Aantekeningen van een Alfa
Inhoud blog
  • Sheila (3)
  • Sheila (2)
  • Sheila (1)
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    07-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sheila (1)

    Het leven is cyclisch. We lopen allemaal in rondjes.

    Als het wat meezit baart oefening kunst en levert een vorige ronde de ervaring om een betere tijd neer te zetten in de volgende. Het alternatief is struikelen en een enkel verzwikken of een been breken – de meesten komen er weer bovenop, maar sommigen moeten de rest van hun rondjes kreupel afleggen. In het ergste geval wordt er vroegtijdig opgegeven. Zulke mensen worden onmiddellijk gediskwalificeerd. Laat ons dus nog even volhouden.

     

    Ik heb onlangs enkele weken moeten slepen door het leven, mijn zijde met mijn hand omklemd, een moeizame ademhaling door de steken in mijn milt. En alsmaar die beelden die ze op mijn netvlies had gebrand. Zij, mijn Sheila, die ik voor puur, lieflijk en onschuldig hield, had met die schoft van een Kenny… Het klonk haast onmogelijk, iets dat in een jaloerse nachtmerrie voorkomt, en in sensationele Hollywoodproducties, maar toch niet in het échte leven? Toch niet in mijn leven? Maar het was wel zo. De klap van het besef had me doen wankelen en ineenstuiken. Ik dacht even permanent verlamd te zijn.

     

    Sheila was wat je kunt noemen… een jeugdliefde. Dat wil zeggen, we waren beide jong – ik achttien, zij een jaar jonger – en we wisten van de Liefde niets af, al hadden we beiden zo onze ideeën. Zij was daarin wellicht naïever, of in ieder geval meer ongenuanceerd idealistisch dan ik. Meer dan eens heeft ze onze relatie geëvalueerd op basis van buikgevoelens, op het al dan niet aanwezig zijn van vlinders. Ik had ook wel eens iets dergelijks gevoeld, maar wist dat die vlinder-dingen geenszins noodzakelijk waren voor een gezonde relatie. Pas later zou ik dieper gaan nadenken over het onderscheid tussen Liefde en verliefdheid.

     

    Maar al heb ik nogal eens de pretentie mezelf als een man van de geest te beschouwen, een denker; toch was mijn relatie met Sheila verstandig noch Verlicht. Dat heb ik beseft van in het prille begin. Ik twijfelde dan ook zwaar aan de relatie, maar liet Sheila dat zo min mogelijk merken. Gebruikte ik haar? Tja, in zekere zin. Maar naarmate de maanden voorbijstreken slaagde ik er in mezelf te overtuigen dat de relatie nog wel even kon voortduren – hoewel met een pijnlijk bewustzijn van de haast noodzakelijke eindigheid ervan. Maar ik was nog jong en vond het weinig dramatisch dat het meisje waarmee ik verkeerde duidelijk niet mijn eeuwige geliefde zou zijn – beter iets dan niets.

     

    Erg typerend vind ik een sonnet dat ik voor haar schreef, toen we elkaar nog niet zo lang kenden:


    Vertroosting in uw ogen

     

    Als de gouden buitenzon zijt gij

    Stralend lachend door mijn open raam.

    Een wit schoon wezen eerder zonder naam,

    Als het leven en de dood in mij

     

    Mooi en zoet in elk en ieder zicht,

    Maar onbeschrijfelijk toch nog zo veel meer,

    Zweeft met mij en daal straks mee weer neer

    Doch nooit tot bodem snikkend hemellicht

     

    Want in het Donker greep ik om me heen,

    Tot zacht bij u het landen van mijn hart.

