Interview met Daniël Marteaux, vrijwilliger Fedasil Koksijde:
Vraag 1: Hoe ben je met Fedasil in
Koksijde in contact gekomen?
Antwoord: In mijn dorp zijn er een paar ouders van
leden in de Chiro die inzamelacties deden voor de vluchtelingen in Koksijde. Het
leek me wel interessant om eens mee te gaan om te zien hoe het daar aan toe
ging. Eenmaal daar heb ik me meer geïnformeerd om op vrije momenten
vrijwilliger te kunnen zijn om zo de mensen te kunnen helpen.
Vraag 2: Wat heeft je overtuigd om
vrijwilliger te worden bij fedasil?
Antwoord: Ik ben sinds kort gestopt met studeren en
had eigenlijk met mijn rug wonde niets te doen. Om de verveling tegen te gaan
tot dat mijn rug weer in orde is wou ik iets doen voor de medemens. Toen ouders
van Chiroleden naar de Chiro kwamen om meer uitleg te geven ben ik meteen geïnteresseerd
geraakt en ben ik zo er in gestroomd.
Vraag 3: Heb je al eerder
vrijwilligerswerk gedaan?
Antwoord: Als je het Chiro meerekent dan wel. Voor de
rest heb ik geen ervaring in het vrijwilligerswerk. Ik heb tijdens mijn
studentenjaren ook nooit echt tijd gehad om iets anders te doen dan studeren en
het Chiro, nu ik meer tijd heb ben ik me er pas beginnen interesseren.
Vraag 4: Welke opdrachten doe je zo
bij Fedasil?
Antwoord: Het is vooral entertainen van kinderen en
volwassenen, zo zijn we eens de kinderen gaan schminken en eens voetbal
gespeeld met de volwassenen. Voor mij is het de bedoeling dat de mensen die
naar ons toe komen op die dagen een leuke namiddag beleven, dat ze echt zo iets
hebben van ja dit was echt leuk. Voor ons is dat ook een geslaagde dag, dat
ze even alle miserie achter hun kunnen zetten en zich even kunnen amuseren.
Vraag 5: Wat zal je het meeste
bijblijven van het vrijwilligerswerk?
Antwoord: Wat mij het meeste zal bijblijven is
volgens mij de vriendelijkheid van de mensen. Die kunnen zo dankbaar zijn als
je ze even alles laat vergeten en even onnozel met hun kunt doen. Ookal is het
moeilijk om elkaar te verstaan en moet je soms dingen met handen en voeten
uitleggen als er uiteindelijk een ouder naar je toekomt om je te bedanken dat
haar zoon een leuke namiddag heeft gehad, maakt dat mijn dag.
Dag vrijwilligerswerk Fedasil Lubbeek
Met enkele studenten van het bachelor kleuteronderwijs zijn
we een namiddag kinderen gaan entertainen in een vluchtelingenkamp in Lubbeek.
Door de praktijk van het kleuteronderwijs hebben we enkele hoeken gemaakt waar
verschillende ontwikkelingskansen aan bod kwamen. Zo hadden we een bouwhoek,
een knutselhoek, een hoek waar ze koekjes konden versieren en twee hoeken waar
de kinderen konden bewegen met dans of door een air track. Samen met Ellen (een
medestudent bachelor kleuteronderwijs) hadden we de air track om in de gaten te
houden. Je kon wel zien dat de kinderen hier plezier in beleven en het een
uitlaatklep was voor sommigen. Wat me verbaasde was dat de oudere kinderen wel
een basis Nederlands konden en we ze goed konden verstaan. Het was soms wel
moeilijk om de kinderen uit te leggen dat ze niet met hun schoenen op de air
track mochten en dat ze maar langs één richting mochten uitlopen. Maar met een
paar bewegingen en het voordoen dat ze hun schoenen moesten uitdoen begrepen de
kinderen dit wel. Dat de kinderen maar één richting uit mochten is nooit gelukt
om dit doen te begrijpen. Wanneer de kinderen moe werden en een beetje waren
uitgespeeld kwamen de volwassenen eens proberen op de air track. Door
aanmoediging van ons probeerden ze verschillende kunstjes en vroegen ons om hen
na te doen. Het was een leuke namiddag voor jong en oud waar veel mensen ons
hebben bedankt.
