Direct naar artikelinhoud
Column

Ambtenaren die nu nog werken, betalen het pensioen van hun gepensioneerde collega’s

Véronique GoossensBeeld Geert Braekers

Véronique Goossens is hoofdeconoom bij Belfius. Ze schrijft in eigen naam. Haar column verschijnt voortaan tweewekelijks.

De pensioenfactuur mag dan als een tsunami op de Belgische federale financiën afkomen, voor heel wat gemeenten dreigt ze de komende jaren helemaal onbetaalbaar te worden. 

Op twee manieren zien ze de vergrijzing aan hun budget vreten. Vanuit een richting galopperen de pensioenuitgaven voor het eigen ambtenarenapparaat met almaar snellere tred, vanuit een heel andere hoek verschrompelen in vele gemeenten de inkomsten omdat hun inwoners van de oude dag gaan genieten. In tegenstelling tot andere overheden moeten provincies en lokale besturen de pensioenlasten van hun eigen statutaire ambtenaren ophoesten, zonder tussenkomst van de sociale zekerheid. Ambtenaren die nu nog werken, betalen in wezen het pensioen van hun gepensioneerde collega’s. 

Responsabiliseringsbijdrage

De bijdragende groep wordt almaar kleiner, omdat de overheid nu veel meer met contractuelen werkt. Zowat een derde is bij de gemeenten nog ambtenaar, bij de OCMW’s is dat dik een vijfde. Zij betalen dus voor hun collega’s op rust, een groep die almaar uitdeint. In die mate dat heel wat gemeenten niet meer voldoende bijdragen aan de pensioenreserve. Daarom moeten gemeenten nu meer neertellen, maar die zogenaamde responsabiliseringsbijdrage zal steeds groter moeten worden om de gaten op te vullen. 

Onze bevolking veroudert in een razend tempo en dat zie je in een hele reeks gemeenten duidelijk aan hun inkomstenbasis

Belfius berekende dat die extra bijdrage in de komende bestuursperiode meer dan zal verdubbelen. Dat wordt een bittere pil. En dan laat ik de pensioenfactuur van heel wat openbare ziekenhuizen nog in de schuif zitten. Ook zij zien een miljardenrekening opdoemen en kloppen nu al bij hun gemeentebesturen aan om die verplichtingen niet alleen te moeten torsen, omdat ze anders in financiële moeilijkheden geraken. Je kan er dus gif op innemen dat het lokaal pensioendossier op tafel komt van de regeringsonderhandelingen, met een dwingende vraag voor meer middelen. Temeer omdat de gemeentekas op nog een andere manier erodeert. 

Onze bevolking veroudert in een razend tempo en dat zie je in een hele reeks gemeenten duidelijk aan hun inkomstenbasis. Gemeenten halen hun inkomsten voor de helft uit eigen belastingen. Een belangrijk deel daarvan zijn de gemeentelijke opcentiemen in de personenbelasting. Als hun inwoners met pensioen gaan, verkleint hun netto belastbaar inkomen, en vallen er dus minder inkomsten voor de gemeenten uit te puren. Gemiddeld genomen zien gemeenten van 2015 tot 2030 dik 14 procent van hun ontvangsten uit de personenbelasting in rook opgaan. Maar dat is slechts een gemiddelde. Voor sommige gemeenten gaat het veel harder omdat ze met zevenmijlslaarzen vergrijzen. 

Exploderende pensioenfactuur

Dat effect is heel duidelijk in de gemeenten rond grootsteden als Antwerpen en Gent, in Limburgse en Kempense gemeenten en in gemeenten rond Brugge en sommige in de Westhoek. Wallonië heeft er minder last van omdat de bevolking er jonger is. Naast de exploderende pensioenfactuur zeulen de lokale schepenen van Financiën overigens nog een andere kopzorg mee. De taxshift zet nu al een rem op het volume aan ontvangen bedragen uit de personenbelasting bij de gemeenten. De komende jaren gaan ze dit nog sterker voelen – vooral in 2020 en 2021. Tegen het einde van de huidige legislatuur mogen ze zich in Vlaanderen verwachten aan 11 procent minder ontvangsten. Mochten er al terugverdieneffecten zijn van de taxshift, dan zullen zeker niet alle gemeenten dat voelen. In principe kunnen gemeenten uiteraard de belastingen verhogen. 

Naast de exploderende pensioenfactuur zeulen de lokale schepenen van Financiën nog een andere kopzorg mee: de taxshift

De voorbije legislatuur hebben maar weinige dat gedaan. Een op de tien gemeenten dikte de opcentiemen op de personenbelasting aan. In iets meer gemeenten gingen de gemeentelijke bijdragen op huizenbezit de hoogte in. Op personeel, dat de helft van alle uitgaven bij de lokale besturen opslorpt, wordt in Vlaanderen intussen bespaard. Tijdens de voorbije legislatuur kwam er voor het eerst een kentering in het aantal voltijds werkenden. Terecht, want de personeelskosten leken voordien niet onder controle te krijgen. In Wallonië bleef het personeelsbestand echter verder aanwassen en vooral ook in Brussel. Dan doet de federale overheid het beter. Daar zie je de grafiek al jarenlang streepjes naar beneden trekken. 

Gemeenten kunnen ook fuseren om de kosten in te dijken. In Vlaanderen hebben vijftien gemeenten de stap gezet. In Wallonië en Brussel is het daarop nog wachten. Hoe dan ook zal tijdens deze legislatuur een debat losbarsten over de ideale grootte van een gemeente. En of dat nu wel zoveel goedkoper is. Waar lokale besturen – noch de gemeenschappen en gewesten – in elk geval niet aan ontsnappen, is aan hun verplichting om bij te dragen aan het Stabiliteitspact, dat met Europa werd afgesproken. We moeten dus niet alleen naar de federale overheid kijken om die tour de force te plegen.