Vandaag is het ruildag. Voor het opknappen
van een reeks klusjes in het nieuwe huis van Toon en Romana (dixit Mark) en hulp in hun tuin (dixit Kris), krijgen we enkele dagen
gratis verblijf. Het lijkt me een goede deal, dus aanvaarden we het
aanbod.En mee gaan shoppen naar de
plaatselijke Gamma, want Toon heeft geen werkalaam, noch voor jobjes in huis,
noch voor tuinwerk. De woorden plaatselijk en Gamma hebben in Australië wel
een iets ruimere betekenis. De dichtst bij zijnde Gamma is 70 km verder op.
Gelukkig via een autosnelweg. De Australische Gamma heet hier Bunnings en ik
schat dat ie 3 maal zo groot is als de doorsnee Gamma winkel in Vlaanderen. Als
ik in het midden van de ruimte sta, zie ik in de verte amper de zijmuren. De wagens kunnen in de winkel rijden in 2 rijrichtingen om bvb. besteld materiaal op te halen: heel gewoon is dat.
In de namiddag overloop en check ik mijn
creditcard verrichtingen. Dat lijkt simpel, maar dat is het helemaal niet. Omdat
men in Australië uit schrik voor corona besmettingen alleen nog debet- of
creditbetalingen aanvaardt, heb ik maandelijks gemiddeld 85 betalingen met mijn
creditcard gedaan. Op vier maand dus een slordige 340 transacties. Maar .de rapporteringstool van
ATOS, die de uitgavenstaat aanmaakt, gaat blijkbaar door zijn knieën vanaf 70
verrichtingen per maand. Ik ken begrijpen dat ATOS hun SAP applicatie niet in
een hik en een flik kan/wil aanpassen voor zo een uitzonderlijke situatie, maar
blijkbaar lopen er bij ATOS niet veel mensen rond die een oorlog zonder
kleerscheuren zouden overleven. Mij lijkt de work-around nochtans niet zo
moeilijk te realiseren hoor. Splits die enkele onverlaten van klanten met meer
dan 70 transacties per maand, op in dillenA, dillenB, dillenC enz. met telkens
een verrichtingenstaat van maximaal 70 transacties. Geen kat zou het merken,
laat staan dat er een haan om zou kraaien. En dat kan zonder één bit aan de SAP
applicatie te wijzigen. KISS denk ik dan: keep it simpel stupid!
Tussen haakjes: al mijn bonnetjes samen
wegen 250 gram. Zonet gewogen.
Vandaag klusjes dag bij Toon: er zijn
enkele deuren die klemmen. Ik ben er enkele uren mee zoet om uit te zoeken hoe
men een pvc-deur kan bijregelen als ze uit de haak staat. Maar wie zoekt die
vindt!
Toon en Kris brengen de tuin in kaart om de
aanpak te overleggen: een schema wordt opgesteld. Morgen fatsoenlijk tuingerief
aanschaffen en van start gaan.
Ik ga ook nog langs bij een apotheker met
het doktersvoorschrift dat ik zes weken geleden ben gaan halen voor bisoprolol
pilletjes (voor hartritmestoornissen). De ruime voorraad die ik initieel mee
had, raakt door mijn extra verlengingen stilaan op. Als er niets fout loopt met
de vlucht van 11 juli, kom ik er meer rond. Maar ik wil niet in Abud Dabi vast
zitten en zonder bisoprolol te vallen. Ik denk dat het geen lachertje is om
daar aan een doktersvoorschrift te raken. Liever blode dan dode mark.
Na de middag genieten wij allen van een zonnige
winterwandeling naar het centrum, waar we, gelukkig nog op café kunnen en
eindelijk een biertje van de plaatselijke brouwerij kunnen degusteren: goed
gekruid. Op de terugweg halen wij Jacqueline af bij de kinderopvang.
Op vraag van Toon en Romana, wordt er ook
nog eens Belgisch gekookt: rode kool met appeltjes, varkensgebraad metmosterd en aardappelen: het smaakt en
iedereen tevreden!