    Zoekend naar het alles vrij alleen

     

    Uw blik zo lief genas toen al mijn smart,

    Verwarmde ziel ooit koud en leeg als steen

    Een weg met u naar ons: een nieuwe start

     

     

    Laat ik het gedicht even kort analyseren. In de eerste twee strofes verheerlijk ik Sheila op onverbiddelijk overdreven-romantische wijze, zoals het een sonnet behoort. De twee laatste strofen, dus na de volta, laten een geheel ander beeld zien. Het “Donker”, refereert aan het lage zelfbeeld dat ik had, voor ik Sheila ontmoette. Ik had namelijk ook eerder al een relatie gehad, kortstondig misschien maar zéér intens, met een schone Engelse. Cally was haar naam, Cally Duke. Zodra zij echter inzag hoe verschillend we waren, hoe jong ik werkelijk was – zeventien lentes, zij makkelijk zeven jaar ouder – zette ze er een punt achter. Met een smsje maakte ze zich er vanaf. Pas dagen na het lezen van dat nogal plotse berichtje drong het tot me door wat ze er werkelijk mee had willen zeggen: Vaarwel en tot nooit meer. Ik vind je fabulous, zei ze, maar heb momenteel andere zaken aan mijn hoofd. Tja, wat had ik nu werkelijk verwacht van een 24-jarige single mom? Ik bleef gedesillusioneerd achter, verlaten en alleen; teleurgesteld, eenzaam en heartwrecked. Ik was er slecht aan toe en met name mijn zelfvertrouwen had eronder geleden. Sheila was het eerste meisje dat me, na weken, uitgebreid aandacht schonk – een kans die ik met beide handen aangreep, het feit negerend dat dit meisje misschien wel eens niet mijn type zou kunnen zijn. De laatste regel van mijn sonnet spreekt boekdelen. “Een weg met u naar ons: een nieuwe start.” Dat wil zeggen: ik zocht een nieuwe start en vertrouwde er blindelings op dat ik me zonder problemen kon binden aan deze meid, ze kon me immers waarderen! Een weg met u naar ons… Het is typisch voor jeugdliefdes dat ze halsoverkop ontstaan: jonge, onervaren boys en girls voelen vlindertjes, vinden een “klik” of krijgen plots aandacht van het andere geslacht. Ze denken niet dat dit Liefde is, het langverwachte antwoord op hun prangende levensvragen; ze weten het, want ze voelen het. Ik was daarin niet anders. Ik kreeg Sheila in de schoot geworpen, juist toen ik iemand nodig dacht te hebben. En wie weet was het een eenmalige kans! (Ik was jong en ontzettend onzeker.) Ik stortte me op haar, ging jagen op haar. En zij, hoewel twijfelachtig – ze had al een stuk of vijf korte jeugdliefdes achter de rug – ging uiteindelijk in op mijn avances. Ik was dolgelukkig, ik was niet meer alleen! Het aanbreken van een nieuwe dageraad, een heuse wedergeboorte. Sheila was mijn vertroosting, the antiseptic to my sore.


    Ik heb haar erg graag gezien. Maar van genegenheid alleen kan een relatie niet leven. Het ging de eerste maanden goed tussen ons, maar er vrat met momenten een zware twijfel aan me. Het was iets dat ik niet meteen kon thuisbrengen: ik had toch niets te klagen? Ik had gevonden wat ik zocht: een lief, dat ik behoorlijk aantrekkelijk vond, dat best lief en schattig was en waar ik goed mee overweg kon. Wat schortte er aan? Het was een onbestemde schaduw die over me hing, en in die “duistere periode” schreef ik het volgende (gebrekkige) gedicht:                                 

                      
          INVISIBLE CANCER

     

     

    Invisible cancer

    Eating UP the wall

    You Fall you break
    YOU break the fall

     

    Awareness grows

    Unconsciously. conscience gnaws

    inside. Insides groan

    The nausea


    Stuck in a room, a small room

    But not mine

    There’s no out, there’s no in

    and nowhere to begin

    The sin.

     

    And in the end nothing’s real.

     

    Het lijkt hier haast om een gewetenskwestie te gaan, en misschien was het dat ook wel. Zat het me dwars dat ik zo gejaagd had, en dat ik Sheila in het diepst van mijn gedachten een stuk minder bewonderde dan ik haar liet blijken? Ze was een meisje, wat onvolwassen, wat oppervlakkig. Ze moet me wat kinderachtig geleken hebben, al paste ik me aan en deed het me ergens deugd om samen met haar het kind uit te hangen. Simpliciteit kan soms een zegen zijn, voor iemand met een natuurlijke aanleg voor tragiek, een mijmeraar als ik. Misschien speelde ik een rolletje, maar het voelde vaak juist aan alsof ik lekker mezelf was bij Sheila, zonder alsmaar door te denken en te piekeren over de dingen. Toch kreeg ik af en toe het beklemmende gevoel Sheila voor de gek te houden, en me niet meer te kunnen terugtrekken. Haar dumpen zou ik nooit gekund hebben – of ik zou al een minnares gehad moeten hebben. Want alleen zijn kon ik niet meer. Ik wist dat dan de machine in mijn hoofd me weer in een neerwaartse spiraal van eenzaamheid zou brengen...

