Lights, camera, fiction

Bijna niemand kent haar hier, maar toch is Jetta Goudal Nederlands grootste Hollywoodster

Tekst Erik Brouwer

De enige Nederlander met een ster op Hollywoods Walk of Fame, actrice Jetta Goudal, deed zich in de VS voor als gevluchte Française. Erik Brouwer schreef een boek over haar, Diva, en vertelt hoe hij de Hollandse Hollywoodster op het spoor kwam.

‘Mijn moeders jongere zuster was een heel eigenaardig mens’, zei Geertruida Zeehandelaar-Beffie, (90) over haar tante Jetta Goudal, Nederlands enige Hollywooddiva. We spraken elkaar in haar luxe kamer van het joodse bejaardentehuis in het plaatsje Yonkers in de staat New York. Ze liep met een looprek naar een Jetta Goudal-glamourfoto op een kastje en zei: ‘Ik was er lange tijd van overtuigd dat mijn moeder overdreef als ze haar zus een grote Hollywoodster noemde. Dan dacht ik: misschien bracht ze eens als figurant een kopje thee naar de hoofdrolspeler. Maar in de sixties ging ik met mijn zoon Eric in Los Angeles naar een tentoonstelling over de grote sterren uit de zwijgende film en tot mijn grote verbazing hing daar een portret van mijn tante.’

Geertruida groeide op in de Amsterdamse Van Breestraat in Oud-Zuid. Haar moeder heette Bertha en was tweeënhalf jaar ouder dan Jetta Goudal, in 1891 geboren als haar zus Julie Henriette. Hun vader, Mozes Wolf Goudeket, was volgens Geertruida ‘een strenge joodse heer’ die met een hoge zwarte hoed en een gebedskleed om zijn schouders naar de synagoge liep. Zijn dochters moesten van hem trouwen en hun toekomstige mannen zo nederig mogelijk dienen. Verder hoefde je ‘als meisje niet zoveel te kunnen, op baby’s maken na’, zei Geertruida.

De zusjes Goudeket lazen in het diepste geheim Zola en waren artistiek. Bertha was volgens Geertruida een ‘buitengewone pianist’. Julie Henriette adoreerde Sarah Bernhardt en wilde actrice worden. Ze droeg tot ergernis van haar vader gekleurde kleding. Soms nam ze de trein naar Parijs en reisde ze vanaf het station in een rijtuig naar de bekendste modewinkels in de Rue de la Paix. Ze zette een vouwstoeltje neer voor de etalages en tekende de mooiste jurken na. Ze kocht stoffen op de Nieuwmarkt en ze maakte haar eigen versies van bestaande modellen.

Julie Henriette schoffeerde haar orthodox-joodse vader ook op andere manieren. Ze ging de straat op om kiesrecht voor vrouwen te eisen en volgens Geertruida was ze een van de allereerste Amsterdamse vrouwen die rouge en lippenstift gebruikten. Haar vader vond dat ‘natuurlijk verschrikkelijk’ en hij zou hebben gezegd dat ze eruit zag ‘als een eh... hoe heet dat ook alweer in het Hollands? Een streetwalker?... een prostituee, ja’. Ze bleef zich gewoon opmaken. Geertruida noemde haar ‘onafhankelijk, vreselijk stijfkoppig, een haartje getikt en haar tijd jaren en jaren en jaren vooruit’.

Julie Henriette vertrok in mei 1917 naar Amerika om toch te kunnen acteren. De Atlantische oceaan was levensgevaarlijk door Duitse mijnen en haar ouders waren volgens Geertruida ‘vreselijk ongerust of ze nou wel veilig aan zou komen’. Juliette ging wonen in een vrouwenhotel en ze blufte zich zonder noemenswaardige acteerervaring Broadway en Hollywood binnen. Ze verzon een nieuw leven voor zichzelf: ze presenteerde zich als een katholieke Française uit Versailles. Toen Goudal eenmaal was doorgebroken wilden Joodse en christelijke meisjes van over de hele wereld haar zijn, maar voor haar eigen familie was ze een schande; in aanwezigheid van haar vader mocht er niet meer over haar worden gesproken.

Ik ontmoette Geertruida voor het eerst in 2010 dankzij research voor mijn vorige boek, Spartacus. Dat gaat over de familiegeschiedenis van twee Joodse olympiërs, Isidore Goudeket en mijn (joodse) overgrootvader Emanuel Brouwer, Isidores beste vriend. Mijn overgrootvader overleefde de oorlog. Isidore werd vermoord in Sobibor. Toen ik een Holocaustoverlevende sprak over Isidore, kwam Jetta ter sprake. De overlevende bleek een volle neef van Isidore Goudeket en een verre neef van Jetta.