Een
deugddoende gashaard wordt aangestoken, want de winters zijn hier kouder dan in
Melbourne.
Om 10 uur vertrekken we naar de vestiging
van Apollo in Sydney waar we onzer camper zullen achterlaten. Daarvoor moeten
we dwars door de stad rijden. En Sydney is voor Belgische normen erg groot :
12.300 km² groot. Brussel beslaat . 32 km². We zijn er zonder ongelukken (dankzij
Kris) en zonder verkeerd te rijden (dankzij Mark) door geraakt. Apollo maakte
geen problemen en we krijgen, zoals ik na talloze mails, heb kunnen bedingen,
420 Australische dollars terug voor al de tekortkomingen. Dat is goed voor 250
euro. Ook gelukt!
Eens in de luchthaven vernemen we dat,
door een nieuwe corona-uitbraak in Victoria (meer bepaald in Melbourne), de
onderlinge grenzen tussen de staten Queensland ( waar we nu nog zitten) en
Victoria (waar we naartoe moeten) vannacht om 24u zullen gesloten worden. Onze
vlucht heeft vertraging en nog vertraging, maar om halfnegen s avonds landen
we in Melbourne in de staat Victoria. Oef, voor de zoveelste maal deze reis
lukken we er weer in om net op de valreep aan de voor ons goede kant van de
valbrug te staan. Oef.
Toon, de zoon van Kris komt ons ophalen
aan de luchthaven van Melbourne. Hij zegt ons dat de regio Melbourne in
lock-down gaat vanaf middernacht.Gelukkig voor ons, is hij, tijdens onze reis verhuisd naar zijn nieuwe
woonst in Woodend, op anderhalf uur rijden ten Noordwesten van Melbourne.
Woodend valt buiten de lock-down. Weer effe gelukkig.
Vannacht slapen we voor de eerste maal in
vijf weken in een fatsoenlijk bed in plaats van op een plank met een mousse
matrasje van 5 cm. Het wordt tijd, want ik voel me geleidelijk veranderen in
een fakir.
Onze hoop om onze laatste dag in Sydney
te benutten om toch nog wat musea te kunnen bezoeken, blijkt ijdele hoop te
zijn. Alle musea en ook het Opera gebouw blijven potdicht. Het alternatief is
van een andere soort. Omdat ik tot op heden nog steeds geen Australisch beest
in zijn natuurlijke omgeving gezien heb, gaan we een plaatselijke zoo bezoeken.
De commentaren zijn uiteraard weer op zijn Australisch superpositief, maar ik
geloof daar niet veel meer van. Tot we de immense parking oprijden. Dan besef
ik dat we ditmaal een schot in de roos hebben. Inderdaad. Tot afgrijzen van
Kris begin ik met de giftige spinnen en daarna de reptielen, en dan passeren
vele Australische dieren en vogels. En allemaal leven ze in hun (nagebouwde)
typische natuurlijke omgeving. Heel goed gedaan, alleen spijtig dat ik hiervoor
naar een zoo moet I
In de namiddag installeren ons op onze
laatste camping, die net dezelfde is als diegene waar we drie weken geleden ook
halt gehouden hebben. Aan onze linkerzijde staat een mobilhome die in feite een
omgebouwde gesloten vrachtwagen is. Zo ene met een laadbaak van 15 meter lang
en 3 meter hoog. De eigenaar heeft die helemaal om gebouwd tot een mobilhome
met een leefruimte in 2 verdiepingen. Ik kijk naar zijn brandstoftank: naar
schatting een zwembadje van 1m x 0,5 x 0,4, dus 200 liter. Wat verder zie ik
zijn watertank. Die is beduidend groter, dus makkelijk 300 liter. Ik denk dat zijn woonst op wielen groter en
comfortabeler is dan zijn krakkemikkig hutje van wat planken. Aan onze
rechterkant staat het andere uiterste: een bakje van 2m lang en het dak (dat
schijn afloopt) is op zijn hoogste punt slechts 1 meter hoog!
