De taalontwikkeling van je kleuter gaat nu hand in hand met zijn sociale en cognitieve ontwikkeling. Met behulp van taal probeert hij greep te krijgen op dingen in zijn werkelijke omgeving en in zijn fantasie.
Tussen 2.5 en 5 jaar vorderen kinderen met reuzenstappen in hun taalontwikkeling. Ze ontdekken heel veel nieuwe woorden die ze zo juist mogelijk willen gebruiken én hun zinnen worden steeds ingewikkelder.
Af en toe ontbreken er enkele woordjes. Maar wanneer de nodige kennis van de taalregels nog even tekortschiet, worden de zinnen met de nodige fantasie en een eigenzinnige logica aan mekaar geregen.
Eens ze een basiswoordenschat onder de knie hebben, krijgen kinderen vlug door dat al die woorden opgebouwd zijn uit verschillende klanken. Taalspelletjes zijn dan ook erg in trek bij kleuters.
De taalkoffer biedt activiteiten rond:
-Spreken
-Voorbereidend lezen
-Taalspelletjes zoals rijmen en spelen met klanken
impressies uiten in een persoonlijke, authentieke creatie
kunnen via het tekenen in dialoog met een volwassene, beschrijven en vertellen hoe zij zich voelen
Kinderen moeten kunnen doen en ervaren. Daarmee krijgen ze de kans zich op hun manier uit te drukken. Sommige kinderen zijn gebaat bij het creatief omgaan met het gebeuren via tekenen en kleuren. Zolang ze het maar op hun manier kunnen verwerken is het doel bereikt.
fles van de tranenfee
Na het lezen van het boek Toverdruppels (auteur: Nathalie Slosse, uitgeverij: abimo) kunnen kinderen hun eigen flesjes vullen op papier.
Gebruik de kleurplaat (zie bijlage) van een lege Toverfles, zodat kinderen er hun eigen invulling aan kunnen geven.
Afhankelijk van de leeftijd kan het kind met veel kleurtjes toverdruppels in het flesje tekenen
of de reden voor het verdriet proberen weer te geven.
Ze kunnen het eigen verdriet op die manier in een flesje stoppen en meegeven aan de tranenfee.
een fijn plekje in de hemel
Het boek 'een fijn plekje in de hemel' (auteur: Brigitte Minne, uitgeverij: eenhoorn) nodigt kinderen uit om na te denken over wat er zou kunnen zijn na de dood.
Een jongetje verzint de favoriete plek voor zijn oma. Dit kan als inspiratie dienen om vorm te geven aan hun eigen hemel.
Op de afbeelding 'hemel' (zie bijlage) kunnen ze een tekening maken. Hoe ziet zijn/haar hemel eruit?
kleurplaat regenboog
Er was een Snuitertje dat rondliep in het woud
zijn verdriet was met een feetje weggevlogen
en wat ze daarmee deed dat had ze hem net toevertrouwd
en daarom hield hij zo van regenbogen.
Je kan de kleurplaat inkleuren, zo kan de tranenfee je verdriet meenemen en kan de zon weer schijnen.
chaostekening
Een andere methodiek om verwarring te verwerken is de chaostekening:
In je hoofd is het nu een wirwar van gevoelens en gedachten.
Die chaos gaan we op papier zetten.
Zoek een kleur uit, zet de punt van je potlood op papier en begin aan een lange kronkelige lijn.
Haal de punt niet van het papier. Rond en recht, hoeken en punten, bibberlijnen en golven,
allemaal dwars door elkaar heen, over het hele vel papier.
Nu staat de chaos in je hoofd op papier. Maar ook van chaos kan je iets moois maken.
Alle witte vakjes tussen de lijnen gaan we inkleuren.
de kinderen kunnen in concrete situaties verschillende manieren van omgaan met elkaar herkennen en erover praten.
ze kunnen bij anderen gevoelens van blij, boos en verdrietig zijn herkennen en kunnen meeleven in dit gevoel.
verschillende beeldende, technische middelen aanwenden en samen gebruiken om tot beeldend werk te komen.
inleiding: verhaal 'Kloddertje'
We kijken en luisteren naar het verhaal van kloddertje (zie bijlage)
Kloddertje is een figuurtje dat er niet zo mooi uitziet als de andere figuurtjes. Ze lachen kloddertje uit en willen niet met hem spelen.
Maar kloddertje kan kunstjes en toont dat hij ook bijzonder is. De andere figuurtjes willen leren wat kloddertje kan. Zo worden ze toch goede vrienden.
gesprek
De kinderen vertellen over hun eigen ervaringen over 'samenspelen'
verwerking: samen schilderen
duo's vormen: de leerkracht heeft een zakje met puzzelstukken (zie bijlage) de kinderen trekken om de beurt een puzzelstuk uit de zak.
Vervolgens gaan ze op zoek naar het kind met het passende puzzelstuk. Dit zijn de duo's voor de schilder activiteit.
materiaal: afbeelding van 2 silhouetten van kinderen (zie bijlage: vergroten naar A3 formaat)
De kinderen mogen samen met een vriendje deze silhouetten beschilderen.
Je kan de duo's ook vrij laten schilderen op een A3 blad. Zo kunnen ze samen een onderwerp en kleurkeuze bespreken.
aangeven naar wie of wat een gegeven verwijswoord verwijst
materiaal
- voor elke speler een speelbord
- 3X20 kaartjes met dierenfiguren: 2 om in de houders van het spelbord te plaatsen + 1 in een zakje waaruit het kind één afbeelding trekt (zie bijlage)
doel van het spel
De kinderen zitten per twee over elkaar.
Beide spelers trekken blind een kaartje met een dier uit het zakje. Ze plaatsen deze op hun bord. Bij aanvang van het spel zijn alle dieren op het bord bovenaan.
De speler stelt een vraag over het dier op het kaartje van zijn medespeler. Deze moet met ja of nee antwoorden. Indien de vraag met nee wordt beantwoord, klapt de vragensteller op zijn bord alle dieren met het gevraagde kenmerk naar beneden. Wordt de vraag met ja beantwoord, dan klapt de speler alle dieren waarop het kenmerk niet aanwezig is naar beneden. Nu gaat de beurt naar de andere speler.
Als een speler denkt te weten welk dier op het kaartje van zijn medespeler staat, mag hij dit raden.