Direct naar artikelinhoud
InterviewMichel Wuyts

Wielercommentator Michel Wuyts: ‘Mijn jeugd met een bipolaire moeder heeft sporen nagelaten’

Wielercommentator Michel Wuyts: ‘Mijn jeugd met een bipolaire moeder heeft sporen nagelaten’
Beeld Rebecca Fertinel

Decennialang was hij op de VRT de stem van de koers en voorzag hij uw zondagnamiddag van commentaar. Nu doet Michel Wuyts (66) dat nog af en toe, zoals momenteel bij de Ronde van Italië, maar dan op VTM. Er is meer tijd in het leven van de bariton, tijd voor reflectie en afscheid. ‘Bij ons was de dood kind aan huis.’

“Het wordt alleen maar erger”, zegt hij. Uit zijn stem spreekt overtuiging. “Het laat me niet los.” In de woonkamer in Scherpenheuvel ruikt de koffie naar karamel en haalt Michel Wuyts een schrift vol kleurassociaties, namen, uitslagen en jaartallen boven. Roze overheerst, in de Tour wordt dat geel. “Ook na dertig jaar bereid ik me belachelijk detaillistisch voor. Het is haast ridicuul.”

Wielercommentator Michel Wuyts: ‘Mijn jeugd met een bipolaire moeder heeft sporen nagelaten’
Beeld Rebecca Fertinel

De vrouw van Michel, Gerda, zorgt voor chocolade. “Inderdaad”, lacht ze besmuikt en verdwijnt. Bijna vier uur lang zal de taal ongeremd vloeien, hier in de schaduw van de basiliek. Vier uur is de lengte van een doorsnee marathon en geen enkele keer zal Michel Wuyts struikelen. De woorden staan schijnbaar altijd klaar, als een schoolklas aan een zebrapad, en steken ordentelijk, hand in hand, de straat over. “Ik streef naar perfectie”, zegt hij. “Ook al is dat onmogelijk.”

Een paar honderd klassiekers becommentarieerde hij, en nog is de Ronde van Vlaanderen van 2001, net als die van 2020, een kiezel in de loopschoenen van deze afgetrainde man. “In 2001 riep ik Dekker uit tot winnaar, maar won Bortolami met een centimeter voorsprong. En in 2020, tijdens de corona-editie, wist ik niet wie won: Van Aert of Van der Poel? Je kon het niet zien. Dat gaf me een onbehaaglijk gevoel.”

De commentator Michel Wuyts leeft nog altijd op het ritme van de topsport. Kweken ronderenners rode bloedcellen op een vulkaan in Tenerife, dan schrijft hij al weken voor aanvang van de Giro driftig notitieboekjes vol. Hoe dichter de start van een grote wedstrijd, hoe slechter de nachtrust. “Daags voor Milaan-San Remo kon ik de slaap niet vatten. Dat was twee dagen voor de Ronde van Italië niet anders. Ik lag tot halfdrie naar het plafond te staren.”

Alle werk en stress bleken vergeefs. Remco Evenepoel verliet de Giro na een positieve covidtest, en in het dorp dat dit land is liep de ballon leeg. “Laten we Evenepoel vooral met rust laten. Hij had de Giro nog geen half uur verlaten of het volk schreeuwde al om de Tour. We verwachten het onmogelijke van zo’n jongen.” Waar de kiem ligt van Wuyts’ streven naar perfectie leest u verderop. Wat hem gaande houdt, zegt hij nu: “Het is een godsgeschenk om als commentator het tijdperk van Evenepoel en Van Aert nog mee te maken. Had ik er in 2008 mee moeten kappen, na al die jaren van dopinggebruik, dan zou dat met een zure nasmaak zijn geweest, met verbittering. Nu herleef ik.”

Wielercommentator Michel Wuyts: ‘Mijn jeugd met een bipolaire moeder heeft sporen nagelaten’
Beeld Rebecca Fertinel

BIO

geboren in Leuven, 1956 / studeerde pedagogische wetenschappen aan de KU Leuven / werkte een tijd als schooldirecteur, alvorens zich over te geven aan zijn grote liefde: sportverslaggeving / bleef bijna dertig jaar bij de VRT en verwierf faam als wielercommentator, samen met zijn vaste sidekick José De Cauwer / ruilde de VRT in 2022 in voor concurrent VTM / woont met zijn vrouw Gerda in Scherpenheuvel, ze hebben twee kinderen: Ruth en Rutger

Stoppen was geen optie na dertig jaar bij de openbare omroep?

