Direct naar artikelinhoud
AchtergrondJodenrazzia's

Bij de eerste Jodenrazzia in Antwerpen werden 845 mensen ‘s nachts uit hun huizen gesleurd: ‘Velen lieten zich sprakeloos meevoeren’

Transport van opgepakte Joden in de Plantin en Moretuslei in Antwerpen, vermoedelijk in maart of april 1943.Beeld SOMA

Tachtig jaar geleden assisteerde het Antwerpse politiekorps in de Joodse buurt rond het Centraal Station bij de eerste grote razzia. 845 mensen werden bij nacht uit hun huizen gesleurd en gedeporteerd naar Auschwitz. In de wijk tel je vandaag exact twee struikelstenen.

“Op 15.8.1942 heeft Zonligt Mozes, geboren te Amsterdam den 16.6.1874, zonder beroep, wonende te Antwerpen, Lentestraat 16, aldaar gepoogd bij middel van een mes zich de keel over te snijden. Hij werd overgebracht naar het Sint-Erasmusziekenhuis waar hij te verpleging bleef. Antwerpen, den 15 augustus 1942. De adjunct-politiecommissaris, Ruefens François.”

Het politieverslag werd een jaar of vijftien geleden door historicus Lieven Saerens teruggevonden in het Antwerpse stadsarchief. Het is een van de zeldzame tastbare restanten van die nacht, de eerste Belgische Jodenrazzia. Met de actieve medewerking van drie adjunct-commissarissen en minstens vijftig agenten van de Antwerpse politie in de vijfde, zesde en zevende wijk. Alleen van die laatste twee wijken vonden Saerens, en later ook UAntwerpen-rector en historicus Herman Van Goethem, auteur van 1942  Het jaar van de stilte, na jarenlang doorploeteren van archieven originele stukken terug.

Zonde van het deeg

15 augustus 1942 is een snikhete zaterdag. Rond de middag vaardigt hoofdcommissaris Jozef De Potter in de ‘dagelijksche orders’ onder de rubriek varia een wat cryptisch klinkend bevel uit: “Heden avond dient op bevel vanaf 20.30 uur der Sicherheidspolizei in de 5de, 6de en 7de wijken een bijzondere beschikking voorhanden te zijn, om bepaalde opdrachten uit te voeren.”

Pas later die dag raakt bekend wat die “bepaalde opdrachten” inhouden. In eerste instantie moet aan 75 Joden in de zesde wijk en aan 77 in de zevende Arbeitseinsatzbefehlen worden uitgereikt. Het deporteren van Joden is al eerder begonnen, maar tot dan toe op een formalistische manier. Wie zo’n bevel ontvangt, moet zich aanmelden in de Dossinkazerne in Mechelen, “voorzien van voedsel, geneesmiddelen en kleding voor 14 dagen”.

Deze keer zal het niet bij een bevel blijven. De geviseerden zullen meteen worden aangehouden. “Deze aanhoudingen dienden te beginnen om 21 uur en den ganschen nacht doorgezet te worden, waarbij dan tevens wanneer de bedoelde persoon niet aangetroffen werd, het huis diende doorzocht te worden om na te gaan of hij zich niet verstak”, rapporteert adjunct-commissaris Jan Wijnants later in een proces-verbaal.

In de zesde wijk, rond het Centraal Station, wordt het initiële bevel in de vooravond doorkruist door een ander van de Sicherheitspolizei (Sipo-SD), waarbij de rol van de Antwerpse politie wordt beperkt tot “het afsluiten der straten”. Het gaat om de wijk rond de Van Immerseel-, Lange Kievit-, Provincie- en Somersstraat: het hart van de Antwerpse Joodse buurt. Alleen al daar worden 800 Joden die nacht uit hun woningen gehaald en in vrachtwagens geladen. In zijn boek De Jodenjagers van de  Vlaamse SS (2007) citeert Saerens een pv van inlichtingen van de Antwerpse politie: “Het aantal der aangehouden personen, waaronder begrepen vrouwen en kinderen, benevens de oorzaak hunner aanhouding zijn ons onbekend.”

