De man die eeuwig mopperde op mensen overal en dat is nog oh zo zacht uitgedrukt. Geen mens genoot zijn goedkeuring, uitgezonderd zijn familie. Daar hoorden onze kinderen en ik blijkbaar niet bij.
Hij noemde de kinderen ellendelingen. En het was door mij en onze kinderen dat hij oh zo ongelukkig was. Alsof hij voor ons zo gelukkig was. Dat was hij blijkbaar alleen onder 'invloed' van ettelijke glazen bier. Dan was hij de vrolijkheid zelve. De joviale man. De ontzettend aardige en begripvolle man.
Ik was nog jong. Bijna tien jaar jonger dan hij. Al heb ik dat een jaar lang niet geweten. Ook daar loog hij over. Hij maakte zichzelf zomaar even zes jaar jonger.
Toen dat uitkwam kreeg ik een uitbrander thuis, ik was degene die gelogen had. Volgens mijn moeder. Ze bevroeg het niet eens. Ze ging er als vanzelf vanuit. Niet omdat ik van leugens gebruik maakte. Maar zij wel.
Eenzelfde patroon opgezocht? Onbewust uiteraard.
Ondertussen huiver ik van mensen die liegen als levensstijl hebben. Ik mijd ze als de pest.
Na enkele jaren verkering... en tijdens die verkering wou ik mijn levensvreugde, mijn levenslust maar wat graag delen met hem.
Jong en onnozel, naïef en oh zo goedgelovig. Al had ik nu niet bepaald een referentiepunt in mijn jeugd. Alvast niet van mijn moeder en een van mijn broers.
Wanneer ben ik gaan begrijpen hoe die echtgenoot van mij (want ja, we huwden) niet in dat geluk wou delen maar het afstootte... . Die levensvreugde van me, hoe ellendig ook mijn jeugd was, moest eraan... ze was een doorn in zijn ogen.
|