“Het persbericht over mijn pensioen bij de VRT was nog geen vijf minuten verstuurd of DPG Media hing al aan de lijn. Vergeet niet: ik schrijf al lang columns voor Het Laatste Nieuws en dat gaat altijd heel correct. Wat DPG voorstelde, voelde als een gouden bod. We hebben een paar keer op een geheime plek afgesproken en kwamen heel snel tot een akkoord, zowel inhoudelijk als financieel. Ik heb nog te veel goesting en energie om te stoppen. Maar het was een stevige oplawaai, kan ik u zeggen, om te móéten stoppen bij de VRT en niks meer te kunnen doen als freelancer.”

Op het WK wielrennen in Leuven, in 2021, kreeg u een ovatie van het publiek. Dat was anders bij uw collega’s op het werk. Martin Tanghe en Frank Deboosere kregen een laudatio, maar rond u bleef het stil. Heeft dat u geraakt?

“Ik wilde afscheid nemen zonder tierlantijntjes, al was er wel iets gepland. Maar toen Pieter De Windt (hoofdredacteur Sporza, red.) meteen na mijn allerlaatste wedstrijd − het WK veldrijden 2022 − telefoon kreeg van Michiel Ameloot (chef sport van DPG Media, red.) en die hem vertelde dat ze mij hadden binnengehaald, is er van dat afscheid niet veel meer in huis gekomen. Ik was geen vragende partij en aan een janker op tv heb je niet veel. Bovendien is er een aanzienlijk verschil tussen een schermgezicht en een schermstem. Ik ben zo nuchter te beseffen dat de impact van Martine en Frank groter was dan die van mij.”

VTM heeft minder wielerrechten in haar portefeuille dan de VRT. Hoe vult u de vrijgekomen tijd in?

“Als ik nu moet kiezen tussen de opvoering van de Mattheuspassie van Bach of een slottijdrit op de Planche des Belles Filles, kies ik voor Bach. Ik ben begeesterd door klassieke muziek. Vier jaar geleden, twee dagen voor de Ronde van Vlaanderen, zag ik Ray Chen aan het werk, de Australisch-Taiwanese violist die de Koningin Elisabethwedstrijd won (in 2009, red.). Hij speelde het eerste vioolconcerto van Brahms. We zaten op de tweede rij en ik zag ieder peesje trillen, iedere zweetdruppel vallen, voelde iedere noot en heb toen voor mezelf duidelijk gemaakt: wie er zondag ook moge winnen, bij deze prestatie komt niemand in de buurt.

“Daar vul ik de tijd mee. En met lezen en sporten, vaak samen met mijn vrouw. Het doet goed nu veel samen te kunnen doen. Voorheen was mijn leven een aaneenschakeling van afwezigheden.”

U hebt het zingen niet hernomen?

“Nog niet. Misschien komt dat nog. Ik maakte vroeger deel uit van het mannenkoor in de basiliek van Scherpenheuvel, zong met anderen ook nog in een kleiner koor, Cantates Aspricolenses, de Scherpenheuvelse zangers. (lacht) We zongen gregoriaanse liederen, ook madrigalen, op huwelijks- en communiefeesten in middens van de Boerenbond.”

‘Mijn moeder was bipolair en eiste het onmogelijke van mij. Ik moest perfect zijn. 10 op 10 was normaal, 9 een randgeval, maar had ik minder, dan stortte ze in.’Beeld Rebecca Fertinel

U en José De Cauwer, met wie u twintig jaar de commentaarcabine deelde, zijn onlangs in een paar weken tijd allebei uw vader verloren.

“Ook dat heeft de tijd mee ingevuld: het denken. Deze ochtend werd ik wakker en dacht aan mijn vader.”

Hebt u er met José over gesproken?

“We hebben elkaar sinds mijn vertrek vorig jaar niet meer gehoord of gezien. Ik hem niet. En hij mij niet. Ik weet dat dat vreemd overkomt. We waren gewoon goede collega’s.”

Hoe is uw vader gestorven?

“Hij heeft voor euthanasie gekozen, in november 2022. Dat heeft mij echt door elkaar geschud. In 2002 zat ik in de perszaal op het wereldkampioenschap in Zolder en stierf mijn moeder. Vijf jaar lang had vader het erg lastig, worstelde hij met depressieve gevoelens. Hij ging in behandeling bij een psycholoog in het vroegere Sint-Pietersziekenhuis in Leuven. Hij kwam er buiten als een nieuwe mens en nam alle grote levensbeslissingen voortaan zelf. Op dinsdag liet hij weten naar een woonzorgcentrum te vertrekken en op vrijdag was hij verhuisd.