En dan begin ik, meer dan Kris, met lange
tanden aan de inpak. Gelukkig is het droog open weer zodat we onze trolleys
buiten kunnen inpakken. Dat is net iets makkelijker dan in onze camper.
De stranden van The Entrance zijn
ontegensprekelijk mooier dan die van Nelson Bay in Port Stephens. Het is een
schilderachtige landengte tussen een meer en de stille oceaan: de zon is weerom
van de partij en dat maakt dat wandelen langs het strand een rustgevende ervaring
is, zelfs in de winter met een fris briesje. Ongedwongen genieten ook wij van
dit gezellig kuststadje tussen meerder Australiërs, dan we gewend zijn: de
wintervakantie is begonnen en dat merken wij.
5 weken rondrijden in New South Wales met
een camper was eigenlijk bijzonder aangenaam. De staat van de wegen is hier
beduidend beter dan in België. Hier liggen, op enkele uitzonderingen na, de
banen erbij als biljarttapijten.Ook de
aanleg van de ronde punten is, naar Brits voorbeeld, zeer efficiënt
geconcipieerd. De grote exemplaren met twee concentrische cirkels. En, om een
reden die ik niet ken, blijft voor ons, links rijden stukken evidenter dan
rechts. Het vormt gewoon één coherent geheel, zonder uitzonderingen (wat wel
het geval is bij rechts rijden). De bewegwijzering start op meerdere honderden
meters vóór het kruispunt en niet zoals in België, op het kruispunt of erna of
helemaal niet. Rechtsomkeer maken is door de goed bestudeerde aanleg van de infrastructuur,
nagenoeg onmogelijk gemaakt, tenzij je wagen uitgerust is met een scharnier in
het midden. Als je toch wil terugkeren, moet je blokje rond rijden. Soms kan zo
een blokje rond wel erg groot uitvallen. Maar ja dat is de prijs dan. En tot
slot, de mensen rijden opmerkelijk meer gedisciplineerd en we hebben nog geen
enkele buitenlandse toerist ontmoet.
Het was al goed koud vannacht. En, in
tegenstelling tot wat mijn reisgids me influistert, stelt Port Stephens niet
veel voor en de gure wind maakt het er niet beter op. Dus opnieuw troost
gezocht in een zeefruitschotel. Naar Europese normen was ze goed, naar
Australische standaarden was ze schitterend. Het verschil zit hem erin dat voor
een Australiër nagenoeg alles moet gefrituurd zijn. Dus één derde van de fruit
de mer (zoals bv de inktvis, barramundi en scanmpis) moest dat oneervol lot
ondergaan. Bovendien kan een Aussie zich geen degelijke maaltijd voorstellen
zonder frieten. Dus ook bij een zeefruitschotel. Om positief te eindigen: de
blauwe krab was schitterend van smaak en perfect klaar gemaakt. En verse ananas,
watermeloen en aardbeien smaken, tot mijn grote verrassing, heel goed bij een
fruit de mer.
Daarmee is alles gezegd over de dag. Dus
nu wat anders. Aussies hebben tot op heden (nog) niet veel noitie van het selectief
sorteren van afval. Tot op heden worstelen ze met twee vuilnisbakken: ene met
een geel deksel voor alles wat recycleerbaar is volgens hen(papier, karton, alle soorten plastic en
glazen flessen, ed) en een tweede met een rood deksel (voor al de restafval).
Op de huidige camping in Port Stephens zie ik alleen maar bakken met een rood
deksel. Ik ga naar de balie en vraag waar ik de gele afvalcontainers kan
vinden. Laconiek antwoord: tja, wij vragen al jaren om de gele bakken maar ze
komen maar niet. In afwachting van hun blijde intrede, kieperen we alles samen
in de rode bakken. Ik leg hen uit hoe
dat bij ons in zijn werk gaat en de mond van de dame aan de balie valt open van
verbazing. Ik haal mijn schouders op en stap in onze camper voor een tripje. En
wat zie ik op straat? PAL naast de inkom van de camping staat op straat een
afvalcontainer met een geel deksel, twee kuub groot! Hier is duidelijk nog heel
wat werk aan de sorteerwinkel.
