Sigrid Bousset, vrouw van Stefan Hertmans: ‘Vergis je niet, Jan Fabre is een heel gevoelige ziel’
Hij is aantoonbaar de meest succesvolle Vlaamse romancier van het jongste decennium. Zij is misschien wel de meest invloedrijke vrouw achter de schermen van de vaderlandse letteren. Het leven zoals het is ten huize van het echtpaar Stefan Hertmans (68) – Sigrid Bousset (50): ‘Niemand had het succes verwacht, en wij nog het minst van al.’
In Dworp, waar Vlaanderen haast ongemerkt overgaat in Wallonië, hebben de schrijver en zijn gade zich gevestigd aan een kasseiweggetje dat eerst steil bergaf gaat en daarna doodloopt. Slechts één keer per jaar is het een helling: wanneer de wielerklassieker De Brabantse Pijl wordt gereden. Dan heeft een zwerm coureurs het voorrecht de nijdige Bruineput te mogen beklimmen.
Ook met de carrière van de schrijver gaat het pittig bergop. Maar liefst 250.000 exemplaren werden er van zijn succesboek Oorlog en terpentijn verkocht – de balans van de 26 vertalingen even niet meegerekend. En zijn laatste boek De bekeerlinge verging het al niet veel slechter: 90.000 exemplaren, veertien vertalingen.
Stefan Hertmans, de schrijver, zit een verdieping hoger te werken aan zijn volgende boek. Sigrid Bousset, de gade, schenkt gemberthee. Op de grote eettafel ligt een pak dat net is gearriveerd. Ah, de Engelse vertaling van De bekeerlinge, dachten ze, toen de koerier voor de deur stond. Het was iets anders: een op maat gemaakt kostuum met twee bijpassende hemden en een overjas. ‘Een cadeau van een diehardfan van Stefan’, lacht Sigrid Bousset. Een kleermaker uit Bangkok, zo blijkt. ‘Hij heeft ik-weet-niet-hoe-lang aangedrongen om Stefans maten te mogen nemen. Dat is uiteindelijk gebeurd in een hotel in Gent. Dit is al het tweede maatpak dat hij opstuurt. Het is echt topkwaliteit, voel maar. En het zit als gegoten. Mooi, hè?’ Het jasje is dandyesk paars met een zweem van karmijn, de hemden roze gestreept, de overjas zwart-wit geruit. In de voering van de jas staat, gestikt in grote, sierlijke letters: ‘Specially Handmade for Stefan Hertmans’. De tol van de roem weegt niet altijd zwaar.
In literaire cenakels is Sigrid Bousset zeker zo bekend als haar man. De jongste twee decennia is zij uitgegroeid tot misschien wel de meest invloedrijke vrouw in de vaderlandse letteren. En tot een internationale mitspieler bovendien. Haar cv is ronduit vermoeiend. Na een halve carrière in het theater stond ze eind jaren 90 mee aan de wieg van de Brusselse literaire organisatie Het beschrijf. Ze organiseerde manifestaties om de Nederlandstalige literatuur te promoten in het buitenland, zette schrijversresidenties voor buitenlandse en Vlaamse auteurs op, en stampte Passa Porta mee uit de grond. En tussen al die bedrijven door was ze curator van literaire festivals, jurylid van literaire prijzen, adviseur van ministers van Cultuur, lid van binnen- en buitenlandse besturen en commissies, documentairemaker, redacteur, dramaturg. En – hap gerust naar plaatsvervangende adem – auteur van een mooi boek over en met Ivo Michiels zaliger. Tegenwoordig noemt ze zichzelf ‘onafhankelijk cultuurmanager’.
Tot haar takenpakket behoort ook het auteursmanagement van haar echtgenoot. Maar het idee dat zíj degene is die Stefan Hertmans heeft opgestuwd naar internationale glorie, veegt Sigrid Bousset minzaam glimlachend doch categoriek van tafel: ‘Nee, dat was een gelukkige speling van het lot. Een totale verrassing voor iedereen.’
Vertel.
Sigrid Bousset: “Het begon al bij de presentatie van Oorlog en terpentijn in de Vooruit in Gent, in de zomer van 2013. De zaal zat werkelijk afgeladen vol. Dat was ráár. Er hing een vibe die je niet kon verklaren. Gerard Mortier sprak er voor het laatst en public, kort daarna stierf hij.
