Direct naar artikelinhoud
Column

Levertraan

Afwisselend betuigen Stella Bergsma en Sylvia Witteman hun liefde voor Nederlandse woorden die je niet vaak genoeg meer hoort. Deze week: levertraan.

LevertraanBeeld Valentina Vos

Ik ben schor. Hees. Kermit in mijn keel. Of wat zeg ik? De hele Muppetshow. De volledige cast van Sesamstraat zit in die strot van me. On-ver-staan-baar ben ik. Dat is ongeveer het ergste wat iemand met zo'n grote bek als ik heb kan overkomen.

Het is heel, heel zielig allemaal. Ik weet dat er een nucleaire oorlog dreigt. Dat mensen met hakenkruisvlaggen door Amerika paraderen, dat schuren vol varkens afbranden, dat de wereld dood- en doodziek is. Maar of er iemand zo lijdt als ik, vraag ik me oprecht af.

Ik klink als Scooby Doo. Die een zeehond nadoet. Met kinkhoest. En niets helpt. Ik heb duizend adviezen gekregen. Gember, honing, keeltabletjes, gorgelen. Het mag allemaal niet baten. Het zou me weinig verbazen als ik doodga.

Vroeg of laat gaan we natuurlijk allemaal, maar dit is alarmerender. Ik ben de snelweg van het vlees aan het gaan. Maarten heeft mijn pijp al en vertikt het hem terug te geven.

Het woord alleen al, zo zwaar en gewichtig met organen en verdriet en alles.

En nu ik zo op mijn sterfbed lig te ijlen, denk ik opeens aan levertraan. Ik ken het alleen uit boeken. Het was vies. Bitter. Maar dat leek me juist een teken dat het verschrikkelijk goed was. Het woord alleen al, zo zwaar en gewichtig met organen en verdriet en alles. Het klonk als een tovermiddel. Kinderen moesten het van hun ouders innemen, iedere avond voor het slapen gaan. Ze protesteerden dan hevig, maar ik was jaloers op ze. Er wordt vast heel veel om je gegeven als je verplicht zoiets naars moet slikken. Dan wil men echt dat je blijft leven.

Ik huil een beetje. Kleine levertraantjes. Opeens weet ik wat me nu zou redden. Weg met alle superfoods en avocadosmoothies. Een lepeltje maar! Maar niemand dwingt me... Niemand houdt van me. Niemand lijdt zoals ik.