harde (zandige of stenige) bodem is de Baars een van de algemeenste vissoorten. In de jeugd leven ze in scholen nabij de oevers of in ondiep water; grotere exemplaren trekken zich in dieper water terug en gaan solitair leven. Jonge Baarzen eten in hoofdzaak zoöplankton, maar zoeken ook de bodem af naar insectenlarven en kleine kreeftjes; later worden ze steeds roofzuchtiger en gaan ze op een dieet van voornamelijk kleine vissen over, waaronder ook hun eigen soort. Echt groot worden ze eigenlijk alleen in diepe, relatief voedselarme wateren. In ondiepe of overbemeste meren kunnen ze de zuurstofarme diepe waterlagen niet veroveren; hier blijven Baarzen ook op hoge leeftijd klein. Maar ze kunnen al bij een lengte van 10 cm geslachtsrijp worden, Kommervormen worden zulke kleinblijvende exemplaren genoemd. Vanuit het oogpunt van de visser/hengelaar is hun aanwezigheid niet gewenst, maar voor de soort is dat een zinvolle aanpassing aan een beperkte leefruimte of een schaars voedselaanbod. In plaats van een paar grote vissen kunnen daar zo vele kleintjes leven, wat de populatie stabieler maakt. Het is geen toeval dat juist onze meest succesvolle vissoorten (waaronder de Blankvoorn) dit vermogen tot het ontwikkelen van kommervormen delen. In grote wateren met een rijke structuur kunnen diverse ecotypen van de Baars naast elkaar bestaan; te onderscheiden zijn een kleinblijvende vorm uit de litorale zone (in Duitsland Krautbarsch genoemd), naast een grote, donkergekleurde vorm uit diep water (Tiefenbarsch) en soms een blekere vorm uit open water (Jagdbarsch) die op de wijze van Snoekbaars jaagt; in Nederland onderscheidt men de kommervormen als zwarte baars. Wel zijn alle tussenvormen denkbaar, en lang niet overal vindt men de typen in herkenbare vorm terug. Men heeft Baarzen ook in formatie zien jagen: dan brengt een gezelschap Baarzen een school jonge vissen zo diepgaand in verwarring, dat sommige daarvan de aansluiting missen en voor de zintuigen van de Baarzen als individu waarneembaar worden; en alleen zulke afgedwaalde visjes kunnen gericht achtervolgd en gevroten worden. Baarzen paaien van maart tot juni bij watertemperaturen van 7-8 °C. Een enkel vrouwtje kan tot 200000 eitjes afzetten; ze verlaten het moederdier in lange, gelei-achtige snoeren die kriskras over waterplanten, stenen of andere objecten komen te hangen. De eitjes worden dadelijk na de afzetting bevrucht, en daarbij kunnen verscheidene mannetjes betrokken zijn. De jonge visjes komen na 2-3 weken uit het ei. Baarzen groeien niet zo snel, maar leven lang; bij een lengte van 30-40 cm zijn ze ongeveer 15 jaar oud. Ze worden al na 2-3 jaar geslachtsrijp. Economische betekenis heeft de Baars alleen in gebieden waar meren en rivieren weinig andere grote vissen herbergen; zo bij voorbeeld in het Bodenmeer, waar de marenes de voornaamste handelsvis zijn. Maar ook voor de lJsselmeervissers is hij niet onbelangrijk. In Zwitserland wordt jaarlijks ongeveer 2000 ton Baars gevangen, in Finland zelfs ca. 8000 ton. Baars smaakt prima, al is hij graterig; op de markt wordt hij meestal als filet aangeboden. Hengelen kan ook, met bijna alle soorten kunst- of levend aas, met haken, buggen, lepels, pluggen, spinners, streamers en paternosters. Zo men wil, natuurlijk; maar de bestanden van deze opportunistische soort zijn nergens in hun voortbestaan bedreigd, al zijn ze plaatselijk aan fluctuaties onderhevig.
Van West-Europa tot in Siberië; niet echter op het Iberisch Schiereiland, in Midden- en Zuid Italië, het westelijk Balkangebied, Schotland en West-Scandinavië.
De Pontische baars (Percarina demidoffi) is een kleinblijvende, tot 10 cm lange vis uit de verzoete noordelijke delen van de Zwarte Zee en de benedenlopen van de daarin uitmondende rivieren, met name de Dnestr, Zuidelijke Bug en Dnepr. Deze vis is tamelijk kleurloos, haast doorschijnend, afgezien van ca. 9 zwarte vlekken omtrent de zijlijn en zwarte voorranden aan de buikvinnen; voorts heeft hij een sterk gereduceerde beschubbing in de voorste lichaamshelft. Hij is sterk op de bodem georiënteerd en leeft in grote scholen. Hij paait s zomers bij temperaturen boven 20 °C, zowel in brak als zoet water; de eieren komen al na 2 dagen uit. Net als de Pos (Gymnocephalus cernuus) produceert deze soort veel slijm, onder meer uit grote kliergroeven op de kop. Welke functie dat slijm heeft, is nog onduidelijk; in elk geval maakt deze eigenschap hem ongeliefd bij vissers, die hun netten daardoor versmeerd zien. En al kan men er geen directe economische waarde aan hechten, toch is de Pontische baars wel een belangrijke prooivis voor de Snoekbaars.
Ik ben paul en karin
Ik ben een man en woon in hoboken (belgie) en mijn beroep is magazijnier in drukkerij,karin huisvrouw.
Ik ben geboren op 19/06/1962 en ben nu dus 62 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: vissen,lezen,reizen,.
we zijn een vissend koppel
beide geboren in 1962
en delen een gezamelijke passie
roofvissen