Een gigantische beuk in het Zoniënwoud
Alexander Dumarey

Baanbrekende plekken: de Habsburgse beuken van het Zoniënwoud zijn bijna 250 jaar en overleven tegen alle verwachtingen

In de reeks "Baanbrekende plekken" ontdekken VRT-journalist Jos Vandervelden en fotograaf Alexander Dumarey de plaatsen waar ooit nieuwe tijden werden ingeluid, maar waar de sporen van de geschiedenis zo goed als weggevaagd zijn en voorbijgangers niet beseffen dat ze geschiedenis onder hun voeten hebben. Vandaag: de bomen van de Oostenrijkse Habsburgers in de machtigste kathedraal van België.

De grootste kathedralenbouwer van het land was een Oostenrijker. Hij heette Joachim Zinner en stond aan het begin van de machtigste kathedraal van België: de beukenkathedraal die het Zoniënwoud is. Bosbouwer Zinner begon op het einde van de achttiende eeuw met de systematische aanplanting van beuken. Het volgroeide beukenwoud met zijn koepel van kruinen is nu een spectaculair stuk natuur dicht bij de hoofdstad Brussel. Verschillende beuken die Zinner in de achttiende eeuw liet planten, gaan nog steeds mee.

Veel beuken in het Zoniënwoud zijn meer dan 40 meter hoog.
Alexander Dumarey

Op de grens van het Brussels Gewest met Vlaanderen, in het bosreservaat Zwaenepoel, bij de Ganzepootvijver en niet ver van de Waterloosesteenweg, daar staan ze nog. Beuken van bijna 250 jaar oud, die nog zeer vitaal zijn en  waarvan niemand had gedacht dat ze die leeftijd zouden halen. Het zijn niet alleen taaie bomen. Het zijn ook baanbrekende bomen, want ze zijn het begin van de moderne bosbouw.

De herbeplanting van het afgetakelde woud

Het Zoniënwoud is een overblijfsel van het enorme Kolenwoud, dat zich van de Rijn tot de Noordzee uitstrekte. De naam verwees naar de houtskool die lang een belangrijke energiebron was. Oorlogen, chaos en toegenomen exploitatie van het hout zorgden in de zeventiende eeuw voor een aanslag op het woud. Het Oostenrijks-Habsburgse regime herstelde de rust en zette de administratie in Brussel aan het werk om het verval van het woud te keren. De in Wenen geboren Joachim Zinner ging een prominente rol spelen.

Geschilderde kaart van het Zoniënwoud uit 1661
Ignatius Van Der Stock, Algemeen Rijksarchief

Joachim Zinner was afkomstig uit een Weense tuiniersfamilie. Rond 1760 dook hij in Brussel op. In 1787 werd hij benoemd tot Directeur der Kwekerijen en Aanplantingen van het Zoniënwoud. Zijn opdracht: een grootschalige heraanplanting van het afgetakelde woud. Zinner startte nieuwe boomkwekerijen aan de rand van het Zoniënwoud. Die moesten massaal bomen leveren voor de nieuwe methode van herbeplanting. Bomen werden op regelmatige afstand geplant in zones, zorgvuldig uitgetekend in rechte lijnen. Terreinen werden eerst volledig vrijgemaakt, boomsoorten als berk en es en ander laaghout sneuvelden.

Machtsstrijd in het woud

De winnaar was de beuk. De boomsoort gedijde al sinds eeuwen in de regio en de houtopbrengst was uitermate voordelig. Hele zones werden als een monocultuur beplant met beuken. In de vochtigere delen tolereerde Zinner eiken en coniferen. De campagne verliep niet zonder schermutselingen. Zinner kwam in conflict met woudmeester en graaf Jean-Charles de l'Escaille. Naast een ordinaire machtsstrijd botsten twee verschillende opinies over bosbeheer. De l'Escaille was een verdediger van natuurlijke verjonging in het bos, terwijl Zinner voluit ging voor aanplanting en houtkap door de mens.

Oude beuken in het Zoniënwoud
Alexander Dumarey

Joachim Zinner won het pleit en plantte tussen 1787 en 1794 bijna 1000 hectare nieuw woud aan. Zinner bleef zelfs op post toen de Fransen de macht overnamen van de Oostenrijkers. Ook de Franse machthebbers zagen het nut van systematische bosbouw en houtproductie. Waar de Oostenrijkers nog vooral timmer- en brandhout uit het Zoniënwoud haalden, wilden de Fransen groot hout. Napoleon liet zelfs duizenden bomen sneuvelen voor zijn in Boulogne gelegen scheepsvloot, de vloot waarmee hij een invasie van Engeland voorbereidde. 

Esthetiek wint van economie

De invloed van de Weense bosbouwer Zinner op het karakter en het landschap van het Zoniënwoud is onmiskenbaar. Toch werden zijn ideeën later niet systematisch toegepast. Vermoedelijk heeft Zinner ook nooit het concept van de beukenkathedraal in zijn hoofd gehad. Een beukenkathedraal heeft 120 tot 200 jaar nodig om tot haar volle wasdom te komen, terwijl in Zinners tijd beuken al gekapt mochten worden na 100 jaar. Pas in de negentiende eeuw zagen natuurliefhebbers en kunstenaars het mooie van de boomkruinen die in elkaar reikten, de statige stammen en het verdwijnen van ondergroei. Voor het eerst zag men niet alleen het economische nut van het woud, maar ook de esthetiek.

Joseph Coosemans (1828-1904) - Het Zoniënwoud

De achttiende-eeuwse beuken van het Zoniënwoud doen het vandaag nog bijzonder goed. De meeste oude bomen liggen in het nu als bosreservaat beheerde Zwaenepoel. De grote stormen uit de jaren negentig eisten hun tol. Desondanks zijn de overlevende bomen nog heel vitaal en zullen ze veel langer meegaan dan verwacht. Het Zoniënwoud heeft zo de oudste beuken van Europa. Kettingzagen zullen ook uit de buurt blijven, want beukenhout van hoge leeftijd heeft door schimmelvorming nog weinig economisch nut. De toeristische waarde en het belang voor het milieu worden vandaag wel erkend. Allemaal dankzij de ongenadige beuk, een boomsoort die vrijwel geen ander plantaardig leven onder haar monumentaal bladerdek tolereert.

Alexander Dumarey

Volg onze fotograaf op Instagram

Meest gelezen