Het is de laatste tijd wat lastiger geworden om God te verstaan in de Sint-Jan
De adventsperiode is nog niet eens begonnen, maar in de Bossche Sint-Janskathedraal is men al weken druk met het opbouwen van een kerststal. Dat is op zich niet zo erg, ware het niet dat ik daar met graagte en regelmaat kom voor de stille aanbidding – onze redactie begint er steevast z’n vergaderingen mee. Stille aanbidding, dat is (voor degenen die al die malle katholieke gebruiken niet uit elkaar kunnen houden) zoiets als een theekransje met Onze Lieve Heer. Maar dan zonder thee. Maar wel met kransje, en met Onze Lieve Heer natuurlijk: de hostie staat dan in een speciale houder met stralenkrans, de monstrans, uitgestald op het altaar. De rechtgeaarde katholiek kan daar niet achteloos aan voorbijlopen. Die gaat dan even zitten en babbelt wat met de Heer. In stilte, dat wel. De stilte is de taal van God.
accuschroevendraaiers
Maar het is dus de laatste tijd wat lastiger geworden om God te verstaan in de Sint-Jan, omdat men daar druk bezig is met de opbouw van de kerststal. Nu heb ik grote eerbied voor timmerlieden, de heilige Jozef was er immers één. En hoewel de overlevering niet vertelt dat Jozef die stal ook eigenhandig getimmerd heeft, had het zomaar gekund. Wel weet ik vrij zeker, dat hij daar dan geen accuschroevendraaiers, decoupeerzagen en door compressoren aangedreven spijkerpistolen voor gebruikte.
Dat doen die timmerlui in de Sint-Jan dus wél. Voor de gewijde stilte in de belendende zijkapel is dat weinig bevorderlijk. Franciscus bedacht naar verluidt in de 13e eeuw de kerststal om mensen dichter bij God te brengen, maar de beroemde heilige uit Assisi had niet kunnen bevroeden dat het opbouwen ervan mensen weleens verder van God weg kan jagen. Wel mooi om te zien: dat er in de Sint-Jan dan toch een handjevol katholieken stug stil zit te bidden, met gesloten ogen, een geconcentreerde frons, de kaken verbeten op elkaar. Alsof ze door nóg iets harder stil te zijn het lawaai wel kunnen verdrijven.
Toen we afgelopen week, na zo’n wanhopig (en uiteindelijk verloren) gevecht tussen plechtige stilte en lawaaiige timmerlieden, terug op onze redactie kwamen, werd ik gebeld door een mij onbekende meneer. ‘Hoe wapenen u en uw krant zich tegen nepnieuws?’, wilde hij weten. Een terechte vraag, waar ik niet een-twee-drie een bevredigend antwoord op kon geven. Als de recente ophef rond Pieter Omtzigt iets leert, is hoe makkelijk politici en media, bedoeld of onbedoeld, in een dynamiek van manipulaties worden meegezogen, waarin ze tegelijk dader en slachtoffer zijn van verdraaiingen.
Russisch accent
Hoe weet ik zo zeker dat dat voor mij niet evengoed geldt? Nee, ik ga niet af op anonieme tipgevers met een Russisch accent, noch laat ik me fêteren op snoepreisjes georganiseerd door ambassades van dictatoriale mogendheden. Maar zo eenvoudig is de werkelijkheid van nieuws en nepnieuws niet. Elke journalist meent dat hij de waarheid dient, dat hij oprecht is, zo neutraal mogelijk, enzovoort. Maar we moeten onszelf intussen verstaanbaar maken in de kakofonie van onze eigen haastig ratelende en stampende drukpersen. We dobberen mee in de constante maalstroom van schreeuwende persberichten en radioblaatprogramma’s en Twittergekakel en hengelen daar ongedurig naar nieuws.
Misschien is alle nieuws wel nepnieuws. Tenminste, zolang we vluchtige pseudo-waarheidjes verkiezen boven de tijdloze Waarheid-met-hoofdletter, zolang we tussen alle meningenherrie niet zoeken naar bestendige waarachtigheid, die dringend tot ons zwijgt in alle talen. Dat is de reden dat mijn collega’s en ik onze redactievergaderingen beginnen in de stille aanbidding in de Sint-Jan. Timmerlieden, goede zonen van Jozef, haast u niet. U leert ons journalisten iets wezenlijks. Hoe wij te midden van het kabaal de stilte kunnen blijven horen.