Direct naar artikelinhoud
Die sfeer van de toenmalige DDR sijpelt onze samenleving in. Nu ja, sijpelt: intussen zeikt het binnen
ColumnMarnix Peeters

Die sfeer van de toenmalige DDR sijpelt onze samenleving in. Nu ja, sijpelt: intussen zeikt het binnen

Op zijn berg in de Oostkantons schrijft Marnix Peeters over vogels, zijn vrijheid en zijn vrouw.

Ik had naar Das Leben der Anderen gekeken, een geweldige film van Florian Henckel von Donnersmarck. Als je zo heet, ben je toch haast voorbestemd om iets bijzonders te doen in je leven. Zou er ooit een Florian Henckel von Donnersmarck in het centraal magazijn van de Wibra eindigen?

Niet dat magazijniers van de Wibra minderwaardige mensen zijn, ik zeg het er maar snel bij. Zo is het lot van de schrijver, dezer dagen: hoe je je er ook tegen verzet, hoe hardop je ook denkt: val dood met je lange tenen, je bent je altijd al was het maar subliminaal bewust van het oog van de bloed­raad.

Het is het goede voorbeeld op het juiste moment, want ik wilde het er net over hebben. Die sfeer in de toenmalige DDR, die wij destijds tot in de Kempen konden voelen, sijpelt onze samenleving in. Nu ja, sijpelt: het is begonnen met een paar druppels en intussen zeikt het binnen. Je moet Das Leben der Anderen eens bekijken, je begrijpt direct wat ik bedoel. Mensen staan op een feestje twee keer na te denken wat ze zeggen, bang voor de zendertjes in de muur, ze kijken voortdurend over hun schouder en vertellen met de bibber in de stem een mop. De scène in de film waarin een man bij zijn makkers in de kantine plaats­neemt en een grap over

Honecker begint te vertellen, om plots te beseffen dat er een partij­lid in z’n rug zit, is helaas herkenbaar.

Je vraagt je af waarom mensen zo’n leven zouden willen. Er zelf op aansturen. Het moet zijn dat we, verwend en wel, ver genoeg van de bloedige werkelijkheid zijn weggedreven, dat de geschiedenis inmiddels lang genoeg geduurd heeft, dat niemand van onder de 35 nog weet wat de Stasi was – anders spéél je geen Stasi.

Toen ik het twee weken geleden in deze rubriek over de overbelichting van de non-binairen had, en dat we misschien wat meer van ons verwen­geld aan de kinder­tumor­bestrijding in Togo zouden kunnen overmaken, werden de zwaarste kanonnen buitengerold. Je wordt dan ‘oude witte zak’ genoemd. Je leest het goed: zelfs als je pleit voor herverdeling en fondsen voor Afrika, ben je een witte klootzak.

Ik zie in mijn verbeelding soms de ouders van die roepers zitten; geknakt en teleurgesteld. Misschien vol zelf­verwijt, want íémand moet toch die zaden hebben gezaaid.

Ik zei: zou ‘Bange blanke man’ van Willem Vermandere, toch ooit hét anthem van eerlijk links, waar de witte zakken van het Vlaams Blok eieren naar smeten, ooit nog op de radio gedraaid worden? Nu ‘blank’ niet meer mag? Dat zou wel de ironie ten top zijn.

Gelukkig zijn er nog oases van rustige echtheid, zei mijn vrouw. Zij leest het nieuwe boek van Delphine Lecompte, die wij jaren geleden enkele keren in het echt mochten mee­maken, en die formidabel is.

Mijn vrouw voelt zich meer beledigd door een overheid die Jeff Hoeyberghs wil opsluiten omwille van een mop, dan door de mop zelf. Ik kan Jeff Hoeyberghs wel aan, zegt ze. Een rechter die vindt dat ik zwak genoeg ben om tegen hem beschermd te moeten worden, minacht mij. Meer dan Jeff ooit zou kunnen.