Direct naar artikelinhoud
Het eeuwige levenErnst Heins (1937-2019)

Ernst Heins (1937-2019), de man die de gong van het journaal opdook

Ernst Heins was etnomusicoloog aan de UvA en kenner van gamelanmuziek uit Java en Bali. Hij deelde zijn leven met zes vrouwen.

Ernst Heins.

Een originele gong uit Jogjakarta, die vanaf 1956 werd gebruikt om het NOS Journaal te openen, fascineerde etnomusicoloog Ernst Heins. In 1988 had de NOS de gong afgeschaft, maar zeven jaar later klopte componist Stephen Emmer bij hem aan. De NOS wilde de gong terug. Of hij de originele nog wist? Die lag in de kelders van het Tropenmuseum, zo wist hij. ‘Er bleek alleen een scheurtje in te zitten. Toen ik het geluid elektronisch bewerkte, vond de NOS het klinken als een omgevallen bord soep. Uiteindelijk hebben we toen een nieuwe gong uit Bali gebruikt’, herinnert Emmer zich.

Ernst Heins was gespecialiseerd in de Javaanse en Balinese gamelanmuziek. Tussen 1963 en 2002 was hij hoofddocent etnomusicologie aan de Universiteit van Amsterdam. Na een lange periode van veldwerk op Java in 1967 begon hij met wekelijkse gamelanrepetities in het Tropenmuseum, waar concerten werden gegeven. Hij maakte ook leerboeken met kernmelodieën van gamelanmuziek.

Hiermee zette hij het werk voort van zijn voorganger en leermeester Jaap Kunst die al voor de oorlog naar Nederlands-Indië reisde om daar op wasrollen aan de Midden-Javaanse hoven gamelanmuziek op te nemen. Nadat hij met pensioen was gegaan, keerde Heins weer terug naar zijn oude slagwerkliefde: de pauken. ‘Maar’, zegt zijn dochter Marleen Heins, ‘met de bolle kant van twee eetlepels kon hij ook de mooiste ritmes voortbrengen.’

Vanwege een slechter wordende gezondheid woonde hij de laatste tijd in een zorgcentrum in Zeist.

Heins overleed 7 juni in een ziekenhuis in Nieuwegein. Hij deelde zijn leven met zes vrouwen, zo zegt zijn dochter. Met zijn eerste echtgenote had hij drie kinderen. Met zijn tweede – een Amerikaanse – nog een zoon.

Muzikale familie

Hij kwam al uit een zeer muzikale Amsterdamse familie. Zijn moeder (zanglerares en pianist) en zijn vader (dirigent) hadden elkaar ontmoet op het conservatorium. Na het Barlaeus Gymnasium ging Ernst Heins muziekwetenschap studeren aan de UvA waar Kunst hoogleraar was. Nadat hij was afgestudeerd ging hij in diens voetsporen naar Java en later de andere eilanden om gamelanmuziek te bestuderen en vast te leggen.

Doel was het vak etnomusicologie dat toentertijd was ondergebracht bij letterkunde, te verrijken met inzichten uit de antropologie en linguïstiek. ‘Het ging hem niet alleen om de noten. Hij wilde ook de muziek ook in de sociale context plaatsen. Hij stimuleerde studenten om veldwerk te doen’, vertelt Rokus de Groot, emeritus hoogleraar muziekwetenschap, die bij hem studeerde en later zijn assistent werd. ‘Hij was een markante man.’

Volgens zijn dochter Marleen Heins leidden zijn vernieuwingen tot aanvaringen met het bestuur van de letterkunde-faculteit. Die dreigde in de jaren negentig de studie etnomusicologie op te heffen, met bezuinigingen als excuus. Heins klom op de barricaden. Hij laakte de ‘de misselijk makende management-coterie van huidige faculteitsbestuurders’. Uiteindelijk wist hij het vak voor de UvA te behouden.

Intussen beheerde en verviervoudigde hij de aan de Spuistraat ondergebrachte collectie van Jaap Kunst en schreef hij uiteindelijk ook een in 2002 verschenen biografie over hem. Ernst Heins was niet alleen gefixeerd op de gamelan. Hij vond alle muzieksoorten de moeite waard om intensief bestudeerd te worden, ook eenstemmige volksmuziek die het zonder akkoorden moet stellen of geïmproviseerde en andere niet-genoteerde muziek.

Behalve pauken speelde hij xylofoon en marimba en dan het liefst werk van jazz-ster Lionel Hampton en bewerkte hij een pianocompositie van Erik Satie voor orkest.