Intussen heb ik na flink wat mails over
en weer een compromis gevonden voor de vergoeding van de minwaarde voor onze
camper van. Ik vroeg op een berekende manier 570 dollar en wij zijn geland op
390 dollar (ca 250 euro). Ik kan ermee leven, want ik verdien hier geld met te
zeuren en te klagen!
Tijdens het ontbijt horen we dat iemand
met een grasmaaier het gras op de camping aan het afrijden is. We bekijken
mekaar met grote ogen, want de campingplaatsen zijn bedekt met mooi .. kunstgras!
Ik stap op de man af en dan zie ik bijtijds dat hij geen grasmaaier maar een
grasstofzuiger bedient. Daarmee heeft nog een bedenking van mij een antwoord
gekregen. Dat kunstgras oogt inderdaad netjes, de caravans en de tenten blijven
sprietjes- en zandvrij. Maar hoe dan ook verzamelt er zich op de bodem van die
matten onvermijdelijk afval en vuiligheid. Hoe krijgen ze dat verdorie ooit
proper? Voilà, nu weet ik het.
Nog stralend weer. In plaats van
onmiddellijk verder te trekken, bedwingen ons om niet in deappel te bijten. Daardoor kunnen we nog een
voormiddag in het aards paradijs vertoeven. En we trekken met onze camper naar
de parking aan het strand van Tuncurry en duiken in de Stille Oceaan. Maar ik
voel goed dat het water weg ebt en dat er serieuze stroming werkt. Het ongeval
van Nina indachtig, blijven we dus maar veilig in het ondiepe water op een
plaats waar er geen rotsen liggen. Het ondergedompeld worden door sterke golven
aan het strand, is zo verkwikkend en doet zo een deugd! Omdat het winter is
zijn er bovendien geen vieze beesten noch kwallen. Tegen de middag zijn we
opgedroogd en rijden we naar ons favoriet restaurant van gisteren. Kwestie van
nog eens oesters met een glaasje bubbels te degusteren. Want dat is intussen al
24 uur geleden en we beginnen abstinatie verschijnselen te vertonen. De
afspraak met de dolfijnen loopt echter fout: we zijn een uur vroeger als
gisteren.
In de namiddag bereiken we Port Stephens.
Zo zijn we 156 km opgeschoven naar het einde van ons reisje.
Het dreigt wat eentonig te worden, maar het is vandaag weer
stralend weer. Ze voorspellen 23 ° in de schaduw, wel te verstaan. Dus maken we
een strandwandeling en Kris kan zich niet meer bedwingen. Ze schiet haar
sandalen uit en stapt verder aan de waterrand. Ik raad haar aan haar kleed wat op te heffen, want anders eindigt dat met
een nat kleed en een natte broek. Maar ja, je weet hoe dat gaat. Niet willen
luisteren naar de raad van een oude (maar niet zo wijze) man en enkele minuten
later is het van dat. Kris goed nat. Gelukkig schijnt de zon fel en staat er
een licht briesje. Alles zal dus moeten drogen aan de mast. Zo stappen we
verder, de ene al wat eleganter dan de andere, naar het vis/oester restaurant
waar we een tafeltje met zicht op het water gereserveerd hebben. Als
voorgerecht nemen we een glaasje bubbels met een dozijn oesters of 6
verschillende wijzen: nude (dus natuur), met chili, met zeewier en soya saus,
met lichte kaviaar, met donkere kaviaar en met sjalot. Ja, goed om eens te
proberen. Maar geef mij maar nude and cold. Tijdens het eten zien we 3
dolfijnen voorbij zwemmen en 2 pelikanen overvliegen. Zo mooi, dat we stante
pede opnieuw gereserveerd hebben voor morgenmiddag, net voor we vertrekken.