“Maar de grote doorbraak was natuurlijk december 2016, toen War and Turpentine door de New York Times werd opgenomen in hun top tien van boeken van het jaar. Toevallig waren wij in die periode in New York – er was een festival over Europese literatuur, het Fonds voor de Letteren had Stefan gevraagd om Vlaanderen te vertegenwoordigen. Het was een roes. Stápels van zijn boek in alle boekhandels, en een bordje ernaast met het opschrift: ‘Listed in the NYT top 10 of the year’. Marathonsigneersessies, met Stefan achter het ene tafeltje en Patti Smith achter een ander. Sonny Mehta, de legendarische uitgever van Knopf, die ons ontving in zijn appartement aan Park Avenue: een reusachtig salon vol boeken, het monument Mehta – graatmager, alsof Giacometti hem had gebeeldhouwd – kettingrokend en om vijf uur ’s middags al flink aan de wijn, zijn Indische vrouw die voortdurend het woord nam…
“In Frankrijk ging het net zo. Uitgegeven worden bij Gallimard, in de reeks Le Monde Entier, was voor Stefan een droom die uitkwam. Om zijn 65ste verjaardag te vieren, hebben we het Parijse appartement van Gallimard in Saint-Germain-des-Prés ter beschikking gekregen. Je loopt rond in die vertrekken en je kunt alleen maar denken: hier hebben Camus, Marquez en Llosa geslapen!”
Wat dacht u toen jullie daar gezellig lagen? Alles waar we samen zo hard voor gewerkt en naar gestreefd hebben: het is nog gelukt ook?
Bousset: “Totaal niet! Ons leven heeft nooit in het teken van een tomeloze ambitie gestaan. Integendeel. Stefan is echt nog een schrijver pur sang. Het enige wat hem interesseert, is zo goed mogelijk werk afleveren waar hij ten volle achter kan staan. Dat kun je zelfs bezwaarlijk ambitie noemen, het is louter artistieke drang. Eigenlijk was hij erop voorbereid dat hij tot het einde van zijn dagen zou blijven wat hij was: een verdienstelijke auteur in het Nederlandse taalgebied. Hij had de flauwe hoop dat na zijn dood af en toe nog iemand een gedicht van hem zou lezen, dat is alles. We verdienden ook nooit iets aan die boeken, en hadden daar vrede mee. En toen kwam Oorlog en terpentijn (lacht). Het was alsof het buiten ons om gebeurde. We stonden erbij en keken ernaar.
“Je zit aan het ontbijt en de rechtenmanager van De Bezige Bij (de uitgever van Hertmans, red.) mailt dat het boek ook verkocht is aan China en Japan, en aan Turkije en Spanje. Je ontbijt verder. En twee jaar later brengt een koerier een pakje met presentexemplaren in een exotische taal die je niet begrijpt. Inmiddels hebben we boven een kast vol vertalingen, en staat Oorlog en terpentijn in de top tien van de bestverkochte Vlaamse boeken van het afgelopen decennium. Op nummertje negen. De eerste acht plaatsen worden ingenomen door kookboeken. En op tien staat Lize Spit met Het Smelt. Níémand had dat verwacht, wij nog het minst van al.”
Onbeantwoorde brief
U bent als het ware in de letteren geboren. Uw vader is Hugo Bousset, professor emeritus moderne literatuur, criticus, literaire mandarijn. Hebt u in uw jeugd geen moment overwogen uw geluk buiten de boeken te gaan zoeken?
Bousset: “Eigenlijk niet, nee. Ik ben grootgebracht in bibliotheken. Als kind las ik vijf boeken per week. Ik ging naar mijn kamer en ik las. En dat is nooit gestopt. Nu ik uit de kinderboeken ben, is mijn leesgemiddelde wel gezakt naar ongeveer vijf boeken per maand.
“Op mijn 14de wist ik al heel zeker dat ik Germaanse zou gaan studeren. Toen al ging ik vaak met mijn ouders naar het Kaaitheater. Daar bliksemden Anne Teresa De Keersmaeker, Jan Lauwers en Jan Fabre me wel even van mijn literaire paard, maar een opleiding die podiumkunsten en literatuur combineerde bestond nu eenmaal niet. Mijn eerste betaalde jobs waren wel in het theater.”