Historici gaan ervan uit dat waar agenten een rapport opstellen, ze dat vooral doen om zich in te dekken en de razzia onder de aandacht te brengen van de hogere oversten.

Agent Louis Kaers moet die nacht tussenbeide komen bij het aanhouden van een bakker in de Terliststraat 9, in de zesde wijk. Hij noteert in het Gebeurtenisboek: “Heden nacht om 11.30 uur, op bevel der Zekerheidspolitie, mij belast met het opzoeken van een broodbakker, om de onafgewerkte deeg der bakkerij Hofmann Steinberger, Terliststraat 9, alhier te laten bakken, gezien er gevaar bestond dat deze deeg, bestemd voor een 250-tal brooden, voor de rantsoenering zou verloren gaan.”

Henri Steinberger, de zoon van de die nacht in een vrachtwagen geladen bakker, wordt volgens het Gebeurtenisboek in de Terliststraat 1 aan het werk gezet om met het deeg van zijn vader 245 broden te bakken. Het verslag eindigt met: “De kosten der hulpverlening werden door Steinberger Henri aan Fuks Mosjze betaald en bedragen 20 frank.”

Slechts fragmentair is in de rapporten iets terug te lezen over de gruwel van die nacht. Adjunct-commissaris François Ruefens rapporteert: “Op 15.8.1942 ongeveer te 23.30 uur viel Gelman Samuel, geboren te Burinsk, den 29.11.1895, diamantbewerker, wonende Leeuwerikstraat 17, te Antwerpen, op den openbaren weg der Lentestraat in bezwijming. Overgebracht naar het Stuivenberggasthuis, werd aldaar de dood vastgesteld. Nadien werd hij overgebracht naar het Stedelijk Doodenhuis der Korte Dijkstraat. Deze feiten gebeurden tijdens het in hechtenis nemen der Joden op bevel der Sicherheitspolizei.”

Jos Hakker

In 1934 won de Nederlandse Joodse pasteibakker Jos Hakker een door de Antwerpse Meesterbanketbakkersvereniging georganiseerde wedstrijd waarin werd gezocht naar “een nieuwe Antwerpse specialiteit”. Hij kwam met het Antwerpse handje, een dessertkoekje dat tot vandaag wordt gepromoot als “teken van vriendschap en waardering, om de Antwerpse gulheid met elke bezoeker mee te geven”.

Dat is niet bepaald hoe Jos Hakker de latere geschiedenis van zijn stad heeft ervaren. Zijn kort na de bevrijding verschenen boekje De geheimzinnige kazerne Dossin, een van de allereerste publieke getuigenissen over de deportaties, begint op 15 augustus 1942: “Volgens oude gewoonte werd Moederkensdag gevierd. Neen, niemand kon dromen dat deze feestdag was uitgekozen als aanvangsuur van een drama dat duizenden families ten gronde zou richten.”

Hakker was rond elven gaan slapen in zijn woning in de Provinciestraat en werd na een uur gewekt door een man met een zaklantaarn die hem aanstootte: “Mijnheer, word toch wakker! Hoort gij dan niets?”

Jos Hakker: “Ik zag een lange man in een pyjama, mijn buur. Met een ladder was hij in mijn werkplaats geklommen naar boven gekomen. Ik was erg snel gekleed en ging met hem naar beneden. De hele zesde wijk was omsingeld. De Joodse mensen werden met geweld uit hun huizen gesleurd en in auto’s en camions weggevoerd. Wij hoorden de wagens op en af rijden. Van slapen was al geen sprake meer. Het roepen en huilen der arme vervolgden drong tot ons door.”