Na de spelnamiddag hadden we een rondleiding gekregen in het
vluchtelingekamp van Lubbeek, Dit zijn containers waar verschillende mensen per
keer in slapen. Er zijn douches en toiletten containers voorzien die door de
vluchtelingen zelf worden onderhouden. In de grote zaal kunnen de mensen
samenkomen om te eten of te spelen. Ze hebben ook de kans om hun eigen eten te
maken, sommigen zijn het eten van de westerse wereld niet gewoon. In het
centrum van het terrein is er een betonnen basketbalveld waar ze kunnen
voetballen en basketballen. De mensen die ik er ben tegengekomen waren heel
vriendelijk en dankbaar. Ik vond het heel leerrijk en interessant om eens de
kinderen een leuke namiddag te geven.
Geschreven bronnen onderzoek
In het onderzoek van van Keulen een student algemene sociale
wetenschappen aan de universiteit Utrecht verdeelt hij scholen in drie types
als het gaat om communicatie met vluchtelingenouders over hun kinderen. Volgens
de leerkrachten is het moeilijk om correcte informatie te krijgen van de ouders
door de taalbarrière die er is. Als men bekijkt naar school type 2 (tabellen
hieronder) er begrip voor hebben dat de intakegesprekken zeer algemeen blijven
terwijl men merkt dat leerkrachten van scholen type 1 en 3 beter geïnformeerd
zouden worden over het achtergrond van het kind om zo het kind beter te kunnen begeleiden.
Het contact bij de vluchtelingen ouders is niet altijd gemakkelijk door de taalbarrière
of dat ze de ouders heel weinig zien. Als men verder in het onderzoek kijkt
beschouwen de meeste leerkrachten het contact bij vluchtelingen ouders die al
een tijdje in het land verblijven voor het algemeen goed.
  
Om
de instructies te kunne aanpassen aan het kind moet men wel het schoolniveau
van het kind kennen. Voor assielzoekede kinderen die nog maar pas in Nederland
zijn aangekomen weken ze rond leerlijnen en worden ze getoets op bijvoorbeeld
wiskunde. Wanneer de kinderen al langer in Nederland verblijven krijgen de
scholen een onderwijraport van de voorgaande scholen om zo het niveau van de
kinderen beter te kunne begrijpen. In het onderzoek leest men dat voor de
leerkrachten het belangrijk is om flexibel te zijn en te kunnen diferentieren
waardoor niet alle leerkrachten geschikt zouden zijn voor het les geven aan
assielzoekende kinderen. Men moet rekeninghouden dat deze kinderen vaak
achterstan hebben in taal en dat ze hierop moeten begeleid worden. Ook de afkomst
van de kinderen heeft een belangrijke rol, bijvoorbeeld kinderen afkomstig van
Afrikaanse landen zijn vaak nog niet naar school gegaan en kennen de structuur
van de school niet.
(Keulen,
2014)
In
het oderzoek van Kassenberg, Bongaards en Wolfgram hebben ze in een steekproef
verschillende scholen bendadert en deze in drie catogoriën geplaatst. Scholen met
programma F.C. de wereld, scholen met als programma Laat maar zien wie je bent
en scholen die geen van deze programmas gebruikt. Er zij scholen die voor
vluchtelingen de meeste aandacht geven aan leefstijl, positief zelfbeeld en sociale
vaardigheden. Het onderzoek heeft 374 kinderen benadert die een resultaat
hebben opgeleverd. Centraal in dit onderzoek staat het welbevinden van
kinderen. Voor het meten daarvan is de SCHOBL-R vragenlijst gebruikt
(Bleichrodt et al., 1993). Deze test is door de COTAN (Evers e.a. 2002) in 1998
als goed beoordeeld. De SCHOBL-R-lijst meet het sociaal-emotionele welbevinden
van leerlingen via vier schalen: extraversie, werkhouding, aangenaam gedrag en
emotionele stabiliteit. De items bestaan uit twee tegengestelde uitspraken over
een leerling. De leerkracht geeft op een zespuntsschaal aan welke uitspraak het
gedrag van de leerling het meest typeert. Hoe hoger de score hoe beter de
werkhouding, meer extravert, aangenaam in gedrag en emotioneel stabiel een
leerling is. Van dit oderzoek hebben ze drie soorten klachten en problemen
ondect, op gebied van sociale omgang,psychsomatisch en psuchisch functioneren.
