Grootste restauratie ooit van Rembrandts Nachtwacht ‘op zaal’ en onder toeziend oog van de wereld
De Nachtwacht van Rembrandt van Rijn wordt vanaf juli 2019 gerestaureerd, op zaal in het Amsterdamse Rijksmuseum. Dat maakte Rijksmuseum-directeur Taco Dibbits dinsdagochtend bekend. Nederlands bekendste schilderij heeft aan de onderzijde van het doek een ‘lichte waas’. Daarnaast zijn vroegere retouches aan het verkleuren en is de vernis vergeeld geraakt.
De laatste grote restauratie dateert al weer van 1976. In het totaal is het schilderij, dat door Rembrandt in 1642 werd geschilderd en dat de compagnie van kapitein Frans Banninck Cocq en luitenant Willem van Ruytenburgh uitbeeld, maar liefst 25 maal behandeld. Mede dankzij de drie keer dat het werd aangevallen: in 1911 en 1975 met een mes, in 1990 met zuur.
De komende restauratie zal live online te volgen zijn, voor ‘het oog van de hele wereld’, en worden uitgevoerd door een team van restauratoren en onderzoekers uit binnen- en buitenland, die te werk zullen gaan met de nieuwste technieken, volgens Dibbits. In de Rembrandt-zaal zal daarvoor een vitrine worden gebouwd, zodat het ook voor het publiek te zien zal zijn.
‘Behoud van erfgoed’
Het meesterwerk van Rembrandt is eigendom van de stad Amsterdam en ruim 200 jaar geleden in bruikleen gegeven aan de Staat. Restauratie van het topstuk betekent volgens minister van Cultuur, Ingrid van Engelshoven, ook ‘het behoud van erfgoed, en dat is geen vanzelfsprekendheid. Het heeft liefde, aandacht en bescherming nodig. Het gaat om onze identiteit’.
Dankzij de pr-afdelingen van de Nederlandse musea struikel je over de Nachtwachten. Naast ‘De Nachtwacht van de 16de eeuw’ kennen we ‘Het broertje en zusje van De Nachtwacht’ (Marten Soolmans en Oopjen Coppit) alsook ‘De Nachtwacht van de 20ste eeuw’ (Mondriaans Victorie Boogie Woogie), ‘De Nachtwacht van Hasselt’ (Rinus van de Velde) en ‘De Russische Nachtwacht’.
Lees ook de column van Onno Blom over de jonge Rembrandt: ‘Wie Rembrandt tracht te doorgronden moet beseffen dat hij een molenaarszoon was.’