“Mijn vader heeft vijfenzeventig jaar gerookt, van zijn 14de tot zijn 89ste. In het woon-zorgcentrum zwoer hij de sigaret af: ‘Gestopt om financiële redenen!’ (lacht) Zijn fysieke gesteldheid ging evenwel snel achteruit en hoewel hij euthanasie ooit eens terloops had laten vallen, was ik gechoqueerd toen ik vorig jaar, op weg naar de uitreiking van de Kristallen Fiets, telefoon kreeg van zijn huisarts.

“Ik was er echt niet klaar voor om mijn vader af te geven, maar zijn gêne was te groot. Hij kon het niet meer maken om zes keer per nacht op het knopje te drukken. De nachten waren de hel. ‘Het is genoeg geweest’, zei hij. Toen ik later, na de afspraak met de huisarts, de datum van afscheid meedeelde, was hij enorm opgelucht. Mijn vader was zo blij te kunnen sterven. (stil) De dagen nadien zong hij Franse chansons, waaronder ‘La mer’ van Charles Trenet.

“De dag van zijn afscheid had ik champagne bij en vertelde mijn vader verhalen over oude liefdes. ‘Waar blijft de dokter?’, vroeg hij ook. En toen hij binnenkwam: ‘Ah, daar is mijn weldoener.’ Om 14 uur kreeg hij een kommetje rijstpap. Om 15 uur zou het gebeuren. ‘Benieuwd wat ze mij vanavond gaan voorschotelen’, lachte hij. En verder: ‘Ik wil niet dat jullie’ − mijn zus en ik − ‘wenen. Adieu.’ Dat was het. Hoewel. Na het toedienen van de spuit zei de arts dat vader al in een comateuze toestand verkeerde. ‘Hij hoort ons niet meer.’ Waarop vader zijn ogen opende: ‘Hela, ik ben nog zo rap niet weg, zenne.’”

Dat afscheid heeft u deugd gedaan?

“Het was groot verdriet met een warme gloed.”

Wat deelde u met hem?

“De liefde voor klassieke muziek, net als met mijn moeder. En de literatuur. Vader las een roman per week en moeder las boeken van Stendhal, Le rouge et le noir. Mijn grootmoeder speelde dan weer ‘Méditation’ uit de opera Thaïs van Jules Massenet op vinyl af. Diezelfde vrouw die me tinnen rennertjes gaf. ‘Bobonne, mag ik nog een coureurke?’ Ik was als kind omgeven met een streven naar mooie taal, gesproken en geschreven, en heb dat in me opgezogen, de taal, de muziek en de koers, die altijd te zien was.”

Het kan slechter.

“Dat is maar een deel van het verhaal. Mijn moeder was bipolair. Tijdens de oorlog werd ze naar een pensionaat in Knokke gestuurd, op haar 15de moest ze uit werken in Brussel en altijd was er als oudste van vijf de zorg voor het gezin, met een immer ziekelijke moeder. Haar vader ging na de dagtaak ’s avonds nog met een zelfgemaakte kist vol scharen en een knijptondeuse op stap om haren te knippen. Omdat het moest.”

Hoe uitte die bipolariteit zich?

“Altijd was ik bang om thuis te komen, niet wetend wat daar op me wachtte. Mijn moeder eiste het onmogelijke van mij. Ik moest perfect zijn. Een 10/10 was normaal, een 9,5 was nog aanvaardbaar, 9 was een randgeval en had ik maar 8,5 op 10, dan stortte ze in. Zoiets was voldoende om wekenlang weg te zakken in een depressie.”

‘Het overkomt me nog geregeld dat ik het spannende einde van een sportwedstrijd niet aankan en de tv uitschakel. Ook dan denk ik: gij onnozelaar’Beeld Rebecca Fertinel

Duidt het schrift dat u daarjuist toonde op een angst om te falen, om niet te voldoen?

