Direct naar artikelinhoud
column

Zij is morsig. Vraag ons niet om het uit te leggen. Zo is ze gewoon

Zij is morsig. Vraag ons niet om het uit te leggen. Zo is ze gewoon
Beeld Bob Van Mol

Anaïs Van Ertvelde is historica en podcaster bij Vuile Lakens. Elke twee weken schrijft ze over lichamen, seks, macht, kwetsbaarheid en verzet. Samen met Heleen Debruyne publiceerde ze Vuile lakens - een hedendaagse visie op seksualiteit.

Soms mis je de woorden. Niet omdat je ze niet vindt, maar omdat ze niet bestaan. “Mindfuck, daar heb je helemaal geen Nederlandse evenknie van”, klaagt een lover die het druk heeft met de vertaling van een theater­tekst. “Mentale wip. Gestoorde beurt.” “Laat het anders gewoon in het Engels staan”, opper ik, weinig nederig over hun worstelingen met de Nederlandse taal. “Die knip-en-plak­woorden van je, zo spreekt toch niemand. Mindfuck, dat zeggen de mensen, wanneer iets een mindfuck is.”

Nu vindt die minnaar dat ik een war­taaltje spreek dat verzuipt in lelijke anglicismen, nog lelijker Antwerps en academische buzz­words. Zij hebben een hekel aan anglicismen en Antwerps. En buzz­words. En zinnen die met voegwoorden beginnen. Dus zij ploeteren verder. Het is me nog niet ter ore gekomen hoe en of de vertaal­situatie opgelost is.

Soms is het belangrijk om je lover te vragen met welke voornaamwoorden ze in je column wil staan

Soms is de overlap tussen woord en ding zo groot dat het voelt alsof je alles echter maakt door iets correct te benoemen. Of iemand. “Morsig!”, verkondig ik triomfantelijk. We discussiëren onder oude studie­genoten al twintig minuten over welke term er op de ketting van een vriendin moet. Zij krijgt zo’n zilveren niemendalletje dat in de jaren 90 populair werd gemaakt door Sex and the City. Hoofd­personage Carrie droeg haar naam in een zwierig meisjes­handschrift en vol oprechtheid om haar hals. Wij doen het uiteraard ironisch. ‘Morsig’, dat moet er staan. De cadeau­discussie stokt. Alle mogelijkheden die de revue passeerden – gulzig, bevreemdend, bevlogen – verzinken in het niets. Zij is morsig. Vraag ons niet om het uit te leggen. Zo is ze gewoon. In alle betekenissen van het woord. Iedereen weet het.

Soms als de woorden er niet zijn en je wilt iets vatten – echter maken –, niet alleen voor jezelf maar ook voor anderen, moet je met nieuwe namen komen. The Dictionary of Obscure Sorrows is een woordenboek vol termen die nog niet bestaan. Woorden om de gaten te dichten. Iets meer klaarheid te scheppen in de onoverzichtelijke wildernis van gewaarwordingen waarover we moeilijk spreken.

‘Alt­schmertz’ stelt het woordenboek voor: een vermoeidheid veroorzaakt door het hebben van steeds dezelfde problemen. Wéér overvallen worden door de karakter­fouten die je al jaren meesleept. Zo oud en bekend dat je er niet eens meer iets interessants over te zeggen hebt, niet tegen je vrienden, niet tegen de psycholoog. ‘Flash­over’ staat er ook in: het moment waarop een conversatie echt wordt. Wanneer de vonk overslaat en alle verdedigingswerken die je hebt opgebouwd rond je delicate circuits in gruzelementen vallen.

Even verder vind je ‘Wytai’: iets aan de moderne samenleving dat te absurd voor woorden lijkt. Meestal is het achter­grond­geruis, geef je er geen aandacht aan, maar plots overvalt het je in al zijn ongerijmdheid. Dierentuinen bouwen? Koemelk uit een kartonnen brik drinken? Hoe hebben we het ooit verzonnen.

Soms is het daarom belangrijk om je lover te vragen met welke voornaamwoorden zij graag in je column wil staan. Zij of hij, hen of hun, of die. Ook al zijn die voornaamwoorden nieuw en klinken ze daarom geforceerd in de oren. Uiteindelijk proberen ze niets anders te doen dan die auteur van The Dictionary of Obscure Sorrows. Namen geven aan wat al lang bestaat, om iets met anderen te kunnen delen, wat je anders alleen ervaart.