Maar buiten de lijntjes van de hoge cultuur hebt u nooit gekleurd?
Bousset: “Ik was ook heel sportief. Ik deed aan Olympisch turnen. Mat, balk, bok, ringen, ongelijke leggers: vijf uur per week. Dat was een mogelijke andere weg geweest…”
Hebt u diep vanbinnen altijd geweten dat u met een schrijver zou gaan samenhokken?
Bousset (verlegen) «Helemaal niet. In de liefde ben ik zeer romantisch. Tijdens mijn jaren aan de universiteit beleefde ik een grote liefde met een jongen met wie het uiteindelijk is foutgelopen. De breuk was heel pijnlijk, omdat we er geen van beiden de vinger op konden leggen waarom het niet werkte. En omdat ik er, in mijn romantische waan, van uitging dat een serieuze relatie per definitie voor eeuwig was (lacht). Die jongen is trouwens acteur geworden, geen schrijver. We zijn nog altijd goed bevriend.”
Dus u lag ’s nachts in uw bedje niet te dromen van een schrijver, van een poëet die uw ziel kon beroeren met volzinnen?
Bousset (lacht): “Ik herinner me niet dat ik me van mijn favoriete auteurs fysieke voorstellingen maakte. Schrijvers traden in die tijd nog niet zo op de voorgrond. Het waren merendeels schuchtere, mythische, wat abstracte personages, zeker geen sekssymbolen.”
Wanneer en hoe hebt u Stefan Hertmans ontmoet?
Bousset: “Oei, dat is een verhaal op zich. Ik had een interuniversitaire literaire wedstrijd gewonnen met een kortverhaal over mijn relatie die aan het stuklopen was; een lamento over eenzaamheid in de liefde en bitter verdriet. Ik was een gekwelde, zoekende ziel. Het jaar nadien werd ik geacht de jury van diezelfde wedstrijd voor te zitten, en ik mocht ook twee ‘echte’ schrijvers uitnodigen om er deel van uit te maken. Ik koos voor Stefan en… de naam van de andere schrijver ben ik vergeten (lacht). Stefan kwam ook voorlezen en ik moest hem inleiden. Ik noemde hem, niet bijster origineel, ‘één van onze meest eigenzinnige auteurs’. Enige tijd later ontving ik van hem een handgeschreven brief waarin hij zich bekloeg over die formulering – had ik niet wat preciezer kunnen zijn?”
En uw antwoord was?
Bousset: “Stilte. Ik heb die brief niet beantwoord. Ik dacht: zo’n bekende schrijver, die verwacht helemaal niet dat ik reageer, die wil gewoon even laten weten wat hij ervan denkt. Onze volgende ontmoeting was ruim een jaar later. Mijn vader bracht een essayboek uit en gaf een receptie. Hij had vier schrijvers uitgenodigd: Ivo Michiels en Paul De Wispelaere, zijn goeie vrienden, Walter van den Broeck en Stefan (lacht). Ik ging rond met de hapjes. Op een gegeven moment, toen ik langs hem heen schuifelde, fluisterde Stefan in mijn oor: ‘Waarom heb je nooit geantwoord op mijn brief?’ Maar hij kwam zo dicht dat ik dacht dat hij me een kus wou geven. Dus ik draaide me naar hem toe en gaf hem een kus (bloost). Een zeer ongemakkelijk moment. Ik was helemaal in de war en kon alleen maar denken: o jee, die had écht een antwoord op zijn brief verwacht.
“Vervolgens ging er weer een jaar voorbij. Ik werkte inmiddels voor Behoud de Begeerte, en de tweede editie van Saint Amour hield ook halt in Hasselt. Het had hard gesneeuwd die dag, sommige auteurs waren er gewoon niet geraakt, Stefan had de weergoden wel getrotseerd. In de backstage zijn we aan de praat geraakt. En een week later in Leuven opnieuw. We zijn er toen tussenuit gemuisd om met z’n tweetjes iets te gaan drinken. We hadden het gevoel dat we elkaar zo veel te vertellen hadden. Ik had weer eens liefdesverdriet, en hij ook. Hij aaide liefdevol over mijn bol, ik werd vloeibaar, en voilà, zo zijn we… nader tot elkaar gekomen (bloost opnieuw). Het was februari 1991. 28 jaar geleden.”
U was piepjong, 22, hij 40.
