Vandaag
was het zover. Mattia was hier. Soledad en Crozza hadden hem op de hoogte
gebracht van mijn toestand. Daarop had hij een brief geschreven waarin stond
dat hij langskwam. Hij stond onhandig te frunniken aan de rand van zijn rood
ruitjeshemd in de deuropening en wist zich geen houding te geven. Hij lachte
naar me met zijn glimlach die ik uit duizenden herken. Hij kwam aarzelend wat
dichterbij. Ik klopte, nog een beetje verbaasd over het feit dat hij echt
gekomen was, op de zijkant van mijn bed. Hij begreep het en kwam naast me
zitten. We staarden elkaar minutenlang aan zonder iets te zeggen.
Ik
denk dat hij verkouden was geworden waar hij studeerde. De randen van zijn
neusvleugels waren immers een beetje rood en begonnen hier en daar te
vervellen. Hij keek ook naar mij en knikte goedkeurend zijn hoofd alsof hij wou
zeggen: Het is goed dat je dit doet, je ziet er stukken beter uit zo. Zijn
goedkeurende blik bracht iets in me teweeg. Misschien moest ik toch maar
proberen om te eten in plaats van al het eten te verstoppen? Ik schoof een
beetje op naar de zijkant van het bed. Ik klopte op de lege plaats naast me en
gaf op die manier het teken aan Mattia dat hij zich moest neerleggen. Hij
begreep me zonder dat we ook maar één woord hoefden te zeggen.
Ik
voelde de warmte van zijn lichaam naast het mijne. Ik kon zijn buik op en neer
zien gaan en zijn ademhaling horen. Het gaf me een gevoel van veiligheid en
geborgenheid. Terwijl we daar zo lagen, keken we samen naar het plafond en ik
wist dat we allebei hetzelfde dachten. We zijn zoals twee priemgetallen, alleen
en verloren, vlak bij elkaar, maar niet dicht genoeg om elkaar te raken.
Vanmiddag
hoorde ik een zacht klopje op de deur. 2 seconden later ging de deur een beetje
open en piepte Crozzas hoofd naar binnen. Hij wandelde met kleine sprongetjes
naar de rand van mijn bed en kwam er naast staan. Ik moest lachen met zijn
gezicht toen hij boven me hing en een gekke aap nadeed. We begonnen allebei
gekke gezichten te trekken naar elkaar en gierden het uit van het lachen. Het
was lang geleden dat ik zo veel gelachen had.
Ik
vroeg hem hoe het met hem ging en met de winkel. Hij zei me dat het wel ging
maar dat hij me miste in de winkel. Hij had ook een speciaal cadeautje voor me
meegebracht, de allernieuwste Nikon uit chocolade met mijn naam erop. Hij was
echt prachtig. Ik deed alsof ik hem fotografeerde met het fototoestel uit
chocolade en hij nam allerlei poses aan. Weer kwamen we niet bij van het
lachen.
Hij
vertelde me tot in de details over een trouwfeest waar hij moest gaan
fotograferen. Ik kon het zo voor me zien: Crozza die vooraan stond in de kerk
en ieder detail van de bruid en de bruidegom vastlegde. Ieder pareltje van haar
kleed dat schitterde en de vreugdevolle blikken van het toekomstige echtpaar.
Hij
vertelde ook over hoe mijn huis er bij lag en bracht mijn post mee. Hij had namelijk
de sleutel en ging het af en toe controleren als ik in het ziekenhuis was.
Wanneer
hij naar huis was gegaan, nam ik een witte omslag van de stapel en deed hem
open. De brief was van Mattia.
Vandaag
is er iets vreemd gebeurd. Ik lag in mijn ziekenhuisbed en keek naar mijn
voeten die ik zag bewegen door het laken. Toen werd er op de deur geklopt. Dat
is op zich niet speciaal. Het wordt alleen speciaal wanneer er een persoon
binnenwandelt die je niet verwacht had te zien, en die je eigenlijk ook
helemaal niet wilde zien. Fabio Rovelli, mijn man, wandelde mijn kamer binnen.
Hij
lachte vriendelijk naar me en ik gaf hem een geforceerd lachje terug. Hij kwam
naast mijn bed staan en zei tegen me dat hij blij was dat ik iets aan mijn
ziekte deed.