Jos Hakker overleefde de razzia.Beeld RV

In zijn boek spreekt Hakker over “honderden jonge politiemannen, Gestapo en Feldgendarmen”. Het totale aantal ingeschakelde agenten is nooit geobjectiveerd en houdt wellicht het midden tussen de 53 van wie administratieve sporen zijn teruggevonden en de gissingen van degenen die erop toekeken.

Jos Hakker: “Toen het donker was begon men op een afgesproken teken de mensen wakker te kloppen. Men kreeg tien minuten om haastig wat kleren te verzamelen. Velen, te diep geschrokken, lieten zich sprakeloos meevoeren. Belgische vrouwen, medebewoonsters die hun verbouwereerde buren een handje wilden toesteken bij het aankleden van de kinderen, werden voor jodenvrienden uitgescholden en ook meegevoerd naar Mechelen waar ze na enkele dagen gelost werden. Wagen na wagen werd geladen en reed weg. Alles werd opgeladen: er werd geen onderscheid gemaakt tussen oud of jong, ziek of gezond. Alles werd buiten gesleurd, velen half gekleed. Eerst ging het naar de gebouwen van de Gestapo, aan de Della Faillelaan te Wilrijk. Daar bleven de slachtoffers een volle dag, zonder eten of drinken. Toen kwamen grote gesloten verhuiswagens van de firma’s Nuyts, Pierre, Baetens, Putters en andere: daarin werden ze afgevoerd.”

De nacht van 15 op 16 augustus 1942 deed Jos Hakker besluiten om in het ziekenhuis zijn doodzieke echtgenote vaarwel te zoenen en een (zelfverklaard) lid van het Rode Kruis 45.000 frank toe te vertrouwen in ruil voor hulp bij zijn vlucht naar het Zwitserse Luzern. “Hij had agenten in de Joodse wijken”, schrijft Hakker. “Hij stond in dienst van de Gestapo. De man maakte veel slachtoffers onder de gegoede Joden.” Hij vermeldt in zijn boek ook de naam en het adres van zijn verrader, al lijkt verder historisch onderzoek naar deze figuur te ontbreken.

Hakker belandde in de gevangenis in de Begijnenstraat en daarna in de Dossinkazerne. Hij werd op 15 januari met het 18de transport gedeporteerd richting Auschwitz-Birkenau en slaagde er ter hoogte van Boutersem in om uit de trein te springen. Hij sloot zich aan bij het verzet en publiceerde in juli 1943 een eerste versie van zijn latere manuscript in het verzetskrantje Le Coq Victorieux.

Struikelsteenloos

Er zullen nog vier razzia’s volgen, altijd met stilzwijgende tot uitgesproken medewerking van de Antwerps burgemeester Leo Delwaide, hoofdcommissaris De Potter en procureur Edouard Baers. “Het naoorlogse gerecht heeft in geen enkel dossier de kwestie van de Jodenvervolging weerhouden, omdat anders te veel leden van het parket in opspraak zouden komen”, stelt Herman Van Goethem in In de spiegel der politieverslagen (2009).

In totaal zullen 4.300 bij razzia’s opgepakte Antwerpse Joden worden gedeporteerd. Na een van die razzia’s schrijft transporteur Arthur Pierre op 24 september 1942 een brief op hoge poten aan de Vervoerscentrale, de go between met de Sipo-SD: “Mijne Heren. Voor het vervoer waarover ik gisterenavond opgeëist werd, spijt het mij U te moeten melden dat men mijn wagen geladen heeft met ongeveer een 90 personen, hetgeen natuurlijk een overbelasting was voor mijn wagen, hetgeen zelfs grote gevolgen had kunnen hebben door het eventuele springen van de banden daar mijn wagen slechts een toelating heeft voor 2.500 kilogram te mogen vervoeren. Het ware dus wenselijk in de toekomst, indien er nog zoveel Joden moeten vervoerd worden, niet een maar twee wagens op te eisen. Te meer moet ik u melden dat gezien het grote aantal personen opgesloten in den wagen er verscheidene onpasselijk werden, zodanig dat zij hun natuurlijke behoeften in mijn wagen hebben gedaan.”

