(tijd) 'Het huis van de moskee' is het magnum opus van Kader Abdolah, de Iranese schrijver die in 1985 op de vlucht sloeg voor het regime van ayatollah Khomeini en vandaag in Nederland woont en in het Nederlands schrijft. Abdolah (1954) vertelt in deze autobiografische roman het verhaal van de familie die al eeuwenlang in het huis van de moskee woont en de imam aanstelt. Stamvader Aga Djan is tevens het hoofd van de bazaar van Senedjan. Aan de hand van de lotgevallen van de familie krijgt de lezer een inkijk in het Iran van voor en na de islamitische revolutie. Het eerste deel van de roman schetst het traditionele Perzische leven. Abdolah geeft alle kleine gebruiken een plaats. Zo plaatst de familie elk jaar voedsel op het dak van de moskee om de trekvogels te lokken die op weg zijn naar de Perzische golf. Aga Djan en zijn vrouw bestuderen dan minutieus de veren van de vogels, die als inspiratie dienen voor de prachtige Perzische tapijten van Aga Djan. Al even aandoenlijk zijn de twee 'grootmoeders', eigenlijk huisbedienden die al zo lang in het huis zijn dat niemand nog weet waar ze vandaan komen en die de huishouding een vast ritme geven. De familie van de moskee zit niet te wachten op de moderniteit die de sjah in sneltempo wil doorvoeren, maar ze is zeker ook niet fundamentalistisch of fanatiek.
In het tweede deel van de roman wordt de toon grimmiger. De ayatollahs uit Qom gaan zich steeds heftiger verzetten tegen de sjah en in 1979 komt ayatollah Khomeini naar Iran om de islamitische revolutie door te voeren. De eerste jaren van het Khomeini-regime zijn afschuwelijk: mensen worden geëxecuteerd zonder proces en niemand is nog veilig voor de nietsontziende 'rechters van de islam'. Ook de familie van Aga Djan valt uit elkaar in een groep die overijverig meewerkt aan de islamitische staat en een die zich aansluit bij het communistische verzet.
Dat Kader Abdolah uitgerekend nu een autobiografische roman over zijn geboortehuis en vaderland heeft geschreven, is geen toeval. 'Romans kan je niet plannen, ze worden door je lichaam gedicteerd', licht Kader Abdolah toe. 'Vijf jaar geleden liep ik al rond met het idee voor een roman over een huis met 35 kamers. Ik wist niet wat het zou worden. Ik had enkel dat huis en één personage in mijn hoofd: Aga Djan, een oude, wijze man. Toen ik die roman vijf jaar geleden begon te schrijven, stokte het verhaal op pagina 100. Blijkbaar was ik er nog niet klaar voor. Tot ik drie jaar geleden bedacht dat het niet zomaar een huis met veel kamers moest worden, maar 'het huis van de moskee'. Die moskee kwam heel plots te voorschijn, hij zat heel diep in mij verborgen. Ik had dit keer een titel, een personage en een huis. Ik begon opnieuw te schrijven en drie jaar later was mijn roman klaar.'
'Het was een rijk scheppingsproces. Met dit boek had ik het gevoel dat ik echt iets nieuws deed. Een boek wordt bepaald door je lichaam, maar ook door de plek waar je woont en door het tijdsgewricht. Als ik in Iran was gebleven, had ik dit boek nooit kunnen schrijven. Want dan was ik waarschijnlijk gevangengenomen of vermoord. Bovendien zijn de meeste mensen in Iran vertrouwd met de wereld die ik in mijn roman gestalte geef. Waarom zou ik dat dan allemaal op papier hebben gezet? Het is geen toeval dat ik dit boek geschreven heb op dit moment en op de plek waar ik nu woon. De afgelopen twee decennia is Europa ingrijpend veranderd door de komst van islamitische migranten. Die mensen wekken angst, want ze verzinnen gevaarlijke plannen en vermoorden burgers. Maar ze studeren ook aan de universiteiten. De komst van die migranten leidt tot grondige geestelijke veranderingen, die grote vragen doen rijzen. En schrijver Kader Abdolah, die de islam kent, maar hier in Europa leeft, is door de plek waar hij woont en door de tijd waarin hij leeft, rijp om naar het antwoord op zoek te gaan. Mijn boek bevat dus veel autobiografische gegevens, maar ik werd tot het schrijven ervan gedwongen door mijn westerse medemens.'