Zijn
gezicht was verscholen achter een grote bos rode bloemen en een rood
bloemblaadje bedekte zijn neus. Het leek net alsof hij een rode streep als neus
had. Hij overhandigde me de bloemen en zei: veel beterschap en sterkte, ik denk
aan jou. Ik legde de bloemen aan de kant en zweeg. Er was niets wat ik tegen
hem wou zeggen. Hij zei dat hij me miste en dat hij terug opnieuw wou beginnen
om samen met mij een leven op te bouwen in ons huis. Er kwamen geen
verontschuldigingen voor de woede-uitbarsting die hij had voor ik hem het huis uit had
gestuurd. Daar zei hij geen woord over. Niets. Ik antwoordde hem niets. Hij
bleef me aanstaren met die doordringende, priemende blik van hem en zijn mooie,
donkere ogen. Hij aaide me over mijn haar en zei dat ik het moest zeggen als
hij iets kon doen voor mij. Ik zei hem dat hij beter kon weggaan.
De
dokters zeggen dat ik hier nog even zal moeten blijven, voor onderzoeken en om
mijn toestand stabiel te houden. Ik vind het verschrikkelijk. Ik wil hier
helemaal niet zijn. Ik wil niet dat ze ervoor zorgen dat ik weer vet wordt.
Maar toch blijf ik hier liggen en doe ik wat ze me opdragen. Ik doe het voor
Crozza en alle andere mensen die me telkens zeggen dat ik te mager ben.
Mijn
vader en Soledad zijn vandaag op bezoek geweest. Mijn vader wordt echt oud en
vergeetachtig. Hij heeft Soledad wel 3 keer gevraagd wie ik was en wat ze hier
deden, waarop Soledad met een verontschuldigende blik naar me keek. Mijn vader
staarde dof voor zich uit en durfde me niet goed aan te kijken.
Soledad
had een mand vol koekjes en fruit voor me meegenomen. Zo kon ik wat aandikken
en tegelijkertijd aan hun denken, zei ze terwijl ze de mand op het witte kastje
naast mijn bed zette. Toen ik naar de rijk gevulde mand keek, zocht ik manieren
om het eten in de mand niet zelf op te moeten eten. Soledad vertelde me
allerlei dingen terwijl ze op de zijkant van mijn bed zat, maar niets drong
echt tot me door. Ik voelde me eenzaam in de grote, witte kamer met die mensen
om me heen en ik begreep hoe Mattia zich altijd gevoeld had.
Crozza
kent me te goed en heeft opgemerkt dat het de laatste tijd nog slechter met me
gaat. Hij zei een paar weken geleden dat ik wat meer sociaal contact moet
hebben en dat ik genoeg moet eten. Toen
ik vanmiddag flauwgevallen was tijdens een fotoreportage, besloot hij dat het
echt genoeg was. Hij hing een bordje aan de deur van de winkel met daarop:
Gesloten wegens onvoorziene omstandigheden. Daarna is hij met me naar het
ziekenhuis gereden (wat hij eerder ook al eens gedaan had, maar dat had niet
veel uitgehaald vermits ik vandaar de bus naar huis genomen had). Deze keer was
hij echter mee uitgestapt en naar binnen gegaan. Nu had ik dus geen andere keuze dan me te
laten behandelen door een dokter. Als ik hem daarmee een plezier kon doen, deed
ik dat wel voor hem. Ik vond wel een manier om niet te moeten eten.
In
het ziekenhuis werd ik van de ene dokter naar de andere doorgestuurd.
Uiteindelijk belandde ik in een ziekenhuisbed in een witte ziekenhuiskamer.
Crozza was de hele tijd bij me gebleven en ook nu zat hij naast me. Ik kon zien
hoe hij stilaan ouder werd en de rimpels in zijn gezicht beter zichtbaar
werden. Ik volgde zijn rimpels met mijn ogen. Hij keek bezorgd naar mij en
vroeg of alles in orde was. Ik antwoordde ja, terwijl ik wist dat het eigenlijk
niet goed ging want ik wou hier helemaal niet zijn, niet in het gebouw waar ik
mijn moeder voor het laatst had gezien. Crozza knikte en verliet mijn kamer
want er waren nog enkele dingen die in de winkel in orde gebracht moesten
worden. Mijn kamer werd leeg en stil. Ik keek om me heen en bestudeerde de
witte muur vol kleine bobbeltjes naast me.