Tien. Zoveel personen zaten er in mijn groep. Tien mensen die ik met mijn leven zou beschermen. Tien mensen die ik boven alles gelukkig wou zien in dat vreselijke kamp.
We zaten met onze groep aan tafel in de koude eetzaal, net zoals elke avond. Het avondmaal stelde nooit veel voor, het bestond uit oudbakken brood en een waterige soep soep kon je het niet bepaald noemen; het was een wonder als er ook maar één miezerige groente indreef. De honger was na die eerste weken in Concentratie zo groot dat ik elke dag reikhalzend naar onze enige maaltijd uitkeek. Wanneer die kom voor me op tafel stond, begon ik de inhoud altijd snel, maar met kleine hapjes, naar binnen te schrokken. Op een avond was de maaltijd zo pover dat de man links van mij, met zijn lege kom nog in zijn handen, in huilen uitbarstte. Ik kon het niet meer aanzien, hoe iemand van mijn groep, iemand van mijn 10 mensen, zoveel pijn leed. Toen deed ik mijn mond open en verbrak de stilte, ik vertelde over films die ik had bekeken en boeken die ik had gelezen. Al snel volgden anderen mijn voorbeeld en na een tijd werd er zelfs aan tafel gelachen. Het avondmaal was niet langer een troosteloze bedoeling, maar een moment van vergeten. Vergeten waar ik was. Het gelach en gepraat maakte geen einde aan mijn honger, maar hij maakte hem dragelijk. En dat gold voor iedereen aan onze tafel.
Kapo Zdena's haat jegens mij veranderde ook. Een week nadat ik mijn naam verteld had, werd haar harde houten stok vervangen door een nep exemplaar. Wanneer de stok mijn lichaam raakte deed het geen pijn, ik voelde hem nauwelijks. Ik keek haar in de ogen en zag dat de verandering een initiatief was van de kapo zelf, het was een geheim waar enkel zij en ik van op de hoogte waren. Ik haatte die stok nog meer als zijn voorganger! Ik wilde niet anders behandeld worden dan mijn medegevangenen!
Elke vorm van voorkeursbehandeling die kapo Zdena mij gaf keurde ik grootmoedig af; zo weigerde ik keer op keer de stukjes chocolade die zij mij 's avonds probeerde toe te stoppen. Tot ik besefte dat die kleine stukjes bruin voedsel niet enkel mij zouden kunnen helpen, maar ook mijn tafelgenoten. Hun gewichtsverlies werd problematisch, niet zo zeer een esthetisch probleem, maar indien iemand als 'te mager' werd afgeschilderd, werd hij s morgens ten dood veroordeeld. En ik moest mijn 10 groepsgenoten beschermen. Dus nam ik na verloop van tijd de chocolade aan en verdeelde hem. Wanneer de anderen dat kleine stukje in hun mond staken, zag ik hun ogen genieten. Dit werd hun dagelijks stukje geluk.
Pannonique
|