Direct naar artikelinhoud
InterviewLust en liefde

‘Op het moment dat die vriend mij omhelsde, verdween mijn bindingsangst’

‘Op het moment dat die vriend mij omhelsde, verdween mijn bindingsangst’
Beeld Getty Images/Image Source

Eén warme knuffel van een vriend. Meer had Frédérique (45) niet nodig om haar leven, heel subtiel, een andere richting uit te sturen. Eindelijk werd ze zich bewust van een waanidee dat ze al met zich meedraagt sinds haar prille jeugd.

“In 2005 stond ik op het punt te verhuizen naar Gambia. Mijn relatie was net verbroken en ik had een job die me niet beviel. Bij een kennis die daar voor een ngo gestationeerd was, kon ik vrijwilligerswerk komen doen. Mijn huis wilde ik verhuren en een oude studievriend reageerde op het zoekertje. Hij kwam net uit het buitenland en zocht een woning, ik ging weg en had een woning over. Op dat kruispunt, tijdens de paar weken dat we elkaar overlapten, een soort onbestemde reservetijd voor ons beiden, gebeurde iets wat ik de rest van mijn leven niet zal vergeten. Ik zat erg in mijn maag met mijn relatiebreuk. Op een dag kwam ik thuis van een bezoek aan mijn ex en moest ik heel hard ­huilen. De studievriend, die eigenlijk nauwelijks iets van mijn situatie wist en zelf druk bezig was zijn eigen leven opnieuw gestalte te geven, pakte me vast en gaf me een knuffel. Ik ­schokschouderde, en dat ging niet zomaar over. Met diepe uithalen huilde ik. Mijn vriend had geduld, hij hield me vast, zijn armen stevig om mijn bovenlichaam. Mijn hoofd tegen zijn borst. In mijn herinnering hebben we zo heel lang gestaan, tot de laatste schok helemaal was weggeëbd. Hij zei nog: maak je geen zorgen, jij gaat lekker naar Afrika en daar schijnt de zon. Maar het waren niet zijn woorden die me troostten, het was die omhelzing, die geen enkele andere intentie had dan het bieden van troost en genegenheid. En het meest bijzondere was dat ik me, misschien wel voor het eerst in mijn leven, kon overgeven aan een knuffel. Ik vond rust, verzette me niet. Maar waarom bij hem? Wij waren passanten in elkaars leven, niet heimelijk verliefd of bijzonder tot elkaar aangetrokken.

“Toen mijn ex mij tot mijn verbijstering ten huwelijk vroeg vlak voordat ik naar Gambia vertrok, heb ik serieus overwogen om ja te zeggen, want ik was 30 en ik vond dat ik me toch een keer moest settelen. Het was toen weer de jeugdvriend die me redde. Hij zei: dat moet je niet doen, die man is niet goed voor je. Vanaf dat moment hebben we contact gehouden. Ik ben naar Gambia gegaan, hij heeft een leven opgebouwd en toen ik terugkwam uit Afrika ontmoette ik een nieuwe man die heel lief was en van wie ik ben gaan houden. Met hem ben ik nu al elf jaar samen, we hebben twee kinderen en ik ben gelukkig.

“Ik hou van hem, maar de bindingsangst waar ik altijd last van had, is gebleven. Wij wonen samen, maar trouwen wil ik niet. Ik ben slecht in de eeuwige liefde, slecht in romantische idealen. ‘Voor altijd’ vind ik moeilijk uit te spreken. Met als gevolg dat ik meestal viel voor mannen die net als ik nogal ambigu in de liefde stonden, al is de vader van mijn kinderen een uitzondering. Maar één ding weet ik heel zeker: op het moment dat die vriend mij omhelsde, verdween voor de duur van zijn knuffel mijn bindingsangst. Ik heb een tijdje gedacht dat ik daar consequenties aan moest verbinden. En nog steeds denk ik weleens: is hij niet de man van mijn leven? Wat wilde mijn lichaam mij ­zeggen? Hoe zou het zijn als ik me elke dag, elk uur zo zou kunnen voelen?

Hoogverraad

“Toen ik drie jaar oud was, was ik erg ziek. Een keelontsteking met complicaties, ik zweefde tussen leven en dood. En hoewel ik heel jong was, zie ik mijn moeder nog zitten naast mijn bed in het ziekenhuis. Ik had maar één gedachte: je mag mama niet in de steek laten. Dat idee heb ik nog altijd. Als ik een man meer lief zou hebben dan haar, zou ik haar pijn doen en verloochenen. Daar moet de oorsprong van mijn bindingsangst zitten. Mij binden aan een ander dan mijn moeder is hoogverraad.

“Maar bij die vriend was geen sprake van romantische liefde, het was onmogelijk om mijn moeder met hem te schaden. Is het erg ver doorgedacht als ik stel dat ik juist daarom in die armen rust kon vinden, net omdat er geen ­verwachtingen waren? Telkens als ik hem daarna ontmoette, en we samen een wandeling maakten of gewoon een pintje dronken, zag ik na afloop heldere beelden van het ziekenhuis voor me, met mij als driejarige in een bed. Geen angstige beelden, geen nachtmerries, maar duidelijke beelden. Alsof hij die losmaakte met zijn onvoorwaardelijke ik-ben-je-vriendhouding. Noem me één romantische liefde die niet voorwaardelijk is, die vrij is van verwachtingen en eisen. Echte vriendschap is dat wel. Op een of andere manier ervoer ik bij hem ruimte genoeg om dat trauma van toen weer toe te laten. In zijn buurt was liefde geen bedreiging meer voor de verhouding met mijn moeder.

“Het is een raar verhaal, ik weet het. Maar ik zie die vriend nog steeds, zo eens in de maand ongeveer. Een tijdje geleden stonden we samen op straat gezamenlijke ­vrienden uit te zwaaien en het was alsof wij al heel lang partners waren. Een andere keer stond ik naast hem en voelde ik één zijde van mijn lichaam, de kant die het dichtst bij hem was, heel warm worden. Hij voelde niks en praatte gewoon door. Er is geen haar op mijn hoofd dat eraan denkt voor hem mijn gezin te verlaten. Dat is mijn punt helemaal niet. Mijn punt is: hoe opmerkelijk is het dat één trauma, opgelopen in het prille begin van je leven, zo bepalend kan zijn voor het verdere verloop van je leven en de manier waarop je liefde ervaart.”