Hij schetste een kleurrijk beeld van de vrome joodse familie Goudeket. Een echte Goudeket wijdde zijn of haar leven aan het geloof en hij leek nog steeds kwaad te zijn op een achterachternichtje dat hij ‘Jetje’ noemde. Ze had zoals alle vrouwen in hun familie een fatsoenlijke joodse huisvrouw moeten worden met joods opgevoede kinderen, maar ze verraadde haar ‘volk’ door een ander te worden.

Bij thuiskomst begon ik een onderzoek naar Jetta Goudal. Ik vermaakte me meteen met haar. Eenmaal in Amerika nam ze een raar accent aan en zei ‘verai’ (very), ‘everyzing’ (everything), ‘fore-evair’ (forever) en ‘nevair’ (never). Als ze een slecht geschreven scène moest spelen, zei ze: ‘A nah, The Goudal won’t do that.’ Ze had bijnamen als The Woman Nobody Knows en, door haar opstandigheid, De Bolsjewiste van de Filmindustrie. Volgens sommigen was ze de dochter van Mata Hari. Ze vond de meeste mannen ‘verai stupid’ en werd in het filmtijdschrift Picture-Play een feminist genoemd. De grote Parijse ontwerper Paul Poiret noemde haar in 1929 in filmblad Motion Picture Classic ‘de best geklede vrouw in Hollywood’.

Ze speelde in achttien films en werkte voor de vijf grootste studio’s ter wereld: Paramount, MGM, United Artists, Warner Bros. en Fox. Ze was de buurvrouw van Charlie Chaplin en kon niet om hem lachen. Ze stapte uit een film met acteur Rudolph Valentino omdat ze zijn vrouw vervelend vond. Ze won drie rechtszaken tegen machtige Hollywoodproducers. Greta Garbo noemde haar ‘een geweldige actrice’. Ze heeft als enige Nederlander een ster op de Walk of Fame aan de Hollywood Boulevard, vlak bij die van Johnny Cash en Dean Martin.

Ik boekte een vlucht naar Amerika. Mijn vriendin besloot een documentaire over haar te maken en we huurden voor drie maanden een huisje op een berg in L.A.. We kochten voor 1.000 dollar een tweedehands Opel Tercel en reden door Amerika om mensen te interviewen die haar hebben gekend. We brachten veel tijd door in de bibliotheek van de Oscars in Beverly Hills. Een zes pagina’s groot artikel in literair magazine The Smart Set had als kop: ‘Jetta Goudal: het meisje dat altijd al een ster was’. Boven een Goudal-foto in de LA Times stond in 1924: ‘The Actress Who Has Upset Hollywood’. Journalisten en pr-mensen omschreven haar als ‘temperamentvol’, ‘lastig’ of ‘gek’.

Een Weense regisseur noemde haar ‘worser as ten lions’ en ik las zinnen als: ‘Ik werd uitgenodigd voor een interview met de exotische, temperamentvolle, ja zelfs gemene Jetta Goudal. Het leek me een gevaarlijke onderneming en ik overwoog een footballhelm te lenen voor als ze zware voorwerpen in mijn richting zou gaan gooien.’ Heel soms gaf ze interviews over haar leven. Dan vertelde ze over het paleis van Versailles waar ze met haar gouvernante door de tuinen wandelde. Over haar vlucht zei ze: ‘Op een dag bedacht ik dat ik me net zo goed miserabel kon voelen in Amerika.’

In 1927 stond ze ondanks haar slechte imago aan de wereldtop. Ze speelde dat jaar de hoofdrol in twee films die in première gingen in ‘De Sint Pietersbasiliek voor Film’, het Roxy Theater in New York. Meer dan zesduizend toeschouwers juichten voor eregast Goudal. Ze vestigde haar naam als karakteractrice definitief met een rol in een western die wordt beschouwd als een filmklassieker: White Gold van regisseur William K. Howard, een voorbeeld voor Orson Welles. Critici vergeleken het met het beste werk van de Duitse meesters Lang en Murnau, Movie Guide noemde het ‘existentialistische’ White Gold ‘een van de meest claustrofobische westerns uit de filmgeschiedenis’.

Jetta Goudal stopte in 1933 noodgedwongen met acteren omdat ze geen werk meer kreeg. Ze was inmiddels getrouwd met een man die volgens bijna iedereen op mannen viel en ze begon een nieuwe loopbaan als binnenhuisarchitect. Ze richtte de huizen in van sterren en was lid van countryclubs die Jfoden weerden. In het filmweekblad Picture-Play stond dat jaar: ‘De oude Grieken hadden hun delfische mysteries, Hollywood heeft Garbo, Marlene Dietrich en Jetta Goudal.’