Bousset: “Ja. Maar het voelde zo vertrouwd. Ik was zo op mijn gemak bij hem dat ik nauwelijks doorhad dat hij echt wel een heel stuk ouder was. (Denkt na) Ik was vroeg met alles. Op mijn 21ste werkte ik al in het Kaaitheater als dramaturg. Terwijl ik nog studeerde, terwijl al mijn vrienden aan het feesten waren. Maar ik wilde het zo. Nu nog kan ik me moeilijk een leven voorstellen zonder… drukte, bezig zijn, werken.”
Ledigheid is niet uw oorkussen.
Bousset: “Laat ons zeggen dat níét werken een werkpunt is voor mij.”
Vielen jullie levens, die zich op verschillende plekken en binnen verschillende generaties afspeelden, makkelijk te rijmen?
Bousset: “Die eerste weekends bij Stefan in Gent waren héérlijk. Ik kende Gent niet – ik woonde in Brussel en studeerde in Leuven – en ik was evenmin vertrouwd met het concept ‘weekend’. Door de week combineerde ik twee jobs, in het weekend schreef ik artikels. Dat was mijn levensritme, ik wist niet beter. En toen kwam Stefan en die zei op vrijdag al: ‘Kom, ik wil met u de stad in, we gaan winkelen, op restaurant, naar de film, dansen, vrienden zien, wandelen langs de Leie. Het verbaasde me zeer dat een schrijver vrijaf nam in het weekend. Zo frivool! Van hem heb ik geleerd me af en toe een beetje te ontspannen…”
Als een camioneur
Lang heeft de vakantie niet geduurd, als we op uw cv mogen afgaan.
Bousset: “Mm, de eerste tien jaar van ons samenzijn heb ik toch een aantal zeer mooie jobaanbiedingen afgeslagen omdat er een meer dan voltijdse inzet van mij werd verwacht. Anders was ik wel uitgever geworden, of artistiek leider van een theater. Het meest intensieve wat ik in die periode heb gedaan was samenwerken met Jan Fabre. Drie jaar, als dramaturg. Tot ik vond dat het tijd was voor een kind. Na de geboorte van onze zoon Pauwel heb ik mijn professionele activiteiten ook een hele tijd teruggeschroefd, omdat ik er wilde zijn voor hem. Maar dan kwam Het beschrijf op mijn pad, en daarna Passa Porta. Toen is het uit de hand gelopen, dat geef ik toe (lacht). Stefan is daar heel goed en geduldig mee omgegaan. Hij runde op een gegeven moment het gezin. Hij kookte gerechten uit grootmoeders keuken voor mij, opdat ik zou ‘aansterken’. Wanneer hij me haastig alles naar binnen zag schrokken, omdat er nog een avondactiviteit op mijn programma stond, lachte hij: ‘Ge zijt als een camioneur uwen trog aan ’t leegeten.’”
Bij Het beschrijf en later Passa Porta was u de vrouw van vele schrijvers. Tal van levende legendes zijn daar gepasseerd, en u was de verbindingsofficier. Met wie waren de ontmoetingen memorabel?
Bousset: “O, er waren er zoveel. Ik denk nu spontaan aan Orhan Pamuk. Hij is twee keer gekomen: één keer voordat hij de Nobelprijs voor de Literatuur kreeg, één keer erna. Dat we die laatste passage, in 2011, nog hebben rondgefietst, was op zich al een huzarenstuk. Pamuk was bloednerveus en ongelooflijk op zijn qui-vive. Dat had met de situatie in Turkije onder Erdogan te maken: schrijvers en journalisten moesten in stijgende mate op hun tellen passen, Pamuk voelde zich echt in het nauw gedreven. Onder geen beding wilde hij vragen beantwoorden over politiek. We hebben hem in de Henri Leboeuf-zaal van Bozar gezet, voor twaalfhonderd toeschouwers. Hij schrok zich rot. Zelfs mensen van zijn kaliber maken dat niet vaak mee, zo’n opkomst. Na afloop van het publieke interview volgde er nog een signeersessie. Hij wilde dat alles tot in de puntjes voorbereid was en dat het vooruitging. Iedereen moest zijn boek openhouden op pagina 2, hij personaliseerde niks en in een halfuur moest het afgelopen zijn. Zo stresserend! Schrijvers zijn doorgaans bescheiden mensen, zelden stellen ze speciale eisen. Met Pamuk was dat plots wel het geval. Alleen al daarom zal die avond me altijd bijblijven. Hij is ook nog weggelopen van een diner met zijn uitgever. Ineens wilde hij weg, en ik moest mee. Terwijl we samen door de straten van Brussel-centrum liepen, nam hij voortdurend foto’s, van straten, van gebouwen, van de kleinste details, obsessief! (lacht) Later heeft hij me wel uitgebreid bedankt voor de ontvangst. Er is zelfs nog even sprake van geweest dat hij hier in ons huis zou komen verblijven in de zomer, om weg te zijn uit Turkije. En hij zou mij ook een keer rondleiden in zijn museumpje in Istanbul. Door omstandigheden nam ik een latere vlucht, en moest ik de afspraak afzeggen.
