Hallo, ik ben Mozes, een 11-jarige joodse jongen. Ik woon met mijn vader in de rue Bleue, dat ligt in een achterbuurt van Parijs. Mijn oudere broer Popol en mijn mama hebben mij verlaten, mijn papa vergelijkt mij altijd met Popol, het is duidelijk dat hij hem liever had dan mij. Doordat mijn vader de hele dag door werkt moet ik bijna alles zelf doen. De boodschappen, het eten klaar maken, het huis opkuisen alles moet ik doen. De boodschappen doe ik bij de Arabier, Meneer Ibrahim. Af en toe steel ik wel bij meneer Ibrahim, hij is toch maar een Arabier dacht ik bij mezelf, maar hij had het door, hij had liever dat ik bij hem steel dan bij een ander. Als er 1 persoon op deze wereld die kon weten waarover je stilletjes aan het denken was, dan was dat meneer Ibrahim. Meneer Ibrahim was een vaderfiguur geworden voor mij. Hij had duidelijk wel tijd voor mij, elke dag leerde ik wel iets bij en amuseerde ik mij met hem. Meneer Ibrahim was geen Arabier, hij was een moslim die uit de Vruchtbare Maansikkel kwam dat is een gebied die zich uitstrekt van Anatolië tot Perzië. Waarom noemde iedereen hem de Arabier dan? Hij vertelde me dat Arabier: open van acht uur 's morgens tot twaalf uur 's nachts en zelfs op zondag betekende.
Ik vind mijn woonplaats best wel gezellig, vanuit mijn slaapkamer kan ik de prostituees zien die daar wachtzaam staan. Wachten tot mijn 16e verjaardag? Nee dat kon ik niet, op een dag besloot ik mijn varken kapot te maken en het geld als een man te gebruiken namelijk bij de hoeren in de rue du Paradis gaan. Dat kostte wel redelijk veel om het bed te delen met een prostituee, 200 honderd francs kostte dat. Eerst oefende ik voor de spiegel met mijn witte hemd. Eenmaal in de fameuze straat weigerden de eerste meisjes omdat ze wisten dat ik geen 16 was maar uiteindelijk vond ik er eentje. Ze vroeg me of ik zestien was, ik knikte van ja. Ze was aardig, ze hielp me met het wassen van mijn edele delen en legde me even uit hoe het moest. Na dat we het gedaan hebben, werd ik eindelijk een man. Ze wou dat ik haar de volgende keer een cadeautje meebracht. Ik liep toen snel naar huis en nam mijn knuffelbeer en liep terug naar haar toe, en gaf het haar. Ze was er duidelijk blij mee.
Op een gewone dag, toen ik van school thuiskwam, zag ik bij onze voordeur een briefje op de grond liggen. Zodra ik het handschrift van mijn papa herkende begon mijn hart sneller te kloppen. Ik las de brief : "Mozes, het spijt me, ik ben weggegaan. Ik heb het helemaal niet in me om vader te zijn. Popo...." Verder was het doorgestreept, hij had het waarschijnlijk weeral over Popol. Overal moest er wel Popol aanbod gebracht worden zelfs in zijn afscheidsbrief. Ik las verder: "Misschien zullen we elkaar ooit terugzien, later, als jij volwassen bent geworden. Als ik mezelf niet meer zo schaam en als jij mij hebt vergeven. Vaarwel. PS Al het geld dat ik nog had, heb ik op tafel gelegd. Hier is een lijstje met de mensen die je van mijn vertrek op de hoogte moet brengen. Zij zullen voor je zorgen." Het waren 4 personen die ik niet kende maar in ieder geval had ik een naar gevoel, het gevoel dat ik voor een 3e keer verlaten wordt, eerst door mijn mama dan door mijn broer en nu door mijn papa. Was ik niet goed genoeg voor hen? Wat was er zo verschrikkelijk aan mij? Voor een poosje bleef ik de dood van mijn vader te verbergen, ik kookte nog altijd voor 2, af en toe haalde ik wat bij meneer Ibrahim voor mijn papa en deed nog wat dingen die mijn papa gewoon was zodat niemand het zou ontdekken. Meneer Ibrahim deed alsof hij er niets van wist. Hij vroeg me zelf als ik eens een dagje met hem naar Normandië zou willen gaan. Ik deed alsof ik het aan mijn papa zou gaan vragen maar eigenlijk hoefde dat niet meer omdat ik alles mag doen dat ik wil. De overnachting in Cabourg vond ik echt geweldig, ik was voor enkele dagen de verbinding kwijt me de reële wereld. Ik vergat over mijn vader, mijn moeder, mijn broer en Mirjam. Oh ja, Mirjam dat was ik vergeten te zeggen. Zij is de dochter van de conciërge, iedereen werd op haar verliefd, dus waagde ik mijn kans. Ik vertelde aan Ibrahim hoe het met Mirjam zat. Ik deed dat vooral om te voorkomen dat we over mijn vader praten. Hij gaf eerder de opmerking dat hij mijn vader niet meer zag. Toen we van ons uitstapje in Normandië terug waren hield ik nog steeds de schijn op. Ik deed nog steeds de dingen wat mijn vader gewoonlijk deed. Op een ochtend belde de politie aan, ik dacht even dat meneer Ibrahim mij aangegeven had voor diefstal maar ik zag aan de blik die de agent wierp dat het daarom niet was. Hij kwam om aan te kondigen dat mijn vader zelfmoord heeft gepleegd. De agent zei: "Hij heeft zich voor de trein gegooid in de buurt van Marseille."