Voor iemand die al twintig jaar in ballingschap leeft, is het niet vanzelfsprekend een boek te schrijven over zijn vaderland en geboortehuis. Heeft de schrijver zich louter door zijn herinnering laten leiden? 'Tijdens het schrijven van dit boek heb ik iets krachtigs ontdekt', vertelt Kader Abdolah, 'namelijk dat ieder mens een hele kelder vol geheugen heeft, die verschillende verdiepingen telt. In elke kelder staan kisten met archiefmateriaal en personages. De 'grootmoeders', de oude boom en de trekvogels die in mijn roman voorkomen, zaten allemaal verborgen in die kisten van mijn geheugen. Als schrijver maak je telkens een van die kisten open. Je staat er versteld van, wat daar allemaal uitkomt. Als ik in het vaderland was gebleven, was ik misschien nooit in aanraking gekomen met de kisten van mijn geheugen die door het schrijven van deze roman voor me zijn opengegaan. Iedereen beschikt over zo'n kelder, maar helaas komen de meeste mensen nooit in aanraking met hun eigen kisten. Ze kijken nooit zo diep in zichzelf.'
'Toen ik mijn kisten opende, kwam er bijvoorbeeld een personage bovendrijven dat ik niet kende. Het was een jongen die niet kan lopen en daarom over de grond kruipt. Ik heb hem Hagedis gedoopt. Toen die figuur te voorschijn kwam, vroeg ik me af hoe hij in mijn kisten was beland. Ik belde mijn oude oom in Iran, de man die model heeft gestaan voor Aga Djan, om hem te vragen of we in het huis ooit zo'n jongen hebben gekend. Hij moest nadenken, maar toen hij me terugbelde, zei hij dat er in het huis inderdaad ooit een jongen was geboren die niet kon lopen, maar over de grond kroop. Je zou kunnen zeggen dat de familie die gegevens had bewaard tot er een schrijver zou komen om ze op papier te zetten.'
Kon de schrijver, die zelf niet meer naar zijn vaderland terug kan, een beroep doen op informanten in Iran? 'De mensen die in mijn jeugd in het huis van de moskee woonden, zijn elk hun eigen weg gegaan. De familie is na de revolutie en de oorlog uit elkaar gevallen en het huis is nu leeg', zegt Abdolah. 'Maar mijn oude oom woont wel nog in het huis. En er is iets moois gebeurd. Op een bepaald moment kreeg ik mails van jonge meisjes die ik niet kende. Het waren liefdevolle brieven, die afkomstig bleken van de kleindochters van mijn oom, studenten die vandaag in het huis van de moskee wonen. Toen ik bezig was met de laatste versie van mijn boek, deden ze iets ongelofelijks. Ze trokken met een webcam door het huis en toonden me alle verborgen plekjes die ik maar wilde zien. Ik heb dus nog contact met mijn familie, maar dan met de jonge generatie, met diegenen die de oorlog niet hebben meegemaakt. Dat is heel mooi. Zo zie je maar, als een oude boom valt, komen er na verloop van tijd weer jonge scheuten aan.'
Abdolah maakt in het eerste deel van zijn roman veelvuldig gebruik van poëtische beelden, onder meer dat van een oude kraai en van overvliegende trekvogels. Hoe is hij bij die beelden gekomen? 'Op een bepaald moment kreeg ik een mail van mijn redacteur bij de uitgeverij. Hij vroeg of de kraai geen naam had. Het was alsof ik een harde klap had gekregen. Ik haalde mijn tekst en ging op zoek naar het woord 'kraai'. Het bleek dat er maar liefst 37 keer sprake was van een kraai. Ik besloot dat het hier
wel over 'de kraai' moest gaan. Het was een gegeven dat uit mijn kisten van het geheugen te voorschijn was gekomen zonder dat ik me daarvan bewust was. Want wij hadden een kraai die haar nest had onder de koepel van de moskee en die wel 150 jaar oud was, ouder dan de bewoners van het huis. Op dezelfde manier zijn de trekvogels tevoorschijn gekomen. Als schrijver krijg je fragmentarische beelden toegespeeld, die je met elkaar in verband moet brengen. Wij hebben als kind allemaal veel dingen gezien en gehoord. Maar als je klein bent, let je daar niet al te veel op. Pas als je later in gedachte naar die tijd terugkeert, zie je veel dingen. Zo was het huis in mijn kindertijd bevolkt door veel vrouwen. Nu pas, nu ik naar die tijd terugkijk als volwassen man, kan ik zien dat sommigen van die vrouwen heel eenzaam waren.'
