|
januarie 2016
Zelfs de meest fervente wegkijker kan zo
langzamerhand het bekende struisvogelgedrag niet meer volhouden.
Na de grote aanslagen in Frankrijk en in andere landen in 2015, de
talloze verijdelde aanslagen, de massale aanrandingen door groepen (overwegend)
moslim mannen met Oud & Nieuw in Duitse steden en de immer voortdurende
aanslagen in het Midden-Oosten zelf (waar overigens nog steeds de meeste doden
vallen) ontkomt niemand meer aan de constatering dat er iets grondig mis is met
op zijn minst delen van de islamitische bevolking in deze wereld. Over de
verklaring daarvan lopen de meningen dan weer uiteen.
Grofweg kunnen we twee hoofdstromingen herkennen in
het debat. De ene stroming wijst op de islam zelf en de ontwikkelingen
binnen dit geloof (tevens ideologie en rechtssysteem) als hoofdoorzaak van de
radicalisering. Vertegenwoordigers van deze stroming, hoewel onderling
verschillend, zijn bijvoorbeeld Ayaan Hirsi Ali, Geert Wilders, de Belgische
Wim van Rooy (bekend van het boek Waarover men niet spreekt) en
zijn zoon, politicus Sam van Rooy.
De andere stroming vinden we in het progressieve
kamp. Zij zien gebrek aan gelijkheid in de westerse wereld als hoofdoorzaak van
de radicalisering die we nu zien. Ze denken dat het geloof daarin een
secundaire rol speelt, c.q. misbruikt wordt door fanatici. Bekende uitingen van
deze stelling zien we bij de politicus Alexander Pechtold met zijn in 2015 in
NRC gepubliceerde stuk Pak de ongelijkheid aan, daar
komt die radicalisering vandaan of EU supercommissaris Frans Timmermans die onlangs gebrekkige toegang tot
onderwijs aanvoerde als oorzaak voor radicalisering en aanslagen, eraan
voorbijgaande dat veel terroristen goed opgeleid zijn.
Ook bekende wereldleiders als Obama, Merkel of Cameron en in hun
kielzog de brave naäper Mark Rutte houden vast aan dit verhaal van maatschappelijke
oorzaken voor radicalisering en weigeren steevast om de islam c.q. stromingen
binnen de islam te benoemen als oorzaak voor radicalisering en terreur, hetzij
uit overtuiging (Obama, Merkel) hetzij uit politieke correctheid (Cameron,
Rutte).
Wat ik in dit artikel wil betogen is dat we misschien niet naar één
verklaring moeten kijken maar meerdere gezichtspunten naast elkaar kunnen
overwegen, waarbij het ene perspectief (islam of politieke islam als oorzaak
van radicalisering) en het andere perspectief (ongelijkheid als bron van
frustratie) elkaar kunnen aanvullen voor een beter begrip.
De Koran is een radicaal boek
Sam van Rooy stelt in dit goed onderbouwde artikel dat alleen al de heilige plicht
tot jihad de Koran tot een radicaal boek maakt. Van Rooy schrijft:
Na een aandachtige
lezing van Mein Kampf stelde Winston Churchill: Hier had men dan de nieuwe
Koran vol blind geloof in de oorlog: gezwollen van taal, breedsprakerig en
vormloos maar onheilspellend. Men kan inderdaad niet ontkennen
dat de Koran in heel wat passages eerder op het reglement voor de krijgstucht
van een oorlogvoerende natie lijkt dan op een religieus boek. Wie de Koran
leest zal vaststellen dat hij minstens 164 oorlogspassages of jihadverzen
bevat. In essentie gaat deze grondwet van de islam dan ook over de plicht tot
jihad (strijd) tegen de ongelovigen en het ongeloof. Een van de vele tot geweld
oproepende Koranverzen zoals doodt hen waar ge ze ook maar kunt vinden (Koran
2:191, 4:89 en 4:91) is typerend. De talloze letterlijke oproepen in de Koran
om oorlog of jihad te voeren tegen de ongelovigen, zijn niet plaats- en
tijdsgebonden maar onbegrensd in ruimte en tijd; ze zijn universeel.