Op een middag als ik klaar was met alle ramen te openen tegen de verflucht kwam er een vrouw binnenlopen. Ik weet niet waarom, maar toen ik haar ongemakkelijke, aarzelende houding zag en hoe ze niet tussen de keukentrapjes door durfde te lopen en over de verfvlekken op de grond heen te stapte, begreep ik wie ze was. Ik deed alsof ik heel geconcentreerd aan het werk was. Toen kuchte ze even om aan te wijzen dat ze er was en vroeg ik: "Zoekt u iemand?" Antwoordde mijn moeder: "Ik zoek Mozes." Ze had het moeilijk om die naam uit te spreken. "En u bent?" vroeg ik vervolgens. "Ik ben zijn moeder." zei ze. De vrouw zag er echt zenuwachtig uit alsof ze hier geforceerd gekomen is, het was duidelijk dat het voor haar een grote stap was om hier binnen te stappen en naar Mozes te vragen. Ze vroeg wie ik was, ik had zin in een geintje. Dan moet je je maar niet zo aanstellen, vooral niet 13 jaar na dato! " Ik word Momo genoemd, dat is een afkorting van Mohammed." lichtte ik toe. Ze was teleurgesteld, ze leek het te geloven. "Ach, jij bent Mozes niet?" zei ze tot verbazing. Ze leek het niet zo erg te vinden dat ik Mozes niet was. Ze vroeg of ik een jongen gekend heb die Mozes heette en hier gewoond heeft. Ik was op het punt om een kwetsende opmerking te geven maar ik hield me in want ze had al een beetje moeite met het verwerken dat ik Mozes niet ben, dus schudde ik wat uit mijn mouw en verzon: "Mozes is weggegaan, mevrouw. Hij was het hier beu. Hij had geen goede herinneringen." Ik vraag me eigenlijk wel af of ze me werkelijk gelooft. Ze vroeg of ik wist wanneer hij terugkwam, ik schudde mijn hoofd. Ik zeurde nog wat: "Toen hij wegging, zei hij dat hij op zoek ging naar zijn broer." "Zijn broer?" zei de dame. Ze was verbaasd, ze kende geen Popol. "Maar ik had voor Mozes nooit een ander kind gehad. Ik heb nooit een Popol gehad." We keken elkaar zwijgend aan, ik voelde me niet lekker. Ze wou weten of ik nog iets van Mozes ga horen. Ik wist niet wat te antwoorden. Ze vroeg me heel lief dat als ik Mozes nog eens zou tegenkomen dat ik hem moest vertellen hoe het komt dat zijn mama hem heeft verlaten: "Ik was heel jong toen ik met zijn vader trouwde, ik trouwde met hem alleen om het huis uit te kunnen. Ik heb nooit van zijn vader gehouden, maar ik had wel van Mozes willen houden. Alleen leerde ik een andere man kennen. En je vader..." "Wat zegt u mijn vader?" "Excuseer, zijn vader wou Mozes bij hem houden anders...." Daarom verliet mijn moeder mij dus. Het was niet echt een reden ze had het kunnen aangeven aan de politie of een advocaat inhuren dacht ik bij mezelf. Die avond ging langs bij de Arabier en vertelde ik hem wat er vandaag gebeurd was.