(Kassenberg,
Bongaards, & Wolfgram, 2004)
Volgens het artikel van De Maa en Claessens hebben kinderen
van allochtone afkomst meerder moeilijkheden of problemen on het Nederlandstalige
onderwijs. Zoals cognitieve beperkingen of leergeschiktheid, achterstand in
kennis en vaardigheden, Sociaal en emotionele problemen en andere handicaps en
beperkingen. Als men kijkt naar het uitgangspunt bereiden ze twee soorten zorgleerlingen
voor, zorgleerlingen die geen diploma gaan halen en die ze dus voorbereiden op
de arbeidsmarkt en leerlingen die met extra ondersteuning een diploma zullen
halen en verder kunnen doorstromen in het onderwijs. Natuurlijk moet je wel
rekeninghouden met wat de leerlingen allemaal kunnen en wat ze zelf in hun toekomst
willen doen. Zowel voor het leerwegondersteunend onderwijs als voor het
praktijkonderwijs geldt dat 'onderwijs op maat' moet worden geboden. De
leermiddelen moeten daarom geschikt zijn voor heterogene groepen en het moet
mogelijk zijn er geïndividualiseerd onderwijs mee te realiseren. Ze moeten de
mogelijkheid bieden tot differentiatie naar moeilijkheidsgraad en tempo. Er
moet lesmateriaal zijn voor het opvullen van hiaten en voor het verlenen van
extra hulp, bijvoorbeeld voor de verdere tweedetaalverwerving van de leerlingen
die instromen vanuit de eerste opvang.
(de Maa & Claessens, 1996)
Als men kijkt naar de vrijetijdsbesteding van
vluchtelingenjongeren waren de meeste sporten die aan bod kwamen voetbal en
zwemmen. Na de dertiende leeftijd zijn jongeren die Islamietisch zijn opgevoed
vaak gescheiden van het andere geslacht om zo de maagdelijkheid van de vrouw te
garanderen. Hierdoor zien we vaak dat de jongens vaak buiten bezig zijn terwijl
he vrouwlijkgeslacht thuis de moeder helpt in het huishouden. De
vrijetijdsbesteding van de jongere vluchtelingen zou in de meeste gevallen
hetzelfde moeten zijn in het land van herkomst als in Nederland, dit betreft
computerspelletjes spelen, naar de film en sporten, vooral voetbal is bij deze
zeer populair. Maar deze kosten vaak veel geld dat de vluchtelingen in de
kampen meestal niet bezitten. Ook besteden de vluchtelingengezinnen veel van
hun vrijetijd bij elkaar om zo hun eigen cultuur te versterken.
(Kruiswijk, 1999)
In Nederland net zoals in België zijn er schakelklassen zowel op basisschoolniveau als in secundair niveau. Deze klassen zijn er vooral om anderstalige kinderen, asielzoekers, vluchtelingen de Nederlandse taal machtig te worden. In deze klassen worden vooral gewerkt met de basis van de taal op het niveau van het kind. Dit begint met veel gebaren en pictogrammen waarnaar ze meestal naar spreken gaan. Als de taal verbaal al machtig genoeg is gaan ze beetje bij beetje naar het lezen en schrijven van het Nederlands. Van deze klassen is het de bedoeling dat asielkinderen of vluchtelingenkinderen zo snel mogelijk kunnen doorstromen in een richting om zowel een beroep aan te leren als iets technischer vakken. Deze kinderen krijgen na de schakelklas ook nog bijsturing van de directie van de school.
(Jelsma, 2014)
Bibliografie
de Maa, J., & Claessens, W. (1996, december 3).
Anderstalige zorgleerlingen in het voortgezet onderwijs. Levende Talen, De
vereniging voor actieve talendocent, pp. 355-359.
Kassenberg, A.,
Bongaards, M., & Wolfgram, P. (2004). Vluchtelingenkinderen e hun
welbevinden: over het nut van speciale lesprogramma's voor het
basisonderwijs.
Keulen, v. (2014). perspectief
van basisschoolleerkrachten op het onderwijs aan vluchtelingen- en/of
asielzoekerkinderen in Nederland. Utrecht: Universiteit Utrecht.
Kruiswijk, P. (1999). vrijetijdsbesteding
van jonge vluchtelingen . Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.
Jelsma, B. (2014). Taalbeleid
voor nieuwkomers in de basisschool op macro- en mesoniveau. Utrecht:
Universiteit Utrecht.
|