“Dat lijkt voor de hand te liggen. Al sluit ik niet uit dat ik van nature zo veeleisend ben voor mezelf. Maar goed, het feit dat ik me vanaf mijn 11de verantwoordelijk voelde voor de toestand van mijn moeder, heeft sporen nagelaten. Soms lag ze zes weken lang in bed, met het hele gamma aan middelen: Temesta, Librium, noem maar op. Ze had een afkeer van psychiaters, had er genoeg gezien op het werk als sociaal assistente bij de RTT (Regie voor Telegraaf en Telefoon, de voorganger van Belgacom en Proximus, red.). Eén keer kreeg vader haar tot bij een psychiater. ‘Nieuw leven zou haar hormonaal goed doen’, zei die. Toen is mijn zus gekomen, bijna dertien jaar na mij. Het zorgde voor tijdelijke beterschap. Een jaar of twee, drie.

“Mijn moeder is in acht jaar tijd alles en iedereen verloren. Eerst haar beide ouders. Dan haar zus, die maar 39 was, haar broer van 40 en een petekind van 5 jaar. Ze kreeg dat niet verwerkt. (stil) Grootmoeder langs vaders kant werd ook ziek: kanker. Zij kreeg een kunstmatige urineleider en anus, en altijd ontfermde mijn moeder zich over haar. Toen was ik 11 jaar. Bij ons was de dood kind aan huis. En ik achtte dat allemaal normaal.”

Kon en kunt u er met uw zus over praten?

“Op latere leeftijd wel. Vroeger was het leeftijdsverschil te groot. Zij is psychologe geworden en was als kind zelf even in behandeling. Ze had psychosomatische stoornissen. Ooit vroeg mijn dochter, die intussen ook al psychologe was, me om te getuigen over bipolariteit. In het Gentse was dat, voor een zaal vol bipolaire mensen. Dat heeft diepe indruk op me gemaakt. Daarom praat ik er nu over, opdat het bespreekbaar wordt.”

Want dat was het vroeger niet?

“Behalve familie was niemand op de hoogte. Ook mijn vrienden en vriendinnen niet. Die wisten niet dat ik amper naar huis durfde. Dat ik bang was dat moeder er niet meer zou zijn. Ze heeft meerdere zelfmoordpogingen ondernomen. Dan liep ze naar de medicijnkast, had de overdosis al in handen, en konden vader en ik haar de dood beletten. Jaren na haar dood zei mijn vader: ‘Ik dank Onze-Lieve-Heer dat jullie daar niks aan overgehouden hebben.’ Dan zei ik: ‘Zijn we daar zeker van, vader?’ Waarop hij van onderwerp veranderde, en ik ook die neiging had. Ik verwijt hem niks. Zachter worden ze niet gemaakt.

“Bipolariteit is een ziekte en werd aanzien als een zenuwcrisis. Wegmoffelen hè, naar het maatschappelijke beeld van de jaren 1960. Ik leerde eromheen te leven, leerde te zwijgen. Alles bleef binnenskamers, al grensden de feiten soms aan het irreële, ook later nog. Toen mijn vrouw zwanger was van onze oudste zoon, Rutger, spande mijn moeder draden in de woonkamer. Daarin hing ze namen die ze graag hoorde, geschreven in schoonschrift. Toen onze naamkeuze daar niet tussen hing, stortte ze in en volgde een nieuw, zwart gat.

“Toen Rutger samen met mijn vrouw zijn eerstecommuniekledij had gekozen en we die plunje kwamen presenteren aan moeder: zelfde verhaal, er volgde een nieuwe crisis, want moeder had niet mee kunnen beslissen. Ze had ook veel fysieke pijn, worstelde met artrose en sliep ’s nachts met een katrollensysteem aan haar bed, een soort harnas dat haar nek uittrok tegen de pijn. Ze ging ooit wekenlang naar de Zwarte Zee in Roemenië, om zich te laten behandelen.

“Als moeder wegzonk besefte ze dat, maar ze was niet in staat het tij te keren. Ze was gewoon echt ziek. Anderzijds leidde de bipolariteit ook tot het omgekeerde. Tot momenten dat ze de wereld aankon. Via het werk had ze contact met Paula D’Hondt en andere hooggeplaatste politici, en bij thuiskomst trof ik soms zes mensen in de gang, mensen die mijn moeder allemaal eigenhandig aan werk hielp. Ze was een bijzondere vrouw, voor wie ik veel liefde voelde.”

U bent nu 66 jaar. Had u gehoopt op deze leeftijd minder geraakt te worden door uw jeugd?

“Twintig jaar geleden had ik hier niet kunnen over spreken. Het heeft mij gevormd, dat is nu eenmaal zo. Ik zocht een uitweg en vond die onder andere in het lopen. Ik heb intussen al zeven marathons op mijn conto, mede dankzij Fred Vandervennet, de coach die Evenepoel bij de junioren begeleidde. Ik leef heel gulzig, probeer alles uit het leven te halen.