Desondanks komt er in 'Het huis van de moskee' nogal wat erotiek voor. Is dat geen taboe in de moslimcultuur? 'Ik ben zelf opgegroeid in die cultuur en geloof dat de islam die dingen makkelijk maakt, op voorwaarde dat je de codes kent', vertelt de schrijver. 'De islam is op zich geen somber geloof. Het zijn de ayatollahs die Iran hebben ondergedompeld in wat ik de 'zwarte islam' noem. Bij ons heb je een islamitische manier van erotiek bedrijven. Voor een man is het geen belemmering andere vrouwen te hebben. Maar beide partijen moeten het wel willen. Ze moeten dat ook bevestigen door in het Arabisch twee zinnen uit te spreken, een vaste formule. De man zegt: 'Ik vraag je of je mijn vrouw wilt zijn.' Hij herhaalt dat meestal drie keer voor de vrouw zegt dat ze akkoord gaat. Het is een islamitische gewoonte die vandaag in Iran vaak wordt toegepast. Er zijn in het vaderland een miljoen mannen gesneuveld in de oorlog. Nog eens een miljoen mannen zijn voor het leven verminkt. Omdat er een overschot aan vrouwen is, wordt het stilzwijgend aanvaard dat mannen naast hun vaste vrouw ook losse relaties hebben. In principe wordt dat natuurlijk wel afgekeurd, maar onder de sluier van de nacht doet bijna iedereen het die het kan regelen. Er zijn wel strikte voorwaarden aan verbonden. De vrouw moet duidelijk 'ja' zeggen en ze moet volledig tevreden zijn over het contact. Bovendien moet de man in al haar behoeften voorzien.'
'Het huis van de moskee' valt uiteen in twee delen: het eerste deel is heel poëtisch, het tweede is hard en grimmig. 'Het Iran van mijn kindertijd was heel rustig, we woonden in dat grote huis met veel mensen, die allemaal de tradities naleefden', mijmert Abdolah. 'Maar abrupt kwam de revolutie en in drie jaar tijd was alles kapot. Even later was mijn land in oorlog met Irak, een oorlog die miljoenen levens heeft geëist. Veel van mijn vroegere vrienden zijn vermoord en ikzelf moest het land uit vluchten. Die episode kon ik niet met dezelfde rust schrijven als de eerste 200 pagina's, die in poëtisch proza gesteld zijn. Zodra de ayatollahs aan de macht komen, wordt de taal agressiever. Je zou het kunnen vergelijken met Duitsland voor en na Hitler. Voor het nazisme de macht greep, leidden die mensen een rustig bestaan. Ze maakten muziek, hielden van literatuur, dronken wijn. Het was een vreedzame samenleving. Maar zodra Hitler kwam, hield dat allemaal op en werd het leven agressief, wat ook in de taal tot uiting kwam.'
In een uitermate pijnlijke passage zien we hoe Aga Djan samen met zijn zoon in een bestelwagen rondrijdt met het lijk van zijn andere zoon, die zopas door het regime is geëxecuteerd. Ze trekken van dorp naar dorp, maar nergens mogen ze hem begraven. Het thema van de tragische dodentocht kwam ook al voor in het verhaal 'De adelaars'. Is het autobiografisch? 'Ik heb het niet verzonnen, ik heb het zelf meegemaakt dat ik met mijn oom 's nachts rondreed op zoek naar een graf voor mijn broer', zegt Abdolah. 'We mochten hem geen passend graf geven omdat het regime vond dat hij daar geen recht op had. Nog altijd heeft hij niet de laatste rustplaats gevonden die de familie hem zou willen geven: hij ligt gewoon ergens in de bergen begraven. Mijn oom droomt er nog steeds van, zijn stoffelijk overschot vanuit de bergen over te brengen naar een mooi graf. Dat is nog steeds verboden. Daarom heb ik hem in mijn roman een graf gegeven op een mooie, idyllische plek. In mijn boek verloopt het verhaal ietsje anders dan het in de werkelijkheid was, want in mijn verhaal wordt het lijk van de zoon en broer op het laatste moment van Aga Djan overgenomen door een man die in een commune een zelfvoorziend bestaan leidt. En helemaal aan het einde komt Aga Djan bij hem terecht. De zoon is in zijn tuin begraven en er groeien prachtige bloemen op zijn graf. Ik heb de macht van mijn pen gebruikt om de werkelijkheid te veranderen. Want in mijn roman kan ik mijn broer het graf geven dat hij verdient en mijn oom troosten door hem oude rode wijn te laten drinken om zo de gruwel te vergeten.'
Boekbespreking zie:
http://www.boekentaal.info/het-huis-van-de-moskee-van-kader-abdolah/
|