Direct naar artikelinhoud
Column

Roth mocht weinig verstand hebben van vrouwen en hun denkwereld, hij wist wel wat seks op haar allerbest kan zijn

Roth mocht weinig verstand hebben van vrouwen en hun denkwereld, hij wist wel wat seks op haar allerbest kan zijn

Ik heb het, begin jaren zeventig, minstens zes keer gelezen. De eerste keer kreeg ik het van de katholieke bibliotheekjuffrouw met haar zuinige mondje pas mee na de verzekering dat het ‘voor mijn moeder’ was. Portnoy’s complaint, de roman waarmee Philip Roth in 1969 doorbrak, was mijn inwijding in het seksuele bewustzijn van jongens. Een tijdlang was het mijn lijfboek. Maar ik had een meisjeslijf. Over seks door de ogen van een meisje bestonden weinig boeken in die revolutionaire jaren. Seks was iets wat jongens met meisje deden. Idioot, maar dat realiseerde ik me pas later.

Literatuur was een van de weinige manieren om iets over seks op te steken als je er nog niet aan deed. Natuurlijk kon je Turks Fruit lezen, dat deed ik ook gretig, maar om het viriele mannetjesbeest in dat boek moest ik niet zo verschrikkelijk lachen als om Portnoy.

Ik had medelijden met dat jongetje, en daardoor met alle jongens. Zijn moeder is zo overheersend dat hij in alle vrouwen vermommingen van haar vermoedt. Zij dreigt met een mes als hij niet wil eten. Ze pusht hem om een rijke advocaat te worden en noemt dat liefde. Hij is alleen van haar verlost als hij op de wc zit, waar hij niets anders kan doen dan zich aftrekken.

De jongen komt tot de verbijsterende ontdekking dat alle vrouwen een vagina hebben – ‘Zomaar onder hun rok!’ – en wordt gekweld door een onblusbare geilheid. Die brengt hem ertoe om snelle seks te hebben met de beha van zijn zus, en om zijn zaad te storten in een rauwe lever: ‘I fucked my own family’s dinner’.

Ik had ook medelijden met de volwassen Portnoy, die zijn psychiater smeekt hem te genezen. Dat deden de personages van Wolkers nu nooit. Roths seksbeluste mannen, ook die in zijn latere boeken, zijn nooit volbloed macho’s. Het zijn zelfkwellers, stuntelaars in de liefde, verlangende stumpers. De mannelijke personages zijn overtuigender en sympathieker dan de vrouwelijke, die eendimensionaal zijn en slechts opdraven om de lust van de manlijke protagonist op te wekken, en hem diep te kwetsen. Maar een vrouwenhater, zoals Roth door feministen wordt genoemd? Nee. Zijn manlijke personages zijn wel doodsbenauwd voor vrouwen.

Ontroeren kon hij als geen ander. Roths dood was voor mij aanleiding om het interview terug te kijken dat Michaël Zeeman in 2000 met hem had, in Connecticut. Prachtige televisie. Roth stelt zelf voor om de passage uit Sabbath’s Theater voor te lezen waarin Sabbath en zijn minnares Drenka, op haar sterfbed, praten over die keer dat zij over elkaar heen pisten. Sonoor leest Roth de smerige en hartverscheurende scène voor, een van de beste scènes ooit geschreven. Roth mocht weinig verstand hebben van vrouwen en hun denkwereld, hij wist wel wat seks op haar allerbest kan zijn: schaamteloze, totale overgave, grenzeloos vertrouwen. Een serum tegen de dood.

Roth kon gevoelens oproepen en die vervolgens eindeloos analyseren, een vaardigheid die doorgaans aan vrouwen wordt toegeschreven. Hij las Zeeman ook voor uit Patrimony, zijn boek over zijn vader, de passage waarin de zoon de MRI-scan van zijn vaders hersenen bekijkt, met daarop een tumor. Zeeman luistert bewonderend; negen jaar later zou hij zelf aan een hersentumor overlijden. Roth schreef: ‘Dit was het weefsel dat zijn verzameling eindeloze zorgen had voortgebracht en meer dan acht decennia zijn hardnekkige zelfdiscipline in stand had gehouden, de oorsprong van alles wat ik zo frustrerend had gevonden toen ik zijn puberale zoon was.’ Die zinnen zijn pure liefde.