    De laatste regel van het gedicht – and in the end nothing’s real – kan op twee manieren geïnterpreteerd worden. In de eerste plaats lijkt het een pessimistisch besef van teleurstelling en bedrog uit te drukken: niets is echt, met andere woorden mijn relatie is fake en mijn gevoelens voor Sheila zijn fake, dus ik houd ons allebei voor de gek. Maar ik denk dat ik de regel destijds niet zo bedoeld had. Volgens mij is het een aan mezelf geadresseerde aanmaning tot zwijgen: ik hield mezelf voor dat mijn twijfels nep waren. Mijn getwijfel kwam slechts voort uit mijn pessimistische aard, mijn aanleg voor tragiek, en ik hoopte dat, zo lang ik er geen uiting aan gaf en er met niemand over praatte, ze mettertijd gewoon zouden weggaan. Uiteindelijk heb ik er wel met enkelen over gepraat, zij het zeer voorzichtig. De twijfels gingen langzaam over, al waren ze achteraf gezien geheel terecht.

    Wordt vervolgd...

    07-03-2009, 00:00 Geschreven door J.W.  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sheila (2)

    Bijna twee volle jaren gingen voorbij. Schommelingen wuifde ik weg als noodzakelijk in elke gezonde relatie, maar de zaak werd steeds erger. En dan, plotseling, was het zo ver: de crisis. Of het aantal ruzies werkelijk zo drastisch was toegenomen weet ik niet, ik leefde wat in mijn eigen wereldje toen, maar de crisis was een onontkenbaar feit. Het drong pas volledig tot me door toen Sheila op een dag op msn, nadat ik tegen haar was uitgevlogen (ik was ziek, oververmoeid en had een rotdag gehad), voorstelde om uit de stand van zaken onze conclusies maar te trekken. Dat ze haar woorden meteen weer inslikte met een apathisch “nee niks, laat maar”, maakte geen verschil. De teerling was geworpen, de woorden waren gesproken. Ik wist dat het nu niet lang meer kon duren.

    Het was de eerste keer dat ze in alle ernst had voorgesteld om uit elkaar te gaan. Voorheen waren onderwerpen als “hoe zou het ons vergaan als het ooit gedaan is tussen ons”, “wat zouden de gevolgen zijn”, “hoe zouden we het opvatten (naar elkaar toe)”, “hoe lang zou onze relatie eigenlijk nog duren”, … weliswaar al aan bod gekomen, maar steeds in ludieke context, grappend. Nu was het ernstig. De harde realiteit van de dingen had me maandenlang boven het hoofd gehangen, om nu als een bijlslag op me neer te komen. Het was alsof ik na lange tijd weer de ogen opende en met een schok besefte waar we naartoe gingen... en waar we vandaan kwamen. 

    Want terugblikkend zag ik hoe Sheilas ontevredenheid, somberheid, teleurstelling en wanhoop alsmaar verergerd waren en hoe ik in respons verwoede pogingen had gedaan om onze schijnrelatie weer te doen blinken. Maar de glans was er steeds weer vanaf gesleten, wat me steeds meer van Sheilas vertrouwen had gekost. Het was aan haar te zien, het arme kind. Vroeger zo buitengewoon optimistisch en vrolijk – ik had het oneerbiedig naïef genoemd – maar nu... somber, stil en introvert. En het was verdomd aanstekelijk, zodat ik ook zelf steeds meer het hoofd liet hangen.

