Direct naar artikelinhoud
Column

Kwaadaardige fabels zijn een moderne vorm van hekserij, gedreven door de zucht naar macht

Marcia Luyten

De Franse sterspeler Paul Pogba bezocht een medicijnman voor een vloek over Kylian Mbappé, de nog grotere ster in het Franse elftal met wie hij in 2018 wereldkampioen werd. (Toen waren ze allebei 90 miljoen euro waard, vandaag doet Mbappé met 160 miljoen drie keer meer dan Pogba.) Sinds Pogba’s broer Mathias op Tiktok die beschuldiging deed, is heel Frankrijk in de ban van het voetbal- en familiedrama waar Shakespeare een puntje aan kan zuigen: afgunst tussen drie voetballende broers, een alleenstaande supermoeder, een tovenaar en een criminele bende. Zelfs het ernstige Le Monde doet lustig verslag. Mathias Pogba, oud-Spartaspeler en mindere god in het topvoetbal, zit intussen vast op verdenking van afpersing. Hij maakte zijn broertje 13 miljoen afhandig.

Paul Pogba zei niet dat zijn broer ze ziet vliegen. Dat tovenarij onzin is. Nee, Pogba bevestigde dat hij geld gaf aan een marabout, alleen niet om Mbappé in het ongeluk te storten. Het was voor een hulporganisatie in Afrika, zegt de ene Franse krant. Nee, Pogba zoekt genezing voor zijn geblesseerde knie, meent een andere. Eigenlijk zoals de marabout altijd al de 12e man op het veld was in een team met West-Afrikaanse spelers.

Ook in Midden-Afrika wemelt het van de witchdoctors. Waar mensen leven in onveiligheid, is zowat iedereen bezig met hekserij. Congo’s beroemdste exorcist behandelde elke ochtend honderden straatarme vrouwen die soms dagen waren komen lopen. Door de stad Bukavu zwierven meisjes van zes die door hun familie als heks waren verstoten. En in Kampala verdwenen in de jaren dat ik er woonde aardig wat kleuters, ontvoerd voor een offerritueel. Dat bracht fortuin. Bij de bouw van een groot pand werd in het fundament liefst een kinderhoofdje ingemetseld, zodat het pand nooit zou instorten. De Wereldbank zag op het laatste moment af van een nieuw kantoor, na geruchten over ingemetselde kinderdelen.

Wat ik zag in de behandelkamer van de duivelbanner was met geen pen te beschrijven. Al had ik de taal gevonden, dan nog zou ik over hekserij hebben gezwegen. Ik kon de kleineringen wel uittekenen: te zeer ondergedompeld. Going local. De kritische blik kwijt. Nee, als jonge vrouwelijke journalist moest ik mijn reputatie optrekken uit (mannelijke) verhalen van strijd, nood en gevaar.

Toen koos ik ervoor om wat voor mijn ogen gebeurde niet op te schrijven. Vandaag floreert het verzinsel dat voor waar wordt gehouden. De Poolse reisschrijver Ryszard Kapuscinsky kende Afrika van binnenuit, maar signaleerde midden jaren negentig in zijn eigen Europa ‘de groei van de irrationele factor in het leven van individu en maatschappij’. Hij schreef in zijn notitieboekje: ‘De utopieën zijn voorbij, maar de wereld blijft in de macht van de mythen. We nemen in de moderne wereld een duidelijke escalatie van stromingen, bewegingen waar, die politiek, sociaal en religieus gezien geen enkele intellectuele basis, geen enkele theoretische achtergrond hebben. De leden van die bewegingen laten zich leiden door emoties, instincten, fobieën, vooroordelen.’

In het publieke domein woekeren kwaadaardige fabels. De Verlichting verloochenend werken ze doelbewust in op emoties, instincten, angsten en vooroordelen. Ze tasten het gezonde weefsel van de samenleving aan. Over stikstof en vaccins begint het gematigde midden te schuiven. Net als in Afrika is deze moderne hekserij aangedreven door hebzucht, ditmaal naar politiek macht. De gepromoveerde volksmenner die onmogelijk zelf kan geloven wat hij aan giftige kolder verkoopt, is nog niet vanwege spelbederf buiten het veld gezet.