'Stop de auto!' Mijn stem overtrof de muziek die echt keihard stond. De bewakers (die wij hoeders noemden omdat dat korter is) keken mij aan. De kans dat we werkelijk zouden stoppen zat er niet in, maar ik moet hen afleiden zodat Maia aan het stuur kon draaien zoals afgesproken. Dat gebeurde ook en ondangs het feit dat ik wist dat we gingen draaien -een heel scherpe bocht trouwens- vloog ik toch met mijn schouder tegen het portier. Nadat we in stilstand kwamen had ik maar een paar seconden op profijt te maken van de verbazing van de hoeders. Ik maakte mijn gordel los en probeerde de pijn in mijn schouder te negeren. Nog voor de hoeders tijd hadden om te reageren, liep ik al over de parkeerplaats richting het ziekenhuis. Ik liep zo snel als ik kon en was uitgeput toen ik bij het hospitaal aankwam. Ze hadden me zeker en vast gevolgd, maar binnen zouden ze niet zo snel toeslaan als buiten. Ik liep naar het winkeltje en kocht zo'n schattig beertje met "veel beterschap" op. Elke keer als ik op bezoek bij haar ging nam ik er een mee. Ze had er waarschijnlijk al een stuk of honderd. Ik voelde een hand op mijn linkerschouder. Met een ruk draaide ik me om en keek in de ogen van een hoeder. Hij had naast me gezeten in de auto en was iemand die er alles aan zou doen om zijn job goed uit te voeren. Normaal gezien zou ik daar veel respect voor hebben, maar dit was geen normaal gezien. Ik keek hem aan met mijn zogezegde verbaasde gezicht en zei: 'Sorry meneer, u heeft me vast voor iemand anders aangezien. Kan iedereen overkomen, maar zou u uw hand willen weghalen van mijn schouder? Dat vind ik zeer ongepast.' Hij keek me mat doordringende ogen aan, maar liet me los, hij wilde dus echt geen aandacht van andere mensen wat mij gepast uitkwam. Vlotjes en met een zelfverzekerde pas liep ik langs hem de weg die ik al heel veel had gelopen en vlekkeloos vanbuiten kende. Naar haar. Ryanna.