    Tussen twee biertjes door bracht ik Hans-Lode (die ik altijd heb beschouwd als mijn dichtste vertrouwenspersoon) ervan op de hoogte dat het met Sheila niet meer van een leien dakje liep, en dat ik het maar eens moest laten varen – ik had immers mijn best gedaan. Dat was dan buiten hem gerekend, want tot mijn verbazing verzette hij zich hevig tegen mijn defaitisme. Ik was er wat door uit het veld geslagen: was dit dezelfde Hans-Lode die twee jaar geleden, toen het gerucht zijn oren bereikte dat ik met Sheila naar de film zou gaan, haar lachend “die mammoet” had genoemd? Niet dat hij Sheila ooit in haar gezicht had uitgelachen – al helemaal niet nadat het hem duidelijk was geworden dat ik het wel eens zou kunnen menen met haar – maar onderhuids bleef de minachting die hij voor haar had maandenlang hangen. We praatten dan ook zelden over haar en hij vroeg me hooguit af en toe uit beleefdheid hoe het stond tussen ons.

     

    Waarachtig, ik had me soms geschaamd voor Sheila in Hans-Lodes bijzijn. Ik herinner me een avond... waarop ik me voelde alsof ik mijn eigenwaarde had opgeofferd voor goedkoop genot, mijn verstandelijkheid voor vulgaire lichamelijkheid. Het was op een feestje dat ik ooit thuis gaf. Ik weet niet meer juist wanneer; mogelijk tijdens de lesvrije week die ergens viel rond eind januari of begin februari van het jaar 2007. Er werd wat gedronken, gebabbeld en gelachen in de livingzetels. We waren met acht: Kristof, Yannick, Hanne, Hans-Lode, John, Sanne en Sheila. De avond ging mooi van start, maar naarmate het later werd ontspoorden de dingen een beetje. John en Sanne begonnen alsmaar plakkeriger te worden. Ik wist hoe slecht Hans-Lode openbaar gevoos kon verdragen. Kinderachtig en asociaal vond hij het, en ik kan niet ontkennen het ook zelf een behoorlijk irritante gewoonte te vinden. Ik weet nog goed hoe Sheila naast John en Sanne zat: wat alleen, onzeker, maar met een vrolijke glimlach. Ze kende mijn vrienden nauwelijks, maar deed hard haar best. Ik kon haar zo niet langer alleen laten zitten, naast die tongdraaierige intimiteiten van Sanne en John. Ik ging er naartoe en nam haar bij me op schoot. Ik weet niet precies wat me stuurde: het hele vriendje-vriendinnetje-gedoe was nieuw voor me, dus probeerde ik (soms wat stuntelig) te voldoen aan wat ik de plichten en verwachtingen waande van een goede minnaar. Maar dat geflikflooi van het naburige koppel had Sheilas libido niet onaangetast gelaten – zij wou ook wat. Gehoorzaam beantwoordde ik toen aan de verlangens van mijn kersverse liefje, ditmaal gestuurd door méér dan enkel een vaag plichtsbesef...

     

    Dus daar zaten we dan: twee verliefde paartjes op de ene zetel, de vier overige genodigden wat deftiger en volwassener gezeten op de andere. Het voelde vreemd en ongemakkelijk aan. De scheiding der zetels leek perfect de tweestrijd te symboliseren die zich in mij afspeelde. Enerzijds wou ik gewoon lekker genieten van de wulpse lieftallige meid die bij me op schoot zat. Anderzijds schaamde ik me dood, als gastheer, als kameraad, en wilde ik me liefst van al losbreken uit deze onbehoorlijke situatie. Ik voelde al gauw Hans-Lodes priemende afkeer op onze zetel neerdalen. En op mij: teleurstelling? Zou hij op dat moment mijn waardigheid hebben betwijfeld? Het heeft naar mijn herinnering niet lang geduurd voor ineens de minder orgiastische van de twee zetels leegliep: Kristof, Yannick, Hans en Hanne vertrokken, gezamenlijk. Maar tussen hun plotse vertrek en het gestoei in onze zetel hoeft natuurlijk niet per se een verband te bestaan.