“Ik ben mijn vrouw ook heel dankbaar. Zij heeft een persoonlijkheid die haaks staat op die van mijn moeder: uitermate standvastig en in balans. Dat inzicht kwam pas na een paar jaar.

“Ik heb eraan gedacht, lang geleden, om de moeder-­zoonrelatie te boek te stellen. Maar toen bracht Tom Lanoye Sprakeloos uit en zou ik me belachelijk hebben gemaakt, in vergelijking met zo’n meesterwerk.”

Eddy Merckx was en is uw held. De man die effectief alles won, die altijd met een perfect rapport thuiskwam. Deed hij wat u als kind niet kon?

(stilte) “Daar heb ik nog nooit zo over nagedacht, maar misschien is dat de nagel op de kop. Merckx was de geluksbrenger in mijn jeugd. Ik liet mijn lot van hem afhangen. Vaak zat ik de laatste kilometers gestrest op het toilet en klopte moeder dan op de deur: ‘Kom er maar af, hij heeft gewonnen.’ Dat ik op zo’n diepe manier met Eddy Merckx verbonden ben, heb ik de man zelf nog niet kunnen zeggen. Hij was het tegenwicht tegen de treurnis. Trouwens: het overvalt me nog geregeld dat ik het spannende einde van een sportwedstrijd niet aankan en de tv uitschakel. Ook dan denk ik: gij onnozelaar. Het einde van België-Kroatië, de laatste groepswedstrijd op het WK in Qatar, werd me te machtig. Ik ben weggelopen. Maar niet naar het toilet, neen, naar de keuken.”

Krabbenmand

Michel Wuyts heeft ze allemaal gezien en gesproken: Merckx, De Vlaeminck, Van Impe, maar ook Boonen, Armstrong, Ullrich, Contador en Pogačar. In dit tijdperk van idolatrie en navelstaarderij, van Remco hier en Wout daar, van een gebrek aan kritische bevraging, vergeten we dat Michel Wuyts commentaar gaf in het duisterste tijdperk van het wielrennen. Een tijdperk dat vergeten lijkt: dat van de jaren 1990 en 2000.

Lang voordien was wielrennen op medisch vlak al een krabbenmand − zoals elke sport overigens − maar de intrede van epo zorgde voor een zodanig vertekend beeld dat Michel Wuyts zoveel jaar later spontaan zegt: “Ja, ik heb mensen belogen, maar ik wist niet beter. Het is een reusachtig misverstand te denken dat commentatoren alles weten.”

‘Wat maakt dat de maatschappij van nu nog geen uur na de opgave van Evenepoel in de Giro al droomt over de Tour? We snakken naar de roes, een middel om een gebrek te vervangen’Beeld Rebecca Fertinel

Hebt u toen aan stoppen gedacht?

“Toch wel. Ik voelde me vaak ontredderd en dacht: moet ik hier nog mee doorgaan? Maar het geheugen is kort: we vergeten dat er telkens opnieuw charters werden ondertekend, dat er telkens opnieuw met een wit blad werd herbegonnen en dat het − ook in etentjes die ik met ploegen had − telkens zo klonk: ‘Michel, bij ons kan niks meer.’ Tja.

“Onlangs heb ik mijn voorbereiding teruggevonden van het wereldkampioenschap van 1995, in het Colombiaanse Duitama. In die uitzending heb ik voor het eerst over epo gesproken. Daar werd toen openlijk over geschreven in Italiaanse kranten. De journalisten brachten hulde aan de dopingartsen die zo’n grote renners hadden voortgebracht. Wielrennen is en blijft een ambigue wereld.”

Toch bent u niet cynisch geworden.

“Omdat er na al die jaren een golfbeweging is gebeurd, die ons nu naar hoogtij stuwt.”

Dus nu is het echt anders dan vroeger?

“Dat denk ik wel. Al blijft er altijd wat hangen van die lastige periode, die toch algauw vijftien à twintig jaar heeft geduurd.”

Hebben renners zich ooit bij u geëxcuseerd voor het liegen?

“Ik werd mee in het bad getrokken, tegen wil en dank, maar neen, er zijn achteraf niet veel gesprekken geweest. Toen José De Cauwer in opspraak kwam, en Chris Peers (professioneel renner tussen 1992 en 2004, red.) een tiental dagen als co-commentator naar de Tour meeging, heb ik een band met hem opgebouwd. Hij heeft me later uitgelegd hoe hij droomde van een eigen huis voor zijn gezin, en de stap zette.”

