Het compromisvoorstel van de regering werd door de regeringskern goedgekeurd, waardoor dit compromis ondertussen een besluit geworden is. Het is dus geen akkoord tussen sociale partners, waardoor de vakbonden dit ook niet zullen ondertekenen. Bovendien is het een tekst in hoofdlijnen, waardoor nog veel zaken verder uitgewerkt dienen te worden. Ten slotte zijn een aantal verschillen nog niet behandeld, maar zullen wel aangepakt worden in de komende maanden.
De opzegtermijnen
Er komt één systeem van opzegtermijnen voor alle werknemers, zowel arbeiders als bedienden, zowel lagere als hogere bedienden. Dit systeem wordt opgebouwd volgens anciënniteit. Gedurende de eerste twee jaren is er een opbouw van de opzegtermijnen per kwartaal. Deze opbouw gebeurt trapsgewijs, maar de treden zijn ongelijk: soms komen er twee weken bij per kwartaal, soms slechts één. Na een onregelmatige overgang in het derde en het vierde jaar, is er een opbouw van de opzeg met drie weken per jaar vanaf vijf jaren anciënniteit. Zo komen we aan 62 weken opzeg na 20 jaren, 72 weken na 30 jaren en 82 weken na 40 jaren dienst. Na 20 jaren dienst stijgt de lengte van de opzeg immers veel trager, namelijk één week per jaar anciënniteit.
Dit betekent dat de nieuwe opzegtermijnen uitgesproken voordeliger zijn voor de arbeiders. Een arbeider kan in de non-ferro nu maximaal 175 dagen, of 25 weken opzeg hebben na 25 jaren dienst. Nadien stijgt de opzegtermijn niet langer. Vergeleken met 62 weken opzeg na 25 jaren in het nieuwe systeem, en de verdere opbouw met één week per gewerkt jaar nadien, is het huidig stelsel armzalig... maar dat wisten we al lang. Deze nieuwe regeling geldt waarschijnlijk vanaf 1 januari 2014 voor alle jaren die komen. Reeds opgebouwde jaren worden stapsgewijs gelijk behandeld volgens het betere nieuwe systeem: ten laatste tegen 1 januari 2017 zijn alle reeds opgebouwde jaren gelijkgesteld, zij het dan gefinancierd door de overheid. Dat laatste is onmiskenbaar weinig positief: niet alleen draait de gemeenschap op voor een stuk van de opzeg, maar vooral verliest dit deel haar ontradend karakter voor de patroons. Immers, als deze laatsten een deel van de langere opzeg niet zelf moeten betalen, worden ze er ook niet door afgeschrikt, wat nadelig is voor de werkzekerheid.
Voor de bedienden is het verhaal anders. Bij de lagere bedienden schommelen de verschillen tussen oud en nieuw systeem op en af tot een anciënniteit van 24 jaren. Nadien is het nieuwe systeem nadeliger: de opbouw van één week opzeg per gewerkt jaar (of 5 weken per 5 jaar) gebeurt dan wel geleidelijker, maar is een duidelijk nadeliger systeem dan het huidige systeem (met een opbouw van 13 weken per vijf jaar). Voor de hogere bedienden is er alleen maar nadeel aan het nieuwe systeem, tenzij misschien in het eerste jaar, in het geval er nu een proefbeding is. In dat laatste geval is er in het nieuwe systeem een opzeg van meerdere weken, vergeleken met één week nu. Het is wel zo dat reeds opgebouwde rechten - en dit geldt voor alle werknemers - gevrijwaard blijven. Maar de opbouw van de bijkomende opzeg zal wel gebeuren volgens het nieuwe systeem.
Er zijn bovendien een aantal zaken die de wenkbrauwen meer dan doen fronsen. Zo is voorzien dat een deel van de opzeg (vanaf een bepaalde duur van opzeg) zal aangewend worden om outplacement te realiseren. Verder worden er in het najaar algemene criteria bepaald, op basis van dewelke toch kortere opzegtermijnen mogelijk zijn (dit dan zowel voor arbeiders als bedienden). En de nadelen van een gedeeltelijke financiering van de langere opzeg van arbeiders door de overheid hebben we hierboven reeds aangehaald. Ten slotte leveren zeer veel bedienden in, of anders gezegd, het is geen harmonisatie naar boven, maar ergens naar het midden. We hadden het liever anders gehad, zeker gezien de steeds weerkerende hoge score die het punt werkzekerheid haalt bij de CAO-eisenbundels.
De carensdag
Wat de arbeiders van de non-ferro betreft, verandert er in feite niets. De carensdag was reeds afgeschaft voor ons. Ze wordt nu voor iedereen afgeschaft, wat betekent dat een toch nog steeds belangrijk deel van de arbeiders in België eindelijk niet langer zullen gediscrimeerd worden op dit punt.
Vakantiegeld
De berekening van het vakantiegeld moet nog aangepakt worden. Het gaat hier over een zeer belangrijk dossier. In tegenstelling tot de opzegtermijnen en de carensdag, is het statuut van de arbeiders nu beter op dit vlak dan de bedienden. Bij de arbeiders tellen alle betalingen gedurende het jaar mee in de berekeningsbasis van het vakantiegeld. Bij de bedienden is dat enkel de maandwedde zelf. Dit kan in het slechtste geval leiden tot vele honderden Euro bruto minder vakantiegeld. Het is dus belangrijk dat de betere berekenigswijze van de arbeiders veralgemeend wordt naar de bedienden, of de arbeiders leveren in! Vermits dit probleem nog aangepakt dient te worden, dienen we uiterst waakzaam te zijn: het kan nog steeds zijn dat patroons en regering duidelijk gemaakt moeten worden dat we niet bereid zijn in te leveren. Er is al een loonstop, en daarbovenop extra inleveren is nog een maat erger.
Tijdelijke werkloosheid
Het stelsel van tijdelijke werkloosheid is nu enkel van toepassing op de arbeiders. Is dit nu voordelig of nadelig? Daar bestaan verschillende meningen over. Enerzijds leveren nu alleen arbeiders in als ergens tijdelijke werkloosheid ingevoerd wordt. Anderzijds kan tijdelijke werkloosheid ook ontslagen vermijden... In ieder geval moet ook in dit dossier één lijn getrokken worden voor arbeiders en bedienden.
Betaling van het loon
Bedienden worden in het algemeen maar één keer per maand betaald, arbeiders tweemaal. Voor vele arbeiders zijn twee betalingen verkieslijk, en wel om verschillende redenen. Sommige arbeiders hebben afbetalingen gekoppeld aan beide huidige uitbetalingsdata. Sommigen redeneren ook niet onterecht, waarom ze eerst een maand op voorschot moeten werken voor hun baas: twee weken is al lang genoeg... Ten slotte vinden bepaalde arbeiders het veiliger niet alle geld in één keer te krijgen, omdat geldbeheer bij kleinere en veelvuldiger betalingen voor hen beter werkt.
Ook dit punt moet vanaf het najaar gelijkgetrokken worden, samen met de punten van het vakantiegeld en de tijdelijke werkloosheid. Je ziet dus, er is nog veel werk aan de winkel, en zeker arbeiders hebben er alle belang bij uiterst waakzaam te zijn met wat er zal gebeuren rond deze dossiers, niet in het minste de gelijkschakeling van de berekening van het vakantiegeld.
We houden jullie op de hoogte van verdere ontwikkelingen en informatie.