In Nederland raakte ze in de vergetelheid, maar buitenlandse filmkenners bleven altijd onderzoek naar haar doen. Een journalist van Films in Review schreef in 1974: ‘Acteurs van nu moeten Jetta Goudal dankbaar zijn vanwege haar hulp bij het vormen van hun acteursvakbond en vanwege haar moed om naar de rechtbank te stappen om meer rechten voor sterren af te dwingen.’ Hij refereerde daarmee aan de vete die Jetta’s naam voorgoed zou vestigen. Ze werd in 1927 ontslagen omdat ze onhandelbaar zou zijn en begon een historische rechtszaak tegen de regisseur die ze lang ‘papa’ had genoemd: Cecil B. De Mille, de Steven Spielberg van zijn tijd. Ze won en daarmee veranderde ze Hollywood. Maar de producers zetten haar op een zwarte lijst en ze kreeg nooit meer een hoofdrol.

De vrouw die Jetta Goudal zei te heten overleed in 1985. In haar laatste interview zei ze: ‘Ik houd er niet van om een zwijgende filmster te worden genoemd. Ik was nooit stil.’ The New York Times schreef: ‘Jetta Goudal, een briljante, ontzagwekkende Franse filmster die vele exotische filmsirenes speelde in meerdere zwijgende films en een paar talkies, stierf afgelopen maandag na een lang ziekbed. Ze werd 86 jaar.’ In werkelijkheid overleed ze op 93-jarige leeftijd. Haar lijfarts noteerde op haar overlijdenscertificaat dat Jetta Goudal een Française was en dat de namen van haar ouders onbekend waren.

In een van onze gesprekken noemde Jetta’s nichtje Geertruida de leugens van haar tante ‘een grote gotspe’. Zoals ze het ook een gotspe vond dat ze een rechtszaak begon tegen Cecil B. De Mille, een man die in Hollywood ‘God’ en ‘Amerika’s Mussolini’ werd genoemd.

Geertruida vertelde dit tijdens ons derde interview met haar. Ze woonde inmiddels in een joods bejaardentehuis in Pennsylvania en leek steeds geloviger te worden. Ze bezocht alle synagogediensten, maar ging nooit naar een Holocaustherdenking. Ze liet een foto zien waar Jetta’s zus Bertha en haar man Nathan op stonden. ‘Als mensen vragen waar mijn ouders aan zijn overleden, dan zeg ik altijd ‘Hitler’.’ Geertruida’s vader moest in het Duitse kamp Bergen-Belsen ondanks een zware bronchitis zwoegen in de sneeuw bij het ‘boomstronkencommando’. Hij vatte kou en stierf in december 1944. Bertha zat in hetzelfde kamp en huilde volgens Geertruida ‘vreselijk’ toen ze het hoorde. Bertha zelf hield het vol tot april 1945. De bevrijders waren bijna in Bergen-Belsen toen ze aan vlektyfus overleed. Geertruida’s broertje Eduard werd in juni 1943 vergast in Sobibor.

De deportatie van haar broertje werd Geertruida’s redding. Haar vader wilde tenminste één kind redden en hij kocht in 1941 nazi’s om met diamanten. Geertruida werd de begeleidster van kinderen die in het buitenland met hun ouders werden herenigd en ze reisde op 11 augustus 1941 via België, Frankrijk, Bilbao, Havana naar New York. Haar opa Mozes riep, toen hij hoorde van haar vertrek: ‘Dat vervloekte Amerika! Eerst neemt het me mijn dochter af, daarna mijn kleindochter!’

Geertruida pakte de foto van haar moeder. Na de oorlog kon ze er jaren niet naar kijken. Pas na een jaar of vijf pakte ze hem uit de la en hing hem weer op. ‘Mijn grootmoeder stierf in 1920 aan een hartaanval en na die tijd heeft mijn tante niets meer van zich laten horen. Mijn moeder smeekte haar: ‘Doe toch een kriebeltje, schrijf iets!’ Maar ze wilde niets meer van Holland weten. Ikzelf schreef haar vlak na mijn aankomst in Amerika een briefje waarin ik uitlegde wie ik was en dat ik graag eens met haar wilde praten. Ze schreef een kort briefje in het Engels terug waarin stond dat ze geen familie had in Holland of waar ter wereld ook. Ze was volgens mij doodsbang dat bekend zou worden dat ze een Nederlandse jodin was. Dus ze heeft haar hele leven onder valse voorwendselen geleefd. Ja, ze was een heel eigenaardig mens.’