In sommige straten rond het Vossenplein in de Brusselse Marollen vind je voor bijna elke rijwoning één of meerdere struikelstenen. In de nacht van 3 op 4 september 1942 werden in de wijk 718 Joden opgepakt tijdens een razzia. Ook de Brusselse politie assisteerde, zij het met twee agenten die die avond het verkeer regelden.

Struikelstenen in Antwerpen.Beeld RV

De struikelsteen, Stolperstein, werd in 1992 bedacht door de Duitse beeldende kunstenaar Gunter Demnig. Ze worden gemetseld in de voetpaden voor de laatste woningen van mensen die door de nazi’s werden verdreven, gedeporteerd, vermoord of tot zelfmoord zijn gedreven. Ze herdenken niet alleen Joden, maar ook Sinti en Roma, politieke gevangenen, dienstweigeraars, homoseksuelen, Jehova’s getuigen en gehandicapten. Op de kop van elke steen zit een messingplaatje met naam, geboortedatum, deportatiedatum, plaats en datum van het overlijden.

Er zijn in heel Europa intussen al 90.000 struikelstenen geplaatst, maar geen enkele in de Terliststraat, waar op het nummer 9 bakker Steinberger werd weggevoerd. Ook in de Lentestraat, waar Mozes Zonligt zich de keel trachtte over te snijden en Samuel Gelman doodviel, zie je geen enkele.

De enige twee struikelstenen in de Antwerpse Joodse wijk vind je in Lange Kievitstraat 62, de laatste verblijfplaats van Salomon en Ester Birnzweig. Aangehouden op 16 juni 1943, staat er. Geïnterneerd te Mechelen, vermoord te Auschwitz.

“In 2018 keurde het schepencollege op basis van het rapport van de wetenschappelijke adviesraad het kader rond struikelstenen in Antwerpen goed”, legt Johan Vermant, woordvoerder van burgemeester Bart De Wever (N-VA), uit. “Het gaat om privé-initiatieven. De aanvrager hoeft geen nabestaande te zijn, maar eventuele nabestaanden moeten uiteraard altijd geïnformeerd zijn.”

Enkel als je kunt aantonen dat je handelt in naam van of met medeweten van een nabestaande, kun je een struikelsteen bestellen, en dan komt die er vast ook wel. Alleen: tijdens die eerste razzia werden 845 mensen naar de Dossinkazerne in Mechelen vervoerd, onder wie heel wat gezinnen. 704 van de opgepakten belandden op 18 augustus 1942 op het vierde trein richting Auschwitz-Birkenau, de anderen volgden tijdens een volgend konvooi. Van konvooi 4 werd 83 procent bij aankomst in Auschwitz-Birkenau meteen naar de gaskamer gestuurd. “Er zijn na de oorlog geen overlevenden bekend van de razzia van 15-16 augustus”, schrijft Van Goethem.

Zolang niemand nabestaanden weet te traceren blijven de Terliststraat, de Lentestraat en de vele andere daarrond struikelsteenloos.

Er ging meer dan een halve eeuw overheen voordat Saerens en Van Goethem het beperkte documenteerbare deel van de nacht van de totale horror wisten te documenteren. Je vraagt je af hoeveel tijd eroverheen moet voor dit zwarte stukje Antwerpse geschiedenis in de getroffen straten ooit zichtbaar wordt gemaakt.

De stad wil de gedeporteerden niet vergeten, verzekert Vermant: “De namen van alle slachtoffers zullen opgenomen worden in het nieuwe namenmonument dat de stad in het kader van zijn herdenkingsbeleid rond de verschrikkingen van de bezetting, de deportatie en de V-wapens heeft uitgewerkt.”

De 4.300 Joodse slachtoffers van de razzia’s krijgen zo een vermelding naast die van de V2-bom op Cinema Rex.