“De meest beklijvende en diepmenselijke ontmoetingen waren zonder twijfel die met David Grossman. De eerste keer ging ik hem oppikken in Nederland en zaten we twee uur samen in de auto. Terwijl we door een besneeuwd landschap zoefden, begon hij uit zichzelf over de dood van zijn zoon te praten (die in 2006 sneuvelde als Israëlische soldaat in de oorlog tegen Libanon, red.). En ook op het podium deed hij dat: diep in zichzelf graven, diep doorvoelde ervaringen delen met het publiek. Ik was zwaar onder de indruk.
“Op zo’n avond met Grossman komen veel mensen af die een kind verloren hebben. En die willen hem allemaal even aanraken en hun verhaal doen. Tijdens de signeersessie achteraf nam hij ook de tijd om met sommige mensen persoonlijke gesprekken te voeren, maar uiteraard moest hij die telkens voortijdig afbreken. Maar de manier waarop hij dat deed – door de mensen stevig de hand te drukken, ze recht in de ogen te kijken, ze vast te nemen bij de schouders – maakte dat niemand het gevoel had dat hij of zij wandelen werd gestuurd. Integendeel, die mensen waren in de wolken. Ze hadden erkenning gekregen voor hun verdriet van iemand die beter dan wie ook begreep wat ze voelden.”
Waren er ook diepe ontgoochelingen?
Bousset: “Och, ik heb een paar keer gevloekt omdat een optreden op het laatste nippertje werd afgelast. In 2011 hadden we Michel Houellebecq eindelijk te pakken. Hij zou komen voorlezen in De Munt, stel je voor. Maar toen verdween hij plots van de aardbol. Niemand kon hem nog bereiken. Later bleek dat hij was ingestort.”
Subtiele manipulatie
U hebt vaak met Jan Fabre samengewerkt. Weet u hoe het met hem gaat, na die #MeToo klap van vorig jaar, toen een aantal vrouwelijke performers uit zijn gezelschap Troubleyn hem beschuldigden van seksueel grensoverschrijdend gedrag?
Bousset: “Ik heb hem een hele tijd niet meer gehoord of gezien. Maar inmiddels weet ik dat hij volop aan het werk is. Met zijn beeldende kunst is hij sowieso vaak in het buitenland. En hij schrijft. Hij maakt plannen.”
Is hij in paniek geweest? Heeft hij zijn vrienden om hulp gevraagd?
Bousset: “Jaja, hij heeft echt wel een dip gehad, je zou voor minder. Vergis je niet, Jan is een gevoelige ziel…”
Die leefde en werkte bij de gratie van exposure, en die zich nu moet verstoppen.
Bousset: “Ik liep nu en dan binnen bij een repetitie van ‘Mount Olympus’, zijn laatste stuk: een fantastisch werk, gespeeld door een groep fantastische performers. De interactie tussen Jan en de mensen op het podium was zeer intens, er heerste een samenzweerderig sfeertje. Het viel me toen op dat alles wat met het tonen van het lichaam te maken had zorgvuldig werd gekaderd. Af en toe verloor Jan zijn geduld, ja, en dan riep hij iets door de zaal. Maar dat relativeerde hij dan zelf weer met een grap. Ik begrijp dat zijn houding intimiderend kon zijn voor jonge performers. Maar ik ken nog wel een paar regisseurs die niet altijd zo lief zijn voor hun mensen. Van seksueel grensoverschrijdend gedrag heb ik niets gemerkt. En van wat er buiten de repetitiezaal gebeurde, ben ik niet op de hoogte. Hoe dan ook, deze vrouwen hebben die bewuste brief niet zomaar geschreven. Opgekropte ervaringen die onuitgesproken waren gebleven, kwamen plots naar buiten via de collectieve stem van een open brief. Ik schrok wel van de draagwijdte ervan, eerlijk gezegd…”
Anderen schrokken er niet van.