Begrijpt u die stap?

“Het moet verdomd moeilijk geweest zijn te merken dat je aan je eigen talent niet meer genoeg hebt. Maar mocht ik in hun schoenen gestaan hebben, dan zou ik die stap niet hebben gezet. Geen doping. Ik zit zo in elkaar, het rechtvaardigheidsgevoel is te groot.”

Vanuit het kamp van Lance Armstrong werd u geregeld belaagd, vooral door zijn ploegleider Johan Bruyneel. Nog altijd neemt hij u onder vuur.

“Klopt. Het zij zo.”

Tegenwoordig kaapt doping, mede door de betere controles, veel minder de aandacht van het publiek. Een publiek dat, zeker in Vlaanderen, wel de weg kwijt lijkt. Evenepoel en Van Aert zijn prachtige renners, dat zeker, maar plots is alles ‘episch’, ‘historisch’ en ‘du jamais vu’. Zijn we collectief doorgeslagen in de verering?

“Ik heb mij al 100.000 keer afgevraagd of er een woord beschikbaar is dat ‘fenomenaal’ nog overtreft. Ik mis het historisch perspectief, al heeft de jongere generatie daar geen behoefte aan. Dat zie ik in blikken, hoor ik in achterafgesprekken: is hij daar nu weer? Ik ben er halsstarrig in. Wat maakt dat de maatschappij van nu nog geen uur na de opgave van Evenepoel in de Giro al droomt over de Tour? We snakken naar de roes, naar een middel dat een gebrek moet vervangen.”

Is deze generatie renners echt zo bijzonder?

“Het doet me denken aan mijn jeugd. Ik herinner me Gimondi: die was klaar om de wereld te veroveren, en toen kwam ‘Hij’, Merckx. Of Herman Vanspringel, die in 1968 de Tour verloor van Jan Janssen en toen al besefte: dit was mijn enige kans, want er komt een renner aan die niemand kan bijhouden. Dat is nu niet anders. De verwachtingen zijn torenhoog voor Van der Poel, Van Aert, Evenepoel en Pogačar, maar beeld je eens in hoe de tegenstanders zich voelen. Die staan aan de start en ze weten dat ze niet kunnen winnen.”

‘Veel bagger ontgaat mij, aangezien ik niet op sociale media zit. Al heeft een man me jarenlang wel om de zoveel maanden gemaild: ‘Ellendeling, zit je daar nu nog?’’Beeld Rebecca Fertinel

Krijgt u veel bagger over u heen in dit tijdperk van emotie en snelle meningen?

“Dat probeer ik te negeren, het ontgaat mij in grote mate aangezien ik geen tijd op sociale media doorbreng. Al heeft een man me jarenlang wel om de zoveel maanden gemaild: ‘Ellendeling, zit je daar nu nog?’ Ik kon er na een tijd wel mee lachen.”

De Giro was een sof, maar het vuur blijft branden: voor het eerst is er hoop op een Belgische Tourzege. De eerste in vijftig jaar. Denk je daar soms aan: een Tourzege als ultiem eind- en hoogtepunt van uw carrière?

“Er moet al veel gebeuren om het wereldkampioenschap in Leuven nog te overtreffen. Dat was het ultieme voor mij. Van ’s ochtends bij het ochtendkrieken, tot het naar huis wandelen ’s nachts: het was één langgerekte roes. Het begon met een regenbooglint dat ik kreeg van mijn kleinkinderen, dat ik overigens de hele uitzending aanhield, waarop een adembenemende wedstrijd volgde en een prachtig afscheid van het publiek. Die dag keert nooit meer terug.”

Niets keert nog terug, en tegelijk is alles al een keer gezegd en geschreven. Na het bijna vier uur lang becommentariëren van het eigen leven, wacht het wielrennen. Michel Wuyts zal zo meteen zijn notitieboekje bovenhalen, wat werken, en zal zich voor de televisie nestelen. Want een nieuwe etappe in de Ronde van Italië dient zich aan. Fomo is de man niet vreemd. Niets wil hij missen, alles zien, om te anticiperen als hij de microfoon opspeldt. Dan moet het er boenk op zijn. Daar kunnen heden of verleden niets meer aan veranderen.

De 106de Ronde van Italië, slotetappe met Michel Wuyts als commentator, zondag vanaf 16u15 bij VTM