     

    Misschien heeft Hans het die avond voor het eerst goed beseft. Dat ik mijn ziel aan de duivel had verkocht.
    Voor John vindt hij een dergelijk contract vast nog wel eerlijk: iemand met een zieltje dat licht genoeg is om te blijven drijven komt er immers goedkoop vanaf. Maar in mijn geval moet hij het pure afzetterij gevonden hebben. Ik had mijn ziel in de hand gewogen en was ten onrechte afgeknapt op het ruwe oppervlak ervan. Vanavond ervoer ik pas voor het eerst de hoge tol die ik betaalde. Het “zuivere” volk was vertrokken. Ziel en geest hadden het huis verlaten, loze zinnelijkheid en ontucht kwamen er voor in de plaats. In een moment van inwendig protest trachtte ik me nog terug te trekken in de muzikaliteit en harmonie van mijn piano, alsof wanhopig naar iets op zoek, iets dat enkel in afzondering en individualiteit kon worden teruggevonden. Maar het was te laat. Het was John die plots de piano dichtsloeg, me indringend aankeek, en met een gebiedende vinger op Sheila wees. Hij was die avond de advocaat van de duivel, en hield me de kleine lettertjes van mijn contract voor. Machteloos boog ik het hoofd, en nam Sheila in een innige omhelzing.


    Ja, Hans-Lode gaf het allemaal gewillig toe: hij was er die eerste maanden van overtuigd geweest dat ze absoluut niet bij me paste. Sheila had hem veel te oppervlakkig toegeschenen om een man van mijn kaliber waardig te zijn. Ik zei dat die sceptische houding zeer terecht was geweest en dat ik niet begreep wat hem van mening had doen veranderen. “Toewijding,” verklaarde Hans. “Ze was echt wel  toegewijd. Ze had heel veel voor u over.” Ik meende bewondering in zijn stem te bespeuren en, aan mijn adres, verwijt. Hij beweerde ingezien te hebben dat Sheila en ik op verscheidene vlakken toch goed bij elkaar pasten, al kan ik me niet bepaald herinneren dat hij veel voorbeelden heeft gegeven. Hij was dan ook niet helemaal zeker van zijn stuk, zich pijnlijk bewust van de keerzijde van het verhaal: hij had gezien hoe laks ik was in de relatie, hoe weinig blijk ik gaf van inzet, overgave en de motivatie om voor mijn relatie te vechten als het nodig was. “Maar als je om haar geeft, moet je er nu echt wel helemaal voor gaan, de volle honderd procent,” zei hij op haast smekende toon. (Grappig hoe veelzijdig en veranderlijk de mens is.)

    Maar er zat ook iets van schrik in Hans-Lodes woorden. Schrik om me na twee jaar weer als single mee te maken, schrik voor verandering en bovenal schrik voor de breuk. Hij benadrukte nogmaals dat een toewijding zo verregaand als die van Sheila zeldzaam is. Het geduld dat ze al bijna twee jaar had met mij, was echt een niet te onderschatten verdienste - Ik was volgens Hans namelijk “nogal excentriek.”

     

    Op dat moment reed mijn trein het station binnen. Ik bedankte Hans-Lode voor zijn gastvrijheid en de geslaagde peptalk, stapte in en nam afscheid van het Gentse. Het uitstapje had me goed gedaan, ik blaakte weer van optimisme. Verdorie, het moet gezegd worden: als er één iemand is geweest die me op zelfs de meest neerslachtige momenten weer in Sheila, mezelf en mijn relatie kon doen geloven, dan is het Hans wel.

     

    Wordt vervolgd...

    07-03-2009, 00:00 Geschreven door J.W.  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    12-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sheila (3)

