Direct naar artikelinhoud
Bericht uit...Caracas

Bericht uit Caracas: Ineens heb ik 80 miljoen op mijn rekening

In de rij voor de pinautomaat in de ­Venezolaanse kustplaats Coro. Door de hyper­inflatie is contant geld extreem schaars gewordenBeeld Manaure Quintero

De zon is net op als ik vanuit Colombia de grens oversteek. Normaal gesproken komen bij het binnenkomen van Venezuela hordes sissende geldwisselaars op je af. ‘Bolivars? Wisselen?’ Maar op de lange grensbrug bij Cúcuta zie ik alleen tienduizenden duwende Venezolanen die Colombia binnen willen.

Venezuela houdt sinds 2003 de wisselkoers kunstmatig laag. De werkelijke waarde van de dollar wordt bijgehouden op dolartoday.com en is een veelvoud van de officiële koers. Cash is vanwege de hyperinflatie extreem schaars geworden. Pinautomaten geven een maximum van 20 duizend bolivar (2 eurocent) per dag. En ook op de zwarte markt is het aanbod nu opgedroogd.

‘Ik heb een pinpas voor je’, zei de Venezolaanse fotograaf Manu toen ik de geldkwestie voor mijn vertrek met hem besprak. Dat leek me een prima oplossing. Geld wisselen op die brug was toch al geen goed idee: ik zou twee extra koffers nodig hebben gehad om al het briefgeld in te vervoeren. En voor betalingen met een internationale creditcard wordt de officiële koers gehanteerd. Dan zou de reis een klein fortuin hebben gekost.

Twaalf uur rijden en twintig roadblocks later ontmoet ik Manu in de kustplaats Coro. Hij heeft een rekening in de Verenigde Staten en maakt dollars over naar de Amerikaanse rekening van een geldwisselaar. Die stort vervolgens de dagwaarde in bolivars op een van Manu’s Venezolaanse rekeningen. Ik geef hem 100 euro, Manu zet 80 miljoen bolivar op ‘mijn’ rekening. Opgelucht haal ik adem.

Maar dan verschijnen de beren op de weg. ‘De telefoondraden zijn geplunderd vanwege het koper’, zegt de medewerker van een tankstation tussen Coro en Caracas. ‘Dus de pin doet het niet, je moet het overmaken.’ Hij wijst op een A4’tje met daarop de bankgegevens. Daar sta ik met mijn pinpas, zonder toegang tot internetbankieren. Gelukkig is Manu in de buurt. Hij maakt geld van een andere rekening over via zijn telefoon, toont een screenshot aan de medewerker, en we kunnen vertrekken.

Eenmaal in Caracas gaat Manu naar huis, ik moet het nu alleen zien te rooien. De pin blijkt op veel plaatsen buiten gebruik. ‘Alleen cash of overschrijvingen’, zegt de norse man van de wasserette als ik mijn schone kleren ga halen. Voor de zoveelste keer bel ik Manu: ‘Kun je geld overmaken?’

Overdag werk ik met een vaste chauffeur, aan het einde van de dag maakt Manu het verschuldigde bedrag over. De problemen ontstaan als ik terug ben in het hotel en toch nog ergens heen wil. Zoals de avond dat ik spontaan besluit te gaan eten met Boris, een bevriende Duitse journalist. We spreken af in het restaurant van zijn hotel, ik loop de 700 meter ernaartoe.

Op de terugweg wil ik een taxi nemen. Manu neemt niet op, noch mijn vaste taxi-chauffeurs. De taxi’s van het hotel vragen 1 miljoen bolivar, iets meer dan een euro. Boris heeft net als ik een geleende pinpas en het hotel wil het ritje niet op zijn kamerrekening bijschrijven. Ik bied aan om met dollars te betalen. ‘Ik heb nu geld nodig’, zeggen de chauffeurs onverbiddelijk. ‘Waar ga ik die dollars wisselen?’

Lopen is geen optie op dit tijdstip, want Caracas is een levensgevaarlijke stad. Na lang lobbyen is een van de medewerkers van het hotel bereid dollars aan te nemen en het miljoen over te maken naar een taxichauffeur. Terug in mijn hotel piept mijn telefoon. ‘Ik zie dat je hebt gebeld’, appt Manu. ‘Moet ik geld overmaken?’

Marjolein van de Water is ­Volkskrant-correspondent in Latijns-Amerika.