Deze kusten ten Noorden van Newcastle behoren
tot de mooiste van Oost Australië, zo heb ik althans gelezen. Om dat te checken,
verlaten we Port Macquarie en schuiven we vandaag maar een goede 100 km op naar
het Zuiden. We slaan onze tent op in Tuncurry, het zeestadje aan de Noordkant
van Lake Wallis. Via een kilometer lange brug is het verbonden met Forster aan
de Zuidkant van het Lake Wallis. Allebei schitterend, zowel de stranden, als de
stadjes als de oesters. Lake Wallis is namelijk bekend voor zijn oesterkweek.
Na een grondig uitleg, proberen we ze eens. Ik wil namelijk weten waarom ze in
Australië steevast het zilte vruchtwater van de oesters weggooien, de oesters
dan afspoelen onder kraantjeswater en tot slot lucht- en waterdicht verpakken per
dozijn. Dat zit zo, expliceert me een visser. Een Australiër is, zeker als het
op eten aankomt- zo lui als ie groot is. Oesters zelf openen, is dus gewoon ondenkbaar.
Men ziet in supermarkten daarom geen messen om oesters te openen. Oesters moeten
dus geopend worden door de verkoper en een Aussie eet ze op, punt. Ieder zijn
job. Bij het openen van de oester raken er onvermijdelijk kalkschilfers in het
vruchtwater. Australiërs appreciëren dat hoegenaamd niet om die schilfertjes
eruit te moeten halen, daarenboven vereist dit manueel werk en dan komen ze
niet uit de kosten. Bovendien zit in dat vruchtwater alle ontlasting van het
diertje. En dat vindt een Aussie niet erg hygiënisch. Belachelijk natuurlijk
want voor de rest eten ze bijna al hun voedsel met de handen: fingerfood noemen
ze dat. Dus weg met het vruchtwater en de beestjes goed afspoelen. Zo zijn ze
gegarandeerd proper. Na die respectloze behandeling van de edele diertjes (waar
zit Gaja jandorie?), worden ze terug in hun eigen schelp gelegd en als
finishing touch sproeien ze met de klassieke plantensproeier zout water op
(echt waar!). Enkel een pineut zeurt daarover, vinden zij. Want zeewater is toch
ook zout water, nietwaar. Slik, zo een
dierenmishandeling grijpt me echt naar de keel. Ik heb uit medelijden een
dozijn gekocht om die sukkelaars uit hun lijden te verlossen. Ze smaken
uitstekend, maar ik mis toch het vruchtwater met de excrementen.
Eens op de bijzonder mooi gelegen en verzorgde camping
aangekomen, installeren we ons buiten. Dat is de eerste maal in onze vier maanden durende rondreis in het zogezegde hete
continent. Op het menu staan boterhammen met geitenkaas en brie en een
glas wijn. Meer moet dat niet zijn. Kris
geniet ten volle!
Eerst langs de vlindertuin van Bonville,
iets ten Zuiden van Coffs Harbour . Met een bang hart parkeren we onze camper
op een typische parking van een pretpark. En inderdaad. De tuin is een
voorschot groot, kleiner dan de vlindertuin in Knokke destijds. Het paviljoen
is bovendien lichtjes vervallen (een euphemisme van jewelste). Het enige wat
overeenstemt met de publiciteit, is de aangepaste atmosfeer: broeierig vochtig.
Mijn cameralenzen dampen volslagen aan. Na een uurtje, een geacclimatiseerde
camera, en de zoveelste ontgoocheling
rijker, rijden we verder naar Mort Macquarie. Ten Zuiden van de stad ligt het Sea
Acres Rainforest. Een 72 ha groot natuurpark met een driehonderd planten- en 150
diersoorten. Het was een mooi en (bijna) echt regenwoudbos. Maar dieren all creatures
great en small - heb ik nog steeds niet
ontmoet. Ik maak achteraf mijn beklag hierover aan de balie. Antwoord luidt:
ja, maar het is nu winter. Alsof die dieren migreren. Ik geloof er niets van, maar
ne mens moet tevreden zijn met wat hij krijgt. Het geeft aan Kris een goed
beeld van wat een tropisch regenwoud is.