Een gastcolumn van Steven Verschoot
Het is genoegzaam bekend dat er de voorbije dagen onrusten zijn
geweest in bepaalde gemeenten. Die onrusten zijn te linken aan
Sharia4Belgium,
een organisatie die de sharia wil invoeren in België en
zodoende de stempel 'radicaal' krijgt opgeplakt. Minister van
binnenlandse zaken Milquet
heeft als antwoord op die onrust een voorstel
klaar dat alle radicale verenigingen a priori wil verbieden. Bovendien
wil ze ook websites die geweld
prediken blokkeren en de politie
opleiden om radicalisme sneller te spotten. Ten slotte wil ze ook de
culturele centra, moskeeën,
gevangenissen en televisie- en radiozenders
in het oog houden, zo schrijft de Standaard. Wij hebben echter onze
vragen bij dit voorstel.
De eerste vraag is die naar een definitie van de te verbieden
'radicale organisaties'. De website van Open VLD, die de maatregelen
steunt,
heeft het onder meer over 'alle vormen van radicalisering'.
Met deze definitie kan men vele kanten uit. Vallen radicale
christelijke organisaties daaronder?
Vallen politieke partijen die de
traditionele partijen aan het wankelen kunnen brengen daaronder? Valt
iedereen die een betoging tegen het huidige beleid
op de been brengt
daaronder? Wie bepaalt wat 'radicaal' is? De mogelijkheden die deze -
misschien goed bedoelde - maatregelen bieden aan regeringen,
zijn enorm,
en de vergelijking met de toestand in bepaalde niet zeer democratisch
te noemen landen dringt zich op.
De minister doet immers voorstellen die tot een verregaande censuur
van haast alle audiovisuele media kunnen leiden. Bovendien kunnen ze ook
een
de facto wettelijk verbod op vereniging voor (willekeurige?)
organisaties die een doel hebben dat bepaalde mensen niet aanstaat,
betekenen.
Merk overigens op dat artikel 27 van onze grondwet
uitdrukkelijk stelt dat het recht van vereniging niet aan enige
preventieve maatregel kan worden onderworpen,
wat deze regeling echter
al even uitdrukkelijk doet.
Verder kunnen we ons ook afvragen of deze maatregelen doeltreffend
zouden zijn om de organisaties (en misschien zelfs belangrijker: het
ideeëngoed)
in kwestie te bestrijden. Want iemand die in ideeën gelooft,
zal niet plots minder in ideeën geloven omdat ze verboden zijn. Een
verbod zal er enkel toe leiden
dat de organisaties in kwestie met hun
ideeën ondergronds gaan, zichzelf een slachtofferrol toe te meten, nog
extremer te worden, en zichzelf organiseren.
Men lijkt ervan uit te gaan
dat omdat men iets niet ziet, iets niet bestaat. Dat is echter
allerminst waar: het is niet omdat bepaalde groepen worden
gedwongen
ondergronds te gaan, dat ze niet bestaan. Het verder leven van
neonazistische ideeën is daar een mooi voorbeeld van.
En ondergrondse
organisaties, waarvan men de macht en impact moeilijk kan inschatten,
zijn volgens ons veel gevaarlijker dan organisaties die iedereen kent
en
waarvan iedereen de doelen kent. Om het met een vergelijking te zeggen:
een sluipschutter die men niet ziet liggen, is gevaarlijker dan iemand
die
aan iedereen zijn pistool toont voor hij zijn eerste schot lost.
De geviseerde organisaties vormen een potentieel gevaar voor onze
samenleving. Maar de verregaande erosie van onze grondrechten is dat
evenzeer.
Het beste wat we kunnen doen is herbevestigen dat onze cultuur
gefundeerd moet zijn op persoonlijke vrijheid en respect voor éénieders
rechten.
Sommige organisaties willen dit vervangen zien door één of
andere vorm van tirannie. Als wij blijven verdergaan met het kortwieken
van grondrechten,
dan verlagen we ons tot hun niveau. Laat ons deze
mensen bekampen met argumenten, debat en een aanhoudende bescherming van
individuele rechten, ook die van hen.
Kort samengevat: deze maatregelen tasten onze grondrechten aan, en
kunnen sterk repressief worden ingezet. Bovendien lijken ze ook hun doel
volledig
te zullen missen en zelfs een averechts effect te zullen
hebben. Daarom zijn wij, als studentenvereniging die het recht op
vrijheid hoog in vaandel draagt,
radicaal tegen dergelijke regeling.
Steven Verschoot, secretaris LVSV Leuven