Bousset: “Ik weet niet of Jan… (zoekt naar de juiste woorden) privérelaties aanknoopte die als ongewenst werden ervaren. Hij had af en toe een vriendinnetje uit het gezelschap, dat wisten we. Maar over díé vrouwen gaat het niet. (Denkt na) Het is een trieste zaak. En het is moeilijk, hè. Het is een veelkantig verhaal. Sommige mensen vonden dat Jan meteen en public had moeten reageren, open en bloot, in plaats van er een advocaat bij te halen. Maar zodra je concreet wordt beschuldigd, krijg je doorgaans instructies van je advocaat en moet je zwijgen. (Stilte) De vrouwen die met hun ervaringen de pers opzochten, werden door de publieke opinie gewaardeerd om hun moed. Maar de performers die gebléven zijn, getuigen volgens mij evenzeer van moed: met stil verdriet bleven zij, tegen die publieke opinie in, het beste van zichzelf geven op podia in New York of Parijs, terwijl feministische actiegroepen aan de ingang pamfletten stonden uit te delen. Kortom, er is véél nazorg nodig in alle richtingen. Ik weet dat er intussen helende gesprekken zijn gevoerd binnen het gezelschap. Ik hoop, maar dat geldt voor de hele sector, dat er lessen worden getrokken, dat er meer openheid komt, zodat vrouwen die zich geïntimideerd of onzeker voelen, vrijuit kunnen spreken.”
Was het voor u een verrassing dat die #MeToo-verhalen zich net zo goed afspeelden in de ‘hogere’ afdelingen van de cultuur, als in de lagere divisies van de entertainmentindustrie? Dat de vetzakkerij van alle rangen en standen is?
Bousset: “Vetzakkerij is niet het juiste woord. Het gaat over een subtiel spel van manipulatie en machtsonevenwicht, waarbij de man die manipuleert dat ongetwijfeld doet om zijn zin te krijgen, maar misschien zelf niet ten volle beseft dat hij dwingend is. Terwijl de vrouw die gemanipuleerd wordt voor een stuk meegaat in het spel, niet goed wetende hoe ze aan de situatie kan ontsnappen, maar daags nadien wel denkt: dit had ik eigenlijk niet gewild.
“Dat is mij als jong meisje ook een paar keer overkomen. Met mannen uit de culturele wereld, ja, die ik nu bij naam zou kunnen noemen. Dat waren situaties die me nog helder voor de geest staan, en waarvan ik dertig jaar later nog steeds denk: dat was echt niet oké. Waar ik schaamte over heb gevoeld, waar ik geen blijf mee wist, waar ik niet over durfde te spreken. Kortom: wat ik niet wilde, maar toch gebeurde. Actrice Clara Cleymans heeft dat heel goed onder woorden gebracht in een stuk in De Standaard. Ze schreef, ik parafraseer haar nu: ‘Ik was een dermate welopgevoed meisje dat ik ook op die avances heel beleefd reageerde. Ik kwam in een hotelkamer terecht waar ik niet wilde zijn, gewoon omdat ik dacht dat het ongepast was om te weigeren.’ Dat overkwam mij ook.”
Daar ging uw romantische beeld van de liefde.
Bousset: “Inderdaad. De volwassen wereld was helemaal anders dan ik ’m mij had voorgesteld, ook de culturele. Ik dacht: mijn god, hier lopen allemaal mannen rond die hun vrouwen bedriegen. Ik was 21, dat is héél jong, hè.
“Dat zogenaamde grensoverschrijdend gedrag is lang niet altijd zo duidelijk. Neem nu wat ik zelf heb meegemaakt: brute pogingen tot verkrachting waren dat niet. Het ging veeleer over machtsonevenwicht. Slachtoffer heb ik mij niet gevoeld, dat woord heb ik nooit in de mond willen nemen. En een trauma heb ik er ook niet aan overgehouden. Het is mij daarna trouwens nooit meer overkomen.”