Sam van Rooy geeft in zijn artikel ook helder aan waarin de islam zich
onderscheidt van het christendom. Dit perspectief van de Koran zelf als bron
van radicale islamitische stromingen maar blijven ontkennen, zoals onze
bestuurlijke en media-elite doen, is niet alleen dom maar ook buitengewoon
gevaarlijk. Het zou in het uiterste geval kunnen leiden tot de vernietiging van
de westerse, christelijke maatschappij en cultuur.
Dit gezegd hebbende, geloof ik niet dat we daarmee hoeven te ontkennen
dat maatschappelijke ongelijkheid ook een factor is in radicalisering. We
moeten ook onder ogen durven zien dat het opgeven of uithollen van de
natiestaat met haar bindende waarden ten faveure van het internationale ideaal
van zowel marxisten en kapitalisten (twee uitersten die elkaar bestuurlijk
gezien wonderwel wisten te vinden de afgelopen 40 jaar) een cruciale factor is
geweest in het vergroten van de ongelijkheid.
De gelijkheidsillusie als bron van
rancune-ideologieën
Hoewel ik vind dat te grote ongelijkheid bestreden moet worden door een
verstandig sociaal-economisch beleid met de natiestaat als bindende factor, ben
ik het eens met wijlen Menno ter Braak (1902 1940), de bekende schrijver en
antifascistisch intellectueel uit het interbellum die in zijn Rancuneleer als
verklaring voor het toen opkomende fascisme ik schreef er ooit dit artikel over poneerde dat absolute
gelijkheid onmogelijk is, om zowel biologische als sociologische redenen.
Ook in onze tijd is dat zo. Als jongeren via onderwijs, media en
politiek voortdurend een beeld voorgeschoteld krijgen van de maatschappij als
gelijkheidsparadijs terwijl de maatschappelijke realiteit een totaal andere is,
zeker voor minder slimme mensen, dan ligt rancune als voedingsbodem voor
radicalisering op de loer. Ik vrees dat dit effect de komende jaren door de
uitstoot van werk op MBO 2/3 niveau in Nederland als gevolg van
informatisering, alleen maar sterker zal worden.
Ter Braak stelde dat het democratisch socialisme
verantwoordelijk is voor het constant opwekken van de gelijkheidsillusie en
daardoor indirect bijdraagt aan een grote maatschappelijke rancune, die zijn
uitweg vond in extreme politieke stromingen als fascisme. Ook verweet hij
kopstukken van het democratisch socialisme dat zij er geen oogenblik
aan zullen denken practisch iets te doen voor de verwezenlijking van een
gelijkheid, die in hun nadeel zou zijn! Ziedaar de groote paradox eener democratische
maatschappij, waarin de rancune niet alleen aanwezig is, maar ook wordt
aangemoedigd als menschenrecht!, aldus Ter Braak in de jaren dertig.
Dit lezende ligt het voor de hand te denken aan kopstukken van partijen
als PvdA, D66, GL, van organisaties als EU en VN of NGOs als
Vluchtelingenwerk. Kopstukken, die vaak vanuit hun fraaie villas in
lommerrijke straten de gelijkheid bezingen en het beleid van open grenzen graag
willen voortzetten, zonder bij de consequenties daarvan voor de sociale cohesie
stil te staan.
Juist de doorgeslagen benadering bij immigratie op basis van rechten
(asielrecht, recht op familiehereniging) zonder te kijken naar
inpasbaarheid van de immigrant in onze arbeidsmarkt en in de westerse cultuur,
zorgt immers al 40 jaar voor de grootste problemen. De islamitische religie
lijkt deze problemen te verergeren, al denk ik nog altijd dat we moeten
oppassen voor al te makkelijke generalisaties.
Zo beschouwd is er weinig veranderd ten opzichte van de crisis in de
jaren dertig van de vorige eeuw; alleen lijken fascisme en nazisme nu plaats te
hebben gemaakt voor islamisme als de grote rancune-ideologie.
|