De avond dat ik aan meneer Ibrahim vertelde over het bezoekje van mijn moeder. Stelde ik hem een ambetante vraag : "Wanneer gaat u me nou adopteren?" Hij antwoordde met een glimlach: "Morgen, als je dat wilt m'n kleine Momo." Het koste heel wat moeite om het op papier te krijgen aangezien niemand ons wou helpen, keer na keer werd het adoptieverzoek geweigerd, tot we de hulp van een maatschappelijk werkster kregen stemde mijn moeder ten slotte in met het verzoek van meneer Ibrahim die inmiddels mijn papa geworden is. Toen we het beroemde document kregen waarop er staat dat meneer Ibrahim nu officieel mijn papa was besloot hij dat we dat moesten vieren, dus ging hij naar een autohandelaar en kocht hij een splinternieuwe auto. "We gaan reizen maken" zei hij met een brede glimlach. We gingen eindelijk eens de Vruchtbare Maansikkel bezoeken, waar mijn papa vandaan kwam. Ik maakte een grapje "Kunnen we er niet per vliegend tapijt heen gaan." Ik mocht zelf kiezen welke auto we zouden kopen. De verkoper begon de eigenschappen van de auto op te sommen, meteen stopte meneer Ibrahim hem: "Laat uw verkooppraatjes maar zitten, ik wil deze auto kopen." De verkoper vroeg om de rijbewijs van mijn papa, wat later bleek een brief van Abdullah te zijn. Wat is mijn papa toch zot. Als ik hem papa noemde had ik echt een geluksgevoel, de toekomst lachte me toe. Eigenlijk kon mijn papa niet eens rijden. Wat een ramp. Meneer Ibrahim heeft in mekaar gestoken om de auto terplaatse contant te betalen en om die binnen 2 dagen voor zijn winkel te krijgen. We volgden voor het sluiten van de kruidenwinkel rijlessen. Wat was het toch moeilijk voor meneer Ibrahim. Hij was oud geworden, te oud om nog dingen bij te leren.
Eindelijk de dag waarop ik zoveel gewacht had is aangebroken. Tijdens een warme zomerdag waren we op weg. Duizenden kilometers af te leggen. We reden dwars door Zuid-Europa. Het was niet te geloven hoe interessant de wereld was als je samen met meneer Ibrahim op pad was. Hij beschreef me alles: de lucht, het landschap, de dorpen en de inwoners. Hij heeft me zelfs het verschil leren maken tussen rijke, normale en arme wijken. Als je geen vuilnis en/of vuilnisbakken ziet staan, zijn de mensen daar stinkend rijk. Als je wel vuilnisbakken ziet maar geen vuilnis dan zijn de inwoners gewoon rijk, en als je vuilnis maar geen vuilnisbakken ziet staan zijn de mensen er straatarm. Zo maakte ik het verschil bij elke wijk. Telkens vroeg hij mij of het een rijke of arme wijk was. Met meneer Ibrahim wil je niet van punt A naar punt B zo snel mogelijk reizen, dat is niet reizen, dat is meetkunde. Wij zochten de kleine weggetjes op die een goed beeld geven van alles wat er te zien is. Later na enkele uren gereden te hebben vroeg hij mij, wat ik later zou willen doen. Ik antwoordde dat ik graag in import-export zou willen werken. Hij zei dat dat een goed idee is en dat hij mij altijd zou aanmoedigen om dat te bereiken. We hadden nog enkele uren gereden en we waren eindelijk aangekomen. De Vruchtbare Maansikkel, het gebied dat zich van Anatolië tot Perzië strekt, wij waren hier. Het ruikte, zag er anders uit dan in Parijs. Het ruikte er naar vrede. In Istanbul speelden we allerlei spelletjes. Hij liet me bijvoorbeeld geblinddoekt een godshuis bezoeken en ik moest aan de geur raden bij welk geloof het godshuis hoorde. Als het naar waskaarsen ruikte waren we bij de katholieke kerk. Wierook hoorde bij de orthodoxe kerk, zweetvoeten bij het moskee. Na alle spelletjes, leuke momenten met meneer Ibrahim gebeurde er iets ergs. Iets waarom ik zeer hard geweend heb. meneer Ibrahim heeft een auto-ongeluk gehad, hij was er niet bang van om te sterven want hij wist altijd wel wat er in zijn Koran staat. De ongeluk was fataal voor mijn papa. Toen ik alle bezittingen van mijn papa in handen kreeg, zag ik een Koran er tussen ik opende die en daar tussen zag ik 2 uitgedroogde bloemen. Hij wist duidelijk wat er in zijn Koran stond.