Kwetsbaar
Terug naar de boeken. Waarom bent u in 2014 gestopt bij Passa Porta?
Bousset: “Omdat ik moe was. We hadden jarenlang gepionierd. Ik had de tent door woelig water geloodst door Het beschrijf, de Franstalige tegenhanger Entrez Lire, het internationaal literatuurhuis Passa Porta en de Passa Porta Bookshop te integreren in één stabiele organisatie. Maar dat had energie gekost. Ik was helemaal vergroeid met mijn functie, zoals veel van onze cultuurmanagers. Op hetzelfde moment werd het stilaan duidelijk dat Oorlog en terpentijn op weg was naar internationaal succes, en daar wilde ik bij zijn, dat succes wilde ik mee ondersteunen en vieren. Het was het perfecte moment om op te stappen, mijn lichaam schreeuwde: ‘Time-out! Laat los!’. Maar ik aarzelde. En toen werd Sven Gatz minister van Cultuur. Ik kende hem uit het Brusselse, hij bood me een deeltijdse job als adviseur aan. Toen pas durfde ik te springen.”
Maar u bent snel weer uit zijn bootje gesprongen, na zes maanden al.
Bousset: “Ja, ik heb snel ingezien dat ik daar niet thuishoorde, dat ik aan de andere kant moest staan, bij de artiesten. Die kunnen nu alle steun gebruiken.”
Oei, wat is er aan de hand?
Bousset: “Onze cultuurinstellingen zijn in volle transitie. Er is zoveel regelgeving dat het voor een cultuurorganisatie heel moeilijk is om géén instituut te worden. In onze stadstheaters en kunstencentra werken heel veel mensen, die blijkbaar allemaal nodig zijn om aan de administratieve eisen en de performantiecriteria te voldoen. Maar tezelfdertijd moet een groot deel van de acteurs en regisseurs gaan freelancen omdat ze geen vaste contracten meer krijgen.
“Toen ik destijds begon bij het Kaaitheater, deed Hugo De Greef, de oprichter, het net omgekeerd. Eerst keek hij naar de interessante kunstenaars van het moment. Vervolgens vroeg hij zich af wat zij nodig hadden om beter te worden, en bouwde hij een structuur om hen heen waarbinnen ze artistiek volledig tot hun recht konden komen. De instelling draaide rond de kunst en de kunstenaars, niet rond zichzelf. Daar moeten we terug naartoe, geloof ik, en daar wil ik mij de komende tijd voor inzetten. Ik wil intensief gaan samenwerken met individuele kunstenaars, schrijvers voorop. Hoe overbrugt een auteur de periode tussen twee boeken? Hoe vindt hij de weg van de intimiteit van de schrijfkamer naar de openbare ruimte, naar de media en de podia? Waar liggen zijn mogelijkheden op het internationale speelveld?”
U wordt met andere woorden schrijversmanager.
Bousset: “Dat is een te groot woord. Ik ben in gesprek met een paar auteurs. Samenwerken, verbindingen leggen, dat is mijn ding. In het Duits hebben ze daar een mooie term voor: literaturvermittler.”
Literatuurbemiddelaar, dat ruikt naar hulpverlening. Bent u zelf ondertussen wat uitgerust?
Bousset: “Goh, een echte time-out is er nog niet van gekomen. En die voettocht naar Compostella heb ik ook nog altijd niet ondernomen. Enkele jaren geleden lagen we met ons hele gezin – met onze zoon Pauwel en met Hanna, Stefans’ dochter uit zijn eerste huwelijk, en haar man en dochter – op een bootje in het Canal du Midi in Zuid-Frankrijk. Ik weet nog dat ik tegen Hanna zei: ‘Ik ben zo moe, ik voel me zo ver van mezelf.’ Ik begreep zelf niet goed wat ik ermee wilde zeggen, maar nu snap ik het wel. De grote meerderheid van de mensen in de cultuursector zijn heel gepassioneerd, maar ook heel kwetsbaar. De klok rond zijn we met kunst en schoonheid bezig. We hebben in die mate het heilige vuur dat we er ons voortdurend aan dreigen te verbranden. Ik ben ook zo (lacht). Maar het gaat al veel beter, dank u. Ik voel me een stuk dichter bij mezelf nu, en ik ga daar proberen te blijven.”
©Humo