    Helaas, de goede moed was van korte duur.
    Een relatie kan, zoals eigenlijk alles in deze wereld, op twee manieren tot een einde komen: hetzij ineens, met een knal, een explosie van emoties, hetzij geleidelijk aan, als een lijk in ontbinding of een opbrandende kaars. De laatste, misschien minder spectaculaire van de twee mogelijkheden is in mijn geval van toepassing geweest. Maar niet getreurd, want elk verval kent toch zijn climax. En in mijn inwendige passieve moord op Sheila vallen niet één maar twee climaxmomenten aan te duiden. Een eerste kondigde het einde van mijn reeds te lang aanslepende relatie aan, en is te situeren een week voor de feitelijke bezegeling van de breuk. Die viel me al bij al trouwens nog best mee. Het was haast té gemakkelijk. Hans-Lode raakte er dan ook niet uit wijs: “Hoe kunt ge er zo kalm onder blijven? Fuck, kerel. Ik weet nog toen het met Cally gedaan was, ge zijt toen echt wekenlang depressief geweest.” Wekenlang? Hm, had Sheila dan misschien nooit zo veel voor me betekend als Cally? Maar zo simpel was het niet. Een relatie van twee jaar leg je niet zomaar naast je neer. De zwaarste klap moest nog komen. Dat was het tweede climaxmoment. Ik was... onvoorbereid. Diep in de grond van mijn wezen werd ik getroffen. Voor eens en voor altijd heb ik de waardevolle les geleerd dat gewillige zelfbegoocheling niet loont. Eerlijk duurt niet per se het langst, maar – bij God! – het kan je soms een hoop ellende besparen…

     
    Het eerste hoogtepunt kwam op een vrijdag- of zaterdagavond, eind november of begin december van het jaar 2008.
    Het kan niet lang na het begin van de al eerder vermelde relationele crisis zijn geweest. Ik zat aan mijn laptop, op mijn kamer in Hasselt. De msn-conversaties met Sheila verliepen hoekig en koel, met af en toe de dreiging van een uitbarsting. Er zat haar iets dwars. Ik vroeg ernaar, ik drong aan. “All right," sprak ze uiteindelijk, "I’ll pour my heart out. Maar het gaat u kwetsen.” Ik hield mijn adem in en mijn hart vast.
    Het onderwerp was overspel. Ze had een dubbele bekenning. Allereerst: de mysterieuze smsjes die ik de afgelopen week had ontvangen? Shit... Ik had het kunnen weten.


    Ik had op een dinsdagavond een bericht ontvangen van een mij onbekend gsm-nummer. Iets als “hoi, jij kent mij niet maar ik jou wel. Twijfel al een tijdje om je aan te spreken, dus nu stuur ik je maar een smsje xxx.” De timing was formidabel. Ik maakte juist een wat moeilijke periode door, deels vanwege Sheila, deels door een geval van gsm-fraude waaraan ik tot mijn diepste schaamte ten prooi was gevallen. Ik had de schade tot 16 euro kunnen beperken, maar het feit dat ik was bedrogen frustreerde me enorm. Ik heb zelfs mijn nummer moeten veranderen om de fraudeurs van me af te schudden. In alle tegenslag was ik dus bijzonder gevoelig voor het mysterieuze smsje. Met ingehouden enthousiasme stuurde ik dan ook een bericht terug.

    De volgende dag bracht een ontgoochelende wending: een nieuw smsje, waarin de zender zich verontschuldigde – ze had naar het verkeerde nummer gestuurd. Dus, de geheime aanbidster had toch niet mij in gedachten gehad... Bah. Ik weigerde me er bij neer te leggen, en stuurde roekeloos terug dat ik niet in toeval geloofde en dat ze wist waar ze me kon bereiken, indien ze me alsnog wilde leren kennen. Of ik dan geen vriendin had, vroeg ze. Ik rook onraad. Haar vraag volgde niet logisch op mijn bericht. Mijn nieuwsgierigheid won het echter van mijn achterdocht. "Maakt dat uit?" was mijn wedervraag. Mijn voorstel om elkaar te leren kennen was immers volstrekt onschuldig geweest? Maar dat bleek het verkeerde antwoord te zijn, want ze haakte af met de smoes dat Leuven sowieso te ver lag voor haar. 
    Tot zover het avontuur... En ik was niet eens haar naam te weten gekomen.


    Maar nu kwam ik er alsnog achter. Haar naam was Sheila. Was het een test? Neen, dat ontkende ze. Maar wat dan wel? Een uit de hand gelopen grap? Ha! Niemand die er na afloop nog om kon lachen! In allerijl legde ik de situatie uit aan Hans-Lode, die op dat moment ook online was. Sheila bleef kalm. Ondanks het incriminerende gegeven dat ik hardnekkig had aangedrongen om met de geheime aanbidster kennis te maken, lag er in haar conclusie meer zelfverwijt dan beschuldiging: hoe kon ze zo bezig zijn met het saboteren van haar eigen relatie! Euh... ik vergaf het haar zonder al te veel moeite en wist me op de koop toe uit mijn eigen schuld te lullen: nergens in de smsjes had ik immers blijk gegeven van overspelige bedoelingen – al waren die er in mijn verbeelding weldegelijk geweest, iets dat ik wijselijk voor mezelf hield. Het maakte Sheila allemaal weinig uit... wat haar echt dwars zat was het tweede deel van haar bekentenis. Ze had op het vlak van overspel meer schuld dan ik...

    “Het belangrijkste is dat ge het hoe dan ook niet hebt gedaan,” kwam er uit mijn toetsenbord na haar uitleg, maar ik voelde de aarde beven onder mijn voeten. Ik slikte. Stond ik op het punt alles kwijt te raken? “Man. Echt waar, ga naar haar toe. Ze heeft u momenteel hard nodig. Nu moet ge uzelf echt bewijzen,” fluisterde Hans-Lode me in het andere msn-kader toe. Besefte hij niet dat de thuisploeg dit seizoen enkel slechte wedstrijden had gespeeld? Dat we aan ons allerlaatste spel waren toegekomen? Je kon de ontbinding al ruiken... maar ik kon niet op de zijlijn blijven staan. Ik moest het veld op. Misschien als we deze wedstrijd konden winnen... dat er dan nog hoop is voor ons? Ja, dat moest wel. Ik had het in me zitten om te winnen, om Sheilas heldhaftige ruiter op het witte paard te zijn. Ik was immers bereid haar alles te vergeven: dat, moest ze inzien, had toch ook zijn waarde.


    Kenny… de vuile schurk had mijn meisje willen verleiden. Maar Sheila had de vuurproef weerstaan! "Ik zou gewoon niet kunnen leven met de gedachte dat ik u bedrogen heb," had ze in tranen gezegd (want ook dat is mogelijk op msn). Sheila bleek trouw en toegewijd, zelfs in het uiterste dieptepunt van de relatie. Hans-Lode had gelijk gehad. Het werd tijd dat ik Sheila de liefde en waardering gaf die ze altijd had verdiend. 
     
    - Hey. Seg, er zijn wat probleempjes met Sheila. Ja, een beetje ruzie enzo. Ik ga naar Bilzen om het een en ander recht te zetten. Ik zal daar dan wel blijven slapen enzo. 'T is dat je het weet.
    - Ok. Hoe kom je morgen terug naar huis en hoe laat?
    - Dat zien we dan nog wel. Ik bel je morgenmiddag op.
    - Ok, is goed hoor. Veel plezier. Ik zit hier nog op dat boerenkrijg-gedoe nu, dus…
    - Zorg dat mama op de hoogte is. Valt het een beetje mee daar?
    - Ja ja. Dat zal hier nog wel even duren, ik laat ze maar gewoon doen.
    - Ok, mijn bus naar het station is hier. Ik moet ophangen.
    - Wat? Ok, ja. Dáág.
    - Dáág.

     

    Het station. Wachtend op de 20a, de lijn die mijn wereld verbond met de hare. Het zou een van de laatste keren zijn dat ik die bus nam.
    Ik wachtte, en las in het sprookjesachtige De Kleine Johannes van Frederik Van Eeden. Dit op romantische leest geschoeide boekje leek mijn gemoed te manipuleren - of misschien was het juist mijn bewogen gemoed dat me openstelde voor het romantische gevoelsleven dat nodig is voor een volle waardering van Van Eedens werk? Maar tot tranen kwam ik niet. Nog niet. Ik vroeg me af wat Sheila van De Kleine Johannes zou vinden, mocht ze het ooit lezen. Saai, ouderwets en elitair waarschijnlijk, al hield ze wel van sprookjes. Als ik haar sprookje nu eens waar kon maken… Het lag in mijn vermogen, dat had ik in het verleden al ondervonden, maar kon ik de wilskracht nog opbrengen?
    De bus kwam. Ik stapte op. “Bilzen, alstublieft.”

    12-03-2009, 00:00 Geschreven door J.W.  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
    Archief per week
  • 09/03-15/03 2009
  • 02/03-08/03 2009

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs